Advies nr 46 van het Raadgevend Comité voor Bio-ethiek betreffende fertiliteitsbehandelingen op verzoek van een gedetineerde.
28/08/2009 16:00
Comité consultatif de Bioéthique de Belgique
Op de persconferentie van 28/8/2009 heeft het Bureau van het Raadgevend Comité voor Bio-ethiek het advies nr 46 betreffende fertiliteitsbehandelingen op verzoek van een gedetineerde, voorgesteld.
Advies nr 46 van 19 januari 2009 betreffende fertiliteitsbehandelingen op verzoek van een gedetineerde.
Moet aan gedetineerden de toegang worden gewaarborgd tot vruchtbaarheidsbehandelingen, met inbegrip van medisch begeleide voortplanting en ongedaan maken van sterilisatie? De vraag die aan het Comité werd voorgelegd bleek netelig in meer dan één opzicht.
Tot voor kort willigden de penitentiaire gezondheidsdiensten deze verzoeken over het algemeen niet in. Hun opdracht beperkte zich tot het verlenen van curatieve zorgen en het bijdragen tot gezondheidspreventie, gezondheidsbescherming en de re-integratie van de gedetineerden. Anders gezegd, gingen hun prioriteiten uit naar het vervullen van de basisbehoeften van de gedetineerden en niet naar het vervullen van hun wensen.
De evolutie van de wettelijke bepalingen en van de rechtspraak op het gebied van mensenrechten, zowel op nationaal als internationaal vlak, heeft deze situatie veranderd. Deze evolutie is gericht naar het vergroten van de bescherming, stelt het gelijkheidsbeginsel in de toegang tot medische zorgen voorop en verruimt de dekking van de kosten, ook voor de gedetineerden. Deze onomkeerbare evolutie in de geest en de praktijk wordt in België bekrachtigd door de basiswet van 12 januari 2005. Deze wet legt het principe van de gelijkwaardigheid vast van de gezondheidszorgen die intra muros in de Belgische gevangenissen worden verstrekt en de gezondheidszorgen die extra muros worden verleend. Bijgevolg zouden vruchtbaarheidsbehandelingen die in de vrije samenleving beschikbaar zijn, ook toegankelijk moeten zijn tijdens de detentie in functie van de specifieke noden van de gedetineerden.
Het belangrijkste probleem dat de vruchtbaarheidsbehandelingen doen rijzen - net zoals overigens de ongestoorde bezoeken - heeft te maken met het doel ervan: de mogelijkheid dat kinderen in de gevangenis worden geboren en er verblijven. Gezien de huidige toestand van de gevangenis, vormt deze duidelijk een zeer ongunstige omgeving voor het welzijn en de ontwikkeling van het kind. In de context van de gevangenis lijkt de behandeling van onvruchtbaarheid een conflict te doen ontstaan tussen de rechten en vrijheden van de gedetineerden en het belang van het kind.
Na een gedocumenteerd juridisch en sociologisch onderzoek over de gevangenisomstandigheden in het algemeen en over het leven van jonge kinderen binnen de gevangenis, heeft de grondige analyse van dit uiterst gevoelige probleem binnen het Comité tot een veelheid aan genuanceerde standpunten geleid, die niet kunnen worden samengevat in twee eenvormige standpunten, maar wel in twee hoofdstrekkingen.
De eerste strekking neemt een restrictieve interpretatie aan van het principe van gelijkwaardigheid van de gezondheidszorgen en stelt voor om de mogelijkheid van deze behandelingen voor gedetineerden uit te sluiten, in naam van het principe van het hoger belang van het kind. Verschillende leden van het Comité benadrukken eveneens dat de huidige toestand van de gevangenis en de middelen waarover ze beschikt verplichten tot het stellen van prioriteiten op het gebied van gezondheidszorg.
Volgens de andere strekking vormen de door de wet geformuleerde principes een belangrijke ethische en juridische vooruitgang, die als hefboom zou kunnen dienen voor de noodzakelijke verandering van de sociale positie van de gedetineerden. Aangezien de erkenning van de rechten geen andere uitzondering verdient dan deze waarin de wet voorziet, moet de toegang tot medisch begeleide voortplanting worden gewaarborgd voor gedetineerden zoals voor vrije personen. Net zoals voor vrije personen, is het de verantwoordelijkheid van de gespecialiseerde centra om een bepaalde behandeling al dan niet te starten. Verschillende leden, die zich goed bewust zijn van de diversiteit van de situaties, maar ook van de moeilijkheden die de mogelijkheid om in de gevangenis geboren te worden en er te verblijven doet rijzen voor de kinderen, bevelen een beoordeling geval per geval aan. Om de penitentiaire gezondheidsdiensten en de artsen die buiten de gevangenis werken te helpen bij het nemen van hun beslissing, stellen de leden van het Comité een reeks van factoren voor om rekening mee te houden bij het onderzoek van elke aanvraag, onder meer: de respectievelijke situatie van de wensouders, de aard van het misdrijf en het gerechtelijk verleden, de context van de detentie en gebruikelijke beperkingen ervan, het einde van de straf, het penitentiair verlof, de vooruitzichten op re-integratie in de maatschappij, de voorwaarden van de opvang van jonge kinderen en hun moeder.
De veelheid aan standpunten binnen het Comité heeft de leden echter niet belet om unanieme punten van overeenstemming uit te werken en aanbevelingen op te stellen, met name met betrekking tot de noodzaak van overleg tussen de verschillende betrokkenen, van betere voorlichting van de gedetineerden (zwangerschap, ouderschap, contraceptie), van opvolging van de zwangerschap en verbetering van de opvang van moeders met jonge kinderen. Na afloop van zijn werkzaamheden heeft het Comité meer algemeen de noodzaak benadrukt van een reflectie over de gevangenisomstandigheden en van een verhoging van de middelen om het materiële leven van de gedetineerden te verbeteren.
Voor eventuele hyperlinks en bijlagen:
Zie het origineel