Kamervragen | 18-08-2009 | Financieel toezicht
Voorzitter van de Tweede kamer der Staten-Generaal
Postbus 20018
2500 EA 'S-GRAVENHAGE
Ons kenmerk: FM/ 2009/1618U
Uw brief (kenmerk): 2009Z13916
Betreft: Betreft kamervragen over behoud efficiëntie van het
Nederlandse betalingssysteem binnen SEPA
Geachte voorzitter,
Hieronder treft u de antwoorden aan op de vragen van het Kamerlid Vos
(PvdA) over het behoud van de efficiëntie van het Nederlandse
betalingssysteem binnen SEPA die mij werden toegezonden bij brief van
14 juli 2009, onder nummer 2009Z13916.
Vraag 1
Kent u het onderzoek van Renske Overeem over de invoering van de
Europese betaalmarkt?
Ja
Vraag 2
Hoe beoordeelt u de opties die zij voorstelt om het Nederlandse
efficiëntieniveau te behouden, bijvoorbeeld door het linken van PIN
aan andere Europese betaalsystemen?
De genoemde oplossingen zijn er op gericht om het huidige lage
kostenniveau dat het Nederlandse merk PIN heeft, ook in een Europese
betaalmarkt te behouden. PIN als zelfstandig betaalsysteem is te klein
om te overleven in Europa. Het "linken" van PIN met andere Europese
betaalsystemen kan een optie zijn, wanneer er in andere lidstaten
systemen zijn met een vergelijkbare opzet als PIN. Dat wil zeggen
betaalsystemen met een vergelijkbaar kostenniveau. Dit blijkt slechts
in beperkte mate het geval te zijn. Er is tenminste één initiatief dat
poogt bestaande nationale betaalmerken aan elkaar te koppelen, de
European Alliance of Payment Schemes (EAPS). Het gaat hierbij echter
alleen om de merken ("schemes") en niet om het daadwerkelijk
versmelten van processinginfrastructuren. Bedacht moet worden dat het
lage kostenniveau in Nederland niet zozeer is te danken aan het merk
PIN als zodanig, maar aan de efficiency van de infrastructuur voor
elektronische toonbankbetalingen die de gezamenlijke Nederlandse
banken hebben gebouwd. Het onderzoek van Renske Overeem concludeert
dat aansluiten bij het EAPS-initiatief voor Nederland geen
efficiencyvoordelen met zich mee zal brengen.
Het is de vraag er (op korte termijn) een nieuw pan-Europees
betaalsysteem zal worden opgericht. Het zelf starten van een nieuw
pan-Europees betaalsysteem is een zeer lastige opgave, mede vanwege de
hoge opstartkosten. Het onderzoek geeft ook aan dat het van groot
belang is dat een eventueel nieuw debetkaartsysteem een significant
marktaandeel behaalt. Dit maakt dat er veel partijen voor nodig zijn,
die bovendien de bereidheid hebben om op termijn daadwerkelijk als een
partij te opereren, ook qua infrastructuur.
Het onderzoek onderkent overigens dat er mogelijk grote
schaalvoordelen te behalen zijn door een (verdere) Europese
consolidatie van de betaalmarkt (met name aan de processingkant). Van
belang is dat deze schaalvoordelen worden doorgegeven in de keten en
uiteindelijk bij de eindgebruiker terecht komen, zodat tarieven scherp
blijven. Er wordt door de Europese Commissie (met name door Europees
Commissaris voor Concurrentie, mevrouw Kroes) krachtig opgetreden
tegen hoge interbancaire vergoedingen bij kaartbetalingen (interchange
fees), hetgeen eveneens druk zet op de tarieven.
Vraag 3
Bent u het eens met haar aanbeveling om de banken aan te sporen, al
dan niet via DNB, om het efficiëntieniveau van het Nederlandse
betalingssysteem te behouden?
Vraag 4
Bent u bereid om de banken aan te sporen zich proactiever op te
stellen om de efficiëntie van het Nederlandse betaalsysteem te
behouden?
Antwoord vraag 3 en 4
Allereerst wil ik stellen dat het Nederlandse betaalsysteem breder is
dan het debetkaartbetalingsverkeer. Efficiëntie op de markt van
overschrijvingen en automatische incasso's wordt, ook op de weg naar
SEPA, gehandhaafd in Nederland. Ik kan mij vinden in de aanbeveling
banken aan te sporen om het efficiëntieniveau dat wij momenteel bij
kaartbetalingen in Nederland kennen, te behouden. Zowel het ministerie
van Financiën als De Nederlandsche Bank heeft hier bij de banken op
aangedrongen. De Nederlandse banken spannen zich, onder andere in de
Afstemgroep SEPA Nederland, hard in om efficiëntie te behouden en de
overgang naar SEPA zo soepel mogelijk te laten verlopen.
Na bemiddeling van DNB is op 27 mei jongstleden de Nadere Overeenkomst
2009 bij het Convenant Betalingsverkeer 2005 getekend door de banken
en de gezamenlijke toonbankinstellingen. De toonbankinstellingen
krijgen via dit akkoord de garantie dat voor een periode van vijf jaar
(vanaf 1 januari 2009) de transactietarieven voor PIN en nieuwe
debetkaartproducten (in de praktijk Maestro en V-Pay) niet hoger
zullen zijn dan de tarieven die individuele toonbankinstellingen nu
voor transacties met PIN in rekening krijgen gebracht door individuele
banken. Bovendien worden de huidige kernfunctionaliteiten
gegarandeerd. Deze afspraak zorgt voor de komende jaren in ieder geval
voor efficiëntiebehoud. In de overeenkomst staat daarnaast dat banken
en toonbankinstellingen uiterlijk 1 september 2013 met elkaar om de
tafel zullen gaan om te overleggen over nieuwe afspraken die de
veiligheid, efficiëntie en het kostenniveau van het
(toonbank)betalingsverkeer in Nederland stand houden of verder zullen
verbeteren.
Ik deel overigens de in het onderzoek getrokken conclusie dat een
derde pan-Europees debetkaartsysteem (naast Maestro en V-pay) welkom
zou zijn, zodat er meer concurrentie op Europees niveau is. Dit heb ik
meerdere malen, ook richting banken, uitgedragen. Ik besef
tegelijkertijd dat dit, onder andere vanwege de aanzienlijke
opstartkosten, een niet eenvoudige business case is.
Tenslotte kan ik melden dat de Nederlandse Mededingingsautoriteit
(NMa) de marktontwikkelingen en dus ook de prijsontwikkeling, in de
aanloop en migratie naar SEPA scherp in de gaten houdt.
Hoogachtend,
de minister van Financiën
Wouter Bos
Ministerie van Financiën