4. Antwoorden op kamervragen van de Kamerleden Uitslag en De Vries
over het personeelstekort in de zorg
Antwoorden op kamervragen van de Kamerleden Uitslag en De Vries over het
personeelstekort in de zorg
Kamerstuk, 19 augustus 2009
De Voorzitter van de Tweede Kamer
der Staten-Generaal
Postbus 20018
2500 EA DEN HAAG
MEVA-K-U-2946550
19 augustus 2009
Geachte voorzitter,
Hierbij zend ik u de antwoorden op de vragen van de Kamerleden Uitslag
en De Vries (beiden CDA) over het personeelstekort in de zorg
(2009Z14234).
Hoogachtend,
de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,
dr. A. Klink
Vraag 1
Kent u het convenant van vijftien ziekenhuizen in Noord-Brabant,
Zeeland en Limburg dat bedoeld is om het personeelstekort onder
gespecialiseerde verpleegkundigen tegen te gaan?
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Deelt u het oordeel dat het positief is dat zorgwerkgevers op deze
wijze invulling geven aan hun verantwoordelijkheid voor het tegengaan
van het personeelstekort in de zorg? Zo ja, verdient dit initiatief
navolging en bent u bereid om het in het kader van het
arbeidsmarktbeleid bekend te maken bij andere zorginstellingen?
Antwoord 2
De verantwoordelijkheid voor het personeelsbeleid ligt primair bij de
individuele ziekenhuizen, ook voor dat van het gespecialiseerd
personeel. De afgelopen periode is meermaals bericht over de tekorten
bij het gespecialiseerd personeel. Het is dan ook logisch dat
werkgevers in actie komen. Ik vind het positief dat een aantal
ziekenhuizen gezamenlijk deze tekortproblematiek wil oplossen. Dit
willen ze onder andere doen door zelf meer te gaan opleiden. Dat
verdient navolging.
In het convenant zijn ook afspraken gemaakt over het niet meer
wegkopen van personeel bij elkaar. Daar is discussie over ontstaan. De
Nederlandse Vereniging van Anesthesiemedewerkers heeft daarom het
convenant voorgelegd aan de Nederlandse Mededingingsautoriteit (NMa).
Voor mijn oordeelsvorming wacht ik het oordeel van de NMa in deze af.
Vraag 3
Hoe beoordeelt u de terugbetalingsverplichting van de studiekosten
wanneer een dienstverband na de opleiding binnen twee jaar wordt
beëindigd? Is dit, ook in de zorg, naar uw oordeel een redelijke
regeling of denkt u met de vakbond De Unie dat dit soort maatregelen
contraproductief zal werken?
Antwoord 3
Een dergelijke terugbetalingsverplichting voor het geval een werknemer
er zelf voor kiest om weg te gaan binnen een korte periode na
afronding van zijn door de werkgever vergoede opleiding, komt veel
voor. Ik zie daar geen kwaad in, en zie daar de logica wel van in. Het
lijkt me ook vanzelfsprekend dat de werknemer over de financiële
consequenties van vroegtijdig vertrek op de hoogte is/wordt gebracht,
voordat hij aan de opleiding begint.
Om aan deze terugbetalingsverplichting te kunnen voldoen, kan de
werknemer natuurlijk altijd proberen om van zijn nieuwe werkgever een
compensatie te krijgen.
Vraag 4
Zou een eventueel opleidingsfonds voor de studiekosten een oplossing
kunnen bieden en het initiatief van de convenantpartijen kunnen
ondersteunen? Hoe ver is het overleg met het veld hierover gevorderd
en wanneer zal de Kamer daarvan de conclusies ontvangen?
Antwoord 4
Ik wil er eerst op wijzen dat de budgetten en tarieven van
zorgwerkgevers er voor dienen om hun exploitatie te dekken. Binnen die
exploitatie vormen opleidingskosten een vanzelfsprekende kostenpost.
Naar mijn idee zou een apart opleidingsfonds in sommige gevallen een
oplossing kunnen bieden, met name wanneer het gaat om hoge
opleidingskosten die van sectoraal belang zijn en waarbij individuele
werkgevers beducht zijn voor rendementsverlies op hun eigen
opleidingsbudget. In het Algemeen Overleg Arbeidsmarkt van 10 juni jl.
heb ik daarom aangegeven in te zetten op een VWS-fonds voor een aantal
categorieën gespecialiseerd personeel in de ziekenhuizen. Ik heb
inmiddels een concreet voorstel gedaan aan de NFU, NVZ en V&VN om tot
een VWS-fonds te komen, waarbij de inspanningen van ziekenhuizen om
deze categorieën gespecialiseerd personeel op te leiden vanaf 2010
extern gefinancierd worden. Doel van dat fonds is om instellingen die
daadwerkelijk opleiden daar een vergoeding voor te geven, waardoor de
opleidingsinspanningen van de instellingen gestimuleerd worden.
Vraag 5
Deelt u het oordeel dat er in principe niets mis is met zelfstandigen
(zzp'ers) in de zorg, die zich via detacheringsbureaus laten inhuren?
Herkent u wel de mogelijke nadelen waar de convenantpartijen op
doelen, terwijl deze mensen voor de zorg hard nodig zijn? Verdient het
daarom geen aanbeveling om, in het verlengde van de werkgroep die zich
buigt over zelfstandigen in de thuiszorg en de door u op eerdere
schriftelijke vragen van het lid Uitslag toegezegde contractering van
zelfstandige verpleegkundigen in de eerste lijn, voor de gehele zorg
samen met de veldpartijen de kansen en mogelijkheden van zelfstandigen
in de zorg nader te beschouwen.
Antwoord 5
Ik heb eerder op dit punt in de Kamer al de randvoorwaarden geschetst
voor de inzet van zzp-ers in de zorg. De kwaliteit van de zorg mag er
niet door afnemen, de zorg mag er niet duurder door worden. Het mag
niet gaan om gedwongen constructies, noch om overeenkomsten die niet
voldoen aan de vereisten van wet- en regelgeving. Het moet gaan om
reële uurtarieven voor de zzp-ers en om reële tarieven voor een
eventuele intermediair, waarbij `reëel' zowel naar boven als naar
beneden geldt.
Omdat er mensen zijn die zich om hun moverende redenen liever als
zzp-ers aanbieden dan ergens in loondienst te werken (bij een
zorginstelling dan wel een uitzendbureau) én omdat er in de zorg een
voortdurende behoefte bestaat aan instroom van medewerkers, doen
zorgaanbieders er goed aan om voor iedereen die er wil werken - binnen
de genoemde randvoorwaarden - een passend aanbod te doen. Het
convenant lijkt een goede poging van werkgevers te zijn om hieraan
tegemoet te komen en aldus hun verantwoordelijkheid voor het
personeels- en arbeidsmarktbeleid te nemen.
Overigens blijkt uit onderzoek van SEO dat het aantal gespecialiseerde
verpleegkundigen dat anders dan in loondienst in ziekenhuizen werkt
nog steeds marginaal is.
Vraag 6
Is er door de Nederlandse Vereniging van Anesthesiemedewerkers en/of
de vakbond De Unie vanwege vermeende kartelvorming reeds bij de
Nederlandse Mededingingsautoriteit (NMa) een bezwaarschrift tegen het
convenant ingediend? Valt een dergelijke convenant, dat gericht is op
het tegengaan van personeelstekorten in de zorg, naar uw oordeel onder
de beoordelingsbevoegdheid van de NMa?
Vraag 7
Is er naar uw oordeel sprake van een ongeoorloofde beperking van de
arbeidsmarkt voor al dan niet zelfstandig werkende
anesthesiemedewerkers of andere gespecialiseerde verpleegkundigen en
welke consequenties verbindt u daaraan? Hoe verhoudt zich uw oordeel
of dat van de NMa tot de onderlinge regionale samenwerking tussen
zorginstellingen die u in het kader van het arbeidsmarktbeleid
bepleit?
Antwoord 6 en 7
De Nederlandse Vereniging voor Anesthesiemedewerkers heeft het
convenant voorgelegd aan de NMa. Ik wacht het oordeel van de NMa af,
onder andere wat betreft de beoordelingsbevoegdheid van de NMa in
deze.
De door mij beoogde verbetering van de regionale samenwerking tussen
alle betrokken partijen bij de zorgarbeidsmarkt is met name gericht op
het werven en goed opleiden van personeel dat thans niet in de zorg
werkzaam is en het behouden van personeel voor de zorgsector door
onder meer doorscholing. Kortom om het aantal zorgmedewerkers te
verhogen en hen goed op te leiden. Een goede regeling van de
mobiliteit tussen de zorginstellingen kan aan het realiseren van die
doelstellingen bijdragen.
Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport