Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
Vragen van de leden Van Gerven en Jasper van Dijk (beiden SP) aan de
ministers van Volksgezondheid, Welzijn en Sport en van Onderwijs, Cultuur en
Wetenschap over de numerus fixus bij geneeskunde. (Ingezonden 27 juli 2009)
1
Hoeveel mensen hebben dit studiejaar (2009-2010) meegeloot voor de opleiding
geneeskunde op de medische faculteiten?
Volgens opgaven van de Informatie Beheer groep zijn er voor het studiejaar 2009-2010
in totaal 6728 gegadigden daadwerkelijk toegelaten tot het selectieproces. Van de
beschikbare plaatsen is ruwweg 60% toegewezen via centrale loting. Ongeveer 20% van
de plaatsen wordt toegewezen via directe plaatsing en ongeveer 20% wordt nu
toegewezen via decentrale selectie.
2
Hoeveel opleidingsplaatsen voor geneeskunde zijn er komend studiejaar beschikbaar?
Dit jaar zijn er in totaal 2850 plaatsen beschikbaar.
3
Hoe was de verhouding tussen het aantal aanmeldingen van studenten en het aantal
opleidingsplaatsen de afgelopen vijf jaar?
Aantal plaatsen Aantal aanmeldingen
2009-2010 2754 7945
2008-2009 2780 6941
2007-2008 2780 6926
2006-2007 2850 6583
2005-2006 2850 5809
2004-2005 2850 5482
De capaciteit is nog steeds (standaard) 2850. Voor Utrecht en Maastricht geldt dat sinds
2007 jaarlijks respectievelijk 30 en 40 kandidaten worden geplaatst voor de SUMMA
opleiding. Dit aantal wordt in mindering gebracht op het totaal. Daarnaast zijn als gevolg
van een eenmalige incidentele correctie dit jaar dit studiejaar 26 plaatsen in mindering
gebracht.
4
Hoe groot is het percentage buitenlandse studenten dat thans de opleiding geneeskunde
volgt? Hoe was dit percentage de afgelopen vijf jaar? Wat vindt u van deze ontwikkeling?
Het aantal aanmeldingen van studenten met een niet-Nederlandse nationaliteit voor de
opleiding geneeskunde per studiejaar:
2009-2010 608 Waarvan ingeloot: 107 % ingeloot: 3,9 %
2008-2009 537 82 2,9 %
2007-2008 391 109 3,9 %
2006-2007 295 72 2,6 %
2005-2006 260 84 2,9 %
2004-2005 224 75 2,6 %
Gekwalificeerde buitenlandse studenten hebben recht op toelating tot de medische
opleiding en zijn mede onderworpen aan het voor Nederland geldende stelsel van
gewogen loting en decentrale selectie. Zij concurreren mee met de Nederlandse
gegadigden en mede als gevolg daarvan blijft het percentage ingelote buitenlandse
studenten betrekkelijk stabiel. Het kabinet hanteert een doelstelling van actieve
internationalisering. De laatste jaren is een lichte stijging merkbaar van een aandeel van
buitenlandse studenten in de medische opleiding van rond de 3% naar 4%.
Daarnaast volgt ook een aantal Nederlandse studenten op zijn beurt een opleiding
geneeskunde bij buitenlandse universiteiten, zoals bijvoorbeeld Vlaanderen.
Los hiervan verzorgen enkele universiteiten op kostendekkende basis in het kader van
kennisexport in Nederland op contractbasis basis opleidingen. Daarbij gaat het jaarlijks
om 40 Saudi-Arabische studenten in Maastricht en 40 in Groningen. Dat is ruim 1 % van
het aantal studenten dat zich op dit moment jaarlijks in Nederland voor een
geneeskundestudie aanmeldt. Ze gaan niet ten koste van het aantal reguliere studenten
dat op basis van de nationale zorgbehoefte is vastgesteld. (zie vraag 5). Ze vallen buiten
de publieke bekostiging en worden volledig kostendekkend door de opdrachtgever
betaald.
5
Vindt u het niet navrant dat vele gemotiveerde studenten geen opleiding kunnen starten,
terwijl er aan de andere kant grote tekorten aan werkzame artsen in Nederland zijn? Zo
nee, waarom niet? Zo ja, welke stappen gaat u ondernemen?
De Nederlandse overheid bekostigt de opleiding van reguliere basisartsen tot het
maximum van het aantal dat nodig is om in de nationale zorgbehoefte te voorzien. Die
behoefte wordt geraamd door het Capaciteitsorgaan voor de medische, tandheelkundige,
klinisch technologische en aanverwante opleidingen. De gewenste instroomaantallen zijn
voor 2009 en volgende jaren herijkt ter realisering van een evenwichtige situatie op
lange termijn. De uiteindelijke beoordeling van het aantal kandidaten dat nodig is om via
de reguliere weg in de nationale zorgbehoefte te voorzien, geschiedt op basis van dat
advies door de minister van VWS. Het aantal opleidingsplaatsen in de initiële opleiding
tot basisarts wordt daarop afgestemd. Het aantal instromers in de reguliere
basisopleiding geneeskunde is daardoor de afgelopen tien jaar vrijwel verdubbeld. De
jaarlijkse instroom van 2850 reguliere studenten voor de opleiding tot basisarts is
volgens het capaciteitsorgaan ruim voldoende om aan de vraag van de medische
vervolgopleidingen te voldoen. Recent adviseerde het capaciteitsorgaan zelfs om de
numerus fixus voor de opleiding tot basisarts te weer verlagen tot 2500. Omdat wij
streven naar een licht overschot op de markt van medische beroepsbeoefenaren hebben
wij dat advies niet overgenomen.
6
Wat vindt u van het idee om het aantal jaren dat men meeloot mee te laten wegen bij de
lotingsprocedure?
Het huidig proces van gewogen loting heeft als voornaamste kenmerk dat via de
weegfactoren prestaties uit het voortraject worden gehonoreerd. Kandidaten met een
hoger gemiddeld eindexamencijfer worden aldus met een grotere kans op toelating
beloond. Het kwantitatief laten meewegen van het aantal jaren dat men meeloot bij de
lotingsprocedure acht ik geen goed idee omdat het de kansen verkleint van toekomstige
generaties studenten en van degenen die zich hebben ingespannen om op basis van
goede prestaties in het voortraject een verhoogde inlotingskans te krijgen.
7
Is het waar dat studenten slechts maximaal driemaal mogen meeloten voor de studie
geneeskunde? Bent u bereid dit maximum per direct los te laten om zo gemotiveerde
studenten die nu geen kans meer hebben extra kansen te bieden? 1)
Op basis van artikel 7.5f, derde lid van de Wet op het Hoger onderwijs en
Wetenschappelijk onderzoek kunnen studenten maximaal 3 keer deelnemen aan loting
voor dezelfde opleiding. In een wetsvoorstel dat in 1998 werd ingediend bij de Tweede
Kamer was aanvankelijk op advies van de Commissie Toelating Numerus Fixus-
opleidingen (De Commissie Drenth) gekozen voor beperking van het aantal herkansingen
tot twee. De overweging daarbij was dat een beperking van het aantal herkansingen tot
twee leidt tot een meer realistische studie- en beroepsoriëntatie en tot verkleining of
beperking van een anders cumulerend aantal gegadigden. Als gevolg daarvan blijft de
periode tussen het behalen van het voorbereidend diploma en het starten van de
opleiding beperkt en hebben studenten na maximaal één jaar duidelijkheid over hun
toelating tot de opleiding. Op dat moment is de mogelijkheid van een alternatieve
opleiding nog reëel. Op verzoek van de Tweede Kamer is het aantal mogelijke
herkansingen vergroot van twee naar drie. Uit de ervaringen de afgelopen jaren is nu
gebleken dat beperking van het aantal toelatingskansen tot drie nauwelijks of geen
kwantitatieve winst oplevert. Het aantal studenten dat drie keer meeloot is relatief
beperkt gebleven. In overleg met de betrokkenen medische faculteiten ben ik daarom
bereid te onderzoeken of het in deze omstandigheden nog zinvol is om grenzen aan het
aantal herkansingen te stellen.
8
Wat is uw oordeel over het systeem in België waar studenten op basis van een
toelatingstoets kunnen instromen in de opleiding?
Het Belgisch systeem kent een toegangstoets. Het toelatingsexamen bestaat uit twee
gedeelten: "Kennis en Inzicht in de Wetenschappen" (KIW) en "Informatie Verwerven en
Verwerken" (IVV). Beide gedeelten hebben hetzelfde gewicht: voor beide is het
maximumaantal punten vastgesteld op 20 . Om te slagen voor het toelatingsexamen
moet de kandidaat ten minste 10 punten behalen, zowel op KIW als op IVV en ten minste
22 punten op het totaal van 40. Naar ik heb begrepen past dit systeem goed bij
Belgische systeem van vooropleiding dat overigens verschilt van ons stelsel. Ondanks het
feit dat ook daar enkele elementen uit de toelatingsmethodiek ter discussie staan is men
over het algemeen tevreden over de werking van die methodiek. Een
toelatingsonderzoek of assessment is een van de denkbare methoden om studenten te
selecteren voor de opleiding geneeskunde. Ik wijs er op dat assessments en
toelatingstoetsen ook in ons stelsel mogelijk zijn in het kader van decentrale toelating,
zij het dat dit nu nog voor een beperkt aantal opleidingsplaatsen geldt. Ik heb mij
voorgenomen om de mogelijkheden voor instellingen om decentraal te selecteren bij
numerus fixus-opleidingen te verruimen tot 100% onder aftrek van het aantal directe
plaatsingen op basis van een gemiddeld eindexamencijfer van acht of hoger. Als de
medische faculteiten van de aldus gecreëerde mogelijkheid gebruikmaken hoeft de loting
als selectiemethode niet meer te worden toegepast. Ik zal op korte termijn een
wetsvoorstel met die strekking indienen, zodat die mogelijkheid in 2011 effectief kan
worden toegepast.
9
Bent u inmiddels bereid de numerus fixus af te schaffen zodat getalenteerde en
gemotiveerde jongeren arts kunnen worden? Zijn bovengenoemde elementen
meegenomen in de adviesaanvraag aan de Raad voor de Volksgezondheid en Zorg (RVZ)
over de numerus fixus? 2) Zo nee, wilt u dit alsnog in de adviesaanvraag meenemen?
Zoals terecht wordt opgemerkt is de Raad voor de Volksgezondheid en Zorg (RVZ)
gevraagd te adviseren over de numerus fixus. Deze adviesaanvraag heeft betrekking op
de vraag of de numerus fixus al dan niet geheel of gedeeltelijk moet worden afgeschaft.
Het al dan niet afschaffen van de numerus fixus betreft een andere problematiek dan de
vraag welke selectiemethodiek vanuit diverse perspectieven bezien het meest
aanvaardbaar is. Daarom is in die adviesaanvraag ook niet expliciet op de
selectiemethodiek ingegaan. Daarover zijn de afgelopen jaren diverse uitstekende
adviezen uitgebracht: "De gewogen loting gewogen" van de Commissie Toelating
Numerus fixus Opleidingen (Commissie Drenth) uit 1997; het rapport "De juiste student
op de juiste plaats" van de begeleidingscommissie decentrale toelating (Commissie
Sorgdrager) uit 2003 en het rapport "Wegen voor talent" uit 2007. Ik acht mij door de
aanbevelingen van die studies dan ook voldoende geadviseerd en het wetsvoorstel dat ik
op korte termijn over de verruiming van decentrale toelating zal indienen, bouwt daarop
voort. Zodra het advies van de RVZ over de numerus fixus wordt uitgebracht zullen wij
ons daarover beraden.
1) Melding aan de SP-fractie, onderhands aan bewindspersonen verstrekt
2) Verzoek ministerie van VWS aan RVZ, 19 maart 2009