Verslag seminar "Het ggo-beoordelingskader: wegens verbouwing in overleg"
Retouradres Postbus 20401 2500 EK DEN HAAG
De Voorzitter van de Tweede Kamer
der Staten-Generaal
Postbus 20018
2500 EA DEN HAAG
Datum 26 augustus 2009
Betreft Verslag seminar "Het ggo-beoordelingskader: wegens verbouwing in
overleg", d.d. 9 juni 2009
Pagina 1 van 1
Directie Voedsel, Dier en
Consument
Cluster Voedselveiligheid
Prins Clauslaan 8
2595 AJ DEN HAAG
Postbus 20401
2500 EK DEN HAAG
www.minlnv.nl
Onze referentie
VD/2009/1440
Geachte Voorzitter,
Zoals toegezegd in het Algemeen Overleg biotechnologie van 18 juni 2009 stuur ik
u hierbij het verslag van het seminar "Het ggo-beoordelingskader: wegens
verbouwing in overleg" dat op 9 juni 2009 plaatsvond in het World Forum in
Den Haag.
DE MINISTER VAN LANDBOUW, NATUUR EN
VOEDSELKWALITEIT,
G. Verburg
Verslag
Titel:
Seminar 'Het ggo-beoordelingskader: wegens
verbouwing in overleg'
Verslag (plenaire deel en 4 workshops)
Datum:
9 juni 2009
Plaats:
World Forum Den Haag
2
INLEIDING EN DOEL
Op 9 juni 2009 organiseerde het ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit het seminar
'Het ggo-beoordelingskader: wegens verbouwing in overleg'. Het doel van het seminar was te
discussiëren over hoe een sociaaleconomisch kader voor toelating en teelt van ggo's er uit zou
moeten zien. Welke criteria zijn van belang en waarom?. De resultaten van het seminar op 9 juni en
een internationale bijeenkomst in het najaar van 2009 worden verwerkt in de Nederlandse rapportage
over sociaaleconomische gevolgen en duurzaamheidsaspecten van ggo-gewassen in Nederland en
Europa..
Als dagvoorzitter trad de heer Rottenberg op. De aanwezigen vertegenwoordigden diverse groepen in
de maatschappij die nauw bij het onderwerp betrokken zijn:
* Boerenbedrijven;
* Graanhandel:
* Productschappen;
* Consumentenorganisaties
* Levensmiddelenindustrie;
* Biotechnologiebedrijven
* Natuur- en milieuorganisaties;
* Wetenschap;
* Politieke partijen;
* Nationale overheid (ministeries en uitvoerende diensten)
* Biologische landbouw
* Burgerinitiatieven
Dit verslag geeft de (voor- en tegen)argumenten weer die de aanwezigen tijdens de verschillende
discussies hebben aangedragen over het toelaten van ggo-gewassen in de markt. Het eerste deel van
het verslag beschrijft de discussie tijdens het plenaire deel van het seminar. De laatste vier
hoofdstukken zijn het verslag van de vier workshops over de specifieke cases: de anti-oxidant appel,
de DuRPh-aardappel, Bt-maïs en de economische effecten van uitvoering van Europees ggo-beleid.
Dit verslag is nadrukkelijk een samenvatting van het seminar en geeft de argumenten geanonimiseerd
weer.
PLENAIR GEDEELTE
Welkom
De heer Felix Rottenberg heet alle aanwezigen welkom. Nederland speelt een grote rol in het
Europese debat over toelating van genetisch gemodificeerde organismen (ggo's). Tijdens het seminar
spreken diverse deskundigen over het onderwerp. Het is de kunst om hierbij vier ballen tegelijkertijd
omhoog te houden, door:
* Feiten te onderscheiden van mythes;
* Taboes te omcirkelen;
* Bedreigingen niet weg te cijferen;
* Bekijken van de pro- en contra-argumenten.
3
Na het plenaire gedeelte zijn er vier workshops die dieper ingaan op de sociaaleconomische criteria
voor het beoordelingskader van ggo's. De vier workshops gaan over Bt-mais, de DuRPh-aardappel,
de anti-oxidant appel en de economische effecten van Europees ggo-beleid.
Inleiding
De openingsspeech wordt verzorgd door minister Verburg van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit
(LNV; bijlage 1). De tweede spreker is Prof. dr. ir. Louise Fresco van de universiteit van Amsterdam
(bijlage 2). Daarna geven de heer Nico Roozen (directeur Solidaridad; bijlage 3) en Prof. dr. Raoul
Bino (algemeen directeur Plant Sciences Group, Wageningen Universiteit and Research Center;
bijlage 4) beide een speech. De speeches vormen de inleiding tot een plenair debat tussen mevrouw
Fresco, de heer Roozen en de heer Bino onder leiding van dagvoorzitter Felix Rottenberg. De
discussie spitst zich toe op de redenen voor het debat over ggo's in Nederland en Europa, de
sociaaleconomische aspecten, veiligheid en toepassingen. Tijdens het debat zijn er diverse
emotionele reacties uit de zaal.De laatste speech wordt gegeven door Prof. dr. Bastiaan Zoeteman
(Cogem) als inleiding op de workshops (bijlage 5).
Plenair debat
In het debat zijn de volgende opmerkingen gemaakt.
Ggo's spelen op mondiaal niveau, dat betekent echter niet dat Europa in de mondiale discussie geen
speler is. Het toelaten of tegenhouden van ggo-gewassen heeft invloed op de voedselprijzen. We
kunnen onze ogen en grenzen niet sluiten. Een mondiale focus is van belang vanwege de relatie met
ontwikkelingslanden en de kansen en mogelijkheden van ggo-gewassen (milieu en biodiversiteit) Er
moet per gewas/organisme/toepassing gekeken worden wat het oplevert en wat de voorwaarden
moeten zijn.
De Nederlandse samenleving heeft een 'zero-tolerance" voor risico . Met de huidige kennis over ggogewassen
mogen de mensen meer ontspannen zijn. Veel aspecten van ggo's zijn onderzocht en
gevolgen zijn grotendeels bekend. Tegelijkertijd gaat het onderzoek nog wel door, bijvoorbeeld naar
ecologische effecten. Ook hebben ggo's nog weinig bijgedragen aan de duurzaamheidagenda, dit zou
wel moeten. Ten slotte wordt opgemerkt dat niet enkel aan bedrijven moet worden overgelaten waar
zij vinden dat ggo's toepasbaar zijn. Er moet duidelijk gemaakt worden (en onderzocht) waar
Nederland en Europa ggo's toepasbaar vinden. Publiek-privaat onderzoek moet meer worden
afgestemd op maatschappelijke behoefte.
Vanuit de zaal wordt gereageerd dat er in Nederland nog vele verschillende bezwaren leven om
überhaupt ggo's te verbouwen. Voordat er verder gekeken wordt naar de criteria waaraan die teelt zou
moeten voldoen is van belang te bepalen of we in Nederland wel ggo's willen. Ook wordt opgemerkt
dat meer onderzoek en een genuanceerde kijk op de criteria waaraan ggo-teelt zou moeten voldoen
noodzakelijk is.
Verder wordt opgemerkt dat het van groot belang is dat er openheid heerst tussen bedrijfsleven,
overheid en maatschappij. Open discussies zoals die van vandaag zijn in dat opzicht heel belangrijk.
In dit soort discussies kunnen we komen tot overeenstemming over de doelen van ggo's. Als die
breed gedragen worden, dan kunnen we ons gezamenlijk inzetten voor het bereiken van die doelen.
WORKSHOP 1: DURPH-AARDAPPEL
Inleiding
4
De inleiding wordt gegeven door een medewerker van Universiteit Wageningen die onderzoek doet
naar de DuRPh-aardappel.
De aardappel is een belangrijk voedingsgewas in de wereld. Er is geen gewas in de wereld dat even
efficiënt zonlicht in voeding omzet. In Nederland worden zowel consumptieaardappelen, als pootgoed
als zetmeelaardappelen geteeld. De aardappel heeft als voedingsgewas eigenlijk maar één nadeel: de
gevoeligheid voor de schimmel Phytophtora. Deze schimmel kan de aardappel ziek maken wat kan
leiden tot grote massa's verrot materiaal. In Nederland moeten boeren daarom gemiddeld zo'n 12 tot
15 maal per jaar de aardappelen bespuiten om de schimmel te bestrijden. Volledig effectief is dit
echter niet. Vele andere landen in de wereld hebben niet de mogelijkheden om de schimmel efficiënt
te bestrijden waardoor veel potentieel voor de verbouw van aardappelen niet benut wordt. De
ontwikkeling van een aardappel die resistent is tegen Phytophtora kan een uitkomst zijn voor deze
landen.
Gerelateerd aan People Planet Profit zijn er een aantal voordelen te noemen voor het gebruik van een
resistente aardappel in Nederland: Het biedt een grotere oogstzekerheid en boeren worden niet
blootgesteld aan gifstoffen. De schade door Phytophtora die Nederland jaarlijks heeft (ca. ¤ 115 mln.)
vervalt, wat economische winst oplevert en de grote hoeveelheden bestrijdingsmiddelen die nu
gebruikt worden komen niet meer in het milieu terecht.
Er zijn ruwweg twee manieren om tot een resistente aardappel te komen: genetische modificatie door
cisgenese en de klassieke veredeling. De ontwikkeling van een resistente aardappel middels
genetische modificatie wordt onderzocht in het DuRPh-project. De universiteit Wageningen voert
daarnaast ook onderzoek uit naar andere manieren om de aardappel resistent te maken tegen
Phythophthora.
Argumenten uit de zaal
De aanwezigen in de workshop zijn het eens met de noodzaak tot de ontwikkeling van een aardappel
die resistent is tegen Phytophtora. De manier waarop deze ontwikkeld moet worden is onderwerp van
discussie.
Argumenten voor klassieke veredeling
* Veredeling is de natuurlijke weg om tot productverbetering te komen. De oorzaak van de
ontwikkeling van Phytophtora lag ook in het gebruik van niet natuurlijke (stikstof) meststoffen in
Ierland (deze oorzaak van de Phythophtora uitbraak in Ierland wordt door anderen bestreden). De
gevolgen waren toen niet te overzien door de toenmalige stand van de wetenschap. De gevolgen
van genetische modificatie kunnen ook wel eens niet te overzien zijn.
* Nader onderzoek is nodig om te bepalen wat de toxische effecten op mensen zijn bij consumptie
van de genetisch gemodificeerde DuRPh-aardappel. De stapeling van de resistentiegenen kan
leiden tot metabolieten die giftig zijn voor mensen. Dit is in het DuRPh-project een punt van
aandacht.
Argumenten voor genetische modificatie
* Cisgenese is naar verwachting binnen tien jaar te realiseren. Hetzelfde doel bereiken door middel
van veredeling duurt tenminste vijftig jaar. Daarbij is Phytophtora een schimmel; die zich snel
aanpast. Het is daarom de vraag of men met veredeling de schimmel 'voor blijft'.
* Cisgenese maakt aardappelen beter resistent tegen Phytophtora dan met veredeling bereikt kan
worden. Genetische modificatie kan namelijk de resistente genen 'stapelen' waardoor de aardappel
langer resistent blijft tegen de schimmel.
5
Sociaal economische argumenten
* Het is belangrijk om keuzevrijheid te behouden voor boeren. Een boer moet ervoor kunnen kiezen
een niet genetisch gemodificeerde aardappel te verbouwen. Die keuze wordt bij boeren vooral
ingegeven door de economische mogelijkheden die een bepaalde soort aardappel biedt. De boer
werkt daarbij vraaggericht en heeft dus te maken met afzetmogelijkheden, welke afnemer wil
welke soort aardappel afnemen? Daarbij spelen kosten van het genetisch gemodificeerde
pootgoed mee. Die moeten opwegen tegen de huidige kosten van bestrijdingsmiddelen. Daarnaast
zullen vooral biologische boeren niet vanuit economische maar vanuit andere argumenten kiezen
geen DuRPh-aardappelen te telen.
* Zorgvuldigheid en het hanteren van regels is bij het werken met de DuRPh-aardappel wenselijk.
Nederland kent strakke co-existentie regels die het in ons land mogelijk maken allerlei rassen
aardappelen en graan naast elkaar te verbouwen zonder dat vermenging optreedt. Hier is ook
streng toezicht op. Dit biedt mogelijkheden voor Nederland voor de verbouw van DuRPhaardappelen.
In andere landen op de wereld bestaan deze regels niet of minder en is het toezicht
ook niet van hetzelfde niveau. Mogelijkheden elders zijn daarom wellicht (nog) beperkt.
* Het is van belang meer effecten mee te nemen in de afweging dan alleen de kosten-baten
afweging van een ondernemer. Het buitenland is momenteel niet betrokken bij de ontwikkeling van
de DuRPh-aardappel. Wel zijn er andere landen waar boeren vrijer zijn in het telen van ggo's. Het
is aan te bevelen op mondiale schaal deze effecten te onderzoeken in plaats van te beperken tot
Nederland.
* De winst die met de DuRPh-aardappel bereikt zou kunnen worden op het gebied van
duurzaamheid (People Planet Profit) is nog onvoldoende onderbouwd. Het feit dat er grotere
productie plaatsvindt bij introductie van de DuRPh aardappel kan bijvoorbeeld ook leiden tot een
prijsdaling. Ook effecten op werkgelegenheid zijn nog niet breed genoeg onderzocht.
* Het neerleggen van het beoordelingskader voor het al of niet toelaten van ggo's bij de Europese
lidstaten is niet in overeenstemming met de vrijhandel die binnen de Europese grenzen heerst.
Hierover zou op Europees niveau regelgeving moeten worden ontwikkeld.
WORKSHOP 2: ANTI-OXIDANT APPELS
Inleiding
Er wordt een inleiding gegeven door een medewerker van de Wageningen Universiteit.
Jaarlijks wordt er op vatbare appelrassen 25 tot 30 keer gespoten tegen schurft. Het doel van de
activiteiten van de Wageningen Universiteit is het terugdringen van het gebruik van
bestrijdingsmiddelen. Dit kan door resistentie tegen schimmels in te brengen in de appels. De
voordelen hiervan zijn: minder kosten voor de teler, beter voor het milieu, minder residuen op het fruit
voor de consument en betere gezondheid van de teler. Deze resistentie is volop voorhanden in de
natuur. Wilde appels hebben resistentiegenen.
Er zijn ruwweg twee manieren om de appels resistent te maken: door inkruisen van wilde appels met
gangbare rassen of door genetische modificatie door middel van cisgenese. Het proces van inkruisen
duurt ongeveer 50 jaar. Cisgenese duurt, na isolatie van het resistente gen, ongeveer 5 jaar. Bij
6
cisgenese worden drie genen overgebracht naar de gangbare appel waadoor deze duurzamer en
sterker worden dan wanneer één gen wordt overgebracht.
Een andere ontwikkeling waar de workshop over gaat is de ontwikkeling van anti-oxidant appels. Deze
appels hebben rood vruchtvlees en bevatten meer anti-oxidanten. Het product is daarmee meer
onderscheidend en speelt in op de vraag van de consument. De appel wordt geproduceerd door een
gen uit een boom die rode sierappelen draagt (niet voor consumptie geschikt) over te brengen op
goed smakende appels. Het doel van deze cisgenese is het beschermen van zowel de cellen in de
appels als die van de consument.
Argumenten uit de zaal
Het doel van de workshop is de sociaaleconomische criteria te bespreken voor het beoordelingskader.
In de aanvang van het gesprek is echter discussie over de vraag in hoeverre sociaaleconomische
effecten zijn te voorspellen. Er wordt aangegeven dat sociaaleconomische effecten pas meetbaar zijn
als het product op de markt is, wat reden is de ontwikkelingen voort te zetten. Aan de andere kant
wordt opgemerkt dat het bediscussiëren van het maatschappelijk nut aan het eind van de pijplijn geen
nut meer heeft. Het gaat om de vraag hoe processen zo te organiseren dat er producten worden
ontwikkeld die gevraagd worden door de maatschappij.
De deelnemers richten zich in deze workshop vooral op de criteria: keuzevrijheid, maatschappelijk nut
en welzijn.
Argumenten keuzevrijheid
* Bij keuzevrijheid is van belang hoe wordt omgegaan met de Europese regels voor etiketteren. Die
geven aan dat ggo's geëtiketteerd dienen te worden. Gelet op de Europese discussie over het
uitzonderen van bepaalde technieken (waaronder cisgenese) van de ggo-regelgeving en daarmee
van de etiketteringsregelgeving, is de vraag hoe het dan zit met de keuzevrijheid voor de
consument. Momenteel bestaan er geen roodvlezige consumptieappels die geen ggo zijn. Het zou
daardoor voor iedereen duidelijk moeten zijn dat een rood vlezige appel een ggo is. Als dat niet
voor consumenten duidelijk is, dan dient dat gecommuniceerd te worden. Informatievoorziening is
van belang. Het begrip "informed consent" wordt genoemd. Consumenten moeten voldoende
informatie hebben om een weloverwogen keus te kunnen maken.
* Het etiketteren van cisgene appels hoeft niet negatief te zijn. Het kan ook positief gebracht worden
door de appels niet als ggo te etiketteren maar als duurzaam. De appels zijn immers beter bestand
tegen schurft en hebben minder bestrijdingsmiddelen nodig en zijn daardoor duurzamer. Het gaat
daarmee om de afweging hoe de consument te informeren zodat deze een afgewogen keuze kan
maken. Aanbevolen wordt daar op Europese schaal naar te kijken.
* De overheid is de instantie die beoordeelt of de informatievoorziening juist is. Daarbij dient zij een
objectieve positie in te nemen.
Welzijn
* Welzijnseffecten dienen per case bekeken te worden. De effecten van de anti-oxidant appel op
welzijn zijn anders en veel minder dan die van de schurft resistente appel.
* Bij welzijnseffecten van de teelt van cisgene appels moet vooral gekeken worden naar het welzijn
van de producent. Die krijgt, doordat hij minder gif hoeft te spuiten, een gezondere werkomgeving.
Dit is duidelijk winst voor de teler.
7
* Of welzijnseffecten van cisgene appels ook voor consumenten te beoordelen zijn is de vraag. Je
zou kunnen zeggen dat een appel met meer anti-oxidanten gezonder is voor de consument. Maar
als een consument vervolgens minder appels eet om hetzelfde aantal anti-oxidanten binnen te
krijgen heeft dit tot gevolg dat de consument ook minder van de overige voedingsstoffen van
appels binnen krijgt.
* Duurzaamheid is een lastig begrip. Of een cisgene appel daadwerkelijk duurzamer is dan
gangbare appel zou uit vergelijkend onderzoek moeten blijken. Daarbij kan nog de vraag worden
gesteld of dat vergelijkend onderzoek moet zijn met de tot dan toe meest duurzame appel of met
de appel voordat er cisgenese op is toegepast.
Maatschappelijk nut
* Het is de vraag in hoeverre de overheid zich met indicatoren voor het maatschappelijk nut moet
bezighouden. Wel als het gaat om algemene effecten zoals milieu-, grond- en luchtverontreiniging.
Niet als het gaat om te bepalen bij welke rassen cisgenese wel of niet kan. Dat is aan de
producenten en de praktijk om te bepalen.
* Prijs is voor consumenten een belangrijke bepalende factor of een product al of niet gerkocht
wordt. Als met cisgenese goedkopere appels geproduceerd kunnen worden, dan wil de consument
die waarschijnlijk graag kopen. Daar zijn voorbeelden van. Het is echter lastig te voorspellen of
lagere productiekosten tot een lagere prijs leiden.
WORKSHOP 3: BT-MAIS
Inleiding
Het doel van de workshop is de criteria voor een beoordelingskader voor de case van de Bt-maïs te
bespreken. Er wordt een inleiding gegeven door een onderzoeker van de Wageningen Universiteit.
Bt-maïs is een maïs waarbij een bacterie is ingebracht die een insectendodend eiwit produceert. Dit
eiwit voorkomt dat de maïswortelkever en de maïsstengelboorder in de maïs komen. In Nederland
komen deze insecten nog niet voor en is het nog niet nodig om hiervoor bestrijdingsmiddelen te
gebruiken bij maïs, maar zodra deze insecten in Nederland voorkomen, ze naderen langzaam, zal dit
wel moeten gebeuren. Bt-maïs stelt boeren in staat om maïs te verbouwen zonder gebruik te hoeven
maken van pesticiden. Bovendien werkt Bt-maïs beter dan pesticiden omdat dit werkelijk in de plant zit
in tegenstelling tot pesticiden die erop zitten. De maïsstengelboorder zelf zit ook in de maïs daardoor
leidt dit tot een lichte opbrengstverhoging bij plaagdruk. Het effect van Bt-maïs op de biodiversiteit is
kleiner dan dat van pesticiden. Nadeel is wel dat er een kans is dat insecten op de lange termijn
resistentie ontwikkelen tegen Bt.
Argumenten uit de zaal
Nadat een korte discussie heeft plaatsgevonden over de feiten uit de case, besluit de groep te
focussen op de sociaaleconomische criteria. Na stemming, komen de volgende criteria naar voren: 1)
keuzevrijheid, 2) handelsrelaties en 3) oogstzekerheid. In verband met de tijd heeft deze groep alleen
de criteria keuzevrijheid en handelsrelaties met elkaar besproken.
Argumenten omtrent regels specifiek voor ggo's
* Veel elementen aan regels die worden geformuleerd voor sociaaleconomische effecten, kunnen
ook toegepast worden op conventionele gewassen. De regelgeving omtrent ggo's gaat over
veiligheid voor mens en milieu. De vraag is echter of andere regels en criteria zoals
8
sociaaleconomische, apart moeten worden geformuleerd voor ggo's of dat deze dezelfde moeten
zijn als voor conventionele gewassen. Op het gebied van duurzaamheid is het hele
landbouwproductiesysteem relevant, daar moet niet worden onderscheiden tussen ggo's en nietggo's.
Argumenten voor keuzevrijheid
* Keuzevrijheid voor consument moet duidelijk zijn door middel van etikettering op ggo-producten.
Op deze wijze weet de consument waar hij uit kan kiezen.
* De keuzevrijheid voor producent is volgens sommigen belangrijker dan die van consument. Er
vindt monopolisering plaats in diverse schakels in de keten. Met name in ontwikkelingslanden
kunnen boeren vaak niet kiezen.
* De scheidingskosten tussen conventionele producten en ggo-producten moeten volgens een
meerderheid betaald worden door de overheid en niet door de producent. Als de kosten voor ggo's
anders hoger komen te liggen dan van niet-ggo's, worden consumenten ontmoedigd om ggo's te
kopen, terwijl deze net zo veilig zijn.
* Toen er nog geen ggo's waren was het goedkoper omdat er geen etikettering en regels nodig
waren, daarom zouden ggo-producenten juist wel voor de kosten op moeten draaien.
Argumenten omtrent sociaaleconomische criteria
* Door middel van de sociaaleconomische criteria die de EU hanteert, moet er rekening gehouden
worden met producerende landen en de situatie daar. Als daar grote problemen voorkomen die
noch de consument noch het bedrijfsleven wil oppakken, dan moeten overheden dat doen,
waaronder de Europese.
* Sociaaleconomische criteria zijn waarschijnlijk subjectief omdat ze niet van tevoren gemeten
kunnen worden. Het is ook lastig om onderscheid te maken welke problemen in productielanden
door welke gewassen (ggo, niet-ggo, biomassa, lokale productiesystemen) worden veroorzaakt.
Als er dan vastgesteld kan worden waardoor het komt is het nog eens lastig om in kaart te brengen
hoe daar rekening mee gehouden kan worden.
Argumenten voor soepeler toelatingsbeleid EU
* De zerotolerantie in de EU leidt tot vertraging waardoor veel import wordt geweigerd. Door deze
asynchrone toelating loopt het bedrijfsleven in de EU schade op.
* Teelt en import in de EU moeten gelijkgetrokken worden. Op die manier wordt er ook rekening
gehouden met de Nederlandse producent.
WORKSHOP 4: ECONOMISCHE EFFECTEN
Inleiding
De teelt van ggo's buiten Europa neemt snel toe. De toelatingsprocedure voor ggo's duurt in de EU
gemiddeld anderhalf tot 2 jaar langer dan in landen die ggo's exporteren. Dit leidt tot
handelsproblemen. In de EU geldt namelijk een nultolerantie ten opzichte van ggo's die nog niet zijn
goedgekeurd binnen de EU. Grondstofpartijen waarin niet-toegelaten ggo's worden aangetroffen
mogen niet worden geïmporteerd, al is de hoeveelheid van het niet toegestane ggo nog zo miniem.
9
Exporterende landen kunnen niet aan de EU nultolerantie voldoen, omdat in de praktijk altijd enige
vermenging in de keten ontstaat. Dit heeft een prijsopdrijvend effect en kan de concurrentiepositie van
de Europese diervoeder- en levendmiddelenindustrie schaden.
Aan het LEI is door de heer Gé Backus onderzoek uitgevoerd naar de economische effecten van het
asynchrone toelatingsbeleid in de wereld. De belangrijkste conclusie die getrokken kan worden uit het
onderzoek van het LEI is dat de lengte van de toelatingsprocedure een grotere impact heeft dan het
bijstellen van tolerantiedrempels van ggo's in gewassen. Een te grote vertraging (meer dan 1 jaar) kan
leiden tot een verlies aan concurrentiekracht van de veehouderij industrie binnen de EU.
Argumenten uit de zaal
Niet alle aanwezigen in de zaal zijn overtuigd van het gebruik van ggo's. Behalve te discussiëren over
toelatingscriteria, wordt er ook veel gediscussieerd over het gebruik van ggo's überhaupt. Er komen
daardoor in de discussie zowel argumenten omtrent bepaalde toelatingscriteria aan bod als
argumenten tegen ggo's.
Argumenten tegen ggo's
* Er bestaan nog veel zorgen over de veiligheid rondom ggo's. De effecten die ggo's mogelijk
hebben op het milieu op de lange termijn zijn voor velen nog te onzeker.
* De keuzevrijheid voor producenten wordt beperkt door ggo's. In Europa zijn we rijk genoeg om
keuzes te maken, maar in met name ontwikkelingslanden moeten boeren meedoen met ggo's
omdat ze anders geen kans maken op de markt. Dit betekent vaak ook dat grootgrondbezitters aan
de macht komen en de kleine boeren geen kansen meer krijgen. De keuze wordt ook beperkt voor
boeren in Europa als hun buurman ggo's gaat verbouwen. Ggo-stuifmeel verspreid zich, waardoor
de naastgelegen gewassen ook sporen van ggo's zullen bevatten.
Argumenten voor bepaalde toelatingscriteria
* Ggo's zijn een succes, de productie is op veel plaatsen omhoog gegaan. De toelatingscriteria
moeten meer behelzen dan alleen op het gebied van veiligheid. Bovendien moet er onderscheid
gemaakt worden tussen ggo-gewassen en conventionele gewassen voor de toelatingscriteria in
Europa. Welke effecten op wereldschaal komen door ggo's en welke door conventionele
gewassen? Dit moet duidelijk zijn voordat daar criteria aan worden verbonden.
* De productie wordt vermeerderd door toepassing van ggo's. Kleine boeren profiteren hier ook van.
Er moet nog meer onderzoek gedaan worden naar de effecten van het Europese beleid voor grote
en kleine boeren in andere landen. De keuzevrijheid moet hierin meegenomen worden.
* Het duurzaamheidaspect is actueel. Er moet gesproken worden met marktpartijen en overheden
om te onderzoeken hoe ze tezamen met ggo's naar een duurzame wereld kunnen.
PLENAIR SLOTDEBAT
Plenair vindt een slotdebat plaats tussen minister Verburg, de heer Bino, mevrouw Fresco en
deelnemers uit de zaal. De minister geeft aan wat haar prioriteiten zijn bij vernieuwing van het
beoordelingskader. Een vijftal onderwerpen zijn volgens haar belangrijk:
* De veiligheid van mens, dier en milieu. Op dit punt worden geen concessies gedaan.
10
* Het vaststellen van de bijdrage van ggo's aan verduurzaming moet per gewas (case by
case) worden beoordeeld. Deze bijdrage kan per specifieke ggo anders uitpakken. Het is
zinvol om na te denken voor welke maatschappelijke doelen we ggo's willen inzetten en
voor welke niet. Laat je ggo's toe als ze bij kunnen dragen aan de realisering van de
milleniumdoelen?
* Keuzevrijheid voor de telers en gebruikers moet gewaarborgd zijn.
* Politieke infrastructuur. Op het moment dat ggo toelating voor teelt aan de orde is en of
ggo teelten maatschappelijk waardevol zijn, moeten procedures voor (nationale) toelating
en politiek draagvlak aanwezig zijn.
* De ontwikkeling van gewassen wordt nu voornamelijk uitgevoerd en betaald door private
ondernemingen. Het is noodzakelijk dat ook overheden hierbij aansluiting vinden. De
minister noemt in dit kader de gouden driehoek: de samenwerking tussen overheid,
bedrijfsleven, wetenschap en onderwijs. Zij uit de wens om te komen tot een pact tussen
overheid, maatschappelijke partijen en onderzoek om meer sturing te geven aan de
onderzoeksagenda, zodat onderzoek en toepassing van de technologie meer gericht
wordt op het bijdragen aan realisering van urgente maatschappelijke doelen en
behoeften.
* Vaststellen van uitgangspunten met betrekking tot octrooien, patenten en kwekersrecht.
De discussie over ggo-gewassen in Europa bestaat uit twee pijlers. Allereerst het toevoegen van de
sociaaleconomische criteria, wat volgens de minister een grote operatie is. Er speelt daarnaast ook
een tweede traject. Het huidige beleid heeft strenge procedures voor de teelt van ggo-gewassen. Als
een ggo-gewas veilig wordt beschouwd, wil Nederland de lidstaten toestaan zelf te besluiten of teelt
van een type ggo-gewas wordt toegestaan in dat land. Dat betekent dat lidstaten een bepaalde mate
van flexibiliteit en keuzevrijheid hebben. Voor dit plan bestaat veel draagvlak onder lidstaten.
In de discussie wordt opgemerkt dat nog meer openheid van bedrijven een noodzaak is. Het is van
belang dat onderzoeksresultaten kunnen worden vergeleken.. Daarnaast moeten partijen het eens zijn
over de manier waarop onderzoek wordt gedaan.
Ook is het zaak om stap voor stap eensgezindheid te krijgen over de doelen waarvoor ggo's kunnen
worden ingezet. Die eensgezindheidheid moet worden gedreven door echte vragen uit de
samenleving. De minister zou een platform voor dialoog kunnen ontwikkelen.
Daarnaast is het vasthouden van die doelen essentieel. Als partijen eenmaal bepaalde doelen hebben
afgesproken en vastgesteld, dan is het belangrijk dat hierover geen twijfel bestaat en de partijen zich
aan deze doelen houden. . Uit de zaaldiscussie blijkt waardering voor het feit dat ggo-gewassen nu
bespreekbaar worden, maar dat de discussie nog niet voldoende is gevoerd.
Minister Verburg bevestigt aan het slot dat het goed is geweest om een discussie te starten. Bij de
voorbereiding van het seminar is de focus gelegd op lange termijn perspectieven. Om die reden wil de
minister geen visie voor de korte termijn ontwikkelen. Het is evident dat ggo-gewassen bestaan en dat
de keuzevrijheid voor burgers en telers van cruciaal belang is. Zij wil geen enkele concessie doen aan
de veiligheid voor mens, dier en milieu. Het komt erop aan om vraaggerichte doelen te ontwikkelen die
ingaan op de specifieke context van ggo-gewassen. De gouden driehoek (overheid, bedrijfsleven en
wetenschap) moet een bijdrage leveren aan kennis en feiten over ggo-gewassen. Het seminar is een
begin van de openheid en zij nodigt iedereen uit om ideeën of gedachtes met haar te blijven delen.
11
Bijlage 1: Speech van de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, mw. G.
Verburg, bij de opening van het ggo-seminar 'Wegens verbouwing in overleg', Den Haag,
9 juni 2009
Dames en heren,
Graag heet ik u van harte welkom op deze bijeenkomst. Ik ben blij met de belangstelling voor dit
seminar. Ik heb het niet alleen over het aantal deelnemers, maar ook en vooral over uw kwaliteit
en diversiteit.
Vanmiddag speuren we onder andere naar een sociaal-economisch kader voor toelating, teelt
en gebruik van genetisch gemodificeerde organismen. Deze materie is ingewikkeld en ligt
maatschappelijk zo gevoelig dat we het niet aan de wetenschap, de overheid, maatschappelijke
organisaties of het bedrijfsleven alleen kunnen of willen overlaten.
Integendeel. Voor de oplossing van dit soort complexe vraagstukken hebben we de inbreng,
betrokkenheid en het commitment nodig van alle partijen. Want er zal nooit een breed draagvlak
voor ggo's komen als we elkaars argumenten negeren, argumenten en opvattingen van diverse
overheden, van omwonenden, van de boeren, van milieu- en consumentenorganisaties, andere
belangenbehartigers, kerken en maatschappelijke organisaties.
Daarom ben ik verheugd over de deelname van u allen. Laten we die brede aanwezigheid ten
volle benutten. Om uit loopgraven te komen en stappen voorwaarts te maken. Want ik heb soms
het gevoel dat we tot nu toe een dialoog der doven hebben gevoerd. En dit proces heeft echt
een open debat nodig. Een debat waar feiten van fictie worden gescheiden. Laten we dan ook
vanmiddag vooral goed naar elkaar luisteren. In mijn inmiddels redelijke ervaring als politicus
heb ik geleerd dat dat bijna altijd de eerste stap is op weg naar succes.
Dames en heren
Het debat inzake genetisch gemodificeerde organismen is vanaf het allereerste begin omgeven
door soms heftige controverse. Eerst ging het vooral over de veiligheid van ggo's voor mens,
dier en milieu. U herinnert zich vast nog wel de commotie rond de term "Frankenstein Food."
Inmiddels zijn we ruim een decennium verder en is er veel gebeurd. Op dit moment zijn er 32
variëteiten van genetisch gemodificeerde gewassen toegelaten op de Europese markt voor
gebruik in diervoeders, levensmiddelen of biobrandstoffen. En voor een kleine 60 variëteiten
loopt een aanvraagprocedure.
Ondertussen hebben we oog voor meer dan alleen de veiligheid van ggo's voor mens, dier en
milieu. Tegenwoordig spelen bijvoorbeeld ook de sociaal-economische aspecten van ggo's een
prominente rol in het debat. U moet dan denken aan vragen als: dragen ggo's bij aan
verduurzaming van de land- en tuinbouw Of: passen ggo's binnen onze opvattingen over
voedselkwaliteit?
Het kabinet is blij met deze verbreding van de discussie, want de smalle focus van uitsluitend
veiligheid doet geen recht aan de brede aandacht voor de sociaal-economische kansen c.q.
gevolgen van ggo's. Als we dat gesprek niet aangaan zal de EU over dit onderwerp verdeeld
blijven. En daar schiet niemand wat mee op.
12
Als eerstverantwoordelijke bewindslieden zijn collega Cramer en ik dan ook blij dat die discussie
in EU-verband voortvarend wordt opgepakt. We hebben in de Milieuraad afgesproken dat de
lidstaten de Commissie eind dit jaar zullen informeren over de sociaal-economische gevolgen
van markttoelating van ggo's. De resultaten van dit seminar - en van een soortgelijke
internationale bijeenkomst die ik dit najaar organiseer - zullen hun weg vinden naar de
Nederlandse rapportage.
Voor de internationale bijeenkomst nodig ik ook stakeholders uit van ggo-exporterende landen.
Zij mogen op dit internationaal seminar niet ontbreken. Een dialoog met deze stakeholders is
van belang om een completer beeld te krijgen van de sociaal-economische gevolgen van ggo's
wereldwijd en om oplossingsrichtingen te verkennen, die bijdragen aan verduurzaming van
internationale productieketens.
De door de lidstaten ingebrachte informatie vormt de basis voor een rapport dat de Commissie
vóór de zomer van 2010 naar de Raad en het Europees Parlement zal sturen.
Dames en heren
Ik signaleer vier ontwikkelingen die de discussie over dit onderwerp in een stroomversnelling
hebben gebracht.
* Ten eerste de mondiale voedselzekerheid: in 2050 moeten de landbouw- en tuinbouw 9
miljard monden kunnen voeden.
* Ten tweede is er de verduurzamingsopgave van de landbouw, in Nederland, Europa en
daarbuiten. GGo's kunnen bijdragen aan een verhoging van de oogstzekerheid en de
productiviteit, aan een betere ziektepreventie en aan het verlagen van het gebruik van
bestrijdingsmiddelen. Denk aan de ontwikkeling van droogte tolerante gewassen of gewassen
die resistent zijn tegen bepaalde plaaginsecten.
* Drie: de sterke opmars van genetisch gemodificeerde gewassen buiten de EU.
* En als laatste trend noem ik de immer stijgende Europese import van ggo's.
Laat me elk van deze ontwikkelingen kort in verband brengen met de ggo-discussie.
Als eerste noemde ik de kolossale uitdaging om in 2050 - over 40 jaar dus - wereldwijd 9
miljard mensen te eten te geven. Dat zijn er 2,2 miljard meer dan vandaag. Dat vraagt om een
doelmatige en duurzame productie; daarbij ligt vergroting van het areaal niet voor de hand.
Bovendien krijgen boeren als een van de eerste beroepsgroepen heel direct met de effecten
van klimaatverandering te maken. Denk aan langdurige droogtes of juist overvloedige regenval,
die de oogstzekerheid ongunstig kunnen beïnvloeden.
Om deze problemen het hoofd te bieden is innovatie nodig. We moeten alle zeilen bijzetten.
Daarbij kunnen we geen enkele technologie uitsluiten die een positieve bijdrage levert. Dat geldt
dus ook voor nieuwe veredelingstechnieken, waaronder genetische modificatie.
In dit verband wil ik de kwestie van intellectueel eigendomsrechten aan de orde stellen: het
octrooi- en kwekersrecht. Op planteigenschappen van ggo gewassen kan octrooi worden
verleend. Sommigen menen dat octrooiverlening op planteigenschappen de sterkste
marktpartijen bevoordeelt. Octrooiverlening zou een drempel opwerpen voor kleinere bedrijven
bij het toepassen van de technologie.
13
Anderen menen dat octrooiverlening gewenst is voor het behoud van een innovatieve
plantveredelingsector. Ik vind het van belang om beter zicht te krijgen op de sociaal
economische aspecten van octrooiverlening bij plantenverdeling, én op de mogelijkheden om
eventueel nadelige maatschappelijke gevolgen daarvan te beperken. Daarom laten ik en mijn
collega van EZ hierover onderzoek uitvoeren. De uitkomst daarvan neem ik op in de
Nederlandse rapportage over sociaal economische aspecten van ggo's.
Dan de verduurzamingsopgave. De landbouw moet met minder toe: minder energie, minder
water, minder bestrijdingsmiddelen, minder ziektes, minder emissies. Dat alles met behoud van
de concurrentiepositie en de werkgelegenheid in de Nederlandse en Europese agrofood-sector.
En natuurlijk zeer in het belang van u en mij als consument: goede kwaliteit en grote keuze,
tegen zeer gematigde prijzen. Ook hier kunnen genetisch gemodificeerde gewassen van
betekenis zijn.
Als voorbeeld noem ik een oer-Hollandse product. Heel recent heeft de boerencoöperatie
AVEBE een marktaanvraag ingediend voor een genetisch gemodificeerde aardappel. Die kan
volgens de fabrikant een flinke milieuwinst opleveren omdat er minder energie en chemische
hulpstoffen nodig zijn bij de verwerking. Let wel: dit is een aardappel die niet voor menselijke
consumptie is bedoeld.
En in Wageningen is men bezig met de ontwikkeling van een pieper die resistent is tegen de
aardappelziekte. U kunt zich voorstellen wat introductie van dit gewas kan betekenen voor de
besparing op bestrijdingsmiddelen - wat een verbetering voor het milieu - en het tegengaan van
oogstverlies. Ik ben benieuwd naar uw reactie op deze ontwikkelingen.
Mijn derde punt. We hebben te maken met de wijde wereld buiten de EU. Daar speelt de
discussie over ggo's niet, of in elk geval op een andere manier. De teelt van ggo-gewassen is er
dan ook in opmars. In 2008 bedroeg het areaal ongeveer 125 miljoen hectare in 25 landen. 125
miljoen, dames en heren. Dat is 60 keer het complete landbouwareaal van ons land.
En volgens de OESO houdt de groei van het ggo areaal aan. Vooral China en India zullen naar
verwachting enorme bedragen investeren in de ontwikkeling van ggo's. Het gaat om miljarden:
China alleen al wil de komende jaren 3,5 miljard dollar spenderen aan plantenbiotechnologie.
Ondertussen is meer dan de helft van de wereldsojaproductie genetisch gemodificeerd, en 70
procent van de katoen in belangrijke katoenexporterende landen zoals de Verenigde Staten,
China, India en Zuid-Afrika.
Hier kunnen onze Europese aarzelingen omtrent ggo's op gespannen voet komen te staan met
de rauwe economische werkelijkheid: het aandeel van zulke gewassen op de wereldmarkt
groeit, om het zo maar eens te zeggen, als kool.
De stijgende Europese import van ggo's weerspiegelt deze werkelijkheid. En dat is mijn laatste
punt. Vrijwel al het conventionele mengvoer voor de veestapel in Nederland en veel andere EUlanden
bevat ggo's. We importeren olie van genetisch gemodificeerd koolzaad voor
biobrandstoffen en andere toepassingen. En wie van u durft er een eed op te zweren dat uw
kleren voor 100 procent van ggo-vrije katoen zijn gemaakt?
Dames en heren
14
Wat ik zeggen wil, is dit: de vraag "Willen we ggo's in Europa?" is dus niet meer relevant.
Europa, met z'n open markten, kan de deur niet op slot houden. En dat gebeurt ook niet,
getuige het aantal ggo's dat al op de markt is toegelaten.
Wel moeten we ons afvragen hoe we zorgvuldig met de toepassing - en vooral de teelt - van
ggo's omgaan. Daarbij gaat het zoals gezegd niet alleen over de veiligheid en het behoud van
keuzevrijheid voor de consument, maar ook over de sociaal-economische aspecten. Wat we
willen is een nieuwe balans in de afwegingen die we maken over ggo's. Daarom maken wij ons
sterk voor een vernieuwd beoordelingskader.
Ons standpunt over hoe dat nieuwe evenwicht eruit moet zijn is helder: We willen sociaal
economische aspecten bij de toelating van ggo's betrekken, zowel bij de teelt als de import van
ggo's. Wat de teelt van ggo's op hun grondgebied betreft wil Nederland dat de lidstaten zelf de
bevoegdheid krijgen om daar toestemming voor te geven - of te weigeren.
Bij import van ggo's houden we vast aan de huidige regelgeving, met dien verstande dat de
sociaal-economische dimensie bij de afweging wordt betrokken. We gaan de mogelijkheden om
dat te realiseren actief inbrengen in de Europese discussie. Daarbij kijken we naar de
ervaringen die zijn opgedaan bij de ontwikkeling van vergelijkbare beoordelingskaders. Zoals
de internationale afspraken gemaakt zijn over de productie en certificering van duurzame
palmolie of duurzaam geproduceerd hout.
Voor dat standpunt hebben we veel steun van andere lidstaten gekregen. Ik heb er dus alle
vertrouwen in dat de Europese regelgeving zal worden aangepast om tegemoet te komen aan
de zorgen in de samenleving én aan de ontwikkelingen op de wereldmarkt.
Dames en heren
Nederland participeert actief in het internationale ggo-debat. Ik zou graag zien dat onze bijdrage
een breed fundament in de samenleving heeft. Dat is één van de redenen voor deze
bijeenkomst.
Ik nodig u uit om te discussiëren over de criteria voor een vernieuwd beoordelingskader. Welke
vindt u van belang en waarom? Aan welke criteria geeft u prioriteit? En wat zijn mogelijke
maatschappelijke en sociaal-economische effecten voor ondernemers en consumenten. Zijn die
specifiek van toepassing op ggo's of gelden ze ook voor conventionele gewassen?
Zomaar een paar vragen, een greep uit de tientallen die we in dit verband kunnen stellen.
Misschien dat u er vanmiddag al in slaagt om met antwoorden te komen. Wat ik in elk geval
hoop is dat dit seminar ook in de komende tijd een stimulans zal blijken voor een open,
constructief en eerlijk gesprek over de enorme uitdagingen waarvoor wij ons in de komende
decennia gesteld zien. En natuurlijk over de keuzes, verantwoordelijkheden en kansen die
daarmee verbonden zijn.
Ik wens ons een vruchtbare middag toe.
15
Bijlage 2: Samenvatting van de keynote speech van mevrouw Prof. dr. ir. Louise Fresco,
Universiteit van Amsterdam tijdens het ggo-seminar 'Wegens verbouwing in overleg',
Den Haag, 9 juni 2009
Mevrouw Fresco geeft aan dat in de jaren tachtig al is geopperd het voedseltekort met behulp
van ggo's op te lossen. Destijds was zij al van mening dat het probleem veel ingewikkelder ligt
en niet slechts door middel van ggo's kan worden opgelost.
De huidige discussie vindt zijn oorsprong in de historie van ggo's. Genetische modificatie is
begonnen met het inbouwen van herbicideresistentie in planten. Had de toepassing een
duidelijk consumentenvoordeel gehad, was de discussie waarschijnlijk anders verlopen. De
wetenschap heeft niet genoeg gecommuniceerd de afgelopen twintig jaar en er is niet
genuanceerd geluisterd naar argumenten.
Op deze bijeenkomst gaat het niet over risico's, maar over de internationale dimensie. Ggo´s
zijn er nu, worden verder ontwikkeld en uitgebreid, dus moet er gekeken worden hoe we daar nu
mee om moeten gaan. Voorstanders van ggo´s bagatelliseren de risico´s en tegenstanders
willen nooit overtuigd worden van de volledige veiligheid van ggo´s. Daar zal men nooit
uitkomen. Er moet specifieker gekeken worden naar de maatschappelijke meerwaarde: welke
ggo´s zijn voor welk doel en onder welke voorwaarden toepasbaar.
Sociaaleconomische aspecten
Wat zijn de sociaaleconomische aspecten die met ggo's zijn gemoeid? Er is een voorwaarde om
deze discussie hanteerbaar te maken, namelijk door onderscheid te maken tussen wat van
toepassing is op ggo's en wat van toepassing is op het productiesysteem.
Hongerbestrijding
De eerste vraag is: zijn er ggo's nodig om honger te bestrijden? Mevrouw Fresco zegt nee. Voor
productieverhoging zijn ggo's nu niet nodig, omdat er nog zoveel meer winst geboekt kan
worden met verbeteringen in de conventionele landbouw. Wel kunnen ggo's toegevoegde
waarde hebben voor specifieke problemen.
Er moet op dit gebied gesproken worden over de lange termijn. De wereldbevolking groeit, toch
zal ons voedsel moeten komen van hetzelfde areaal dat we nu tot onze beschikking hebben.
Schaarste aan water en meststoffen is een groot probleem nu en in de toekomst. Bovendien
hebben planten die in warme gebieden groeien snel last van ziektekiemen.
Hier kunnen ggo's een rol spelen. Nu is dit echter niet het geval. Er wordt gebruik gemaakt van
ggo's op hele andere gebieden: non-food en veevoer. Mevrouw Fresco benadrukt dat we bij de
ontwikkeling van ggo's ons moeten proberen te richten op de echte wereldvraag, vooral de
vraag van kleine boeren. Dit is de afgelopen tijd veel te weinig gebeurd. Oorzaak daarvan is ook
dat heel veel onderzoek niet meer in het publieke domein plaatsvindt.
Vis en visteelt, energietoepassing en dierziektebestrijding zijn onderwerpen waarvan mevrouw
Fresco hoopt dat daar aan gewerkt gaat worden. Er moet niet gedacht worden dat er voor elk
probleem een oplossing is in de vorm van ggo's.
16
Armoedebestrijding
De tweede vraag is: hebben we ggo's nodig om armoede te bestrijden? Nee, zegt mevrouw
Fresco. Als de armoede in de wereld wordt geanalyseerd, dan blijkt dat mensen honger hebben,
omdat ze geen werk en daardoor geen middelen hebben. De armoede verplaatst zich ook
steeds meer naar steden en daar zijn ggo's geen oplossing voor de armoede.
Er bestaan fluctuaties in productie en voedselprijzen. Ggo's kunnen maar zeer beperkt bijdragen
aan stabilisatie van de productie. Dat komt omdat deze fluctuaties voornamelijk het gevolg zijn
van afnemende voorraden en niet van het productieniveau als zodanig.
Wel is er een klimaatscomponent. We kunnen voorbereid zijn op de klimaatverandering door
gewassen te creëren die daar beter op reageren.
Multinationals
De derde vraag is: houden multinationals kleine boeren in hun greep? Mevrouw Fresco zegt
wederom nee. De kosten van zaaizaad zijn slechts een fractie van de productiekosten. Maar het
MKB in ontwikkelingslanden heeft geen toegang tot ggo's. Om die reden maakt mevrouw
Fresco zich meer zorgen over de differentiatie van producenten. Een interessant onderzoek zou
zijn om te kijken hoeveel van het areaal in de wereld direct afhankelijk is van zaaizaad geleverd
door Monsanto. In bijvoorbeeld China is dat zeer beperkt.
Tradities
De vierde vraag is: worden tradities (cultuur) ondermijnd? Mevrouw Fresco beantwoordt deze
laatste vraag met nee. Tradities moeten zeker niet verdwijnen, maar dat dit gebeurt komt niet
door ggo's. Dit komt door algemene schaalvergroting.
Mevrouw Fresco geeft aan dat er nog te weinig kennis over effecten van bepaalde ggo's op de
bodem is. Het moet prioriteit hebben om daarnaar te kijken. Dit komt omdat het verder gaat dan
de effecten op één organisme, maar om de effecten op een complexe samenhang.
Misschien is de meest veelbelovende bijdrage van ggo's het vertragen van de
klimaatsverandering, voorspelt mevrouw Fresco. Door het ontwikkelen van gewassen die dit
voorkomen en zich er beter op aanpassen.
De biologische landbouw zou een goede toetssteen zijn voor de acceptatie van ggo's. Ggo's
dienen namelijk het biologische doel, te weten minder bestrijdingsmiddelengebruik. De
biologische landbouw zou dus juist gebaat kunnen zijn bij het gebruik van genetisch
gemodificeerde gewassen. Nu is dat nog ondenkbaar, maar in de toekomst vindt men dat
misschien acceptabel.
Mevrouw Fresco geeft als waarschuwing mee dat in Europa de uitruil van technieken moet
worden voorkomen. Dus niet cisgenese is acceptabel, transgenese niet. Er moet verder
gekeken worden. Daarom moeten er internationale afspraken gemaakt worden. De volgende
vier punten geeft mevrouw Fresco mee voor de discussie over deze internationale afspraken:
* Hoe kunnen sociaaleconomische overwegingen geïntroduceerd worden in een WTO
context?
17
* Moeten we naar een gedragscode?
* De effecten van ggo's moeten gemonitord blijven worden.
* Keuzevrijheid en diversiteit zijn belangrijk.
18
Bijlage 3: Speech van de heer Nico Roozen, Directeur van Solidaridad, tijdens het ggoseminar
'Wegens verbouwing in overleg', Den Haag, 9 juni 2009
Dames en heren,
Aan mij is gevraagd iets te zeggen over het debat over Genetische Modificatie in relatie tot de
soja sector. Welk gewicht heeft en welke rol speelt GM in de sojasector en wat is de betekenis
hiervan voor een strategie van verduurzaming van de sector? Dat is de ambitie van Solidaridad;
de verduurzaming van de teelt van soja.
Ongetwijfeld kent u de cijfers. Het overbekende gegeven dat GM soja dominant is. Op basis van
cijfers uit 2007 blijkt dat in de VS 91% van de sojaproductie geschiedt op basis van een
genetisch gemodificeerde herbicide tolerante soja variëteit. Het cijfer voor Brazilië is 63%, voor
Argentinië 99%. En daarmee is ruim 70% van de wereldproductie GM.
Dat is de realiteit. Een strategie gericht op verduurzaming zal deze realiteit als vertrekpunt
moeten nemen.
Vervolgens lijkt een belangrijke vraag te zijn; hoe ligt de relatie tussen deze dominante positie
van het GM gewas en de agenda van verduurzaming. Zou de sojasector er bij overwegende
teelt op basis van conventionele variëteiten er qua duurzaamheid anders uitzien?
Duurzaamheid heeft te maken met drie dimensies; de economische dimensie, de sociale
dimensie en de ecologische dimensie. Het gaat immers om een nieuw kwaliteitsbegrip.
Productkwaliteit is niet langer alleen de fysieke kwaliteit van het product, maar is inclusief
gedacht met de sociale en ecologische kwaliteit.
Concreet; de sociale agenda.
Dan gaat het over onderwerpen als arbeidsvoorwaarden op basis van ILO-normen, een
gezonde werkplek door een beheerst gebruik van bestrijdingsmiddelen, uitbanning van
kinderarbeid en slavernij, gelijke positie van mannen en vrouwen etc.
De milieuagenda gaat om de bescherming van de bodem- en waterkwaliteit, integraal
gewasbeheer,het uitbannen van de schadelijkste pesticiden en om het biodiversiteits - en
ontbossingvraagstuk en klimaatverandering.. Expansie alleen op basis van bewezen
landrechten, een kapverbod voor gebieden met een hoge natuurwaarde, het terugdringen van
de emissie van broeikasgassen etc.
De conclusie lijkt onvermijdelijk dat qua problematiek en dus de daarmee samenhangende
veranderingsambitie het conventionele - of GMO- gewas op de genoemde sociale en milieu
aspecten geen wezenlijk verschil laat zien. Solidaridad heeft hieruit de conclusie getrokken dat
een verduurzamingstrategie in de sector betrekking moet hebben op elke gewastype ongeacht
de onderliggende veredelingstechniek. In beide teeltsystemen zijn verbeteringen nodig en
mogelijk.
Als je verduurzaming van de GMO sojateelt nastreeft - dus rechten voor werkers,
gecontroleerde expansie, milieuvoorzorg - legitimeer je dan GMO?
Activisten hebben ons dat verweten.
19
De legitimatie is gegeven door het feit dat er maatschappelijke acceptatie is. Nederland
importeert jaarlijks 8.2 miljoen ton soja. 90% is GM-soja. Onze boeren voederen de veestapel
met deze soja en we exporteren of consumeren vervolgens het vlees. Dit feitelijke gedrag
legitimeert. Vervolgens is niet je kop in het zand steken maar kei hard werken aan een
duurzaamheidkader voor de gehele sector de enige weg.
We doen dat onder andere door actief deel te nemen aan de Round table for responsible soy.
Neutraal ten aanzien van de techniek. Analytisch ten aanzien van de concrete effecten van
teeltwijzen en met een oplossingsgerichte inzet op die terreinen waar een verschil gemaakt
moet gaan worden. Met alle actoren in de sector om de tafel kan alleen als we een goed
geïnformeerd debat willen voeren met elkaar. Toewerken naar een gedeelde probleemanalyse,
de belangen goed in kaart brengen en een veranderingsstrategie overeenkomen die
bedrijfsmatig inpasbaar is; waar boeren en markten iets mee kunnen. In het veld moet de
verandering vorm krijgen.
Voor het goed geïnformeerde debat is een eerste studieproject afgerond. Vanuit de overtuiging
dat alleen op basis van een gedeelde informatiebasis een effectief debat mogelijk is.Een
publicatie waar in de twaalf claims ten aanzien van GM soja geanalyseerd zijn. De publicatie is
beschikbaar voor u. De studie levert een genuanceerd beeld op:
Veel gehoorde bezwaren worden genuanceerd;
* GM soja is niet de beslissende factor in de schaalvergroting.
* Er is geen bewijs dat GM soja de genetische diversiviteit van soja heeft beïnvloed.
* De teelt van GM soja is onder condities van zorgvuldigheid geen bedreiging van de GM-vrij
soja productie.
* De vraag of GM-soja monocultuur faciliteert is onbeslist. Het is niet de enige driver ..
* GM soja heeft bijgedragen aan het verminderd of niet meer ploegen van gronden waardoor
de erosie verminderd en minder brandstof nodig is.
Maar ook:
* De productiviteit van GM soja ligt niet structureel hoger dan die van de conventionele soja.
* GM soja kan de expansie naar natuurlijke gebieden aanmoedigen.
* GM soja leidt tot een sterke verandering in het type herbicide gebruik. Het negatieve
milieueffect is echter vergelijkbaar of zelf hoger dan bij de conventionele soja.
* De introductie van GM soja draagt waarschijnlijk bij aan de ontwikkeling van herbicide
resistente onkruiden.
Een recente Britse studie komt tot een vergelijkbare conclusie in termen van productiviteit, maar
toont een verlaging van de productiekosten aan waardoor het producenteninkomen substantieel
toeneemt. Bovendien zou er volgens deze studie wel degelijk sprake zijn van een verlaagd
gebruik van herbiciden en insecticiden.
Het debat gaat dus voort. Een actief management van het debat lijkt echter wel noodzakelijk.
Een inspirerend voorbeeld is het IPCC en haar rol om tot een consensus te komen over het
klimaatvraagstuk. Een dergelijk proces om tot een op feiten gebaseerde analyse te komen zou
helpen.
Mag ik afronden met enkele meer algemene opmerkingen.
20
Ik heb het vermoeden dat de discussie over GM vooral een discussie moet zijn over het effect
niveau. Draagt een dergelijke techniek bij aan de verduurzaming van agrarische productie, ja de
nee. En is deze bijdrage substantieel beter dan die van andere veredelingstechnieken of
landbouwsystemen.
Een ideologische of ethische afwijzing zal ons niet veel verder brengen. Al was het maar omdat
de trein doordendert en we buiten spel staan als we niet meespreken, meestuderen en
meesturen. Het sturen van de onderzoeksagenda lijkt me de belangrijkste kwestie.
Privaat aangestuurd technologisch onderzoek dient private belangen; maatschappelijk
aangestuurd technologisch onderzoek dient publieke belangen.
En de publieke belangen zijn voorstelbaar. We staan voor een immense opgave.
U kent de uitdaging; 9 miljard mensen in 2050 hebben recht op een gebalanceerd
voedselpakket. Ten aanzien van het landgebruik zijn er competing claims van voedsel, veevoer,
vezels, biobrandstoffen en natuurwaarden.
Welk landbouwsysteem hebben we nodig? Zeker is dat we tegen de grenzen van natuurlijke
hulpbronnen aan lopen. Water bijvoorbeeld. We krijgen te maken met schaarste. Een gedeelte
van de teelt zal intensiever moeten. Daaraan is het vraagstuk van de infectiedruk verbonden.
Nieuwe technologieën kunnen belangrijke bijdragen leveren. Binnen een breed spectrum van
technologische mogelijkheden kan de potentie van gemodificeerde gewassen niet op voorhand
buiten beschouwing gelaten worden. De potentie dat gemodificeerde gewassen mogelijk beter
bestand zijn tegen externe stress factoren als verzilting, droogte of juist wateroverlast of
specifieke eigenschappen hebben die gezondheid bevorderd zijn.
Voor een ontwikkelingsorganisatie als Solidaridad is de kernvraag of een pro poor technology
op basis van moderne genetisch onderzoek mogelijk?
Kunnen boeren in de Derde Wereld niet alleen ontvangers zijn van deze technologie maar zelfs
mede ontwikkelaar zodat de technologie de oplossing van hun urgente noden ondersteunt.
Het is belangrijk dat we vanmiddag nadenken over de sociaal economische effecten van de
bestaande GM technologie, maar het is mogelijk nog belangrijker dat we nieuwe technologie
ontwikkelen vanuit urgente maatschappelijke behoeften aan voldoende, veilige en verantwoorde
landbouwproducten voor iedereen. Met minder kunnen we geen genoegen nemen.
21
Bijlage 4: Samenvatting van de speech van Prof. dr. Raoul Bino, algemeen directeur Plant
Sciences Group, Wageningen Universiteit and Research Center tijdens het ggo-seminar
'Wegens verbouwing in overleg', Den Haag, 9 juni 2009
Prof. dr. Raoul Bino geeft een speech, getiteld 'GGO: een keuze voor duurzaamheid'.
De duurzaamheidsopgave is op te delen in vijf thema's: voedselzekerheid, gezondheid van
mensen en planten, klimaatverandering en aanpassing van planten aan klimaatverandering,
energievoorziening en concurrerende belangen (natuur, urbanisatie, productie).
Met de stijging van de bevolking tot 9 miljard mensen in 2050 is een dubbele hoeveelheid
primaire producten nodig. Zonder verduurzaming zou het areaal moeten verdubbelen om alle
mensen toegang tot een rijk en divers dieet te bieden. Dit is geen gewenste ontwikkeling en om
die reden staat de landbouw komende decennia voor een grote duurzaamheidsopgave.
Allereerst gaat het om een hogere productie, hogere kwaliteit, minder arbeid en minder
energieverbruik. Het gaat daarnaast om het klimaat. Denk aan het voorkomen van droogte,
verzilting en overstromingen. Als derde worden ziektes genoemd, zoals bacteriën, virussen en
schimmels.
Het ras en het teeltsysteem waar de plant in groeit moet in relatie staan tot de veredeling. Dat is
de uitdaging.
Na de verwoestte aardappeloogst in Ierland in 1846 is het gebruik van bestrijdingsmiddelen
normaal geworden. Het probleem van Phytophthora lijkt hiermee opgelost. Er zijn echter veel
bespuitingen nodig om de aardappelziekte tegen te gaan. De kosten en milieubelasting zijn erg
hoog. Het gaat om 12 tot 15 bespuitingen per seizoen. De milieubelasting is 1.424.000 kg
fungicide per jaar. De totale kosten lopen op tot 150 M¤ per jaar in Nederland.
Een duurzamere oplossing bij het bestrijden van de aardappelziekte is het gebruik van ggo's.
De Universiteit Wageningen heeft een experiment uitgevoerd waarbij de groei van een
conventioneel aardappelgewas (het Aveka gewas) werd vergeleken met de groei van hetzelfde
gewas met een soorteigen resistentiegen (cisgen) tegen Phytophtera. De uitkomsten laten zien
dat met behulp van het cisgen het Aveka gewas overleeft en het gewone Aveka gewas
doodgaat. Het hierbij gebruikte cisgen is geen speciaal gen. De genen zijn afkomstig van een
aardappelplant uit Zuid-Amerika. Het proces waarbij een gen middels traditionele veredeling
wordt ingekruist is moeilijker en duurt langer dan het gebruik van het cisgen. Het gebruik van
cisgenese is een snelle, veilige en effectieve methode en er zijn geen bespuitingen meer nodig.
Ggo's kunnen ook worden ingezet in droge gebieden. Vanwege klimaatveranderingen hebben
steeds meer gebieden in de wereld te maken met droogte. In droge gebieden is het moeilijk om
voldoende primaire producten te verbouwen. Met behulp van ggo's (droogte resistente planten)
kunnen ook in droge gebieden gezonde gewassen groeien. Er zijn inmiddels droogte resistente
planten op de markt gebracht, zoals soja planten.
Er is nog meer mogelijk. Ook zijn ggo's inzetbaar bij de dalende (fossiele) energievoorraden.
Deze voorraden zijn ontstaan door planten. Waarom gebruiken we die planten niet meer nu de
oude voorraad opraakt? Het fotosynthese proces van planten kan naar verwachting een
bijdrage leveren aan de energievoorziening. De komende 10 tot 20 jaar zullen veel biologen
onderzoek doen naar dit proces in de cellen van een plant. In Nederland is met alle
universiteiten een plan gemaakt om onderzoek te doen naar fotosynthese. Op drie niveaus
22
wordt onderzoek verricht: plant -, cel - en subcellulair niveau. In alle oplossingen gaat het om
genetisch gemodificeerde gewassen.
De heer Bino geeft aan dat het gebruik van ggo's een keuze voor duurzaamheid is. Met behulp
van ggo's zijn minder bestrijdingsmiddelen nodig, kan een hogere productie worden bereikt,
kunnen meer robuuste planten worden ingezet en is het mogelijk een gezonder en veiliger
samenleving te creëren.
Momenteel wordt 120 miljoen hectare areaal wereldwijd gebruikt voor de verbouw van ggo
gewassen. Naar verwachting blijft het ggo areaal groeien. Om die reden is volgens de heer Bino
behoefte aan een breder afwegingskader. De volgende aandachtspunten spelen daarin een rol:
* Elke technologie heeft voor- en nadelen
* Afwegingskader moet zich toespitsen op people, profit en planet.
* Het is belangrijk dat de discussie zich afspeelt op nationaal, Europees en mondiaal niveau
* Het onderzoek faciliteert de discussie tweeledig. Allereerst door het aandragen van gegevens
en feiten over ggo's. Daarnaast heeft het onderzoek een rol in het onderwijs. Op de Universiteit
Wageningen kunnen scholieren kennis maken met voedsel en de mogelijkheden van ggo's.
23
Bijlage 5: Samenvatting van de speech van Prof. dr. Bastiaan Zoeteman, voorzitter van de
Cogem, tijdens het ggo-seminar 'Wegens verbouwing in overleg', Den Haag, 9 juni 2009.
Prof. dr. Bastiaan Zoeteman is voorzitter van de Commissie Genetische Modificatie (Cogem) en
vertelt de aanwezigen over de aanleiding van het verzoek aan de Cogem voor een signalering
over sociaal-economische criteria voor toelating van toepassingen van ggo's en de (concept)
criteria die de Cogem tot dusver heeft opgesteld. De speech van dhr. Zoeteman dient als
inleiding op de workshops.
De Cogem kreeg in april het verzoek van minister Cramer (ministerie van VROM) om een
signalering uit te brengen over sociaal-economische criteria voor de toelating van ggo's. In
september is het onderzoek afgerond en kan de Cogem de signalering uitbrengen. De
bijeenkomst van vandaag ziet dhr. Zoeteman dan ook als een mogelijkheid om met de
aanwezigen van gedachten te wisselen over de stand van zaken (concept criteria).
De ministers van LNV en VROM hebben in april een brief gestuurd aan de Tweede Kamer met
hierin belangrijke aspecten voor het onderzoek:
* Een van de sociaaleconomische criteria is duurzaamheid
* Onderscheid maken in EU-teelt en teelt buiten EU
* Ter inspiratie dienen de zogenaamde Cramer criteria; het toetsingskader voor duurzame
biobrandstoffen
* Als referentiekader dient de conventionele landbouw
De Cogem interpreteert de opdracht als volgt:
* Beoordeling van productiewijze en gebruik van ggo's, niet van de ontwikkelingsfase
* Duurzaamheidscriteria zijn vaak even relevant voor andere landbouwgewassen maar nog
weinig expliciet geformuleerd (uitzonderingen zijn soja, hardhout en biomassa maar ggo's zijn
daarbij bewust niet meegenomen)
* Accent op ggo's, omdat deze maatschappelijk omstreden zijn (door sommigen worden ggo's als
onduurzaam gezien).
De Cogem heeft gekozen om de ontwikkelingsfase buiten de opdracht te laten. Als het gaat om
duurzaamheidscriteria en sociaaleconomische aspecten dan spelen die pas een rol bij
productiewijze en gebruik van het product.
Het opstellen van duurzaamheidscriteria is een lastige klus. Voor ggo's zijn aparte regels en een
zorgvuldige toelatingsprocedure opgesteld, terwijl voor veel reguliere landbouwgewassen deze
regels niet gelden. Waarom worden ggo gewassen zwaar beoordeeld en andere
landbouwgewassen niet? Deze discussie geeft aan dat ggo-gewassen in het maatschappelijk
debat als bijzonder worden ervaren. Voor de mensen die het technocratisch benaderen zijn
ggo's niet bijzonder. Voor de maatschappij en de mensen die er wat verder van afstaan is het
toestaan van ggo's wel bijzonder en een omstreden ontwikkeling. Het is de taak van de overheid
om met de verschillende invalshoeken om te gaan.
Ontwikkelen van duurzaamheidscriteria:
Sociaaleconomische criteria kunnen niet los gezien worden van ecologische criteria bij teelt en
gebruik. People, Profit en Planet moeten als duurzaamheidspijlers in balans zijn.
24
Conventionele landbouw neemt grotere korte termijn ecologische risico's (bijvoorbeeld
gewaswisseling, pesticidengebruik) dan die welke gepaard gaan met gg-landbouw, maar die wel
aanvaardbaar worden geacht. Daarnaast doet de aandacht voor lange termijn risico's van gglandbouw
ook vragen rijzen over de conventionele landbouwpraktijk. Zo vindt de European
Groon Ethics een nut/noodzaak afweging voor alle nieuwe technieken in de landbouw nodig.
De Cogem heeft een aantal concept criteria opgesteld. Dhr. Zoeteman vat de voorgestelde
criteria kort samen:
1. Veiligheid voor mens en milieu. Dit is goed geregeld in EU verband en niemand twijfelt hieraan.
Er zijn wel mensen die pleiten voor vereenvoudiging van de administratieve lasten. De toelating
van ggo's kost een bedrijf in Amerika ¤ 5 miljoen en in Europa ¤ 7 tot 8 miljoen.
2. Keuzevrijheid; vrijheid voor de consument en producent om wel of niet gebruik te maken van
ggo's. Dit staat in relatie tot co-existentie problematiek, transparantie en innovatievrijheid en
etikettering.
3. Lokale voedselvoorziening en verbetering van lokale mogelijkheden. Voedselzekerheid en
kwaliteit hangen hiermee samen.
4. Cultuurwaarden; dit criterium stond in eerste instantie niet in de lijst van de Cogem, maar is door
discussies erbij gekomen. Cultuurwaarden staan in relatie tot inrichting van het landschap en
lokale toepassing.
Ook is er een aantal onderwerpen verwant aan de Cramer criteria:
5. Welzijn en gezondheid;
6. Welvaart (vooral gericht op economische omstandigheden);
7. Maatschappelijk nut (oogstzekerheid, kwaliteit, houdbaarheid recreatie).
Typische biodiversiteit en milieucriteria:
8. Biodiversiteit en kwetsbaarheid natuur;
9. Kwaliteit bodem, water en lucht (emissies, waterverbruik, erosies);
10. Broeikasgas emissies.
Dhr. Zoeteman geeft aan dat bovenstaande lijst de eerste gedachten vormen. De Cogem heeft
het onderzoek nog niet afgerond en heeft nog de volgende vragen:
* Dekken de thema's alle relevante aspecten?
* Wordt een dergelijke toetsing als evenwichtig beschouwd ten opzichte van bestaande
landbouw?
* Zijn deze thema's hanteerbaar te maken in eenduidige criteria?
* Moeten dergelijke criteria kwantitatief of kwalitatief worden gehanteerd?
* Zijn de thema's even goed bruikbaar binnen de EU als voor importen van buiten de EU?
Dhr. Zoeteman sluit af met de vraag of de deelnemers de voorgestelde criteria willen gebruiken
als gereedschapskist in de workshops.
Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit