Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
1
> Retouradres Postbus 16375 2500 BJ Den Haag
De voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Rijnstraat 50
Den Haag
Postbus 16375
Postbus 20018 2500 BJ Den Haag
2500 EA Den Haag www.minocw.nl
Onze referentie
HO&S/148144
Datum 21 augustus 2009
Betreft Kamervragen van het lid Van der Ham (D66) over problemen met
studiefinanciering in het buitenland
Hierbij zend ik u de antwoorden op de vragen van het lid Van der Ham (D66) over
problemen met studiefinanciering in het buitenland.
De vragen zijn mij toegezonden met uw brief met kenmerk 2009Z14483
(ingezonden op 3 augustus 2009).
de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,
dr. Ronald H.A. Plasterk
a
na 1 van 4
Pagi
2009Z14483 Datum
Vragen van het lid Van der Ham (D66) aan de minister van Onderwijs, Cultuur en Onze referentie
Wetenschap over problemen met studiefinanciering in het buitenland. HO&S/148144
(Ingezonden 3 augustus 2009)
1
Wat is uw reactie op het relaas over de bureaucratie bij de Informatie
Beheergroep, zoals opgetekend van een Nederlandse student aan de
London School of Economics?1 Bent u het met de stelling eens dat het
hier een structureel probleem betreft?
Met de invoering van de meeneembare studiefinanciering in 2007 zijn de
keuzemogelijkheden voor studenten in het hoger onderwijs flink vergroot. Een
opleiding in het buitenland behoort sindsdien ook tot de mogelijkheden om voor
studiefinanciering in aanmerking te komen. Vóór de meeneembare
studiefinanciering konden studenten slechts hun studiefinancieringsaanspraken
behouden als zij middels een uitwisselingsprogramma van een Nederlandse
instelling een aantal maanden in het buitenland studeerden. Het is overduidelijk
de bedoeling geweest een voorziening te creëren die het mogelijk maakt om niet
een gedeelte, maar een hele studie in het buitenland te volgen. Het Nederlandse
studiefinancieringssysteem is daarbij als het ware naar het buitenland
gekopieerd: aanspraak bestaat gedurende de nominale studieduur van de
Nederlandse opleiding waarmee de buitenlandse studie vergeleken kan worden.
Nederlandse studies zijn daarmee leidend. Dat houdt in dat er in het geval van
een hogere beroepsopleiding studiefinancieringsaanspraak tot en met de
bacheloropleiding bestaat en in het geval van een wetenschappelijke opleiding
zowel de bachelor- als de masteropleiding studiefinancieringsaanspraak geven.
Omdat het in Nederland minder vaak voorkomt dat studenten van instelling
wisselen tussen hun wetenschappelijke bachelor- en masteropleiding, is in de
huidige wetgeving geen rekening gehouden met het feit dat de aanvraag om
studiefinanciering voor de masteropleiding als een nieuwe aanvraag wordt gezien.
De huidige wetgeving kan zodanig worden geïnterpreteerd dat de 3 uit 6-toets in
dat geval opnieuw wordt uitgevoerd. Op die wijze verhindert de 3 uit 6-maatregel
op dit moment de toekenning van studiefinanciering voor die "nieuwe" opleiding,
omdat de student al drie jaar in het buitenland vertoeft.
Ik vind die situatie onwenselijk en, zoals ik hierboven ook al aangaf, is dit niet de
bedoeling geweest: de tijd die in het buitenland wordt doorgebracht om te
studeren zou niet mee moeten tellen voor de toepassing van de 3 uit 6-
maatregel. De flexibilteit om te wisselen van opleiding of er zelfs even een jaartje
tussenuit te gaan, is ook aanwezig in het Nederlandse systeem en tast de
"wezenlijke band" die studenten in het buitenland met Nederland moeten hebben
niet noodzakelijk aan. Ik ben daarom voornemens een wetsvoorstel voor te
bereiden dat regelt dat onmiskenbaar duidelijk uit de wet blijkt dat de 3 uit 6-
maatregel geen belemmering mag vormen voor het gebruiken van
studiefinanciering voor een wetenschappelijke masteropleiding in het buitenland,
1 de Volkskrant, 31 juli 2009: "Gebotst op de onmogelijke 'drie-uit-zes'-eis"
Pagina 2 van 4
nadat de student al een bacheloropleiding in het buitenland heeft gevolgd. Datum
Vooruitlopend daarop heb ik de IB-Groep gevraagd de wet ook nu al zo toe te
passen met gebruikmaking van de hardheidsclausule. Onze referentie
HO&S/148144
2
Zijn de regels voor studiefinanciering, zoals het drie-uit-zes-principe, en
het beoordelen van studies in het buitenland wel afdoende voor het
adequaat en soepel laten verlopen van de aanvraagprocedure voor
studiefinanciering?
De 3 uit 6-maatregel is opgenomen om te voorkomen dat studenten uit andere
EU landen zonder enige band met Nederland gebruik kunnen maken van
Nederlandse studiefinanciering om in hun eigen land (of een ander land) te
studeren. De 3 uit 6-maatregel is een adequaat middel om die beperking in de
groep gebruikers aan te brengen. Onvoldoende rekening is echter gehouden met
het feit dat, als men op een andere plaats (of in een ander land) dan waar de
bacheloropleiding wordt gegeven een masteropleiding wil volgen, lastig aan de 3
uit 6-maatregel te voldoen is. U heeft in antwoord 1 kunnen lezen hoe ik dit
probleem wil oplossen.
3
Bent u het eens met de stelling dat de drie-uit-zes-eis lastig te halen is,
aangezien een bachelor minimaal drie jaar duurt?
Zie het antwoord op vraag 2.
4
Wat is uw reactie op de stelling dat de kwaliteitsbeoordeling van de
buitenlandse opleidingen te wensen overlaat? Hoe wilt u dat verbeteren?
De kwaliteitsbeoordeling van buitenlandse opleidingen is een lastig en intensief
proces. Niet slechts de kwaliteit, maar ook het niveau van de buitenlandse
opleiding moet worden getoetst en vergeleken met een Nederlandse opleiding. Bij
de kwaliteitsbeoordeling wordt zoveel mogelijk aangesloten bij de nationale
accreditatie in het betreffende land. Vervolgens moet, om daadwerkelijk in
aanmerking te komen voor studiefinanciering, het eindniveau van de buitenlandse
opleiding vergelijkbaar zijn met een Nederlandse opleiding waarvoor aanspraak
op studiefinanciering bestaat. In veel gevallen leidt dit tot dubbele toetsing: een
toetsing vooraf voor het bepalen van de aanspraak op studiefinanciering en een
toetsing achteraf om aan de hand van het uiteindelijk behaalde diploma te
bepalen of er recht bestaat op omzetting van de prestatiebeurs in een gift. Lastig
om te toetsen blijft het exacte niveau van de opleiding: Nederland kent een binair
onderwijssysteem, maar dit geldt lang niet voor alle landen ter wereld. In de
landen die een dergelijk systeem niet kennen (bijvoorbeeld de VS) is het
moeilijker te bepalen of een opleiding moet worden gekwalificeerd als een
opleiding middelbaar beroepsonderwijs, een opleiding hoger beroepsonderwijs of
een opleiding wetenschappelijk onderwijs.
Vanwege de bovengeschetste omvangrijke toetsing heeft de kwaliteitsbeoordeling
in de beginperiode voor aanloopproblemen gezorgd. Ik heb de Kamer daarover
Pagina 3 van 4
eerder bericht bij brief van 8 februari 20082. Inmiddels zijn vele verbeteracties Datum
ingezet, waarbij de nadruk is gelegd op het informeren van (potentiële)
studenten: welke criteria worden gehanteerd en hoe ziet het onderwijssysteem in Onze referentie
het betreffende land eruit? Deze inzet heeft geleid tot een sneller en HO&S/148144
transparanter proces. Ik ben niet van mening dat dit te wensen overlaat.
5
Hoe wilt u het hoofd bieden aan de kritiek dat de termijnen voor het
insturen van aanvraagpapieren niet synchroon lopen met de jaartellingen
van buitenlandse onderwijsinstellingen, waardoor handtekeningen en
stempels niet op tijd te krijgen zijn?
Ik ben bekend met deze kritiek: vanwege een ander studieverloop in het
buitenland is het soms lastig om de officiële termijn van de inschrijvingscontrole
te halen. Hierdoor kan het voorkomen dat een student de opleiding reeds heeft
voltooid en daarna nog geconfronteerd wordt met het verzoek om een
inschrijvingsbewijs te overleggen. Om dit probleem op te lossen, onderzoekt de
IB-Groep op dit moment de mogelijkheid om de inschrijvingscontrole buitenland
te vervroegen.
De termijn die de IB-Groep hanteert voor het insturen van het controleformulier is
overigens vrij ruim: een student heeft vier weken om de benodigde informatie in
te sturen. Daarna wordt een rappel gestuurd en wordt de student ook per e-mail
benaderd. De procedure is bewust zo opgezet, dat de student ruim de tijd heeft
om te reageren.
2 Kamerstukken 2007/08, 24 724, nr. 72
Pagina 4 van 4