Shell Nigeria wil niet voor Nederlandse rechter verschijnen
Milieudefensie: "Bedrijf ontloopt verantwoordelijkheid voor
olielekkages"
Amsterdam, 27 augustus 2009. Vandaag is bekend geworden dat Shell
tijdens een speciaal ingelaste zitting op 3 december bij de rechtbank
in Den Haag zal bepleiten dat haar dochterbedrijf in Nigeria niet voor
de Nederlandse rechter hoeft te verschijnen. Het is de eerste zitting
in de rechtszaak van de Nigeriaanse boeren F. A. Oguru, A. Efanga en
Milieudefensie tegen Shell.
Oguru en Efanga zijn beiden slachtoffer van een olielekkage vanuit
Shell-installaties in Oruma, een dorp in Bayelsa State in de Nigerdelta
in Nigeria. De zaak is uniek, omdat nog nooit eerder een Nederlandse
rechter oordeelde over de vraag of een Nederlands moederbedrijf samen
met haar dochterbedrijven in Nederland aansprakelijk kan worden gesteld
voor in het buitenland aangerichte schade.
De extra zitting van de Haagse rechtbank vindt plaats op verzoek van
Shell, dat stelt dat het Nederlandse hoofdkantoor en Shell Nigeria niet
genoeg met elkaar te maken hebben om tegelijkertijd voor de de
Nederlandse rechter te verschijnen. Daarom zou de Nederlandse rechter
niet bevoegd zijn om over Shell Nigeria te oordelen.
Milieudefensie en haar Nigeriaanse mede-eisers wijzen er echter op, dat
Shell Nigeria voor 100 procent dochter van het moederbedrijf van Shell
is en dat het hoofdkantoor van Shell in Den Haag achter de schermen aan
de touwtjes trekt.
Geert Ritsema, campagneleider bij Milieudefensie: "Shell probeert via
een juridisch trukendoos haar verantwoordelijkheid te ontlopen voor de
grootschalig schade die het bedrijf in Nigeria aan mens en milieu
toebrengt."
Milieudefensie vindt, dat zowel het hoofdkantoor van Shell als haar
Nigeriaanse dochtermaatschappij voor de Nederlandse rechter moeten
verschijnen. Ritsema: "Beide bedrijven hadden deze olielekkage kunnen
voorkomen. Dat hebben ze niet gedaan en daarmee hebben ze ervoor
gezorgd dat landbouwgrond is verwoest, drinkwater is vervuild,
visvijvers onbruikbaar zijn gemaakt en dat het milieu en de gezondheid
van de lokale bevolking zijn aangetast".
Voor Milieudefensie is de aansprakelijkheidskwestie van groot belang,
omdat niet alleen Shell, maar ook andere internationaal opererende
bedrijven vaak geen verantwoordelijkheid nemen voor hun daden in het
buitenland. Milieudefensie heeft echter alle vertrouwen in een goede
afloop van de zaak. Zo bleek in het verleden uit onder meer het
Freeport/Arnoldsson arrest van het Hof van Justitie van de Europese
Gemeenschappen, dat bedrijven zelfs in landen waar ze geen vestiging
hebben voor de rechter kunnen worden gebracht (1).
Ritsema: "Als dochterbedrijven niet voor de rechter kunnen worden
gebracht, wordt het voor slachtoffers van milieuschandalen heel
moeilijk, zo niet onmogelijk, om hun recht te halen. Volgens ons zal de
rechter dat gevolg nooit accepteren."
(1): Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen, 11 oktober 2007,
zaak met nr. C-98/06, NJ 2008,80
Vereniging Milieudefensie