vragen van het lid Peters over Wetgeving om mondiale vrijheid tot het
internet te garanderen
Beantwoording vragen van het lid Peters over Wetgeving om mondiale vrijheid
tot het internet te garanderen
Kamerbrief | 28 augustus 2009
Graag bied ik u hierbij, mede namens de Minister van Justitie en de
Staatssecretaris van Economische Zaken, de antwoorden aan op de
schriftelijke vragen gesteld door het lid Peters over Wetgeving om
mondiale vrijheid tot het internet te garanderen. Deze vragen werden
ingezonden op 2 juli 2009 met kenmerk 2009Z13196.
De Minister van Buitenlandse Zaken,
Drs. M.J.M. Verhagen
Antwoorden van de heer Verhagen, Minister van Buitenlandse Zaken, mede
namens de heer Hirsch Ballin, Minister van Justitie en de heer
Heemskerk, Staatssecretaris van Economische Zaken, op vragen van het
lid Peters (GroenLinks) over Wetgeving om mondiale vrijheid tot het
internet te garanderen.
Vraag 1
Bent u bekend met het artikel "Grenzeloos web wordt alom betwist
territorium"? 1)
Antwoord
Ja
Vraag 2
Deelt u de mening van de Franse Constitutionele Raad dat internet een
fundamenteel mensenrecht is? Zo nee, waarom niet?
Antwoord
De uitspraak van de Franse Constitutionele Raad betrof een
wetsvoorstel om het illegaal downloaden tegen te gaan en zo
intellectueel eigendom te beschermen. Het wetsvoorstel maakte het
mogelijk wetsovertreders, na een aantal waarschuwingen, van het
internet af te sluiten. Met een verwijzing naar de Verklaring van de
Rechten van de Mens en de Burger uit 1789 overweegt de Raad onder meer
dat de vrijheid van meningsuiting een van de meest fundamentele
rechten van de mens is. Daarnaast stelt de Raad dat gezien de
ontwikkeling van moderne media de vrijheid van meningsuiting vrije
toegang tot moderne communicatiemiddelen impliceert. In dit licht was
het wetsvoorstel volgens de Raad disproportioneel.
Het recht op toegang tot het internet is niet als zodanig vastgelegd
in mensenrechtenverdragen, die immers dateren van voor de komst van
internet. Echter, gebruik van het internet dient gezien te worden als
een van de manieren waarop een burger gebruik kan maken van het recht
om informatie te ontvangen en het recht om zijn of haar mening te
verkondigen, zoals onder meer neergelegd in artikel 10 EVRM en artikel
7 Grondwet. Het Europese Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM)
beschouwt het EVRM als een levend instrument. De gebruikmaking van
nieuwe media, waaronder internet, valt dan ook binnen de vrijheid van
meningsuiting als bedoeld in artikel 10 EVRM, aldus het Hof. 1
Derhalve geniet vrijheid van meningsuiting via het internet reeds een
bepaalde mensenrechtelijke status. De regering onderschrijft dit
standpunt en ziet vrije toegang tot en gebruik van het internet als
een uitvloeisel van de vrijheid van meningsuiting. Nieuwe normstelling
is op dit moment niet aan de orde, temeer daar de nationale
jurisprudentie zich reeds op een soortgelijke wijze heeft ontwikkeld.
2
In dit verband is relevant dat de op 9 juli jl. geïnstalleerde
Staatscommissie Grondwet zich onder meer zal buigen over grondrechten
in de digitale samenleving (zie bijvoorbeeld de artikelen 7 en 13
Gw.). 3 Het onderwerp zal dus ook in dit verband aan de orde komen.
Vraag 3
Deelt u de mening dat internet een onmisbaar middel is om van het
recht op vrijheid van meningsuiting gebruik te maken en dat vrije
toegang tot het internet daarom rechtsbescherming verdient in
Nederland en daar buiten? Deelt u de mening dat een plicht om het
recht op vrije toegang tot het internet te garanderen ook moet gelden
voor bedrijven die de toegang tot en het gebruik van internet mogelijk
maken? Zo nee, waarom niet, of in hoeverre niet?
Antwoord
De vrijheid van meningsuiting behoort tot de fundamenten van onze
democratische samenleving. Zij is verankerd in de Universele
Verklaring van de Rechten van de Mens (artikel 19), het Internationaal
Verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten (artikel 19) en het
EVRM (artikel 10). Nederland staat pal voor de vrijheid van
meningsuiting. In verschillende internationale fora heeft Nederland
bepleit dat overheden slechts in zeer beperkte mate grenzen aan dit
recht mogen stellen. Vrije toegang tot het internet is heden ten dage
onmisbaar voor een daadwerkelijk genot van de vrijheid van
meningsuiting.
Bedrijven die internet aanbieden moeten zich uiteraard aan de wet
houden. Zo mogen zij niet discrimineren bij de acceptatie van klanten.
In zoverre bestaat er horizontale werking van grondrechten (de
verplichting van burgers elkaars grondrechten te respecteren).
Uiteindelijk blijft echter de staat verantwoordelijk voor het
garanderen van de vrijheid van meningsuiting. De staat dient te
verzekeren dat dit recht niet geschonden wordt in de relatie tussen
burgers onderling of tussen burgers en bedrijven.
Vraag 4
Hoe oordeelt u over de verkoop van software door de joint venture van
het Finse Nokia en het Duitse Siemens aan het Iraanse telefoonbedrijf
Irantelecom waarmee dissidenten in de gaten kunnen worden gehouden?
Antwoord
Het gebruik van software om geweldloos protest te onderdrukken acht de
Nederlandse regering afkeurenswaardig. Gebruik en verkoop van dit
materiaal is echter niet verboden. Naar aanleiding van de motie Van
Dam - Peters (nr. 31700-V) over internetfiltering en -controle heeft
Nokia Siemens networks contact met mij opgenomen. Het bedrijf stelt
dat de geleverde functionaliteit niet gebruikt kan worden voor data
monitoring, internet monitoring, deep packet inspection, international
call monitoring, spraakherkenning of monitoring of censuur van
internetverkeer.
Vraag 5
Deelt u de mening dat juist in repressieve staten als Iran, internet
een cruciaal medium is voor journalisten, bloggers en
mensenrechtenactivisten om informatie te verzamelen en hun mening vrij
te uiten en te verspreiden?
Vraag 10
Steunt u het initiatief "I proxy Iran" om overtollige servercapaciteit
van universiteiten, instanties en bedrijven te gebruiken voor het
opzetten van anonieme proxy servers waarvan Iraniërs gebruik kunnen
maken om zo anoniem op internet hun standpunten te ventileren? Zo ja,
hoe? Zo nee, waarom niet?
Antwoord vraag 5 en vraag 10
Zoals ik heb toegelicht in het Algemeen Overleg van 16 juni jl. dat ik
voerde met uw Kamer over het mensenrechtenbeleid alsmede in het
plenaire spoeddebat over de ontwikkelingen in Iran van 2 juli jl.
vormt de mensenrechtensituatie in dat land een voorwerp van
voortdurende zorg.
In de dialoog met Iran die in bilateraal en multilateraal kader
gevoerd wordt, wijst Nederland de regering van Iran consequent op haar
verdragsverplichtingen.
Nederland zet waar mogelijk in op praktische ondersteuning van
activiteiten gericht op bevordering van vrijheid van meningsuiting en
het vergroten van mediadiversiteit, ook ten aanzien van Iran. De
meeste organisaties die Nederland ondersteunt, maken intensief gebruik
van nieuwe technologieën om Iraniërs in staat te stellen hun stem te
laten horen en nieuws te ontvangen over de situatie in eigen land. Het
"I proxy Iran" initiatief kan hieraan bijdragen. Organisaties die
streven naar bevordering van vrijheid van meningsuiting en
mediadiversiteit kunnen een aanvraag indienen voor ondersteuning uit
het Mensenrechtenfonds. Projectaanvragen worden beoordeeld op onder
meer inhoudelijke kwaliteit, haalbaarheid, duurzaamheid,
doeltreffendheid en doelmatigheid.
Vraag 6
Hoe oordeelt u over de Global Online Freedom Act (GOFA), het
Amerikaanse wetsvoorstel waarmee bedrijven aangepakt kunnen worden die
repressieve regimes helpen om het internet te censureren?
Vraag 7
Bent u bereid voor een Europese variant van GOFA te pleiten? Zo ja,
hoe? Zo nee, waarom niet?
Vraag 9
Is het mogelijk vooruitlopend op een Europese variant van de GOFA
gelijksoortige regelgeving in Nederland in te voeren? Zo ja, bent u
daartoe bereid? Zo nee, waarom niet?
Antwoord vragen 6, 7 en 9
In 2006 heeft de Amerikaanse afgevaardigde Smith het initiatief
genomen voor een wetsvoorstel getiteld Global Online Freedom Act
(GOFA). Het wetsvoorstel beoogt onder meer de vrije informatiedeling
te bevorderen en Amerikaanse bedrijven te weerhouden van samenwerking
met landen waar het vrij gebruik van internet aan banden is gelegd.
GOFA is tot op heden niet door het Amerikaanse Congres aangenomen.
Met betrekking tot een Europese GOFA wijs ik op het volgende. Het
Zweedse voorzitterschap heeft aangegeven het onderwerp nieuwe
technologieën en mensenrechten pregnanter op de agenda te zetten. In
dit kader wordt bestudeerd hoe nieuwe communicatietechnologieën
ingezet kunnen worden ter ondersteuning van de vrijheid van
meningsuiting in fragiele democratieën. In deze discussie zal
Nederland de GOFA ter tafel brengen. Zoals aangegeven tijdens het
spoeddebat over Iran van 2 juli jl. zal Nederland de motie Van Dam /
Peters aangaande het toevoegen van een verbod op de levering van
technologie voor internetfiltering aan het EU-sanctiepakket voor Iran
(Kamerstuk 31700 V, nr. 118) meenemen in de discussie in EU-verband.
In dit kader dienen wetstechnische aspecten, uitvoerbaarheid en
opportuniteit meegewogen te worden. Ook een ethische gedragscode voor
bedrijven zoals het Global Network Initiative (GNI) dient in dit
verband besproken te worden. Op 29 oktober 2008 heeft een aantal
Amerikaanse bedrijven alsmede mensenrechtenactivisten en academici dit
netwerk opgericht. Doel is de vrijheid van meningsuiting en het recht
op privacy binnen de ICT te promoten en te beschermen.
De onderwerpen vrijheid van meningsuiting en nieuwe communicatie staan
aldus hoog op de agenda van het Zweedse voorzitterschap. Op dit moment
acht ik het niet opportuun om vooruitlopend op de discussie op
Europees niveau dergelijke regelgeving in Nederland in te voeren.
Vraag 8
Bent u bekend met Nederlandse bedrijven die software hebben geleverd
aan of informatie hebben gedeeld met repressieve staten om zodoende te
helpen het internet te censureren? Bent u bereid dit uit te zoeken en
de Kamer daarover te rapporteren?
Antwoord
Ik beschik niet over enige aanwijzing dat Nederlandse bedrijven
hierbij betrokken zijn en zie dan ook geen aanleiding hiernaar een
onderzoek te starten.
1) NRC Handelsblad, 30 juni 2009
1 Zie bijvoorbeeld EHRM 10 maart 2009, Times Newspaper t. het Verenigd
Koninkrijk (appl. nos. 3002/03 en 23676/03), § 27: "In light of its
accessibility and its capacity to store and communicate vast amounts
of information, the Internet plays an important role in enhancing the
public's access to news and facilitating the dissemination of
information generally."
2 Zie bijvoorbeeld Gerechtshof Amsterdam, 17-11-2006, LJN: AZ3011:
"Vrijheid van meningsuiting is een belangrijke verworvenheid in de
samenleving. Het internet is een uitstekend en makkelijk toegankelijk
medium om van deze vrijheid gebruik te maken en een mening te uiten."
3 Zie de toespraak van de Minister van Justitie bij de installatie van
de Staatscommissie Grondwet op 9 juli 2009.
Ministerie van Buitenlandse Zaken