Fiscale nieuwsflits 27 augustus 2009
Nieuwsbericht | 27-08-2009 | Belastingen op inkomen, winst en
vermogen, Kostprijsverhogende belastingen
In deze fiscale nieuwsflits laat de staatssecretaris weten dat hij
afziet van beroep in cassatie. Hij geeft een toelichting bij
inkomstenbelasting: tijdelijk in eigen woning achterblijven kinderen
leidde niet tot terbeschikkingstelling en bij omzetbelasting: aftrek
voorbelasting in rekening gebracht bij doen verzorgen van
gehandicaptenvervoer.
IB: tijdelijk in eigen woning achterblijven kinderen leidde niet tot
terbeschikkingstelling
De staatssecretaris heeft laten weten af te zien van cassatieberoep
tegen de uitspraak waarin het hof besliste dat in de woning van
belanghebbende achterblijvende kinderen nadat hun ouders naar het
buitenland waren verhuisd geen sprake is van het ter beschikking
stellen van de eigen woning aan derden. De staatssecretaris licht zijn
beslissing toe.
Halverwege 2002 werd A uitgezonden naar Curaçao en verhuisde daarheen
met zijn vrouw en dochter. Twee zoons bleven in Nederland in het
ouderlijke huis achter. In de aangifte voor het jaar 2002 heeft A de
woning in Nederland als eigen woning opgegeven voor het gehele jaar.
Volgens de rechtbank is het gebruik van de woning door beide zoons en
de vriendin van één van hen geen terbeschikkingstelling aan derden. De
woning kon het gehele jaar als eigen woning worden aangemerkt. In
hoger beroep stelt de inspecteur dat alleen gevallen waarin het huis
na de uitzending van de eigenaar leegstaat onder het begrip eigen
woning vallen. Het hof is het hier niet mee eens en oordeelt dat in
dit geval waarin twee zoons voor het vertrek van A bij hem in de
woning woonden, na het vertrek daar bleven wonen en na terugkomst van
A daar nog steeds verbleven, geen sprake is van het ter beschikking
stellen van de eigen woning aan derden. De omstandigheid dat de
vriendin van één van de zoons regelmatig daar verbleef, doet daar niet
aan af.
De staatssecretaris heeft laten weten dat hij afziet van het instellen
van beroep in cassatie. Ter toelichting merkt hij op dat uitgaande van
de feitelijke vaststelling dat de zoons niet langer deel uitmaken van
het huishouden van A, de zoons derden zijn in de zin van de wet.
Desondanks ziet de staatssecretaris reden om voor dit soort situaties
goed te keuren dat de regeling van art. 3.111, lid 6 IB 2001 kan
worden toegepast. Daarbij geldt als voorwaarde dat de woning
uitsluitend wordt bewoond door kinderen van de belastingplichtige of
zijn/haar partner die jonger dan 27 jaar zijn en die direct
voorafgaand aan de uitzending tot het huishouden van de
belastingplichtige behoorden. Tevens moet het gaan om situaties dat de
kinderen om niet de woning blijven bewonen en er dus geen huur wordt
betaald.
Toelichting staatssecretaris van 16 juli 2009, nr. DGB 2009-3550
n.a.v. uitspraak Hof Amsterdam van 4 juni 2009, 2006/00555, 2002, Wet
IB 2001 3.111
OB: aftrek voorbelasting in rekening gebracht bij doen verzorgen van
gehandicaptenvervoer
De staatssecretaris heeft laten weten dat hij afziet van het instellen
van beroep in cassatie. Het hof onderschreef het oordeel van de
rechtbank dat recht bestond op aftrek voorbelasting in rekening
gebracht ter zake van het doen verzorgen van gehandicaptenvervoer.
Aan de gemeente Z (belanghebbende) is op de voet van de Wet
voorzieningen gehandicapten (Wvg) de taak opgedragen te zorgen voor
vervoersvoorzieningen ten behoeve van de deelneming aan het
maatschappelijk verkeer van in de gemeente woonachtige gehandicapten.
Daartoe moet de gemeenteraad regels vast stellen. Z heeft hieraan
invulling gegeven door de vaststelling van de Verordening Wvg 2004 en
het Verstrekkingenbesluit Wvg 2005. Daarnaast heeft Z, samen met de
haar omringende gemeenten en de provincie (hierna: de deelnemers) het
Samenwerkingsconvenant Collectief Vraagafhankelijk Vervoer gesloten.
Verder hebben Z en de deelnemers een overeenkomst gesloten met X bv,
die de daadwerkelijke vervoersprestatie verricht. Daarin verplicht X
zich om tegen vergoeding, vervoersprestaties te verrichten, waaronder
het vervoer van gehandicapten. In geschil is of Z recht heeft op de
aftrek van voorbelasting die haar in rekening is gebracht ter zake van
het doen verzorgen van gehandicaptenvervoer. De inspecteur heeft
echter gesteld dat het niet Z is die de vervoersprestatie verricht .
Het hof stelt vast dat X bv zich bij bedoelde overeenkomst jegens Z
verplicht om door Z aangewezen personen naar en van een door deze
aangewezen plaats te vervoeren. Hiervoor heeft X een vergoeding
bedongen, uitgedrukt in een bepaald bedrag per reiziger per rit. Mede
gelet op het arrest van de Hoge Raad van 25 november 2005, nr. 38 377,
moet geconcludeerd worden dat X bv in juridisch opzicht als vervoerder
een vervoersprestatie jegens Z verricht, bestaande in het vervoeren
van gehandicapten. Het gelijk is aan Z.
De staatssecretaris heeft laten weten af te zien van cassatieberoep.
In een toelichting geeft hij te kennen dat de uitspraak zijns inziens
geen blijk geeft van een onjuiste rechtsopvatting en voor het overige
sterk verweven met waarderingen van feitelijke aard, die niet
onbegrijpelijk zijn. Hij verwijst in dit verband nog naar een tweetal
arresten van de Hoge Raad.
Toelichting staatssecretaris van 22 juli 2009, nr. DGB 2009-3771
n.a.v. uitspraak Hof Den Bosch van 11 juni 2009, 2008/00291,
01-02-2006 t/m 28-02-2006, Ob 1968 17 en 33 en 6e Rl 4
Meer informatie
* Toelichting staatssecretaris van 22 juli 2009 nr. DGB2009-3771
27-08-2009 | PDF bestand, 9 Kb
Zie het origineel
* Toelichting staatssecretaris van 16 juli 2009 nr. DGB09-3550
27-08-2009 | PDF bestand, 9 Kb
* Uitspraak Hof Amsterdam van 4 juni 2009, 2006/00555
* Uitspraak Hof Den Bosch van 11 juni 2009, nr. 2008/00291 is op dit
moment nog niet beschikbaar.
* Arrest van de Hoge Raad van 25 november 2005, nr. 38377
Verwante dossiers
* Belastingen op inkomen, winst en vermogen
* Kostprijsverhogende belastingen
Ministerie van Financiën