situatie in Iran
Kamerbrief inzake situatie in Iran
Kamerbrief | 27 augustus 2009
Conform de toezegging gedaan tijdens het Algemeen Overleg over de
Europese Raad op 17 juni jl., bied ik u hierbij nadere informatie aan
over de situatie in Iran. U vroeg mij de ontwikkelingen, die voor
velen als een verrassing zijn gekomen, nader te duiden. Dit zal ik
doen door kort stil te staan bij de binnenlandse politiek van Iran, de
economie en het buitenlands beleid. In de brief zal ook een schets
gegeven worden van de ontwikkelingen in aanloop naar, rondom en kort
na de presidentsverkiezingen.
Binnenlandse politiek
Voor een goed begrip van de Iraanse politiek is het van belang te
onderstrepen dat de Islamitische Republiek Iran geen democratie is
naar westerse maatstaven. Iran is een theocratische republiek waar de
Geestelijk Leider binnen het staatsbestel de grootste macht heeft: de
heerschappij van de religieuze wetgeleerde ("Velayat-e Faqih"). Binnen
dit theocratisch staatsbestel is wel sprake van enige democratische
kenmerken en een zekere mate van politiek pluralisme. In de afgelopen
30 jaar heeft een aantal politieke stromingen die als onderdeel van
het bestel werden toegelaten een continue strijd geleverd in de
diverse machtscentra, zoals de regering en het parlement, de
rechterlijke macht en tot op zekere hoogte binnen de Raad van Hoeders
en de Raad van Experts. Tegenwerkende en soms intimiderende
maatregelen worden daarbij niet geschuwd. Zo hebben met name
`hervormingsgezinden' zich de afgelopen periode geconfronteerd gezien
met meer conservatieve krachten binnen de rechterlijke macht, het
ministerie van inlichtingen en de Revolutionaire Garde. Boven de
partijen staat de huidige Geestelijk Leider Khamenei die, tot voor
kort, steeds zorgvuldig het evenwicht wist te bewaren met als doel het
voortbestaan van de Islamitische Republiek in huidige vorm.
De diverse stromingen binnen het bestel lopen grofweg uiteen van
(radicaal) conservatieven (w.o. Ahmadinejad), meer pragmatisch
ingestelde technocraten (w.o. Rafsanjani) tot `hervormingsgezinden'
(w.o. Khatami, Karrubi). Met de verkiezingsoverwinning van Ahmadinejad
in 2005 beleefde de beweging die ijvert voor religieuze en egalitaire
idealen, onder meer gesteund door grote delen van de Revolutionaire
Garde en de Basij, mede door het gebrek aan een geloofwaardige
hervormingsgezinde kandidaat, een doorbraak. De focus werd daarmee
verlegd van een zekere modernisering van de Islamitische Republiek
naar herbevestiging van de revolutionaire beginselen. De
presidentsverkiezingen van 12 juni jl. gingen vooral over een keuze
tussen een vasthouden aan deze revolutionaire waarden of een meer op
hervormingen van het huidige bestel gericht beleid.
Economie en energie
Met een bevolking van ca. 70 miljoen mensen (van wie naar schatting
60% jonger dan 30 jaar), met een relatief hoog opleidingsniveau, met
de tweede bewezen mondiale gasreserve en als derde olie-exporteur, mag
Iran - in potentie - een regionale economische grootmacht worden
genoemd. Door zijn strategische ligging op een kruispunt van
continenten en aan de voor de olie- en gastoevoer zo belangrijke Golf,
krijgt dat potentieel extra reliëf.
Toch is deze belofte maar beperkt ingelost. Onder Ahmadinejad's beleid
en onder invloed van de wereldwijde economische en financiële crisis,
is de Iraanse economie in een inflatoire recessie terechtgekomen. De
werkloosheid bedraagt officieel 12% van de beroepsbevolking;
onofficiële cijfers geven evenwel een veel hoger percentage aan. Het
gemiddelde inflatiecijfer staat op 22,5% en was niet zo hoog sinds
1995. De gestegen import in combinatie met dalende olieprijzen leidt
volgens de meer voorzichtige cijfers op een verwacht begrotingstekort
van $11 miljard.
Het economische beleid van de zittende president werd in de aanloop
naar de verkiezingen publiekelijk bekritiseerd, niet alleen door zijn
politieke tegenstanders maar ook door prominente Iraniërs en
vooraanstaande economen. De toon van de kritiek was vaak opvallend
hard en mag als teken worden opgevat van de kritieke staat van de
economie en de breed gevoelde onvrede en sombere vooruitzichten op
verbetering van de kansen voor deze jonge bevolking. Die onvrede over
het gebrek aan perspectief op verandering voor de komende jaren geldt
als een belangrijke impuls voor de protesten die na de verkiezingen
uitbraken.
Mede onder druk van Amerikaanse sancties heeft Iran zijn blik voor
afname van de fossiele brandstoffen voor een deel naar het Oosten
gewend en zijn in toenemende mate met name Chinese oliemaatschappijen
actief in Iran. Zo is de druk vanuit Washington ongewild een
aanmoediging om de energievoorraden op strategische wijze in te zetten
ter versterking van de banden met andere grootmachten als China (dat
de energie hard nodig heeft voor zijn sterk groeiende economie) en
Rusland. Tegelijkertijd bewijst de aanname van intussen vijf sets
Veiligheidsraadresoluties in verband met het nucleaire programma ook
de beperkingen van die diversificatiestrategie. Bovendien doet het
toenemende internationale isolement zich ook gevoelen in een
achterstand van kennis en know-how op het gebied van de exploratie van
de eigen voorraden en wordt ook thans nog onder het volume van voor de
revolutie geproduceerd. Ook het feit dat Iran benzine moet importeren
om aan de binnenlandse vraag te voldoen is een teken aan de wand.
Hoewel de energievoorraden een stevige troefkaart in de handen van het
leiderschap betekenen, vormt de grote afhankelijkheid van de inkomsten
tegelijkertijd een zekere kwetsbaarheid, die zich bij de recente
scherpe daling van de olieprijs onmiddellijk deed voelen en een rem
zette op de budgettaire mogelijkheden van de regering.
Het falende economische beleid van de zittende president met de
sombere perspectieven voor grote groepen van de jonge bevolking, op
welk `ticket' hij vier jaar geleden eveneens was verkozen, lag bij de
afgelopen presidentsverkiezingen vierkant op tafel.
Buitenlands beleid
Anders dan over de binnenlandse politiek en de organisatie van de
samenleving,
bestaat tussen de verschillende stromingen een grote mate van
consensus over de uitgangspunten van het Iraanse buitenlands beleid.
Tekenend is het gegeven dat het nucleaire programma, waarover de
huidige President de strijd aanbindt met de internationale
gemeenschap, in het geheim werd uitgebouwd onder de thans als
-relatieve- hervormers te boek staande oud-presidenten Rafsanjani en
Khatami. Waarnemers verklaren deze breed gedeelde nucleaire ambitie,
die overigens door Iran nog steeds als civiel wordt bestempeld, onder
meer uit een hang naar erkenning als regionale macht, uit een gevoel
van bedreiging door omringende (ook nucleaire) grootmachten en uit de
geschiedenis van de Islamitische republiek die tijdens de oorlog met
het Irak van Saddam Hoessein in zijn bestaan werd bedreigd.
Ook het vijanddenken jegens het westen is niet een uitvinding van
Ahmadinejad. In zijn oppositie tegen de Shah was de afwijzing van
diens nauwe banden met de VS zo mogelijk het belangrijkste
uitgangspunt, waarop Ayatollah Khomeini de Islamitische republiek
fundeerde. Iran heeft het anti-Americanisme volgens waarnemers zowel
als bindende boodschap voor het eigen volk, als in haar buitenlands
beleid een centrale plaats gegeven. Aangenomen mag worden dat de
Iraanse leiders de VS sinds de revolutie nu 30 jaar geleden als een
existentiële bedreiging ervaren. Dit dreigingsbeeld zal tevens op de
achtergrond spelen bij beleidsbepaling ten aanzien van bijvoorbeeld
het nucleaire programma (als potentiële afschrikking) en de steun voor
bewegingen als Hezbollah en Hamas (als speler in het ook voor het
gezag van de VS in de regio belangrijke Arabisch - Israëlische
conflict).
Naast het defensieve element (het pareren van de dreiging), spelen
hierbij ook strategische overwegingen een rol, zoals het versterken
van de bovengenoemde regionale positie. Met de compromisloze
anti-Israëlische en anti-Amerikaanse houding en retoriek, tracht
Teheran een alternatief te bieden voor meer pro-Westerse, Arabische
grootmachten als Egypte (dat vrede sloot met Israel zonder dat het
conflict met de Palestijnen is opgelost) en Saoedi-Arabië, wiens
leidende Islamitische positie als hoeder van de heilige plaatsen naar
de kroon wordt gestoken met een scherp anti-joods en anti-Westers
geluid; een geluid dat op de Arabische straat de laatste jaren in
toenemende mate op weerklank leek te kunnen rekenen.
De anti-Amerikaanse houding is niet in steen gebeiteld. Al tijdens de
oorlog met Irak oordeelde het regime dat samenwerking met de VS onder
omstandigheden noodzakelijk kon zijn (`Iran-contra'). Post 11
september 2001 zou Iran samenwerking met de VS over een breed scala
van onderwerpen hebben aangeboden en in Afghanistan bleken en blijken
Iraanse en Amerikaanse belangen voor een belangrijk deel parallel te
lopen. De uitgestoken hand van President Obama lijkt eveneens aan
concrete samenwerking te appelleren, waarbij de grootste zorg (die
voor regimechange) vanaf het begin is weggenomen met diens
`Nowruz-speech'.
Het blijft voorlopig gissen hoe de machthebbers in Teheran zullen
reageren op de Amerikaanse ouverture, al stemmen de recente
ontwikkelingen in Iran geenszins positief. Het regime tracht momenteel
eigen geschiedschrijving te creëren door de schuld van de politieke
onrust te leggen bij buitenlandse agenten, media, terroristen, enz.,
die achter een goed geplande poging zouden zitten om het regime
middels een "fluwelen revolutie" omver te werpen. Dergelijk
ongefundeerde complottheorieën liggen aan de basis van vele
arrestaties en de massaprocessen van 1, 8 en 16 augustus jl., waarbij
politieke opponenten worden geïntimideerd, monddood of het werken
onmogelijk gemaakt. In zijn inaugurele toespraken hekelde Ahmadinejad
de kritiek van de Westerse wereld op het verloop en de nasleep van de
presidentsverkiezingen en beschuldigde hij het westen van ongewenste
inmenging in binnenlandse aangelegenheden. De internationale
gemeenschap verwerpt dergelijke ongegronde insinuaties uiteraard.
Het vijanddenken maakt aldus tijdelijk een opleving door, maar voor
het regime zal het ongetwijfeld zorgelijk zijn dat grote delen van de
eigen bevolking geen waarde meer hechten aan de voorgeschotelde
complottheorieën. Waar voorheen het uiten van kritiek op de
confrontationele retoriek jegens het Westen taboe was en werd weggezet
als heulen met de vijand, worden in de afgelopen periode openlijk -
onder meer door presidentskandidaat Karrubi - vraagtekens gezet bij
deze koers. De uitgestoken hand van president Obama maakt het voorheen
zo comfortabele vijanddenken van het regime, voor de eigen bevolking
steeds minder geloofwaardig.
De presidentsverkiezingen
Binnen het Iraanse staatsbestel bepaalt de behoudende en nauw aan de
geestelijk leider gelieerde Raad van Hoeders welke personen als
kandidaat worden toegelaten voor de presidentsverkiezingen. Er waren
voor de in juni jl. gehouden presidentsverkiezingen 475 personen die
zich kandidaat wilden stellen. Daarvan werden er 4 kandidaten
toegelaten door Raad van Hoeders: Ahmadinejad, Mousavi, Karrubi en
Rezai.
Hoewel zij in de uitslagen geen rol van betekenis speelden toch ook
een enkel woord over de twee laatst genoemde presidentskandidaten:
Karrubi geldt als zeer vooraanstaand vertegenwoordiger van de
geestelijkheid. Reeds vlak na de verkiezingen legde hij - nota bene
voor de BBC televisie - de link tussen het in zijn ogen gemankeerde
verkiezingsproces en de legitimiteit (op termijn) van de Islamitische
Republiek zelf, zoals Rafsanjani in zijn rede een maand later ook zou
doen. Dat ook Rezai, een voormalige chef van de Revolutionaire Garde,
zich - ook recentelijk nog - uitgesproken kritisch heeft uitgelaten
over de uitslag, mag opmerkelijk heten. Het IRGC geldt - met de Basij
- als belangrijkste steunpilaar voor de macht van de zittende
president en vooral van de Opperste Leider. De Garde werd door
Khomeini vlak na de revolutie opgezet om het regime te beschermen
(tegen coups als die tegen Mossadeq).
De verkiezingscampagne werd met een ongekende intensiteit gevoerd en
maakte onverwachte krachten en emoties los. De verkiezingsdebatten op
TV waren opmerkelijk fel, waarbij directe persoonlijke aanvallen niet
werden geschuwd. De politieke vetes en publiekelijk geuite kritiek
werden in Iran breed bediscussieerd; de bewustwording was groot.
Nieuwe communicatiemiddelen speelden hierbij een belangrijke rol, de
inperking van het telefoon en sms-verkeer ten spijt. Ook op straat
werd actief campagne gevoerd, waarbij zeker in Teheran, maar ook
daarbuiten, de campagne van Mousavi zeer zichtbaar was. Mousavi
groeide daarbij steeds meer in zijn rol: van conservatieve oud-premier
die ca. 20 jaar geleden uit het politieke beeld verdween, tot de
leidende kandidaat van de `hervormingsgezinde' stroming. Opeens zag de
bevolking een duidelijk alternatief voor Ahmadinejad. Mogelijk mede
daardoor, leek de campagne van Mousavi steeds meer elan te krijgen
naarmate de verkiezingsdag naderde.
Vrijdag 12 juni jl. vonden de verkiezingen plaats. De
verkiezingsopkomst was ongekend hoog; volgens opgave van de Iraanse
autoriteiten 85%. Veel sneller dan verwacht, volgde zaterdag
daaropvolgend reeds de officiële uitslag volgens welke president
Ahmadinejad de verkiezingen met 62,6% van de stemmen zou hebben
gewonnen. Mousavi kreeg slechts 33,8% van de stemmen. Vrijwel
onmiddellijk na de bekendmaking waren er beschuldigingen van
verkiezingsfraude en kwam het tot straatprotesten in Teheran.
Geestelijk Leider Khamenei feliciteerde Ahmadinejad niettemin direct
na de bekendmaking van de uitslag met diens verkiezingsoverwinning. Op
19 juni jl. herbevestigde Khamenei in zijn toespraak bij het
vrijdaggebed zijn onvoorwaardelijke steun voor de verkiezingsuitslag
en de herverkiezing van president Ahmadinejad. Hij sloot fraude uit:
hooguit zouden er enige onregelmatigheden zijn voorgekomen die door de
Raad van Hoeders werden onderzocht. De Raad van Hoeders maakte 29 juni
jl. bekend dat uit onderzoek en de gedeeltelijke hertelling van de
stemmen geen onregelmatigheden naar voren waren gekomen en bevestigde
de eerdere uitslag. Middels twee ceremonies, in een moskee en in het
parlement, op respectievelijk 3 en 5 augustus jl. is Ahmadinejad
geïnaugureerd als nieuwe president. Eind augustus zal president
Ahmadinejad zijn nieuwe regeringsploeg, waaronder drie vrouwelijke
ministers, ter goedkeuring aan het parlement voorleggen.
Het verkiezingsproces, met de snelle bekrachtiging door de Geestelijk
Leider, de voor velen onverwacht grote verkiezingsoverwinning van
Ahmadinejad, de vele klachten over verkiezingsfraude, gecombineerd met
het disproportioneel geweld tegen vreedzame demonstranten, de
arbitraire arrestaties van politieke opponenten, journalisten en
andere vooraanstaande Iraniërs, de ongefundeerde beschuldigingen van
inmenging in binnenlandse aangelegenheden aan het adres van
buitenlandse mogendheden en de verdraaiingen van nieuwsfeiten door
Iraanse staatsmedia roepen veel vragen op over het democratisch
proces.
Ook bij de vorige presidentsverkiezingen in 2005 waren klachten over
verkiezingsfraude, onder meer van de verliezende presidentskandidaten
Karrubi en Rafsanjani. Echter de mate van publieke verontwaardiging
over de voor velen onverwachte verkiezingsuitslag was ditmaal
ongekend; voor de daaropvolgende massademonstraties geldt dat a
fortiori. Er zijn protesten hoorbaar die verder gaan dan kritiek op de
verkiezingsuitslag zelf en die het wezen van de Islamitische Republiek
aan de kaak stellen.
Interne machtsstrijd
De onvoorwaardelijke steun van Geestelijk Leider Khamenei voor
Ahmadinejad mag als een politiek zeer belangrijk feit worden
gekenschetst. Waar, zoals eerder in deze brief betoogd de Opperste
leider boven de partijen staat en na een subtiel spel van consultatie
van en manoeuvreren tussen de belangrijkste instituties, de koers
bepaalt, waarna iedereen in het gelid stapt, koos Ayatollah Khamenei
voor een vlucht naar voren. De Opperste Leider staat hierdoor volgens
vele waarnemers niet langer meer boven de partijen, maar heeft zich in
het kamp van één van de partijen geplaatst. Daarmee ondermijnt hij
volgens velen ook het instituut van de heerschappij van de religieuze
wetgeleerde zelf. Binnen de instituties van de macht en onder de
bevolking zou in toenemende mate het gevoel kunnen ontstaan dat de
idealen van de revolutie door het huidige regime worden verloochend.
De Geestelijk Leider heeft daarmee ontegenzeggelijk aan prestige en
legitimiteit verloren, ook binnen de Islamitische wereld. Rafsanjani
lijkt zich tijdens zijn eveneens geruchtmakende vrijdagsgebed van 16
juli jl. precies op dat punt te hebben geconcentreerd. In een wederom
voor Iraanse begrippen ongekend uitgesproken en kritische speech,
heeft hij opgeroepen de gevangenen vrij te laten, vrijheid van
meningsuiting te verruimen en heeft hij volgens waarnemers Khamenei
impliciet aangesproken op diens gebrek aan onpartijdigheid en daarmee
op zijn bekwaamheid als Opperste Leider van de Islamitische Republiek.
Hoewel Rafsanjani de legitimiteit van de President niet direct in
twijfel heeft gebracht, lijkt diens manoeuvreerruimte er de laatste
weken eerder kleiner op geworden en - belangrijker - de positie van de
Opperste Leider staat voor het eerst openlijk onder druk. Rafsanjani
was, net als Mousavi, Karrubi, en Khatami, niet aanwezig bij de twee
inauguratiebijeenkomsten.
Terwijl buiten werd gedemonstreerd, trachtte Ahmadinejad in zijn
inaugurele speech zijn legitimiteit te onderbouwen met verwijzingen
naar de hoge verkiezingsopkomst. Ahmadinejad erkende bij die
gelegenheid dat de afgelopen periode roerig was geweest en drong aan
om voortaan eensgezind aan de slag te gaan. Ook Khamenei riep bij de
inauguratie wederom op om de politieke meningsverschillen met respect
te beslechten. De bezweringsformules van de Opperste Leider en de
president lijken hun doel vooralsnog te missen. Protesten zijn nog
altijd hoorbaar, de actiebereidheid blijkt nog groot en de voornaamste
oppositieleden leggen zich geenszins neer bij de ontwikkelingen.
Oud-president Khatami en presidentskandidaat Karrubi hebben zich
recentelijk aangesloten bij de door presidentskandidaat Moussavi
opgerichte `green path of hope'; een overkoepelende beweging van
waaruit het politieke verzet zal worden voortgezet.
Delen binnen de Revolutionaire Garde, de geestelijkheid en het
parlement hebben inmiddels opgeroepen tot vervolging van Khatami,
Mousavi en Karrubi. Ook Ahmadinejad heeft 7 augustus jl. aangegeven
tegenstanders hard aan te zullen pakken. Inmiddels hebben ruim honderd
politiek opponenten, advocaten, mensenrechtenverdedigers en andere
vertegenwoordigers uit het maatschappelijk middenveld in
massaprocessen terecht moeten staan wegens het voorbereiden van een
fluwelen revolutie en/of spionage. Dergelijke massaprocessen, die vele
Iraanse rechtsgeleerden onwettig achten, en de daarbij afgelegde
"bekentenissen" passen niet bij het meer democratische Iran van
voorheen.
Deze aan de oppervlakte gekomen openlijke machtstrijd is een nieuw
fenomeen en lijkt door alle instituties van het land heen te lopen.
Het is nog geheel onduidelijk hoe deze situatie zich zal ontwikkelen.
Het is niet uitgesloten dat de interne machtsstrijd zich de komende
periode verder zal verharden. Zo voeren
Geestelijk Leider Khamenei en president Ahmadinejad nieuwe benoemingen
door in het overheidsapparaat, waaronder de top van de
inlichtingendienst MOIS en het hoofd van de rechterlijke macht.
Daarbij wordt vooral geput uit de loyale Revolutionaire Garde, die
daarmee zijn macht verder ziet groeien ten koste van onder meer de
ondernemers en grote delen van de geestelijkheid.
Iran ziet zich aldus geconfronteerd met binnenlands politiek zwaar
weer, en zulks tegen de achtergrond van vele overige uitdagingen op
economisch en internationaal politiek terrein. Het regime lijkt niet
in staat om zich aan te passen aan de sinds 1979 sterk veranderde
tijden of in staat te beantwoorden aan de vrijheidsdrang en aspiraties
naar werk en welvaart van een jonge getalenteerde bevolking.
Internationale reactie
Zoals toegelicht in het plenaire Spoeddebat Iran van 2 juli jl. en
mijn brieven aan Uw Kamer van 23 juni, 1 juli, en 1 augustus jl. is de
Nederlandse regering met de internationale gemeenschap ernstig bezorgd
over deze ontwikkelingen in Iran. Ik heb uw Kamer daarbij geïnformeerd
over de mede op mijn instigatie belegde bijeenkomst van de ministers
van Buitenlandse Zaken van de EU te Korfoe 28 juni jl., het verloop
van de RAZEB van 27 juli jl., en de diverse in gezamenlijk EU verband
ondernomen acties. Nederland en de EU wensen met Iran betrekkingen op
basis van wederzijds respect te onderhouden, maar verlangen dat Iran
daartoe zijn verantwoordelijkheden en verplichtingen onderkent en
dienovereenkomstig handelt. Zo lang dat niet gebeurt, staat de
regering een eensgezind en krachtig protest van de EU tegen de Iraanse
regering voor. De Nederlandse regering heeft in EU-verband opgeroepen
om, zo mogelijk met andere partners, de komende periode te onderzoeken
welke mogelijkheden er zijn voor additionele maatregelen, waaronder
het verbod op de levering voor technologie voor internetfiltering.
Tijdens de RAZEB van 27 juli jl. deelden de ministers de visie dat de
Unie additionele sancties dient te overwegen in het geval een reactie
van Iran uitblijft (ref. ook de motie Haverkamp c.s., Kamerstuk 31700
V, nr. 112; en de motie Van Dam/ Peters, Kamerstuk 31700 V, nr. 118).
Zoals bekend, onderneemt de regering reeds het nodige op het terrein
van het bevorderen van mediadiversiteit in Iran. Conform de motie Van
Dam c.s. (betreffende de beschikbaarstelling van 1 mln. extra uit het
Mensenrechtenfonds voor verspreiding van nieuws en informatie,
Kamerstuk 31700 V, nr. 113) zal het Mensenrechtenfonds eenmalig met
dat bedrag worden opgehoogd. Het Zweedse voorzitterschap heeft voorts
aangegeven het onderwerp nieuwe technologieën en mensenrechten
pregnanter op de agenda te willen zetten. In dit kader wordt
bestudeerd hoe nieuwe communicatietechnologieën ingezet kunnen worden
ter ondersteuning van de vrijheid van meningsuiting in fragiele
democratieën. In deze discussie zal Nederland eveneens de
mogelijkheden voor een `EU Global Online Freedom Act' ter tafel
brengen. In dit kader dienen wetstechnische aspecten, uitvoerbaarheid
en opportuniteit meegewogen te worden (ref. motie Ten Broeke/ Peters
over mondiale vrije toegang tot het internet (31700 V, nr. 111).
De Iraanse Tijdelijk Zaakgelastigde in Den Haag is naar aanleiding van
de ontwikkelingen in Iran inmiddels tot vier maal toe ontboden,
laatstelijk op 10 augustus jl. Iran is daarbij uitdrukkelijk
opgeroepen aan de internationale mensenrechtenstandaarden te voldoen,
ook ten aanzien van gedetineerden, en alle politieke gevangenen vrij
te laten, waaronder mensenrechtenverdedigers, journalisten en overige
vertegenwoordigers uit het maatschappelijk middenveld. Voorts zijn
zorgen uitgesproken over de massaprocessen van deze maand, waarbij ook
twee medewerkers van EU-ambassades en een EU-burger terechtstonden.
Voorts is nadrukkelijk aangegeven dat Iran betrokkenen onmiddellijk
dient vrij te laten. Aanvullend op een EU-Troika demarche in Teheran
op 3 augustus jl., heeft het EU-voorzitterschap op 10 augustus jl. een
soortgelijke boodschap aan de Iraanse ambassadeur in Zweden
overgebracht. Inmiddels zijn de EU-onderdaan en de
EU-ambassademedewerkers op borgtocht vrij gelaten. De gezamenlijke
EU-druk op Iraanse autoriteiten zal worden voortgezet en zonodig
worden opgevoerd afhankelijk van de ontwikkelingen.
De Nederlandse ambassadeur in Teheran heeft eveneens diverse malen
ernstige zorgen over het buitensporig overheidsoptreden overgebracht
en daartegen protest aangetekend. Zoals toegelicht in genoemde brief
van 1 augustus jl. was Nederland in het licht van het uitblijven van
een gedegen onderzoek naar het verloop van de verkiezingen, het
hardhandig neerslaan van vreedzame protesten, de willekeurige
arrestaties en de beknotting van universele rechten niet aanwezig bij
de inauguratie bijeenkomst van 3 augustus jl. en gaf het acte de
présence op lager dan ambassadeursniveau bij de bijeenkomst op 5
augustus jl. De regering zal de ontwikkelingen nauwgezet blijven
volgen en niet nalaten Iran op zijn verantwoordelijkheden aan te
spreken. De inzet van de Nederlandse ambassade in Teheran blijft
overigens natuurlijk ook gericht op het ongedaan krijgen van
arbitraire arrestaties en verbetering van de situatie van gevangenen,
gewonden en onderdrukten. Hiertoe vindt in EU verband onderlinge
afstemming plaats (ref. motie Peters over inzetten op vrijlaten van
gevangenen; Kamerstuk 31700 V, nr. 115).
Tot slot
De binnenlands politieke beroering stemt somber. Verdergaande
intimidatie, repressie, en militarisering moeten niet worden
uitgesloten. Indien een dergelijk negatief scenario zich voltrekt, kan
dat niet onbeantwoord blijven en zal dat consequenties moeten hebben
voor de relaties van de internationale gemeenschap met Iran. De
beschreven ontwikkelingen, waaronder de in ernst toegenomen
beschuldigingen aan het adres van het Westen met betrekking tot de
massale protesten van de bevolking, bieden evenmin reden voor
optimisme voor wat betreft de Iraanse reactie op de door President
Obama uitgestoken hand. Ahmadinejad repte in zijn inauguratiespeeches
met geen woord over het nucleaire dossier en het aangeboden pakket
samenwerkingsvoorstellen van de E3+3.
Iran dient evenwel nu meer dan ooit verantwoordelijkheid te nemen en
de internationale gemeenschap te overtuigen van het louter civiele
karakter van het nucleaire programma. De belangen zijn groot, gezien
het proliferatierisico en een mogelijke wapenwedloop in de regio. Het
land heeft daarbij een heldere keuze tussen het herintegreren van de
internationale gemeenschap met alle economische en politieke voordelen
van dien, of een pad naar verdere isolatie, als gevolg van
aangescherpte sancties. Het is duidelijk dat die keuze er een is van
Iran zelf is en dat het morele gezag van het land ook in de eigen
regio een ernstige knauw heeft gekregen door het gewelddadige optreden
tegen de eigen bevolking. Herstel van dat gezag, erkenning van de
rechtmatige plaats en herintreden in de schoot van de internationale
gemeenschap en samenwerking tot wederzijds voordeel op basis van
wederzijds respect alsmede het bieden van kansen voor de omvangrijke,
jonge en getalenteerde Iraanse bevolking liggen nog steeds in het
verschiet, mits de Iraanse machthebbers daartoe bereid zijn.
De Minister van Buitenlandse Zaken,
Drs. M.J.M. Verhagen
Ministerie van Buitenlandse Zaken