adviezen over
Q-koorts
28 augustus 2009 - kamerstuk
De Voorzitter van de Tweede Kamer
der Staten-Generaal
Postbus 20018
2500 EA DEN HAAG
Datum 28 augustus 2009
Betreft Q-koorts
\
Geachte Voorzitter,
Q-koorts is een zoönose die al heel lang in Nederland voorkomt. Tot 2007 werden
jaarlijks ongeveer 20 mensen ziek van Q-koorts in Nederland. In 2007 waren dit
ineens 170 mensen. In 2008 werden 1000 mensen met Q-koorts gemeld en in
2009 zijn ruim 2000 patiënten met Q-koorts bekend. De ernst van de huidige
epidemie baart ons1 grote zorgen. Op 27 juli hebben wij de antwoorden en
adviezen van het RIVM gekregen naar aanleiding van enkele vragen die wij de
deskundigen hadden voorgelegd over Q-koorts (bijgevoegd). Naast de brief van
het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieubeheer (RIVM) hebben wij van
het Bureau Risicobeoordeling (BuR) van de Voedsel- en Waren Autoriteit (VWA)
verschillende adviezen met betrekking tot Q-koorts gekregen2. De adviezen van
het BuR zijn openbaar en beschikbaar op de website van de VWA.
Deze brief geeft u een overzicht van de verschillende adviezen en de acties die
daarop zijn ondernomen. Aan het einde van deze brief kijken we vooruit naar
2010 en lichten wij onze afwegingen om al dan niet bepaalde maatregelen in te
stellen toe.
Hypothese
Van meet af aan is het een probleem dat beleid moet worden gemaakt met een
minimum aan en soms onvoldoende kennis. Bij deskundigen bestaat echter geen
twijfel over de hypothese dat grootschalige melkgeiten- en melkschapenhouderijen
gezien moeten worden als de primaire bron van de Q-koortsproblematiek in
Nederland.
1 Minister Klink en minister Verburg
2 Ontvangen adviezen: Brief van het RIVM (zie bijlage), Advies van het BuR van de VWA inzake de risico's
van Q-koorts via mest; Advies van het BuR van de VWA als aanvulling op het advies inzake de risico's
van Q-koorts via mest; Advies inzake het verspreidingsrisico van Q-koorts door afvoer van besmette
dieren.
Directie Voedsel, Dier en
Consument
Cluster Mens en Dier
Datum
28 augustus 2009
Onze referentie
VDC/2009/1401
Pagina 2 van 6
Tevens heeft het RIVM aangetoond dat in de buurt van besmette bedrijven meer
mensen ziek worden dan op grotere afstand van bedrijven. Door de verplichte
vaccinatie van melkschapen en melkgeiten proberen we de bron van de epidemie
aan te pakken. De vaccinatie van melkschapen en melkgeiten, in combinatie met
hygiënemaatregelen en vervoersbeperkingen, is de meest hoopvolle
oplossingsrichting voor de korte termijn.
Het vaccin tegen Q-koorts is beperkt beschikbaar. Op basis van de beschikbare
hoeveelheid vaccin is begin 2009 een vaccinatiegebied vastgesteld waarbinnen de
diergroepen gevaccineerd worden, die het grootste risico geven voor transmissie
van de Q-koortsbacterie naar mensen. Voor houders van meer dan 50
melkschapen en/of melkgeiten en voor houders van schapen en geiten op
kinderboerderijen, zorgboerderijen en dierentuinen, is vaccinatie verplicht binnen
het vastgestelde vaccinatiegebied. Het gebied waar de epidemie zich voordoet is
dit jaar flink uitgebreid. Door de beperkte beschikbaarheid van het vaccin, is de
vaccinatiecampagne maar weinig flexibel. Gelukkig kan de vaccinfabrikant in
oktober nog 100.000 extra vaccins leveren. Deze worden met voorrang ingezet
voor vrijwillige vaccinatie in die provincies, waar dit jaar ook al veel mensen ziek
zijn geworden (Utrecht, Limburg en Overijssel). Op dit moment wordt de
vaccinatiecampagne van 2010 uitgewerkt. Hierover wordt u dit najaar nader
geïnformeerd.
Aanvullingen onderzoeksagenda
Het RIVM en het BuR adviseren enkele aanvullingen op de huidige
onderzoeksagenda voor Q-koorts. Wij ondersteunen de gedachte voor verder
onderzoek en hebben de onderzoekers gevraagd uitgewerkte projectvoorstellen
met een begroting in te dienen. Afhankelijk van de beoordeling van de
onderzoeksvoorstellen zullen wij besluiten over deze onderzoeken.
Mens-op-mens overdracht
Mens-op-mens overdracht van C. burnetii, de bacterie die Q-koorts veroorzaakt, is
theoretisch mogelijk. Echter, noch in de internationale literatuur, noch in de
Nederlandse situatie zijn er aanwijzingen dat mens-op-mens overdracht een
belangrijke rol speelt bij de huidige Q-koorts epidemie. Er zijn op dit moment
geen aanwijzingen voor overdracht van C. burnetii bij bloedtransfusies in
Nederland. Wij zien dan ook geen noodzaak of mogelijkheid om hiervoor
maatregelen te nemen.
Overdracht via geitenmelkproducten
Het deskundigenadvies van 24 juli 2009 geeft aan dat in Nederland geitenmelkproducten
op zeer beperkte schaal worden geconsumeerd. Op basis van de
huidige onderzoeksgegevens lijkt er geen verband te bestaan tussen consumptie
van rauwmelkse producten en Q-koorts. Niettemin is aan onderzoekers gevraagd
hun suggestie voor nader onderzoek verder uit te werken.
Directie Voedsel, Dier en
Consument
Cluster Mens en Dier
Datum
28 augustus 2009
Onze referentie
VDC/2009/1401
Pagina 3 van 6
Overdracht via vleesschapen
In Nederland is, uitgezonderd een beperkt cluster in Nijmegen in mei 2008, geen
verband gevonden tussen (vlees)schapen en de huidige Q-koorts epidemie.
Volgens de deskundigen is het standaard vaccineren van vleesschapen op dit
moment niet zinvol, maar kunnen specifieke bedrijfssituaties het wel zinvol maken
om de schapen te vaccineren. Met dit advies zullen we rekening houden bij het
opzetten van de vaccinatiecampagne van 2010.
Criteria meldingsplicht en vervoersbeperkingen
De meldingsplicht voor Q-koorts geldt op dit moment als er op grote melkgeitenof
melkschapenbedrijven binnen een periode van dertig dagen bij vijf procent van
de drachtige dieren abortus optreedt. Dit percentage is gekozen omdat dit in het
algemeen wordt gehanteerd om een eerste scheiding te maken tussen
besmettelijk en niet besmettelijk aborteren. Indien deze bedrijven C. burnetii
positief blijken zullen ze relatief zwaar besmet zijn en daarom werden de meest
vergaande beperkingsmaatregelen aan deze categorie bedrijven opgelegd.
Uiteraard worden op deze wijze niet alle bedrijven waar zich met C. burnetii
besmette dieren bevinden in beeld gebracht. Bovendien heeft het hanteren van de
5% grens als gevolg dat positieve bedrijven met een abortuspercentage kleiner
dan vijf procent er buiten vallen, terwijl het op grote melkgeiten- en
melkschapenbedrijven toch om aanzienlijke aantallen dieren en daarmee bacteriën
kan gaan die worden uitgescheiden.
Inmiddels zijn er nieuwe laboratorium-technische mogelijkheden en onze kennis
neemt gestaag toe. Tot nu toe werkten we met de hypothese dat Q koorts wijd
verbreid voorkwam en bij vele diersoorten. Recente onderzoeksresultaten geven
aan dat ongeveer 70% van de Nederlandse melkgeiten- en melkschapenbedrijven
vrij is van Q-koorts.
Zowel het RIVM als het BuR adviseren daarom het meldingscriterium voor
besmette bedrijven te wijzigen naar een criterium waarbij de aanwezigheid van
C. burnetii in dieren centraal staat. Als mogelijkheid noemen de deskundigen een
systeem waarbij de aanwezigheid van de bacterie in tankmelk onderzocht wordt.
Dit systeem is nieuw en biedt ons voor het eerst de mogelijkheid om onderscheid
te maken tussen bedrijven met C. burnetii en bedrijven zonder C. burnetii. Op dit
moment wordt een systeem uitgewerkt waarbij op basis van tankmelkmonitoring
bedrijven besmet verklaard worden. Het doel van het nieuwe systeem is om
bedrijven die nu nog vrij zijn van C. burnetii vrij te houden. Op die manier
voorkomen we dat nieuwe bronnen voor de epidemie ontstaan. De bedoeling is
het nieuwe systeem nog dit najaar in werking te laten gaan.
Als gevolg van de indeling van bedrijven in C. burnetii positief en negatief kan en
zal ook gericht beleid ingezet worden op het reguleren van het diertransport.
Daartoe zullen er als eerste stap voorschriften komen die tot doel hebben de
aanvoer van dieren van besmette bedrijven op vrije bedrijven te voorkomen.
Directie Voedsel, Dier en
Consument
Cluster Mens en Dier
Datum
28 augustus 2009
Onze referentie
VDC/2009/1401
Pagina 4 van 6
Het gevolg van deze wijziging is dat een groot aantal bedrijven (naar schatting zo
een 30%) als besmet wordt aangemerkt, terwijl niet alle bedrijven een risico voor
de volksgezondheid vormen.
De knelpunten rondom hygiëne en mestmaatregelen die ontstaan door dit grote
aantal bedrijven zullen voor het komende lammerseizoen worden opgelost.
Op andere bedrijfstypen (bijvoorbeeld kinderboerderijen) kunnen ook dieren
besmet zijn. Voor bedrijven, anders dan melkgeiten- en melkschapenbedrijven,
gelden behalve vaccinatie geen maatregelen. De reden hiervoor is dat schapen en
geiten op bijvoorbeeld een kinderboerderij of een vleesschapenhouderij geen
belangrijke bronnen zijn voor de epidemie bij mensen. Vervoersbeperkingen en
hygiënemaatregelen zijn voor deze bedrijfstypen dus niet aan de orde. Vaccinatie
daarentegen is voor deze bedrijfstypen wel aan de orde. Individuele (sporadische)
gevallen van Q-koorts kunnen wel ontstaan als gevolg van direct contact met
dieren op houderijvormen anders dan melkgeiten- en melkschapenhouderij.
Verbranden van mest
In de brief van minister Verburg aan de Tweede Kamer van 10 juli 2009
(Kamerbrief vergaderjaar 2008-2009, 28 286 nr. 310) geeft zij aan aanvullend
advies te hebben gevraagd bij het BuR ten aanzien van de verbranding van mest.
Met name de risico's van het uitmesten van stallen en de voorbehandeling van
mest, alvorens deze verbrand kan worden, waren in het eerste advies niet
meegenomen. In het aanvullende advies geeft het BuR aan dat mest van
besmette bedrijven verbrand zou moeten worden in een verbrandingsinstallatie
waar de voorbehandeling in een afgesloten ruimte plaatsvindt.
In Nederland is één verbrandingsinstallatie waar het drogen en verhakselen van
mest in een afgesloten ruimte plaatsvindt. Dit bedrijf heeft onvoldoende capaciteit
voor de verbranding van alle mest van besmette bedrijven. Daarom zoekt het
ministerie van LNV naar alternatieven die even veilig zijn en die een grotere
capaciteit hebben. Het industrieel composteren van mest lijkt een goed
alternatief. Het RIVM en het Centraal Veterinair Instituut (CVI) zullen gezamenlijk
onderzoeken of dit alternatief inderdaad veilig is. De resultaten van dit onderzoek
zullen eind december beschikbaar zijn.
Ten aanzien van het uitmesten van stallen zegt het BuR dat handelingen van mest
bij droog en warm weer vermeden moeten worden. Dit advies onderschrijft het
huidige hygiëneplan en wordt meegenomen in mogelijk toekomstige aanpassingen
van mest- en hygiënemaatregelen.
Blik naar de toekomst
Dit jaar zijn er 2000 zieke mensen met Q-koorts gemeld bij het RIVM. Er zijn in
2009 vijf mensen in Nederland overleden die ook Q-koorts hadden naast andere
aandoeningen. De toenemende aantallen zieken baren ons zorgen. Centrale,
regionale en lokale bestuurders, humane en veterinaire deskundigen werken
intensief samen om vragen rondom Q-koorts(bestrijding) te verhelderen. Wij
investeren daar veel in en gaan er dan ook vanuit dat alle kennis in Nederland
wordt benut om de Q-koorts uitbraak te bestrijden.
Directie Voedsel, Dier en
Consument
Cluster Mens en Dier
Datum
28 augustus 2009
Onze referentie
VDC/2009/1401
Pagina 5 van 6
Om het aantal zieken terug te dringen besloten wij in 2008 en 2009 tot meerdere
maatregelen: een veterinaire meldplicht is ingesteld, hygiëne- en mestmaatregelen
zijn opgelegd en een verplichte vaccinatie voor melkschapen en
melkgeiten is gestart.
Wij zien ons in toenemende mate gesteund met onderzoeksresultaten die het
ingezette beleid onderschrijven. Nieuwe onderzoeksresultaten leiden tot
aanpassing van ingestelde maatregelen, zoals het aanpassen van het criterium
voor de veterinaire meldplicht. De maatregelen zullen worden uitgebreid met
gerichte maatregelen voor het vervoer van dieren van besmette bedrijven.
Op grond van de groeiende kennis over Q-koorts worden wij continu geadviseerd
over te nemen maatregelen. In onze besluitvorming over deze maatregelen
wegen wij de te verwachten effecten op de volksgezondheid, de proportionaliteit
en de uitvoerbaarheid van de maatregelen. Om de effectiviteit en proportionaliteit
van maatregelen te vergelijken, zullen wij het komende jaar een aantal pilotstudies
financieren. Plannen om op kleinere schaal aanvullende maatregelen in de
veterinaire sector toe te passen die er op gericht zijn om verwaaiing van stof (met
de bacterie C.Burnetii tegen te gaan (bijvoorbeeld aanpassingen in bedrijfsvoering
en/of stalbouw) worden nu uitgewerkt met betrokken actoren. Mogelijke
maatregelen worden geïnventariseerd en toegepast in pilotstudies. Wij zullen u
nog in 2009 informeren over de uitkomsten hiervan en over de beleidsconclusies
die wij hieruit trekken.
Wij vinden het op dit moment niet proportioneel om drastische maatregelen zoals
het verplaatsen of sluiten van stallen nader uit te werken. De effecten van het
sluiten en/of verplaatsen van stallen zijn niet bekend. Daarbij moet ook worden
bedacht dat de bacterie mogelijk al wijdverspreid in het milieu aanwezig is, lang
overleeft en over nog onbekende afstanden verwaait. Hieruit leiden wij af dat zelfs
als de maatregelen wel effectief zijn, in 2010 nog steeds veel mensen ziek kunnen
worden. Wij verwachten dat de lopende onderzoeken en de te starten pilots meer
aangrijpingspunten voor bestrijdingstrategieën zullen bieden.
Samenvattend worden de volgende maatregelen van kracht:
* Een veterinaire meldplicht op basis van tankmelkonderzoek
* Regulering van diertransport
* Mest- en hygiëne maatregelen voor melkgeiten en melkschapenhouderijen met
meer dan 50 dieren
* Verplichte vaccinatie van melkgeiten en melkschapen op bedrijven met meer
dan 50 dieren, dan wel bedrijven met een publieksfunctie
Directie Voedsel, Dier en
Consument
Cluster Mens en Dier
Datum
28 augustus 2009
Onze referentie
VDC/2009/1401
Pagina 6 van 6
Het samenhangende pakket van deze maatregelen zoals wij dat in deze en
eerdere brieven schetsten doet volgens ons recht aan de bezorgdheid rond het
stijgende aantal Q-koorts patiënten. We volgen de uitbraak nauwgezet en hopen
dat de maatregelen en de vaccinatiecampagne in 2010 een positieve verandering
in de epidemiologische curve laat zien.
DE MINISTER VAN LANDBOUW, DE MINISTER VAN VOLKSGEZONDHEID,
NATUUR EN VOEDSELKWALITEIT, WELZIJN EN SPORT,
G. Verburg A. Klink
Voor downloaden van PDF-bestanden:
Zie het origineel
Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit