Ministerie van Algemene Zaken

Antwoord op Kamervragen over innovatieambities van het kabinet

Kamerstuk | 24-08-2009

De minister-president heeft mede namens de ministers van EZ en OCW vragen van het Tweede Kamerlid Pechtold (D66) beantwoord over innovatieambities van het kabinet.

Hierbij zend ik u mede namens de minister van Economische Zaken en de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap de antwoorden op de schriftelijke vragen van het lid Pechtold (D66). Deze vragen werden mij toegestuurd op 17 juli 2009 onder nummer 2009Z14097.

De minister-president
Minister van Algemene Zaken, mr.dr. J.P. Balkenende


---


---------------

Vragen van het lid Pechtold (D66) aan de minister-president, minister van Algemene Zaken over de innovatieambities van het kabinet. (Ingezonden 17 juli 2009)


1.

Klopt het dat u met betrekking tot het innovatiebeleid van dit kabinet, het Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO) -gemiddelde als doelstelling maakt? 1)

Antwoord:

In het aanvullend beleidsakkoord heeft het kabinet met het oog op de langere termijn (2015 en verder) aangekondigd te werken aan een agenda voor duurzaamheid en innovatie. In dit verband heeft het kabinet het streven om de ontwikkeling van onderwijs, kennis en innovatie in een nader te bepalen tijdspad naar tenminste het niveau van het OESO-gemiddelde te brengen. Zoals in het aanvullend beleidsakkoord toegezegd zullen de ministers van EZ en OCW u met Prinsjesdag per brief informeren over de nadere concretisering.


2.

Waarom vindt u het noodzakelijk om naast de doelstellingen neergelegd in de Kennis Investeringsagenda (KIA) en onder de Lissabondoelstelling weer een nieuwe en langere maatstaaf te gaan hanteren?

Antwoord:

Zoals gemeld onder vraag 1, wordt u met Prinsjesdag nader geïnformeerd over de concrete invulling van de ambitie. De Kennisinvesteringsagenda (KIA) van het IP vormt hierbij nog steeds een belangrijke inspiratiebron. De Europese Lissabonagenda heeft een tijdspanne tot en met 2010; in Europees verband wordt toegewerkt naar een post-Lissabon 2010 agenda. De toegezegde brief uit het aanvullend beleidsakkoord zal worden betrokken bij de Nederlandse inzet in het Europese traject. De SER heeft in dit verband recent op verzoek van het kabinet het advies "Europa 2020: de nieuwe Lissabon strategie" uitgebracht.


3.

Bent u van plan een kennisbegroting te presenteren op Prinsjesdag, zoals aanbevolen door uw innovatieplatform?


4.

Bent u bereid op Prinsjesdag een kennisbegroting te presenteren waarin inzichtelijk wordt gemaakt wat de kennisgerelateerde uitgaven per departement zijn?


5.

Bent u bereid deze kennisbegroting zo op te stellen dat een kwalitatieve en kwantitatieve vergelijking van kennisinvesteringen en
-beleid met andere OESO-landen mogelijk is?

Antwoord op vraag 3, 4 en 5:

In de genoemde brief met Prinsjesdag zullen de ministers van OCW en EZ een internationaal vergelijkend overzicht geven van de publieke en private uitgaven aan onderwijs, kennis en innovatie, in samenhang met de prestaties.


6.

Deelt u de mening dat excellent R&D van een grensoverschrijdende aard en een bijzondere economische waarde is en dat het aantrekken van buitenlandse PhD-studenten daarom een belangrijke bijdrage levert aan het Nederlandse economische herstel?

Antwoord:

Ja. Internationalisering betekent dat wetenschappelijk talent meer en meer ook buiten Nederland gevonden kan worden. Om het beste talent voor Nederland te werven moet het net breed worden uitgegooid. Selectie uit een groter aanbod van kenniswerkers leidt tot wetenschap van hogere kwaliteit, en hoe beter het onderzoek, hoe hoger de potentiële economische waarde. De conclusie dat het aantrekken van promovendi op dit moment de beste bijdrage is aan het herstel van de Nederlandse economie wordt echter niet gedeeld door het kabinet, in ieder geval niet als dat betekent dat wij reeds in Nederland aanwezig talent daarvoor zouden moeten wegsturen.


7.

Waarom zal het kabinet, met uitzondering van enkele acties ten aanzien van de pilot, geen 1000 PhD's uit het buitenland aantrekken?

Antwoord:

In het licht van de economische crisis zet het kabinet alles op alles om kenniswerkers voor Nederland te behouden. Bezuinigingen bij bedrijven gaan veelal ten koste van hoog gekwalificeerde mensen (onderzoekers). Kenniswerkers die worden ontslagen kunnen voorgoed verloren gaan voor de Nederlandse kennisintensieve bedrijvigheid. Daarom heeft het kabinet nu besloten EUR 180 mln in te zetten voor het vasthouden van kenniswerkers in Nederland en EUR 100 mln. voor high tech topprojecten. Daarnaast zal er een pilot met China worden gestart voor werving van 100 promovendi, waarmee toch een impuls wordt gegeven aan de inspanningen om internationaal toptalent voor Nederland aan te trekken.