3.4.2 Studiedag 24 september 2008 20
J a a r v e r s l a g 2 0 0 8 3
c o m m i s s i e b i o t e c h n o lo g i e b i j d i e r e n
c o m m i s s i e b i o t e c h n o lo g i e b i j d i e r e n
J a a r v e r s l a g 2 0 0 8
2
4. Slotopmerkingen en samenvatting 22
Bijlagen 23
1. Overzicht van de door de Commissie biotechnologie bij
dieren uitgebrachte adviezen 24
2. Samenstelling van de Commissie biotechnologie bij dieren 26
3. Vergaderingen en bijeenkomsten van de Commissie
biotechnologie bij dieren 28
4. Hoorzittingen 29
COLOFON
Commissie Biotechnologie bij Dieren
Postbus 8359
3505 RJ Utrecht
Heidelberglaan 2
3584 CS Utrecht
tel: 030-253 9419
bureau@cbd.fss.uu.nl
http://www.minlnv.nl
zoekwoord: biotechnologie bij dieren
1. Voorwoord
Meestal schrijf ik in het voorwoord van een jaarverslag iets over of naar aanleiding
van de inhoud ervan. Deze keer begin ik met de omslag en wel omdat
die ook inhoud heeft. Die inhoud betreft niet alleen het jaar 2008 maar kijkt
terug op de hele periode die de CBD bestaat. Het idee kwam van de secretaris
en werd door de commissieleden dadelijk omarmd. Nu de CBD binnenkort
'te slapen wordt gelegd' en op den duur misschien zal worden opgeheven,
in elk geval een andere functie zal krijgen, ontstaat de behoefte om terug te
blikken. Tegen die achtergrond dient de omslag bekeken te worden.
De CBD toetst en adviseert over onderzoeksaanvragen waarbij genetische
modificatie van dieren in het spel is. Ze doet dat inmiddels zo'n twaalf jaar.
Om welke dieren gaat het dan en met welk oogmerk worden de biotechnologische
handelingen verricht? Op die vragen geeft de omslag van dit jaarverslag
een globaal antwoord. Wie een meer specifiek antwoord wil zal alle
jaaroverzichten moeten doorploegen. Ondertussen is het globale antwoord al
interessant genoeg. Er komt uit naar voren dat het meest gebruikte proefdier
de muis is en dat soms zebravissen, klauwpadden, ratten, fruitvliegjes en
wormpjes worden gebruikt. Tot op heden zijn bij ons geen grote(re) zoogdieren
'langs gekomen', zoals varkens en runderen of katten en honden, en ook
geen apen. Dat is merkwaardig aangezien dat in de rest van de wereld (soms)
wel gebeurt. We hebben in Nederland in de jaren 90 van de vorige eeuw
natuurlijk wel de commotie rond de stier Herman gekend, maar dat was om
zo te zeggen voor onze tijd. De doelstellingen van de onderzoeksaanvragen
die aan de Commissie zijn voorgelegd liggen vrijwel uitsluitend op biomedisch
terrein en betreffen bij voorbeeld ziekten zoals kanker. Ook hier laat de omslag
zien dat er andere doelstellingen denkbaar zouden zijn - en wereldwijd soms
worden nagestreefd - maar wij hebben ze niet voorgelegd gekregen. Dat zou
je eveneens merkwaardig kunnen noemen.
Is daar een verklaring voor? Bij mijn weten is er geen onderzoek naar gedaan.
Ik waag me daarom niet aan een antwoord. Vanuit de onderzoekers wordt wel
gewezen op de strenge regelgeving in Nederland en op de lange weg van de
procedure. Het zou kunnen en het zou interessant zijn dat in een onderzoek
te betrekken. Ik zou hier liever iets anders onderstrepen en wel dat het in
een bepaald opzicht jammer is dat de CBD niet een rijker geschakeerd menu
heeft voorgezet gekregen. Immers daardoor zijn de commissie - en dus de
Nederlandse overheid, die we van advies dienen, en daarmee de samenleving
die over onze schouders kan meekijken, want de procedure is openbaar - niet
in de gelegenheid gesteld zich daar een bezonnen oordeel over te vormen.
c o m m i s s i e b i o t e c h n o lo g i e b i j d i e r e n
J a a r v e r s l a g 2 0 0 8
4 J a a r v e r s l a g 2 0 0 8 5
c o m m i s s i e b i o t e c h n o lo g i e b i j d i e r e n
2. Inleiding
2.1 De huidige taak en positie van de CBD
Op grond van artikel 66, lid 1 van de Gezondheids- en welzijnswet voor
dieren (GWWD) is het sinds 1 april 1997 in Nederland verboden om zonder
vergunning biotechnologische handelingen bij dieren uit te voeren1. De
vergunning kan worden aangevraagd bij de Minister van Landbouw, Natuur
en Voedselkwaliteit (LNV) (hierna: de Minister). Een vergunning wordt door
hem verleend indien:
a. de handelingen geen onaanvaardbare gevolgen hebben voor de gezondheid
en het welzijn van dieren en
b. tegen de handelingen geen ethische bezwaren bestaan.
Om te bepalen of aan deze voorwaarden is voldaan vraagt de Minister, voordat
hij over een aanvraag beslist, advies aan de Commissie biotechnologie bij
dieren (verder: de Commissie). De Commissie is op 1 april 1997 geïnstalleerd
toen het Besluit biotechnologie bij dieren (Bbd) in werking trad2.
De Commissie onderwerpt elke individuele vergunningaanvraag aan een
ethische toets die tot doel heeft om te bepalen of aan de hierboven onder
a. en b. genoemde voorwaarden voldaan wordt. De Nota van toelichting bij
het Bbd gaat nader in op de specifieke taak en positie van de Commissie. In
het licht van het feit dat het denken over de ethische aanvaardbaarheid van
biotechnologische handelingen bij dieren zich nog steeds ontwikkelt, is de
Commissie de taak toebedeeld om stapsgewijze, dus case by case, op zoek
te gaan naar een antwoord op de vraag wat wèl en wat niet ethisch toelaatbaar
is als het gaat om biotechnologie bij dieren. Toetsing van individuele
gevallen is noodzakelijk om uiteindelijk te komen tot algemene regels waarin
de maatschappelijke consensus over de aanvaardbaarheid van bepaalde handelingen
tot uiting komt. Voor deze individuele toetsing werden destijds twee
functies onderscheiden:
- Opheldering en versterking van de morele positie van het dier ten
opzichte van de opkomende biotechnologie;
- Vroegtijdige signalering, formulering en beoordeling van problematische
ontwikkelingen. De toetsing moet de informatie opleveren die nodig is
voor de publieke discussie over deze ontwikkelingen.
De Commissie bediscussieert regelmatig, naast haar formele taak om te
adviseren over onderzoeksaanvragen, in zogenaamde heisessies zowel specifieke
inhoudelijke thema's als ook de toekomstige organisatie van ethische
Als dat wel gebeurd zou zijn zou dat een bijdrage geleverd kunnen hebben
aan het maatschappelijke debat over het (bio-) technologiebeleid. Nu zijn we
-- wat kort door de bocht geformuleerd -- op biomedisch terrein inmiddels
zover dat bepaalde biotechnologische handelingen bij bepaalde dieren niet
meer vergunningplichtig zullen zijn. Maar uit de omslag blijkt dat er nog vele
(andere) terreinen braak liggen en, ik herhaal, het is jammer dat we niet in
de gelegenheid zijn geweest daarover te adviseren.
Indirect kun je via de omslag ook dilemma's op het spoor komen waar de
CBD mee worstelt. Natuurlijk is daar steeds weer de kwestie van de instrumentalisering
van dieren ten behoeve van de mens. Wij brengen genetische
veranderingen aan in proefdieren in ons belang. Ook al is er een grote mate
van consensus bereikt dat dit op biomedisch terrein onder strenge voorwaarden
aanvaardbaar kan zijn, wij moeten het nooit gewoon gaan vinden. Maar ik
noem nog een ander dilemma, dat ook tijdens de hoorzittingen vaak opduikt:
Gegeven het feit dat het soms aanvaardbaar is proefdieren te gebruiken, mag
je dan onderscheid maken tussen dieren? Met een knipoog naar de titel van
een bekend boek: Alle dieren zijn toch gelijk of zijn sommige dieren minder
gelijk dan andere? In de praktijk vinden we ook in de commissie dat je beter
wormpjes of fruitvliegjes kunt gebruiken dan muizen, laat staan apen. Maar
theoretisch blijft dat een buitengewoon lastige discussie, waarvoor ik hier nu
maar verwijs naar het vorige jaarverslag.
Genoeg over de omslag. Datgene wat er tussen zit laat zien dat het gewone
werk van de CBD ook in het afgelopen jaar gewoon is doorgegaan. Ik wil de
commissieleden en de bureaumedewerkers hartelijk danken voor hun inzet en
input. Het is in zekere zin ook een merkwaardig jaar geweest. Omdat we sinds
2007 weten dat het gewone commissiewerk gaat stoppen hebben we ons
ook bezig gehouden met de overdracht aan de Dierexperimentencommissies
(DECs) en de Centrale Commissie Dierproeven (CCD) die het merendeel
van onze taken zullen gaan overnemen. Maar daarover wellicht meer in het
volgende jaarverslag. Het laatste?
Egbert Schroten
Voorzitter.
Wetgeving
Nota van
toelichting
1 24 sept. 1992, Stb. 1992, 585
2 9 dec. 1996, Stb. 1997, 5
c o m m i s s i e b i o t e c h n o lo g i e b i j d i e r e n
J a a r v e r s l a g 2 0 0 8
6 J a a r v e r s l a g 2 0 0 8 7
c o m m i s s i e b i o t e c h n o lo g i e b i j d i e r e n
De procedure
Toekomst CBD
3. De werkzaamheden
3.1 De procedure
Aanvragen voor een vergunning biotechnologie bij dieren doorlopen de
Openbare voorbereidingsprocedure die wordt beschreven in de Algemene
Wet Bestuursrecht (Awb). Nadat de Minister een aanvraag voor een vergunning
heeft ontvangen, vraagt zij de Commissie om advies. De Commissie
stelt, eventueel nadat aan de indiener aanvullende vragen zijn gesteld en
deze door hem zijn beantwoord, een advies op. Dit advies wordt naar de
Minister gezonden. Op grond van het advies van de Commissie brengt de
Minister een ontwerpbesluit uit dat, samen met alle onderliggende stukken,
openbaar gemaakt wordt. Een ieder kan binnen de in de Awb vastgelegde
termijn van zes weken na inzage van het ontwerpbesluit zienswijzen schriftelijk
kenbaar maken.
Bij voldoende belangstelling wordt in die periode van zes weken een hoorzitting
georganiseerd door de Minister. Deelnemers aan de hoorzittingen kunnen
tijdens de hoorzittingen mondeling hun zienswijzen formuleren. Ook in 2008
zijn er voor alle ontwerpbesluiten van de Minister hoorzittingen gehouden.
Indien er zienswijzen zijn ingediend, worden deze door de Minister naar de
Commissie gezonden met het verzoek om over deze zienswijzen advies uit
te brengen. De reactie van de Commissie bestaat uit een brief waarin wordt
gereageerd op de zienswijzen vergezeld van een nieuw, gewijzigd advies of
alleen een brief indien de Commissie geen aanleiding ziet om het advies te
wijzigen. In paragraaf 3.2.4 wordt nader ingegaan op deze procedure.
De Minister neemt vervolgens een definitief Besluit. Belanghebbenden kunnen
tegen dit Besluit beroep aantekenen bij het College van Beroep voor het
bedrijfsleven.
3.2 De werkzaamheden in het kader van de vergunningprocedure
3.2.1 Algemene gegevens
In 2008 zijn er in totaal bij de Commissie negen nieuwe adviesaanvragen
ingediend. Uit 2007 waren er nog vier adviesaanvragen in behandeling. In
2008 is zeven keer geadviseerd om vergunning te verlenen aan de aanvrager.
Er zijn twee aanvragen ingetrokken. Vier aanvragen waren aan het eind van
het verslagjaar nog in behandeling (zie bijlage 1).
In het jaar 2008 zijn ten aanzien van twee ontwerpbesluiten van de Minister
zienswijzen ingebracht. De zienswijzen waren in dit jaar alleen afkomstig van burgers.
De Commissie heeft over alle zienswijzen schriftelijk advies uitgebracht aan
de Minister. De zienswijzen hebben niet geleid tot aanpassing van deze adviezen.
discussies rond (bio)technologie. Resultaten daarvan worden vastgelegd en
ook regelmatig besproken met de beleidsverantwoordelijken binnen het
ministerie van LNV.
2.2 De toekomst van de Commissie
In het jaarverslag van de Commissie van 2007 is aangegeven dat de regering
het voornemen heeft om biotechnologische handelingen bij dieren, voor
zover die worden verricht voor biomedische doeleinden, vrij te stellen van
de vergunningplicht in het kader van de GWWD. Dit heeft tot gevolg dat het
merendeel van de huidige werkzaamheden van de Commissie vervalt. Deze
onderdelen moeten dan alleen nog door een Dierexperimentencommissie
(DEC) worden getoetst. Onderdeel van dit proces is dat de Commissie de
DEC's zal informeren over het toetsingskader dat de Commissie hanteert. De
Commissie heeft daarom in 2008 een start gemaakt met de evaluatie van
haar toetsingskader.
Zienswijzen
Hoorzitting
Nieuwe
aanvragen 2008
c o m m i s s i e b i o t e c h n o lo g i e b i j d i e r e n
J a a r v e r s l a g 2 0 0 8
8 J a a r v e r s l a g 2 0 0 8 9
c o m m i s s i e b i o t e c h n o lo g i e b i j d i e r e n
Wijze van toetsen
Wraking leden
lange termijn doelstelling van het onderzoek dient te worden beschouwd.
Daarna wordt onderzocht of er reële alternatieven beschikbaar zijn. Zijn die
er, dan worden de volgende stappen in het toetsingsmodel niet meer doorlopen
en wordt een negatief advies afgegeven. Zijn die er niet, dan wordt
vervolgens de te verwachten schade aan de gezondheid en het welzijn van
de dieren geïnventariseerd en wordt een inschatting gemaakt van de mate
waarin de integriteit van de dieren door de biotechnologische handelingen
wordt aangetast. Tenslotte wordt een finale afweging gemaakt om tot een
conclusie te komen over de ethische aanvaardbaarheid van de biotechnologische
handelingen.
In alle in 2008 uitgebrachte adviezen adviseerde de Commissie om aan de
vergunningverlening bepaalde voorwaarden te verbinden. Deze voorwaarden
hadden vooral betrekking op het feit dat de dieren onverwijld gedood dienen
te worden indien ernstig ongerief ontstaat en op het feit dat een welzijnsdagboek,
een administratie conform de Code of practice welzijnsbewaking
van proefdieren, bijgehouden dient te worden. Ook werd geadviseerd met
betrekking tot het aantal te gebruiken dieren.
Er komen wereldwijd steeds meer genetisch gemodificeerde dierenlijnen
beschikbaar. De Commissie vindt het van belang dat er niet meer dieren
genetisch worden gemodificeerd dan noodzakelijk is om de betreffende
proeven uit te voeren. De Commissie beschouwt het aanvragen van een al
bestaande dierenlijn aan collega onderzoekers als een mogelijk alternatief
voor de voorgenomen biotechnologische handeling. Op die manier kan
bovendien het aantal proefdieren dat wordt gebruikt verminderd worden.
De Commissie heeft daarom steeds als voorwaarde in haar adviezen opgenomen
dat de onderzoekers genetisch gemodificeerde dierenlijnen die elders
op de wereld al bestaan en beschikbaar zijn op het moment dat zij zelf die
lijnen willen gaan genereren, zij dienen te proberen deze al bestaande lijnen
bij hun collega-onderzoekers te verkrijgen. Er worden op dit moment voor het
onderzoek in Nederland meer genetische gemodificeerde dieren verkregen
door ze op te vragen bij anderen, dan door ze zelf te genereren. Gesteld kan
worden dat er tussen academische, niet commerciële instituten een vrije uitwisseling
plaatsvindt. Aanvragers geven zelf ook vrijwel altijd aan in hun aanvraag
dat zij hun lijnen beschikbaar zullen stellen voor collega-onderzoekers.
Dit sluit aan bij de open source denkwijze.
Hieronder zal een aantal aanvragen nader worden belicht, omdat daarin
zaken aan de orde waren die aanleiding gaven tot een principiële discussie
in de Commissie.
Alle aanvragen die in 2008 zijn ingediend hadden betrekking op fundamenteel
en/of toegepast biomedisch onderzoek. De biotechnologische handelingen
werden in zes van de negen gevallen uitgevoerd bij muizen. Drie
aanvragen hadden betrekking op de zebravis.
De Commissie heeft in 2008 elf keer vergaderd (zie bijlage 3). De Commissie
heeft al bij haar oprichting in het huishoudelijk reglement van de Commissie
geregeld dat leden worden gewraakt3 wanneer zij betrokken zijn of belang
zouden kunnen hebben bij aanvragen die de Commissie behandelt. In de
praktijk betekent dit dat leden zich terugtrekken uit de vergadering wanneer
de betreffende aanvraag ter toetsing voorligt.
3.2.2 De adviezen
Met betrekking tot de zeven adviezen die zijn uitgebracht in het kader van de
openbare voorbereidingsprocedure, en waartoe dit jaarverslag zich verder zal
beperken, heeft de Commissie in grote lijnen het in 1997 ontwikkelde toetsingskader
gehanteerd. De wijze waarop dit toetsingskader wordt toegepast is
echter als gevolg van voortschrijdend inzicht in de loop der jaren regelmatig
aangepast, bijvoorbeeld omdat er inmiddels een aantal andere technieken
beschikbaar zijn gekomen, zoals technieken voor het genereren van induceerbare
en conditionele mutanten en weefselspecifieke mutanten.
De Commissie bediscussieert de nieuwe technieken en bekijkt of de technieken
in ethisch opzicht vergelijkbaar zijn. Het is ook steeds gebruikelijker
geworden om genetisch gemodificeerde dieren met elkaar te kruisen om zo
het gewenste fenotype te verkrijgen. De Commissie betrekt in haar ethische
afweging niet alleen het fenotype van de dieren die het directe resultaat zijn
van de biotechnologische handelingen, maar ook het uiteindelijk beoogde
fenotype, dat bijvoorbeeld gerealiseerd kan worden door de dieren met elkaar
te kruisen. Het kruisen van de dieren is een vervolghandeling en voor zover
er kans bestaat dat de nakomelingen ongerief zullen ondervinden is het ook
een dierproef. Strikt genomen is het niet aan de Commissie om dergelijke
vervolghandelingen te toetsen. Maar aangezien het verkrijgen van de dieren
die uit de kruising ontstaan het uiteindelijk doel is van de biotechnologische
handelingen, meent de Commissie dat zij de schade aan gezondheid, welzijn
en integriteit van deze dieren in haar ethische afweging redelijkerwijs niet
buiten beschouwing kan laten.
In grote lijnen houdt de toetsing in dat allereerst het wetenschappelijk en het
maatschappelijk belang van de doelstelling wordt onderzocht en wordt
stilgestaan bij de vraag wat als de korte termijn doelstelling en wat als de
3 Wraken = op bepaalde, bij wet omschreven gronden niet toelaten of onbevoegd verklaren
Toetsingskader
Voorwaarden aan
vergunning
Beschikbaarheid
van dieren elders
c o m m i s s i e b i o t e c h n o lo g i e b i j d i e r e n
J a a r v e r s l a g 2 0 0 8
10 J a a r v e r s l a g 2 0 0 8 11
c o m m i s s i e b i o t e c h n o lo g i e b i j d i e r e n
Kritische houding
Commissie
Echter ook experimenten waarin men op inventieve wijze erin slaagt minder
dieren te gebruiken (vermindering) of het ongerief van de betrokken
dieren verder te beperken (verfijning), worden beschouwd als alternatieven.
Vervanging, vermindering en verfijning staan samen bekend als de drie V's.
De Commissie was het er snel over eens dat, in gevallen waarin men genetisch
gemodificeerde dieren wil genereren voor onderzoek, zebravissen een
verfijningsalternatief kunnen vormen voor zoogdieren, zoals blijkt uit onderstaand
citaat uit het advies over M03:
"De Commissie beschouwt het gebruik van de zebravissen overigens ook als
een verfijningsalternatief (dus géén vervangingsalternatief) voor het gebruik
van een zoogdier, zoals de muis. Dat heeft te maken met het feit dat bij
zebravissen bevruchte eicellen langs natuurlijke weg in grote aantallen verkregen
kunnen worden, zonder belastende ingrepen aan de moeder(donor)
dieren. Ook zijn geen draagmoeders nodig, omdat de embryonale ontwikkeling
buiten het lichaam plaatsvindt en goed te observeren is. Dat spaart
dieren en ongerief voor dieren."
De Commissie heeft trouwens in datzelfde advies wel de kanttekening
gemaakt dat het lang niet altijd mogelijk is om zomaar de ene diersoort door
de andere te vervangen. Voor sommige onderzoeksvragen lenen muizen zich
beter en voor andere zebravissen. In dit geval ging het om onderzoek waarbij
de zebravis ook het meeste geschikte dier was, omdat het onderzoek betrekking
had op het visuele systeem:
"De zebravis is namelijk een sterk visueel georiënteerd gewerveld dier en
heeft een goed ontwikkeld vermogen om kleuren te zien. Bovendien beschikt
de aanvrager ook over goede technieken (speciaal ontworpen gedragstesten)
om de zebravissen te onderzoeken (advies M03)."
De aard van de onderzoeksvraag en het beschikbaar zijn van goede moleculair
biologische (en andere) technieken waarmee die onderzoeksvraag kan
worden benaderd, spelen een belangrijk rol bij de keuze van de diersoort.
Naar aanleiding van aanvraag M09 heeft de Commissie opnieuw gesproken
over zebravissen als alternatief. Een deel van de Commissieleden meende
namelijk dat de zebravis niet slechts als een verfijningsalternatief zou kunnen
worden beschouwd, maar ook als een vervangingsalternatief. Als alle andere
omstandigheden gelijk zijn, dan verdient het gebruik van zebravissen de voorkeur
boven het gebruik van muizen, meende een aantal Commissieleden.
3.2.2.1 Ingetrokken aanvragen
Twee aanvragen die in 2008 zijn ingediend zijn door de aanvragers ingetrokken.
Na ontvangst van aanvraag M01 heeft de Commissie een aantal kritische
vragen gesteld. Met name vroeg de Commissie een nadere toelichting op de
betekenis van de resultaten van eerder onderzoek waarop het onderzoek in
deze aanvraag een vervolg zou zijn. De Commissie meende dat onvoldoende
duidelijk gemaakt werd waarom die resultaten voortzetting van het onderzoek
zouden rechtvaardigen. Ook vroeg de Commissie de aanvrager om beter
uiteen te zetten wat nu precies de korte en de lange termijn doelstelling van
het project waren. De aanvrager heeft in reactie daarop zijn aanvraag ingetrokken.
Ook naar aanleiding van aanvraag M06 stelde de Commissie kritische vragen
aan de aanvrager. Aanvraag M06 was in essentie gelijk aan een aanvraag
van dezelfde onderzoeksgroep enkele jaren eerder. Naar aanleiding van die
aanvraag was op advies van de Commissie vergunning verleend voor een
bepaalde periode. De aanvrager zou in deze periode een GAA knock-down
muizenlijn genereren met behulp van plasmide DNA constructen, om daarmee
therapieën voor de ziekte van Pompe te testen. De Commissie wilde de
aanvrager met de vergunning in staat stellen om tot een "proof of principle"
met betrekking tot deze techniek te komen. In 2008, bij de ontvangst van
aanvraag M06 (in feite een aanvraag om alsnog te mogen doen wat onder
de al verleende vergunning niet was uitgevoerd), bleek dat de aanvrager niet
in de gelegenheid was om in de hem gegunde periode een lijn te genereren.
De Commissie heeft daarop tot twee keer toe vragen gesteld, met name over
het feit dat in de voorgaande twee jaar niemand anders had geprobeerd om
een lijn te genereren met een nieuwe techniek die de aanvrager wilde gebruiken.
De Commissie vroeg verder naar nieuwe inzichten en ontwikkelingen in
het onderzoeksveld van de aanvrager. De Commissie vond de antwoorden
ook in tweede instantie niet bevredigend. Toen dat de aanvrager duidelijk
werd, heeft hij zijn aanvraag ingetrokken.
3.2.2.2 De zebravis als alternatief
De aanvragen M03 en M09 hadden betrekking op onderzoek waarbij zebravissen
genetisch worden gemodificeerd. De Commissie heeft in het verslagjaar
2008 herhaaldelijk gediscussieerd over de vraag of zebravissen een
alternatief zijn voor zoogdieren en, zo ja, in welke zin zij dan een alternatief
vormen.
Bij het gebruik van proefdieren is het gebruikelijk om onder alternatieven voor
dierproeven meer te scharen dan alleen experimenten zonder dieren (vervanging).
Alternatieven zonder dieren zijn meestal in vitro experimenten, maar
soms ook experimenten in de computer (in silico) of in humane vrijwilligers.
Zebravis als
verfijningsalternatief
Zebravis als
alternatief
c o m m i s s i e b i o t e c h n o lo g i e b i j d i e r e n
J a a r v e r s l a g 2 0 0 8
12 J a a r v e r s l a g 2 0 0 8 13
c o m m i s s i e b i o t e c h n o lo g i e b i j d i e r e n
Maatschappelijk
belang fundamenteel
onderzoek
Zebravis als vervangingsalternatief
these, gebaseerd op bijvoorbeeld epidemiologisch onderzoek.
Het belangrijkste bezwaar dat de minderheid van de Commissie had, was
dat de doelstelling van de beoogde handelingen daarmee vooral negatief
of destructief van aard was. Het doel, het creëren van (vaak niet levensvatbare)
afwijkingen in de normale embryonale ontwikkeling om die te kunnen
bestuderen, druiste naar de mening van de minderheid in tegen het ethische
principe van 'geen schade doen'. Alhoewel een groot deel van de vergunningaanvragen
voor biotechnologische handelingen in meer of mindere mate
schade veroorzaken is dit zelden het hoofddoel van die handelingen, zoals
dat het geval was in aanvraag F06. Deze doelstelling was derhalve naar de
mening van de minderheid wezenlijk anders van intentie dan die van andere
aanvragen.
De Commissie, in haar huidige samenstelling, meent dat het onderzoek in
de vervolgaanvraag M05 geen negatieve of destructieve doelstelling heeft.
In de huidige aanvraag is ook wel sprake van een hypothese. Ondertussen
is bekend geworden dat een aantal van de genoemde genen niet alleen
van belang zijn voor onderzoek naar aangeboren afwijkingen en kanker,
maar tevens van betekenis zijn voor het stamcelonderzoek in het algemeen
en daarmee voor een veelheid aan ziekteprocessen, waarbij stamcellen op
termijn wellicht bruikbaar zijn voor therapie of preventie. Daarmee wil de
Commissie aangeven dat de resultaten van het onderzoek niet meer specifiek
beperkt blijven tot één onderzoeksgebied (ontwikkelingsbiologie), maar
dat het in feite vakgebied overstijgend onderzoek is geworden. Dit wordt ook
weerspiegeld in een aantal van de publicaties van de betreffende onderzoeksgroep
die het vakgebied overstijgen.
De Commissie meent dat hoewel de hoofddoelstelling van dit onderzoek
nog steeds voornamelijk zuiver wetenschappelijk is, het reëel is om te stellen
dat de resultaten van dit onderzoek van groot belang kunnen zijn voor de
geneeskunde en op termijn een bijdrage kunnen leveren aan de gezondheid
van mensen. Door het onderzoek is van bepaalde aangeboren of erfelijke
afwijkingen meer duidelijk geworden hoe ze zijn ontstaan en welke signalen
daarbij niet of foutief zijn uitgewisseld tussen cellen. De Commissie meent
dat het onderzoek daarom ook maatschappelijk van belang is. De Commissie
wil tevens opmerken dat dergelijke, potentieel waardevolle informatie niet
beschikbaar zou komen wanneer enkel het perspectief van toepasbaarheid
gewicht in de schaal zou leggen. Juist het zuiver wetenschappelijk onderzoek
biedt een vruchtbare voedingsbodem voor wezenlijk nieuwe ontdekkingen.
3.2.2.4 Hersenen en leercapaciteit
Het onderzoek in aanvraag M07 lijkt bij een oppervlakkige bestudering te richten
op het vinden van een behandeling voor de aandoening "lui oog" (amblyopie).
Waarom zij dat meenden blijkt uit onderstaand citaat uit advies M09:
"Een aantal leden van de Commissie meent bovendien dat dierproeven met
zebravissen ethisch minder problematisch zijn dan dierproeven met muizen
(of andere zoogdieren). De reden daarvoor is eerder verwoord in het jaarverslag
van de Commissie over 2007. Dieren, als wezens die een eigen leven
leiden (subjecten), hebben als onderdeel van dat leven emoties, ervaringen,
voorkeuren en waarderingen. Het subject-zijn van dieren is verbonden met
een bepaalde neurologische complexiteit en met psychologische vermogens.
Die neurologische complexiteit en psychologische vermogens kunnen
verschillen tussen diersoorten. Een aantal leden van de Commissie meent
dat een verschil in psychologische vermogens en neurologische complexiteit
tussen zebravissen en muizen als een indicator beschouwd kan worden voor
een verschil in subjectwaarde en meent om die reden dat instrumenteel
gebruik van zebravissen (bijvoorbeeld in dierproeven) minder problematisch
is dan instrumenteel gebruik van muizen"
De Commissie realiseert zich dat dit een controversiële en in elk geval nieuwe
opvatting is. Bij ongewervelde dieren is het overigens heel gebruikelijk om
proeven met deze dieren als een alternatief te beschouwen voor dierproeven
met gewervelde dieren. Toch lijkt het alsof de suggestie die ervan uitgaat is
dat zebravissen "lagere" dieren zijn en moreel gezien daarom minder meetellen
dan muizen. Dit is echter niet bedoeld. De Commissieleden die deze
opvatting waren toegedaan wilden slechts stellen dat instrumenteel gebruik
van zebravissen minder problematisch is dan instrumenteel gebruik van muizen,
vanwege een verschil in de mate waarin een dier als subject kan worden
aangemerkt. Dat is niet hetzelfde als stellen dat zebravissen een lagere
morele status hebben of minder meetellen in moreel opzicht.
3.2.2.3 Fundamenteel ontwikkelingsbiologisch onderzoek
Aanvraag M05 is een vervolg op aanvraag F06 uit 2003. Aanvraag M05
betreft, evenals F06, zuiver wetenschappelijk ontwikkelingsbiologisch onderzoek.
Het onderzoek richt zich op de rol van verschillende genen (Hox-genen
en Cdx-genen) die tijdens de embryonale ontwikkeling de structuur van het
zich ontwikkelende embryo bepalen. Zo vormt zich tijdens de ontwikkeling
een lengte-as waarlangs op de juiste plaats en in de juiste volgorde verschillende
organen en weefsels moeten worden gevormd. Dit proces wordt mede
gestuurd door deze genen.
De behandeling van aanvraag F06 werd destijds afgesloten met een verdeeld
advies van de Commissie. Een minderheid van de Commissie meende destijds
dat het onderzoek niet werd verricht op basis van een onderzoekshypo-
Plasticiteit van
hersenen
Fundamenteel
onderzoek
c o m m i s s i e b i o t e c h n o lo g i e b i j d i e r e n
J a a r v e r s l a g 2 0 0 8
14 J a a r v e r s l a g 2 0 0 8 15
c o m m i s s i e b i o t e c h n o lo g i e b i j d i e r e n
Hoorzittingen
Ethische vragen
Commissie al aangegeven dat het goed en volledig invullen van het aanvraagformulier
erg belangrijk is. De Commissie ontvangt vrijwel uitsluitend
adviesaanvragen voor biomedisch onderzoek dat na beoordeling van substantieel
belang blijkt te zijn. In de praktijk is het zo dat, indien de onderzoekers
bij zulke aanvragen in eerste instantie alle voor de ethische toetsing
relevante gegevens verstrekken, de afhandeling van de vergunningaanvraag
probleemloos en vlot verloopt.
De gehele procedure, inclusief het stellen van aanvullende vragen en het
houden van een hoorzitting, kan binnen ongeveer een half jaar zijn afgerond.
De wettelijke termijn is zes maanden. Dit is echter exclusief de periode dat de
nadere vragen door de aanvrager moeten worden beantwoord. Uit de tabel in
bijlage 1 blijkt dat die procedure (veel) minder tijd in beslag kan nemen als
er geen nadere vragen behoeven te worden gesteld. Ook blijkt uit de tabel
dat de wettelijke termijn in 2008 altijd is gehaald.
In 2008 is het echter nog steeds zo dat vaak aanvullende vragen rijzen over
de binnengekomen vergunningaanvragen. Slechts in twee gevallen zijn er
door de Commissie geen aanvullende vragen gesteld. Was het in het verleden
vooral zo dat gevraagde informatie ontbrak (wat aanleiding was om de
toelichting voortdurend aan te passen en te verbeteren), op dit moment gaat
het steeds vaker om inhoudelijke, technisch-wetenschappelijke vragen.
De Commissie stelt in het algemeen maximaal twee keer aanvullende vragen.
In de tweede brief geeft de Commissie aan dat indien de gevraagde informatie
uitblijft, de Commissie niet tot een afweging kan komen en geen advies kan
uitbrengen. Dat laatste leidt er zo goed als zeker toe dat er geen vergunning
wordt verleend. In twee gevallen heeft de aanvrager in 2008 naar aanleiding
van de aanvullende vragen zelf besloten de aanvraag in te trekken.
3.2.4 De hoorzittingen en de zienswijzen
Tijdens een hoorzitting hoort de Minister, vertegenwoordigd door een ambtenaar
van de Dienst Regelingen, organisaties en burgers die de gelegenheid
krijgen zienswijzen te uiten met betrekking tot het betreffende ontwerpbesluit.
In 2008 zijn vier hoorzittingen gehouden over acht ontwerpbesluiten (zie
bijlage 4). Op verzoek van de Minister zit de secretaris van de Commissie
de hoorzitting voor. Namens de Commissie zijn veelal de voorzitter en de
adjunct-secretaris aanwezig. De Dienst Regelingen legt de discussie vast in
een verslag dat ook naar de deelnemers aan de hoorzitting wordt gezonden.
Bij alle in 2008 behandelde ontwerpbesluiten was ook de vergunningaanvrager,
meestal in de persoon van de uitvoerende onderzoeker, aanwezig om
eventuele vragen te beantwoorden.
Bij nadere beschouwing blijkt de betekenis van het onderzoek veel verder te
reiken.
In muizen is het mogelijk om een "lui oog" te induceren door op jonge leeftijd,
tijdens de kritische periode, één oog tijdelijk te sluiten. Dit is een belangrijk
diermodel voor het bestuderen van de onderliggende mechanismen van
de "kritische periode", de periode waarin er sprake is van veel neuronale
plasticiteit. Dat is de periode waarin de hersenen een groot vermogen hebben
om zich aan te passen door nieuwe verbindingen aan te leggen tussen
zenuwcellen. Na een bepaalde leeftijd blijkt het erg moeilijk om nog te leren
zien met een "lui oog". De hersenen van een mens zijn vanaf die leeftijd
niet meer in staat om te leren hoe ze het signaal dat van het netvlies komt
om moeten zetten in een bewuste waarneming. Daarvoor moeten nieuwe
structuren worden aangelegd en de hersenen kunnen dat op een gegeven
moment niet meer. De "kritische periode" is dan gesloten. Niet alleen de visuele
cortex (het deel van de hersenen waar signalen van het netvlies worden
omgezet in waarnemingen) kent een kritische periode, ook andere delen van
de hersenen kennen die. Als de kritische periode gesloten is, dan is herstel
van schade door bijvoorbeeld een hersenbloeding nauwelijks nog mogelijk.
De onderzoekers zouden vanzelfsprekend graag willen weten hoe dit proces,
het sluiten van de zogenaamde kritische periode, werkt en of het ook mogelijk
is om die kritische periode weer te "openen", zodat schade toch nog zou
kunnen worden hersteld.
Het is de vraag of de Commissie geadviseerd zou hebben om een vergunning
te verlenen voor onderzoek dat zich uitsluitend richt op het vinden van
een betere therapie voor de aandoening "lui oog". Bij nadere beschouwing is
het echter duidelijk dat het belang van onderzoek naar het mechanisme van
het openen en sluiten van de "kritische periode" in verschillende hersengebieden
veel verder reikt dan alleen de aandoening "lui oog". De Commissie
constateerde tijdens haar discussie overigens ook dat dit onderzoek belangrijke
andere ethische vragen oproept, die om verdere doordenking vragen.
Het kunnen beïnvloeden van de kritische periode biedt namelijk niet alleen
uitzicht op herstellen van schade aan de hersenen als gevolg van ongelukken
of hersenaandoeningen, het biedt theoretisch ook uitzicht op het beïnvloeden
van het tijdstip en de duur van de kritische periode met het oog op het
verbeteren van het leervermogen en de prestaties van mensen. Het gaat om
een vorm van "human enhancement", in dit geval overigens niet te verwarren
met genetische modificatie in de kiembaan.
3.2.3 Volledigheid van aanvragen
In het voorwoord van het jaarverslag 2004 werd door de voorzitter van de
Aanvullende
informatie
c o m m i s s i e b i o t e c h n o lo g i e b i j d i e r e n
J a a r v e r s l a g 2 0 0 8
16 J a a r v e r s l a g 2 0 0 8 17
c o m m i s s i e b i o t e c h n o lo g i e b i j d i e r e n
Trendanalyse
2009
Belangstelling bij
hoorzittingen
wijziging van de locatie waar de handelingen plaatsvinden. Dergelijke "kleine
wijzigingen" kunnen door de Minister van LNV worden afgehandeld zonder
advies te vragen aan de Commissie. In de afgelopen jaren is echter de praktijk
gegroeid dat kleine wijzigingen per e-mail worden voorgelegd aan de individuele
leden van de Commissie. Zij kunnen binnen een week laten weten
of het naar hun mening inderdaad een kleine wijziging betreft. Zo zou een
aanvrager bijvoorbeeld ten onrechte kunnen claimen dat de genen waarmee
hij zijn vergunning wil uitbreiden, passen binnen de oorspronkelijke doelstelling
van zijn vergunning. Onder de leden van Commissie is de deskundigheid
aanwezig om te beoordelen of de kleine wijziging onder dezelfde toetsbare
eenheid valt. De Commissie als geheel brengt echter geen advies uit.
3.3.2 Trendanalyse Biotechnologie 2009
In juni 2008 heeft de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en
Milieu (VROM), mede namens de minister van LNV en de Staatssecretaris
van VWS aan de CBD, de Commissie Genetische Modificatie (COGEM) en
de Gezondheidsraad gevraagd om een gemeenschappelijke trendanalyse
van ontwikkelingen in de biotechnologie op te stellen ten behoeve van de
Tweede Kamer. Deze keer is niet verzocht om een achtergrondanalyse, zoals
wel het geval was bij de Trendanalyses Biotechnologie van 2004 en 2007.
Het is de bedoeling dat de Trendanalyse in het najaar van 2009 wordt opgeleverd
en een vooruitzicht geeft welke ontwikkelingen over een periode van
10 jaar in Nederland van belang zullen zijn.
In het kader van de uitwerking van deze Trendanalyse is een projectgroep
geïnstalleerd bestaande uit deskundigen uit het veld die de inhoud van
de Trendanalyse zal bepalen. Namens de CBD zitten hier de leden dr. J.
M. Fentener van Vlissingen, prof. dr. J.H.J. Hoeijmakers en dr. J.A.A. Swart
in, terwijl de secretaris deelneemt als adviseur. De voorzitters van de drie
deelnemende partijen en de secretarissen zitten in een Stuurgroep die de
Projectgroep aanstuurt.
Tot dusver is een groslijst van trends opgesteld die verder worden uitgewerkt
door de projectgroep.
3.4 Studiedagen
De Commissie heeft de gewoonte om jaarlijks één of twee studiedagen te
beleggen om in alle rust, los van de vergunningaanvragen en adviezen en
zonder de tijdsdruk van de termijnen die gelden in de openbare voorbereidingsprocedure,
stil te staan bij een aantal ethische, maatschappelijke en
technische kwesties die in de beraadslagingen van de Commissie telkens
terugkeren en waarvoor in het reguliere overleg te weinig tijd is om daar
diepgaand met elkaar over te discussiëren. In 2008 heeft de Commissie
Hoewel strikt gesproken tijdens een hoorzitting de aanwezigen alleen maar
gehoord behoeven te worden wat zij vinden van een ontwerpbesluit, is er bij
de hoorzittingen de gewoonte ontstaan dat de aanwezigen de gelegenheid
krijgen om vragen te stellen over het betreffende ontwerpbesluit. Zowel de
aanvragers, als aanwezige leden namens de Commissie kunnen regelmatig
zaken verduidelijken. Van de gelegenheid tot het stellen van vragen wordt
dankbaar gebruik gemaakt. De indruk bestaat echter dat de veelal deskundige
uitleg van de aanvragers over hun onderzoek niet direct lijkt te leiden
tot een wijziging van de standpunten van de toehoorders. De aanwezigen bij
de hoorzitting hebben tijdens de hoorzitting ook de gelegenheid om mondeling
zienswijzen in te brengen. Van die mogelijkheid wordt echter slechts
spaarzaam gebruik gemaakt. De voorzitter verzoekt de aanwezigen altijd om
duidelijk te maken wanneer er sprake is van een mondelinge zienswijze en
hij verzoekt tevens om die mondelinge zienswijze ook schriftelijk in te dienen,
zodat vergissingen over interpretatie van de mondelinge zienswijze worden
voorkomen. Alle zienswijzen zijn in 2008 schriftelijk ingediend. Over alle ingediende
zienswijzen heeft de Commissie advies aan de Minister gegeven.
De belangstelling voor de hoorzittingen is wisselend. Organisaties beoordelen
per ontwerpbesluit of hun aanwezigheid bij de hoorzitting zinvol is. Uit een
min of meer vaste kring van circa 20 tot 25 mensen zijn telkens ongeveer
tien tot dertien mensen aanwezig. In de meeste gevallen komen de bezoekers
van de hoorzittingen op persoonlijke titel. Van een aantal belangrijke
maatschappelijke organisaties die zich bezig houden met, of opkomen voor,
de belangen en het welzijn van dieren zijn zo nu en dan vertegenwoordigers
aanwezig.
Het is opvallend dat in 2008, in tegenstelling tot voorgaande jaren, in de
meeste gevallen na de hoorzitting geen zienswijzen zijn ingezonden.
3.3 Overige werkzaamheden
3.3.1 Wijzigingen van geringe aard
In januari 2008 is 1 zogenaamde wijziging van geringe aard verleend die
eind 2007 was aangevraagd. In 2008 zijn er 24 wijzigingen van geringe aard
aangevraagd. Daarvan zijn er 21 ook in 2008 verleend. De overige 3 waren
eind 2008 nog in behandeling.
In de Regeling vergunning biotechnologie bij dieren wordt aangegeven wat
als een kleine wijziging wordt behandeld. Het gaat bijvoorbeeld om het
onder de vergunning brengen van extra genen die men wil gebruiken, een
eenmalige uitbreiding van het aantal dieren (niet meer dan 50%) of een
In 2008 weinig
zienswijzen
Wijzigingen van
geringe aard Studiedagen
Commissie
c o m m i s s i e b i o t e c h n o lo g i e b i j d i e r e n
J a a r v e r s l a g 2 0 0 8
18 J a a r v e r s l a g 2 0 0 8 19
c o m m i s s i e b i o t e c h n o lo g i e b i j d i e r e n
Genetische modificatie
van dieren
problematisch?
Alternatieven voor
dierproeven
volgens Wod
3.4.1.1. Wat maakt genetische modificatie van dieren
problematisch?
Biotechnologie heeft de industrialisering van de landbouw versneld met
zowel positieve als negatieve maatschappelijke effecten. Genetische modificatie,
als één van de (bio)technologische technieken, werd zowel binnen de
wetenschap als maatschappelijk en politiek lang bekritiseerd.
De discussie over biotechnologie was in aanvang al ethisch en levensbeschouwelijk
getint. Er heerste een angst voor biotechnologie, gevoed door
onjuiste informatie en speculatieve beeldvorming. Genetische modificatie
van dieren, het rechtstreeks ingrijpen in het genoom, wordt daarbij gezien
als intentioneel "knutselen" aan dieren. Er zou worden ingegrepen in de
Schepping. Dit is een onomkeerbaar proces, de betreffende dieren blijven
genetisch gemodificeerd. Anders dan bij de gewone fokkerij worden er door
genetische modificatie ook soortgrenzen overschreden.
De overheid meende dat door het instellen van een ethische expertcommissie,
de openbare vergunningprocedure en hoorzittingen, er een ontwikkeling
in het denken en de ethische discussie over biotechnologie bij dieren zou
plaatsvinden. Dit zou een bijdrage moeten leveren aan het maatschappelijke
debat over biotechnologie bij dieren.
Het brede maatschappelijke debat over biotechnologie bij dieren bleef echter
uit. Het debat tussen wetenschappers en het publiek vernauwde zich tot
de hoorzittingen. De aanwezigen bij de hoorzitting kunnen worden onderscheiden
in mensen die tegen dierproeven zijn, mensen die kritisch zijn ten
aanzien van de wetenschap in het algemeen en medische technologie in het
bijzonder, mensen die geïnformeerd willen worden en mensen die willen
volgen in welke richting biotechnologie zich ontwikkelt. Inhoudelijk spitsten
de hoorzittingen zich steeds vaker toe op de toelaatbaarheid van dierproeven.
Het ging in de loop der jaren steeds minder vaak over biotechnologie bij dieren
als een specifiek ethisch probleem. Men maakte duidelijk de handelingen
vooral problematisch te vinden, omdat het om handelingen met dieren ging,
die daaronder (zouden kunnen) lijden. De discussies hebben niet geleid tot
consensus over aspecten m.b.t. biotechnologie bij dieren; de aanwezigen
blijven in het algemeen bij hun ingenomen standpunt.
Voor een algemene discussie over deze verschillen in houding tussen groeperingen
wordt verwezen naar het Jaarverslag van de CBD van 2007.
Bij conventionele dierproeven zijn vaak veel dieren nodig voor een wetenstudiedagen
behouden op 27 februari en op 24 september.
3.4.1 Studiedag februari 2008
Tijdens deze studiedag is vooral gediscussieerd over alternatieven voor dierproeven.
In de Wet op de dierproeven (Wod) wordt met alternatieven bedoeld: wetenschappelijk
verantwoorde equivalenten voor het voorgenomen onderzoek
waarbij geen of minder dierproeven nodig zijn. Spreekt men over de verplichting
om alternatieven te gebruiken, dan betekent dat dat er gezocht moet
worden naar vervanging, verfijning en vermindering van dierproeven.
In het toetsingskader van de CBD gaat het in de eerste plaats om alternatieve
methoden waarvoor geen genetische modificatie nodig is.
Als het uitgangspunt is dat genetische modificatie moreel problematisch is,
problematischer dan "gewone" dierproeven, dan dient gekozen te worden
voor een alternatief zonder genetische modificatie, indien dat beschikbaar
is. Er doet zich echter wel een moreel dilemma voor indien een alternatief
zonder genetische modificatie meer dieren vergt en/of meer ongerief voor
de dieren met zich meebrengt.
Een geheel andere context waarin van het begrip "alternatief" gebruik gemaakt
wordt, is de alternatieve geneeskunde. Het gangbare biomedische onderzoek,
waarbij gebruik gemaakt wordt van biotechnologie bij dieren lijkt vooral uit
te gaan van een reductionistische benadering gebaseerd op bepaalde kennistheoretische
keuzes: bewijsbaarheid, toetsbaarheid, reproduceerbaarheid
en objectiviteit.
Alternatieve geneeskunde gaat uit van andere manieren van kennisvergaring
en een ander wereldbeeld waarbij holisme benadrukt wordt. Holisme wordt
gedefinieerd als een benadering vanuit het hele systeem.
De keuze voor de reductionistische visie wordt niet meer bediscussieerd
en sluit andere visies, bijvoorbeeld die van de alternatieve geneeskunde, bij
voorbaat uit. De maatschappelijke discussie zou verder op deze, al dan niet
vermeende, tegenstelling in kunnen gaan.
De reductionistische benadering, gebaseerd op kennistheoretische keuzen,
lijkt lijnrecht tegenover de holistische te staan. In het genomics onderzoek
is het inmiddels echter mogelijk om onmiddellijk een totaalbeeld van de
activiteit van alle genen in hun onderlinge samenhang te bekijken. Het beeld
van de moleculaire biologie als een reductionistische wetenschap waarin alle
verschillen tussen mensen en alle afwijkingen van mensen direct kunnen
worden toegeschreven aan de activiteit van één of enkele genen is wat al te
simpel.
Reductionistische
en holistische
benadering
c o m m i s s i e b i o t e c h n o lo g i e b i j d i e r e n
J a a r v e r s l a g 2 0 0 8
20 J a a r v e r s l a g 2 0 0 8 21
c o m m i s s i e b i o t e c h n o lo g i e b i j d i e r e n
Genoemd worden onder andere:
* Het creëren van transgene dieren door verschillende onderzoekslaboratoria
* Kloneren van dieren voor verschillende doeleinden
* Chimeren van mens en dier
* Synthetische biologie
* Animal enhancement oftewel dieren waarbij de capaciteit opgevoerd
wordt boven het normaal gemiddelde.
* Maatschappelijke aanvaardbaarheid genetische modificatie
De uiteindelijke voor verdere uitwerking geselecteerde trends komen in de
Trendanalyse Biotechnologie 2009 (zie 3.3.2).
schappelijk onderzoek dat gericht is op het ophelderen van een bepaalde
levensfunctie of stap in een ziekteproces.
Met genetische modificatie kan er met een beperkter aantal dieren gericht
onderzoek gedaan worden naar de rol en functie van een bepaald eiwit of
gen. Gerichte genetische modificatie heeft het voordeel dat er in een bepaald
gen, op een specifieke plek een gerichte verandering aangebracht kan worden
wat kan leiden tot meer inzicht, meer efficiëntie en verfijning van het onderzoek.
Of dit ook leidt tot een vermindering van het totaal aantal proefdieren
is overigens maar de vraag. Voor het genereren en in stand houden van een
geschikte lijn worden vaak veel dieren gebruikt. Ook zijn vaak vele stappen in
het fokproces nodig om tot de dieren te komen die gebruikt kunnen worden
voor het uiteindelijke experiment. Bovendien is het zo dat genetische modificatie
het mogelijk maakt om geheel nieuwe vragen te onderzoeken. De antwoorden
op die vragen roepen vaak weer nieuwe vragen op die vervolgens
worden onderzocht, ook in dieren.
Uit rapportages over dierproeven blijkt dat steeds vaker de klassieke diermodellen
(ook in andere knaagdieren dan muizen) vervangen worden door
genetisch gemodificeerde muismodellen.4
Bij het zoeken naar alternatieve modellen richt men zich veelal op standaarddierproeven
die moeten worden verricht vanwege wettelijke eisen. Genetisch
gemodificeerde dieren kunnen een rol spelen bij het verminderen van het
aantal benodigde dieren of het ongerief. Zo zijn er genetisch gemodificeerde
diermodellen in ontwikkeling die met een veel geringer aantal dieren, in
kortere tijd en met minder ongerief voor de dieren eventuele kankerverwekkende
eigenschappen van stoffen aan het licht kunnen brengen. Voordat
dergelijke alternatieve methoden, eenmaal ontwikkeld en op bruikbaarheid
onderzocht (gevalideerd), door de beoordelingsautoriteiten en in internationaal
verband geaccepteerd worden, kan er nog een aantal jaren verlopen, zo
leert de praktijk.
3.4.2 Studiemiddag 24 september 2008
Tijdens deze studiemiddag is in een brainstormsessie gediscussieerd over
welke wereldwijde ontwikkelingen op het gebied van biotechnologie bij
dieren van belang zouden kunnen zijn voor de Trendanalyse Biotechnologie
2009.
4 Report from the Commission to the Council and the European Parliament, Fifth report on the statistics
on the number of animals used for experimental and other scientific purposes in the member
states of the European Union {SEC(2007)1455}
c o m m i s s i e b i o t e c h n o lo g i e b i j d i e r e n
J a a r v e r s l a g 2 0 0 8
22 J a a r v e r s l a g 2 0 0 8 23
c o m m i s s i e b i o t e c h n o lo g i e b i j d i e r e n
Slotopmerkingen/
samenvatting
BIJLAGEN
Bijlage 1:
Overzicht van de door de Commissie Biotechnologie bij Dieren uitgebrachte
adviezen
Bijlage 2:
Samenstelling van de Commissie Biotechnologie bij Dieren
Bijlage 3:
Vergaderingen en bijeenkomsten van de Commissie Biotechnologie bij
Dieren
Bijlage 4:
Hoorzittingen
4. Slotopmerkingen
De Commissie wil uit of naar aanleiding van het voorgaande een aantal
punten aanhalen die naar haar mening belangwekkend en kenmerkend zijn.
Voor de leesbaarheid is in de kadertjes aangegeven in welke hoofdstukken de
onderstaande punten meer uitgebreid terug te vinden zijn.
* De ministers van LNV en VWS hebben het voornemen kenbaar gemaakt
om de huidige procedure voor toetsing van biotechnologische handelingen
bij dieren te laten verdwijnen. Dit zal zeer waarschijnlijk leiden tot
opheffing van de CBD. Wanneer dit gerealiseerd zal zijn, is echter nu
nog niet duidelijk. In dat kader bereidt de CBD haar overdracht van kennis
en ervaring aan de DEC´s voor door haar toetsingskader te evalueren.
* De Commissie is weer gevraagd door de Minister van VROM om deel te
nemen aan het schrijven van Trendanalyse 2009. samen met de
COGEM en de Gezondheidsraad.
De discussie over alternatieven heeft een belangrijke rol gespeeld bij de
adviezen (bijv. de positie van de zebravis) als ook tijdens een studiedag.
Genetische modificatie van dieren kan soms ook een alternatief zijn voor
conventionele dierproeven.
Hoofdstuk 2.2
Hoofdstuk 3.3.2
Hoofdstuk 3.4.1
c o m m i s s i e b i o t e c h n o lo g i e b i j d i e r e n
J a a r v e r s l a g 2 0 0 8
24 J a a r v e r s l a g 2 0 0 8 25
c o m m i s s i e b i o t e c h n o lo g i e b i j d i e r e n
Bijlage 1:
Overzicht van de bij de CBD ingediende aanvragen en de behandeling daarvan door de CBD in 2008.
1 Koninklijke Nederlandse Academie voor De rol van RNA in genregulatie in de zebravis RBD 0204 (L06) 05-10-2007 02-11-2007 15-11-2007 05-12-2007 21-01-2008 Geen zienswijzen 27-02-2008
Wetenschappen te Amsterdam
2 Koninklijke Nederlandse Academie voor Hersenontwikkeling en homeostase in zebravis als model vertebraat RBD 0205 (L07) 16-10-2007 02-11-2007 15-11-2007 Gesplitst per
Wetenschappen te Amsterdam 14-12-2007 in
L07A en L07B
3 Koninklijke Nederlandse Academie voor De rol van Wnt signaleringsroute in ontwikkeling, weefsel homeostase en kanker RBD 0206 (L08) 07-11-2007 05-12-2007 22-01-2008 31-01-2008 20-03-2008 Geen zienswijzen 06-05-2008
Wetenschappen te Amsterdam
4 Koninklijke Nederlandse Academie voor Hersenontwikkeling en homeostase in zebravis als model vertebraat. (Presinilinegenen en de ziekte van Alzheimer) RBD 0207 (L07A) 16-10-2007 02-11-2007 15-11-2007 05-12-2007 21-01-2008 Geen zienswijzen 27-02-2008
Wetenschappen te Amsterdam
5 Koninklijke Nederlandse Academie voor Hersenontwikkeling en homeostase in zebravis als model vertebraat. (Het Asb-11 gen en de ontwikkeling van de hersenen) RBD 0208 (L07B) 16-10-2007 02-11-2007 15-11-2007 05-12-2008 21-01-2008 Geen zienswijzen 27-02-2008
Wetenschappen te Amsterdam
6 RBD 0209 (M01) 16-01-2008 31-01-2008 Ingetrokken
02-04-2008
7 Erasmus MC te Rotterdam Moleculaire en cellulaire mechanismen die ten grondslag liggen aan het ontstaan en maligne gedrag van kanker stamcellen RBD 0210 (M02) 29-01-2008 05-03-2008 17-03-2008 19-03-2008 21-04-2008 Geen zienswijzen 28-05-2008
8 Koninklijke Nederlandse Academie voor De functionele organisatie van de retina RBD 0211 (M03) 12-02-2008 Geen Geen 05-03-2008 21-04-2008 Geen zienswijzen 28-05-2008
Wetenschappen te Amsterdam
9 Leids Universitair Medisch Centrum te Leiden Muismodellen voor het optimaliseren van efficiënte toediening van antisense oligotherapie voor Duchenne spierdystrophy RBD 0212 (M04) 17-06-2008 02-07-2008 04-08-2008 03-09-2008 30-10-2008 28-11-2008
10 Koninklijke Nederlandse Academie voor De moleculair-genetische basis van zoogdieren- embryogenese: Functie van Hox en Cdx homeo domein transcriptie-factoren RBD 0213 (M05) 14-07-2008 06-08-2008 08-09-2008 15-10-2008
Wetenschappen te Amsterdam in de ontwikkeling van het muizenembryo
11 RBD 0214 (M06) 21-07-2008 06-08-2008 en 08-10-2008 Ingetrokken
05-11-2008 17-11-2008
12 Koninklijke Nederlandse Academie van Visualisatie van functie en disfunctie van neuronale netwerken in de visuele cortex RBD 0215 (M07) 21-07-2008 03-09-2008 30-10-2008 28-11-2008
Wetenschappen te Amsterdam
13 Universitair Medisch Centrum te Utrecht Cilia en kanker; onderzoek naar de rol van LRRC50 binnen tumorformatie RBD 0216 (M08) 05-11-2008 02-12-2008
14 Koninklijke Nederlandse Academie van Analyse van expressie van botspecifieke genen tijdens het proces van botinformatie in vivo RBD 0217 (M09) 10-11-2008 02-12-2008
Wetenschappen te Amsterdam
Nr Instituut Titel Kenmerk RBDA anvraag in V ragen uit A dvies CBDA ntwoord op Ingetrokken Definitief
zienswijzen /gesplitst besluit
Antwoorden
door aanvrager
Datum
hoorzitting
c o m m i s s i e b i o t e c h n o lo g i e b i j d i e r e n
J a a r v e r s l a g 2 0 0 8
26 J a a r v e r s l a g 2 0 0 8 27
c o m m i s s i e b i o t e c h n o lo g i e b i j d i e r e n
Bijlage 2:
Samenstelling van de Commissie biotechnologie bij dieren
Commissieleden:
* Drs. A. van der Burg als deskundige op het terrein van gedragsfysiologie/
ethologie;
* Mevr. dr. J.M. Fentener van Vlissingen als deskundige op het terrein van
de diergeneeskunde of de zooötechniek;
* Prof. dr. J.H.J. Hoeijmakers als deskundige op het terrein van moleculaire
biologie, celbiologie en genetica;
* Dr. M.F.M. Hoekman als deskundige op het terrein van de medische of
dierlijke biotechnologie;
* Mevr. prof. dr. F. Ohl als deskundige op het terrein van de
proefdierkunde of dierproefvraagstukken;
* Prof. dr. G.T.P. Ruivenkamp als deskundige op het terrein van de
maatschappijwetenschappen;
* Prof. dr. E. Schroten als voorzitter;
* Dr. J.A.A. Swart als deskundige op het terrein van ethiek van de
biomedische technologie.
Bureau Commissie biotechnologie bij dieren:
* Ir. S.J. Beukema als secretaris;
E-mail adres: s.j.beukema@cbd.fss.uu.nl
* Mevr. drs. M. Kerkhoffs als assistent-secretaris;
E-mail adres: M.Kerkhoffs@cbd.fss.uu.nl
* Drs. R. Tramper als adjunct-secretaris;
E-mail adres: R.Tramper@cbd.fss.uu.nl
* Mevr. C.M. van der Valk als secretaresse.
E-mail adres: c.vandervalk@cbd.fss.uu.nl
Ambtelijke toehoorders:
* Drs. R. van Akker namens de Minister van Onderwijs, Cultuur en
Wetenschappen;
* Mevr. drs. I. Arendzen namens de Minister van Volksgezondheid, Welzijn
en Sport;
* Mevr. dr. I. van der Leij namens de Minister van Volkshuisvesting,
Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer;
* Mr. D.A. Figee, drs. A. van Holland, mevr. drs. T. Ooijendijk en
mevr. ir. S.L. Woudenberg, namens de Minister van Landbouw, Natuur
en Voedselkwaliteit.
c o m m i s s i e b i o t e c h n o lo g i e b i j d i e r e n
J a a r v e r s l a g 2 0 0 8
28 J a a r v e r s l a g 2 0 0 8 29
c o m m i s s i e b i o t e c h n o lo g i e b i j d i e r e n
Bijlage 4:
Hoorzittingen
* 21 januari 2008 RBD0204 (L06), RBD 0207 L07A) en
RBD 0208 (L07B)
* 20 maart 2008 RBD 0206 (L08)
* 21 april 2008 RBD 0210 (M02) en RBD 0211 (M03)
* 30 oktober 2008 RBD 0212 (M04) en RBD 0215 (M07)
Bijlage 3:
Vergaderingen en bijeenkomsten van de Commissie biotechnologie bij
dieren
* 23 januari 2008
* 27 februari 2008 (Heisessie)
* 23 april 2008
* 28 mei 2008
* 25 juni 2008
* 27 augustus 2008
* 24 september 2008 (Heisessie)
* 29 oktober 2008
* 26 november 2008
* 17 december 2008
c o m m i s s i e b i o t e c h n o lo g i e b i j d i e r e n
J a a r v e r s l a g 2 0 0 8
30
Vele diersoorten worden voor dierproeven ingezet
(niet volledige lijst). (lichtblauw)
Een aantal diersoorten wordt in Nederland voor
bepaalde onderzoeksdoeleinden soms genetisch
gemodificeerd. (donkerblauw)
Voor verschillende onderzoeksdoeleinden kunnen
genetisch gemodificeerde dieren worden ingezet
(niet volledige lijst). (wit, gewoon)
Voor sommige onderzoeksdoeleinden worden in
Nederland genetisch gemodificeerde dieren
gemaakt. (lichtblauw, vet)
Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit