4. Antwoorden op Kamervragen Van Gerven en Gerkens over het melden
van niet-natuurlijke door door ziekenhuizen
Antwoorden op Kamervragen Van Gerven en Gerkens over het melden van
niet-natuurlijke door door ziekenhuizen
Kamerstuk, 19 augustus 2009
De Voorzitter van de Tweede Kamer
der Staten-Generaal
Postbus 20018
2500 EA DEN HAAG
CZ-K-U 2937376
19 augustus 2009
Geachte voorzitter,
Hierbij zend ik u, mede namens de Minister van Justitie, de antwoorden
op de vragen van de Kamerleden Van Gerven en Gerkens (beide SP) over
het melden van niet-natuurlijke dood door ziekenhuizen (2009Z10993).
Hoogachtend,
de Minister van Volksgezondheid,
Welzijn en Sport,
dr. A. Klink
Antwoorden op kamervragen van de Kamerleden Van Gerven en Gerkens over
het melden van niet-natuurlijke dood door ziekenhuizen (2009Z10993).
Vraag 1
Wat is uw reactie op de TV-uitzending waarin de landelijk coördinerend
medisch officier van justitie ziekenhuizen verwijt dat zij ten
onrechte slechts 100 gevallen van niet-natuurlijke dood melden,
terwijl er elk jaar 1735 vermijdbare sterfgevallen zijn? 1)
Vraag 2
Onderschrijft u deze zienswijze? Zo nee, waarom niet?
Antwoord op vragen 1 en 2
De behandelend arts die er niet van overtuigd is dat de dood is
ingetreden ten gevolge van een natuurlijke oorzaak mag geen verklaring
van natuurlijk overlijden afgeven en moet dit melden aan de
lijkschouwer. Als ook de lijkschouwer om deze reden meent geen
verklaring van natuurlijk overlijden te kunnen afgeven, brengt hij
daarvan verslag uit aan de officier van Justitie. Deze kan een
onderzoek instellen indien het vermoeden bestaat dat sprake is van een
strafbaar feit.
De grote discrepantie tussen het aantal meldingen en het aantal
vermijdbare sterfgevallen dat in het dossieronderzoek van het
EMGO/Nivel is gevonden doet vermoeden dat hier sprake is van
ondermelden door artsen.
Vraag 3
Kunt u duiden wanneer ziekenhuizen niet-natuurlijke sterfgevallen
moeten melden? Vallen sterfgevallen ten gevolge van onbedoelde
vermijdbare medische fouten daar ook onder? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 3
Behandelend artsen dienen alle gevallen van overlijden te melden,
waarin zij er niet van overtuigd zijn dat de dood is ingetreden ten
gevolge van een natuurlijke oorzaak. Van een natuurlijke doodsoorzaak
is sprake als een patiënt anders dan door ouderdom, een spontane
ziekte of een complicatie bij een juist uitgevoerde medische
behandeling is overleden. In andere gevallen is er zogeheten twijfel
aan de natuurlijkheid van de dood en wordt de doodsoorzaak als
niet-natuurlijk aangemerkt. Onder de niet-natuurlijke doodsoorzaak
valt ook het overlijden ten gevolge van onbedoelde vermijdbare
medische fouten.
Vraag 4
Hoe voorkomt u dat, als u de zienswijze van het Openbaar Ministerie
volgt, het uitgangspunt dat artsen en andere hulpverleners veilig
medische missers moeten kunnen melden waarbij de melding op zich geen
basis voor vervolging mag zijn, wordt aangetast?
Antwoord 4
Bij de beantwoording van de vraag moet onderscheid worden gemaakt
tussen de verschillende meldingssystemen.
Incidenten moeten altijd intern worden gemeld via het systeem Veilig
Incident Melden (VIM). Dit staat los van de meldingsprocedure als
beschreven in het antwoord op de vragen 1,2 en 3. Het VIM is een
instrument dat bedoeld is om intern incidenten te analyseren en
verbeteringen aan te brengen. Dit instrument is er met name op gericht
om veel voorkomende incidenten of bijna-incidenten aan het licht te
brengen en processen zo in te richten dat deze incidenten niet meer
voorkomen.
Als sprake is van een calamiteit gaat er ook altijd een melding naar
de Inspectie voor de Gezondheidszorg (IGZ) in het kader van de
Kwaliteitswet. Als het gaat om een calamiteit die tegelijk een
niet-natuurlijk sterfgeval betreft, dient via de gemeentelijk
lijkschouwer ook het Openbaar Ministerie (OM) in kennis te worden
gesteld.
Het melden van incidenten binnen VIM geeft de melder overigens geen
strafrechtelijke immuniteit. Het OM heeft op grond van het Wetboek van
Strafvordering de bevoegdheid gegevens uit het VIM-systeem te
vorderen. Het OM maakt echter alleen in bijzondere situaties van die
bevoegdheid gebruik, gewoonlijk door tussenkomst van de
rechter-commissaris. Het kan hierbij bijvoorbeeld gaan om gevallen
waarin de medische dossiervoering onvolledig of inadequaat is en
waarin het OM de informatie niet op andere wijze kan verkrijgen.
Vraag 5
Wat is de reden van het verschil in zienswijze tussen de
overkoepelende artsenorganisatie KNMG en het Openbaar Ministerie? Was
u op de hoogte van dit verschil in zienswijze? Zo nee, hoe is dit
mogelijk? Zo ja, wat heeft u ondernomen om tot een eenduidige
interpretatie van de wet te komen?
Antwoord 5
De Koninklijke Nederlandse Maatschappij tot bevordering van de
Geneeskunst (KNMG) geeft aan dat over de definitie van
(niet-)natuurlijk overlijden geen verschil van mening blijkt te
bestaan tussen de KNMG en het OM. De KNMG heeft na de uitzending de
definitie uit de KNMG-handreiking lijkschouwing voor artsen op de
website van Nova geplaatst. De KNMG heeft wel willen benadrukken dat
het OM naar hun mening alleen bij verwijtbaar handelen en ernstige
gevallen zou moeten overgaan tot vervolging.
De KNMG verwacht dat de nieuwe richtlijn lijkschouw, die begin volgend
jaar zal verschijnen, nog meer duidelijkheid biedt over welke
procedures gevolgd moeten worden en in welke gevallen een gemeentelijk
lijkschouwer ingeschakeld moet worden. Deze richtlijn zal door het
Nederlands Huisartsen Genootschap in samenspraak met de Orde van
Medisch Specialisten, het Forensisch Medisch Genootschap en de KNMG
worden opgesteld. De Minister van Justitie zal dit onderwerp bespreken
met het College van Procureurs-Generaal.
Vraag 6
Heeft het Openbaar Ministerie voldoende expertise en menskracht
(kwalitatief en kwantitatief) om al deze gevallen te beoordelen en zo
nodig tot vervolging over te gaan? Zo, ja, kunt u dit toelichten? Zo
nee, wat gaat u doen om deze tekorten weg te werken?
Antwoord 6
Bij de regioparketten is expertise en capaciteit aanwezig in de
persoon van een medisch officier van justitie. Daarnaast wordt binnen
het OM blijvend gewerkt aan vergroting van de kennis op dit gebied
door het geven van cursussen over
(niet-)natuurlijke dood aan alle officieren van Justitie. Mocht het
aantal te beoordelen meldingen in de toekomst flink stijgen dan zal
worden bezien of de bestaande capaciteit voldoende is.
Vraag 7
Wat is de gemiddelde doorlooptijd tussen het melden van medische
missers met fatale afloop bij het Openbaar Ministerie, en de
beslissing om al dan niet tot vervolging over te gaan? Vindt u deze
doorlooptijd aanvaardbaar?
Antwoord 7
In het bedrijfsprocessensysteem van het OM, Compas, worden strafzaken
die betrekking hebben op incidenten in de medische zorg niet apart
geregistreerd. Het is daarom niet mogelijk een gemiddelde doorlooptijd
van deze zaken te berekenen. In de opvolger van Compas zullen medische
strafzaken wel apart worden geregistreerd.
Vraag 8
Is de waarheidsvinding voor nabestaanden bij medische missers thans
maximaal geborgd?
Vraag 9
Wat gaat u ondernemen om tot een eenduidige interpretatie van de wet
te komen waarbij waarheidsvinding voor nabestaanden maximaal wordt
geborgd?
Antwoord op vragen 8 en 9
De waarheidsvinding voor nabestaanden is op dit moment niet onbeperkt.
Indien de patiënt is overleden blijft het medisch beroepsgeheim
namelijk in beginsel van kracht. Hoewel de zorgaanbieder niet
verplicht is om openheid van zaken te geven, menen wij dat dit
doorgaans wel wenselijk is. Ook uit de jurisprudentie volgt dat
medische gegevens aan nabestaanden verstrekt kunnen worden, als zij in
hun rechtmatige belangen worden geschaad. Dit kan onder andere het
geval zijn indien nabestaanden menen dat er - mogelijk - een medische
fout is begaan.
Om de openheid te bevorderen zijn wij voornemens om nabestaanden in de
ontwerp-Wet cliëntenrechten zorg (Wcz) onder bepaalde omstandigheden
een inzagerecht in het medisch dossier te geven. Daarbij zullen wij
aansluiten bij de in de jurisprudentie ontwikkelde omstandigheden. Op
grond van de Wcz moeten zorgaanbieders zich aansluiten bij een
onafhankelijke geschilleninstantie. Deze geschilleninstantie is
bevoegd om over een verzoek tot inzage van het medisch dossier te
oordelen en daar een bindende uitspraak over te doen.
Voor wat betreft de eenduidige interpretatie van de wet verwijzen wij
naar ons antwoord op vraag 5.
1) NOVA, 6 juni 2009
Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport