Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
1
> Retouradres Postbus 16375 2500 BJ Den Haag
Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Rijnstraat 50
Den Haag
Postbus 16375
Postbus 20018 2500 BJ Den Haag
2500 EA Den Haag www.minocw.nl
Onze referentie
HO&S/2009/148196
Datum 25 augustus 2009
Betreft Inspectierapporten 'Aandacht voor diversiteit in het HO' en 'Werken
aan een beter rendement'
Hierbij bied ik u de inspectierapporten `Aandacht voor diversiteit in het HO' en
`Werken aan een beter rendement' aan. De conclusies die uit deze onderzoeken
voortkomen liggen sterk in elkaars verlengde. Het ligt dus in de rede dat de
rapporten ook gezamenlijk aan uw Kamer worden aangeboden.
Aandacht voor diversiteit in het HO
De inspectie heeft zich, in navolging van haar vorige rapport in 2007 (`Aandacht
voor allochtone studenten in het hoger onderwijs'), de vraag gesteld: Op welke
manier kunnen instellingen en opleidingen de participatie in en het studiesucces
van niet-westerse allochtone studenten in het hoger onderwijs bevorderen?
Daarbij is ingezoomd op 17 opleidingen in het ho (hbo en wo) die het op dit vlak
relatief goed doen. De inspectie richt zich voornamelijk op allochtone studenten
uit de vier grote groepen (afkomstig uit Turkije, Marokko, Suriname, Nederlandse
Antillen). De ondersteunende vraag was: Welke relevante verschillen (in
kwantitatieve zin) zijn er tussen autochtone en allochtone studenten in deelname
aan en studiesucces in het hoger onderwijs?
De inspectie trekt in dit onderzoek de volgende conclusies:
1. Allochtone studenten hebben een hardnekkige achterstand in de
deelname aan het hoger onderwijs en het verschil in rendement is
zorgwekkend groot.
2. Er zijn grote verschillen in deelname en rendement tussen opleidingen.
3. Allochtone leerlingen met een mbo-diploma stromen vaker door naar het
hbo dan autochtonen, maar vallen ook vaker uit.
4. Studenten die via de `niet-koninklijke route' (buitenlands diploma,
colloquium doctum, hbo-propedeuse) het ho instromen vallen vaker uit,
deze route wordt vooral door allochtone leerlingen genomen.
5. Het studiekeuzegedrag van allochtone studenten is anders dan dat van
autochtonen.
De inspectie doet daarom een vijftal aanbevelingen voor hoe opleidingen en
instellingen het studiesucces van allochtone studenten kunnen bevorderen:
a
na 1 van 4
Pagi
1. Algemene maatregelen gericht op binding tussen student en opleiding zijn Datum
belangrijk. Een goed contact tussen studenten en docenten, een
individuele benadering en een goede studieloopbaanbegeleiding zijn van Onze referentie
HO&S/2009/148196
groot belang voor het studiesucces.
2. Algemene maatregelen gericht op specifieke knelpunten kunnen bijdragen
aan een beter studiesucces van allochtone studenten. Aandacht voor
taalvaardigheid is van extra belang voor studenten voor wie het
Nederlands niet de moedertaal is.
3. Algemene rendementsbevorderende maatregelen zijn belangrijk, maar
niet voldoende. Op opleidingsniveau is de bereidheid om rekening te
houden met verschillen in achtergrond van belang om de binding en het
studiesucces van allochtone studenten te vergroten. Dat kan door in de
uitvoering in te spelen op de wensen en behoeften van allochtone
studenten en diversiteit positief te waarderen.
4. Voor een geslaagd diversiteitsbeleid zijn het commitment van het college
van bestuur en het algemene instellingsbeleid doorslaggevend; daarnaast
is ook het beleid op facultair niveau van belang. Personeels- en
scholingsbeleid zijn belangrijke sturingsmiddelen die nog te weinig worden
benut.
5. Er zou op opleidingsniveau meer inzicht moeten zijn in het studiesucces
van verschillende groepen binnen de studentenpopulatie, bijvoorbeeld
naar vooropleiding, sekse, leeftijd en etniciteit. Ook zouden opleidingen
de effecten van hun beleid op deze verschillende doelgroepen beter
moeten nagaan; dit behoort een regulier onderdeel te zijn van het
kwaliteitszorgsysteem.
Ik kan me in grote lijnen vinden in de conclusies uit het kwantitatief onderzoek en
de aanbevelingen om het studiesucces van allochtone studenten te verbeteren.
De instroom van allochtone studenten is de afgelopen tien jaar verdubbeld. De
aantallen blijven nog achter bij autochtone studenten, maar dit is natuurlijk een
zeer grote prestatie. Ik deel de bezorgdheid van de inspectie over het
studierendement van allochtone studenten. In het hbo is het verschil in
rendement (na zes jaar) tussen allochtone studenten en autochtone studenten
zelfs 20 procentpunten. In het wo is het verschil 10 procentpunten.
Met vijf multisectorale hogescholen in de Randstad heb ik daarom
prestatieafspraken gemaakt om het studiesucces van niet-westerse allochtone
studenten te verbeteren. Hiervoor heb ik een aanzienlijk bedrag gereserveerd. In
2008 was voor dit doel 4 miljoen beschikbaar en dit bedrag loopt op tot 20
miljoen per jaar tot 2013 (waarvan 17 miljoen voor de hbo-instellingen en 3
miljoen voor de universiteiten). De hogescholen in de Randstad zijn in 2008 van
start gegaan en in 2011 zullen de universiteiten in de Randstad meedoen. In dit
traject worden activiteiten ondernomen om de prestaties qua instroom,
rendement en uitval van niet-westerse allochtone studenten verder te verbeteren.
Binnen het Randstadtraject wordt veel aandacht besteed aan kwantitatieve
monitoring van instroom en studiesucces van niet-westerse allochtone studenten.
Deze cijfers maken enerzijds inzichtelijk welke resultaten die instellingen hebben
Pagina 2 van 4
geboekt en anderzijds kunnen de instellingen de cijfers gebruiken voor interne Datum
doelstellingen. In samenwerking met ECHO worden ervaringen tussen instellingen
en projecten uitgewisseld. Zodoende kunnen de instellingen ook van elkaars Onze referentie
HO&S/2009/148196
ervaringen leren.
Ik ga met de inspectie van het onderwijs concrete afspraken maken over de rol
die zij kan spelen in de evaluatie van de werkwijze van de instellingen.
Ten slotte is het verbeteren van de doorlopende leerlijnen rekenen & taal van
belang voor het verhogen van studiesucces van allochtone studenten. Verwacht
wordt dat in 2010 heldere referentieniveaus voor rekenen en taal in wetgeving
verankerd worden. De bewindspersonen van OCW hebben zich aan deze afspraak
gecommitteerd. Taalproblemen die bij allochtone studenten aanwezig zijn zullen
in dit kader de nodige aandacht krijgen.
Werken aan een beter rendement
Het tweede rapport van de inspectie, `Werken aan een beter rendement', gaat
nader in op succesfactoren en belemmeringen die zij heeft gevonden in het kader
van het algemene beleid om het studiesucces te verbeteren.
Dit rapport is gebaseerd op zes casestudies: drie universiteiten en drie
hogescholen. Deze werden geselecteerd op basis van kwantitatieve indicatoren
ten aanzien van de uitval en het diplomarendement in de bachelorfase. De cases
zijn gekozen op basis van positieve en negatieve afwijkingen van het landelijk
gemiddelde.
Voor de verschillende cases heeft de inspectie gezocht naar verklarende factoren
voor hoge en lage opbrengsten van opleidingen en instellingen.
De belangrijkste conclusies van de inspectie zijn:
1. Er is een duidelijk gevoel van urgentie bij de instellingen om de uitval aan
te pakken.
2. De casestudies wijzen op wezelijke verschillen tussen instellingen en
opleidingen in hun benadering van het probleem. Bij instellingen met een
hoger studiesucces gaat het om een samenspel van elkaar versterkende
succesfactoren. Door doelgericht te werken aan verbetering van de eigen
situatie kunnen instellingen een beter rendement behalen dan nu het
geval is. Het hangt van de context en studentenpopulatie af wat het beste
kan worden aangepakt.
3. De succesfactoren zijn door de inspectie in kaart gebracht en kunnen als
voorbeeld dienen voor andere opleidingen en instellingen. De drie
belangrijkste succesfactoren op opleidingsniveau die de inspectie heeft
gevonden, zijn:
a. Een gesprek aan de poort om te kijken of de student en de
opleiding matchen
b. Een kleinschalige inrichting van groepen en
c. een actieve, persoongerichte studiebegeleiding en verwijzing in de
propedeuse met bindend studieadvies als sluitstuk.
Pagina 3 van 4
4. Instellingsgebonden succesfactoren zijn: Datum
a. sturing op rendement door het CvB waarbij gebenchmarkte
streefcijfers worden gehanteerd Onze referentie
b. een organisatiecultuur met een hoge waardering voor onderwijs HO&S/2009/148196
en professionalisering van docenten in didactische competenties
c. en een goed doordacht onderwijsconcept, met een hoge mate
van instellingsbrede studeerbaarheid, met beleid met betrekking
tot een bindend studieadvies en het principe eerst je bachelor dan
je master gecombineerd met meerdere instroommomenten in de
master.
De inspectie verwacht een stimulerende rol van deze voorbeelden voor het
bereiken van de meerjarenafspraken die tussen het ministerie en de HBO-raad en
VSNU zijn gemaakt. Extra inspanningen van instellingen in alle fasen van het
bacheloronderwijs zijn nodig om het studiesucces te verhogen en de kwaliteit van
het onderwijs te verbeteren. De inspectie acht de meerjarenafspraken die ik met
de HBO-raad en de VSNU heb afgesloten, voor instellingen een goed kader om
aan deze ambities te werken.
Ik vind dit een belangrijk rapport over de ontwikkeling van een succesvolle
aanpak om het studiesucces te verbeteren. Het is van belang dat het debat in het
veld over succesfactoren en belemmerende factoren continu gevoed wordt en
daaraan levert dit rapport een belangrijke bijdrage. Het is daarom wenselijk dat
de inspectie dit rapport actief verspreidt onder de instellingen zodat zij hiermee
hun voordeel kunnen doen. Daarnaast zal ik de VSNU en de HBO-Raad in
bestuurlijk overleg vragen de uitkomsten van de inspectierapporten goed te
benutten bij het beleid om het studiesucces te verbeteren. Bovendien zie ik dit
rapport als een goede input voor de evaluatie van de meerjarenafspraken zoals
deze in 2011 zal plaatsvinden.
de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,
dr. Ronald H.A. Plasterk
Pagina 4 van 4