Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit

De Voorzitter van de Tweede Kamer
der Staten-Generaal

Postbus 20018
2500 EA DEN HAAG
Datum 31 augustus 2009

Betreft Kamervragen over miljoenkippencity's

Geachte Voorzitter,

Hierbij stuur ik u, mede namens de minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, de antwoorden op de vragen van het Kamerlid Thieme (PvdD) over miljoenkippencity's (ingezonden 30 juli 2009).


1
Kent u het bericht "Zes miljoenkippencity's"? 1
Ja.


2
Is het waar dat in een gemeente als Someren meer dan 65 kippen per inwoner worden gehouden?
Ja dat klopt, namelijk 66.


3 en 5
Deelt u de mening dat in het kader van de verspreidingsrisico's van dierziekten een cumulatie van bio-industriële dierpopulaties onwenselijk is? Zo nee, waarom niet?
Deelt u de mening dat in het kader van dierziektenpreventie en ruimingsprotocollen een cumulatie van bio-industriële bedrijven ongewenst is? Zo nee, waarom niet?
De grootste risicofactor voor verspreiding van dierziekten is het transport van dieren en directe contacten tussen bedrijven.

In regio's met hoge dichtheid van veehouderijbedrijven vinden meer transporten plaats en daardoor is de kans mogelijk groter op verspreiding van dierziekten. Nederland heeft, als land met in het algemeen een hoge veedichtheid, leren omgaan met deze risico's. Daardoor is een zeer hoge hygiënestandaard ontwikkeld en de contactstructuur en het transport sterk gereguleerd. Het verschil in risico tussen regio's met veel en met minder dieren is hierdoor slechts gradueel. Bij een uitbraak van een besmettelijke dierziekte is het beleid dat er zo snel mogelijk wordt gevaccineerd en zo min mogelijk wordt geruimd.


4
Deelt u de mening dat in het kader van dierenwelzijn een cumulatie van bioindustriële dierpopulaties ongewenst is? Zo nee, waarom niet?
Deze mening deel ik niet met u. Zoals in het antwoord van mijn collega, de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, over uw vragen ten aanzien van volksgezondheid in relatie tot megastallen (2009Z14415) dienen alle bedrijven, groot, klein, intensief of extensief te voldoen aan de huidige wet- en regelgeving voor dierenwelzijn. Ik streef daarnaast naar een duurzame veehouderij. In de recent uitgebrachte Uitvoeringsagenda Duurzame Veehouderij hebben diverse partijen aangegeven de komende 15 jaar een bijdrage te zullen leveren aan een duurzame veehouderij waarin, met behoud van concurrentiekracht, wordt geproduceerd met respect voor mens, dier, milieu en omgeving.

6
Bent u bereid een mens/dier-ratio te ontwikkelen, waarin een maximum gesteld wordt aan het binnen een gemeentegrens maximaal te houden dieren in relatie tot het aantal inwoners van die gemeente? Zo ja, op welke termijn en wijze bent u bereid invulling te geven aan een dergelijke mens/dier-ratio? Zo nee, waarom niet?
Nee, daarvoor zie ik geen redenen.

7
Is het waar dat veel gemeenten wel maxima hanteren aan het maximaal door particulieren te houden paarden, honden, katten of andere huisdieren, maar dat geen grenzen gesteld worden aan het maximaal te houden aantal productiedieren? Vanwaar dit onderscheid? Bent u bereid hier verandering in te brengen? Zo nee, waarom niet?
Nee dat is mij niet bekend.

8
Bent u bereid onderzoek te laten verrichten naar de gezondheidseffecten op mensen in gebieden waar aanzienlijk meer dieren dan mensen wonen, gelet op de geluiden daarover vanuit de medische sector? Zo ja, op welke termijn en wijze? Zo nee, waarom niet?
Op 28 mei 2009 jl. (TK 2008/2009, 28 973, nr. 35) heeft de minister van Volkshuisvesting, Welzijn en Sport, mede namens mij, een brief over intensieve veehouderij en gezondheidsrisico's aan uw Kamer gestuurd.

DE MINISTER VAN LANDBOUW, NATUUR EN
VOEDSELKWALITEIT,
G. Verburg