verzoek EU-strategie ter beperking van het risico op rampen in
ontwikkelingslanden en het BNC fiche terzake
Kamerbrief inzake verzoek EU-strategie ter beperking van het risico op
rampen in ontwikkelingslanden en het BNC fiche terzake
Kamerbrief | 18 augustus 2009
Graag bied ik u hierbij de reactie aan op het verzoek van de vaste
commissie voor Buitenlandse Zaken, Defensie en
Ontwikkelingssamenwerking van 26 mei 2009 met kenmerk 1441425u inzake
de EU-strategie ter beperking van het risico op rampen in
ontwikkelingslanden en het BNC fiche terzake. In het antwoord wordt de
volgorde van de vraagstelling aangehouden.
De door de Commissie voorgestelde strategie voor
rampenrisicovermindering (DRR) in ontwikkelingslanden staat niet op
zichzelf, maar is gestoeld op het actiekader van Hyogo dat in 2005 in
VN kader door 168 lidstaten overeen werd gekomen. Binnen het raamwerk
van de Internationale Strategie voor Rampenrisicovermindering van de
VN (ISDR/International Strategy for Disaster Reduction) wordt
uitvoering gegeven aan het actiekader van Hyogo.
Ontwikkelingslanden worden onevenredig vaak getroffen door rampen.
Juist de armste groepen, waaronder veel vrouwen en kinderen, zijn
veelal het gevoeligst voor de effecten van rampen, omdat zij vaak
woonachtig zijn in rampgevoelige gebieden, in slechte omstandigheden
en gebrekkige toegang hebben tot basisvoorzieningen. De schade die
door rampen wordt veroorzaakt heeft vaak ernstige negatieve effecten
op de sociaaleconomische ontwikkeling en op de mogelijkheden de
Millennium Development Goals te bereiken.
Een aantal ontwikkelingslanden dat kwetsbaar is voor rampen neemt
zowel in de internationale discussie over rampenrisicovermindering als
bij de ontwikkeling van nationaal beleid op dit gebied vaak het
voortouw en laat concrete vooruitgang zien, met name op het gebied van
het verminderen van dodelijke slachtoffers bij rampen. Dit bleek ook
tijdens de bijeenkomst in juni jl. van het Global Platform for
Disaster Risk Reduction, waar regeringen, internationale organisaties
en NGO's de voortgang van de uitvoering van het actiekader van Hyogo
bespraken en waar het vooral ontwikkelingslanden waren die ervoor
pleitten om hoge internationale prioriteit toe te kennen aan DRR.
Zoals ook wordt geconcludeerd in het recente Global Assessment Report
van de VN over DRR 1 hebben ontwikkelingslanden echter niet altijd de
capaciteit en de financiële middelen om invulling te geven aan beleid
op het gebied van DRR. De Onder Secretaris Generaal van de VN Holmes
concludeerde in zijn slotverklaring 2 tijdens het Global Platform dat
er, naast de eigen verantwoordelijkheid van de landen zelf, ook een
belangrijke rol ligt voor de internationale gemeenschap om de toegang
tot middelen, hulp en expertise verder te verbeteren.
De EU strategie voor DRR in ontwikkelingslanden moet derhalve worden
gezien als een bijdrage van Commissie en lidstaten om invulling te
geven aan de implementatie van het actiekader van Hyogo.
De vijf prioriteiten die worden genoemd in de mededeling van de
Commissie zijn volledig geënt op de vijf prioriteiten die zijn
uitgewerkt in het actiekader van Hyogo. Dit zijn internationaal
overeengekomen prioriteiten, de Commissie legt dus geen prioriteiten
op aan ontwikkelingslanden. Dat `DRR een nationale en lokale
prioriteit dient te zijn met een sterke institutionele
uitvoeringsbasis' is immers opgenomen als eerste prioriteit in het
actiekader van Hyogo.
De aandacht voor DRR in planning en beleid in ontwikkelingslanden moet
niet zozeer worden gezien als een extra kostenpost, waardoor andere
prioriteiten moeten afvallen, maar meer als een investering. In het
Global Assessment report van de VN wordt beargumenteerd dat
investeringen in DRR juist besparingen opleveren in kosten voor
respons en wederopbouw die kunnen worden vermeden. Op deze manier
wordt gehoopt dat voor respons en wederopbouw minder nationaal budget
nodig is en dat derhalve meer aandacht kan worden besteed aan de
aanpak van achterliggende risicofactoren zoals armoede en
kwetsbaarheid.
Volgens de definitie van VN-ISDR is een ramp "a serious disruption of
the functioning of a community/society causing widespread human,
material, economic or environmental losses which exceed the ability of
the affected community/society to cope using its own resources". Voor
wat betreft de relatie tussen rampen en klimaatverandering wordt in de
mededeling beargumenteerd dat klimaatverandering een onderliggende
risicofactor is voor het ontstaan van rampen en er naar verwachting
toe zal bijdragen dat het aantal en de omvang van rampen zullen
toenemen.
Zoals boven reeds genoemd wordt de discussie over DRR bovenal gevoerd
in VN kader. De coördinerende instelling op het gebied van DRR is de
Internationale Strategie voor Rampenrisicovermindering (ISDR) van de
VN. VN-ISDR speelt een centrale rol bij de internationale coördinatie,
pleitbezorging en informatievoorziening op het gebied van DRR en
bewaakt de uitvoering van het Hyogo actiekader. Zoals is aangegeven in
de mededeling verleent de EU "steun aan ISDR als het coördinerende
orgaan voor de tenuitvoerlegging van het Hyogo-kader". VN-ISDR stemt
af met zowel humanitaire VN organisaties, zoals WFP en UNHCR, als met
ontwikkelingsinstellingen, zoals UNDP en de Wereldbank, alsmede met
UNFCCC op klimaatgebied.
De vijf prioriteiten die worden opgesomd in de mededeling beslaan het
volledige spectrum van rampenrisicovermindering en richten zich zowel
op aanpak van achterliggende risicofactoren zoals kwetsbaarheid en
armoede (prioriteit 4) als op versterking van de rampenparaatheid voor
een effectieve respons op alle niveaus (prioriteit 5). De mededeling
gaat derhalve ook in op de verbetering van de voorbereiding op
rampenrespons, onder meer door bij te dragen aan de ontwikkeling van
noodplannen, de versterking van nationale capaciteit voor het
evalueren van schade en behoeften na een ramp en het opstellen van
herstel- en wederopbouwplannen.
Bevoegdheden en subsidiariteit kunnen als volgt worden toegelicht.
Beleid op het gebied van DRR ligt in de eerste plaats op het terrein
van ontwikkelingssamenwerking en heeft eveneens raakvlakken met
humanitaire hulp en klimaatbeleid. Ontwikkelingssamenwerking en
humanitaire hulp zijn gedeelde bevoegdheden tussen de lidstaten en de
Europese Gemeenschap waarbij zowel de lidstaten als de Commissie
hulpbeleid voeren. Op grond van artikel 177 EG-verdrag vormt het
ontwikkelingsbeleid van de EU echter een aanvulling op het beleid van
de lidstaten. In het Verdrag van Lissabon zijn
ontwikkelingssamenwerking en humanitaire hulp opgenomen als
volwaardige doelstellingen van het extern beleid van de Unie.
Vraag is echter niet alleen of de EG op een bepaald beleidsterrein
bevoegd is tot het nemen van initiatieven, maar ook of voor het
desbetreffende beleidsonderwerp actie op Europees niveau noodzakelijk
of gewenst is (subsidiariteit). Deze vraag kan positief beantwoord
worden. Lidstaten en Commissie samen vormen een substantieel deel van
de internationale donorgemeenschap. Doordat lidstaten en de Commissie
in het hulpbeleid meer aandacht zullen geven aan DRR wordt verwacht
dat hiervan een positief effect uitgaat op de financiering en
internationale beleidsvorming op het gebied van DRR. Van een
gezamenlijke opstelling, onder meer via een gemeenschappelijke
EU-verklaring die tijdens het Global Platform werd uitgesproken, gaat
meer effect uit dan van individuele acties van lidstaten.
Wat betreft de integratie van DRR in het hulpbeleid geldt dat
lidstaten zich hieraan hebben gecommitteerd in Raadsconclusies die op
19 mei jl. in RAZEB werden aangenomen 3 . In de Raadsconclusies wordt
de noodzaak van integratie van DRR in het hulpbeleid en -programma's
op het gebied van ontwikkelingssamenwerking en humanitaire hulp
onderschreven. Dit geldt zowel op strategisch niveau in `Poverty
Reduction Strategies (PRSP's) als op sectorniveau in relevante
sectoren zoals water en sanitatie, onderwijs en gezondheid. Ook in VN
kader wordt mainstreaming van DRR gezien als hoge prioriteit, waar
volgens het Global Assessment Rapport nog te weinig vooruitgang is
geboekt.
DRR heeft raakvlakken met humanitaire hulp, ontwikkelingssamenwerking
en klimaatbeleid. Vanuit humanitair perspectief besteedt Nederland
reeds de nodige aandacht aan rampenparaatheid op het gebied van
capaciteitsopbouw, bewustmaking en het stimuleren van snelle
responsmechanismen. Daarnaast zal de mogelijkheid worden bekeken bij
te dragen aan de twee belangrijkste multilaterale instrumenten op het
gebied van DRR: ISDR van de VN en de "Global Facility" voor DRR en
wederopbouw (GFDRR) van de Wereldbank. ISDR richt zich vooral op
informatievoorziening, coördinatie en pleitbezorging, GFDRR richt zich
op mainstreaming van DRR in beleid en planning in ontwikkelingslanden
en op capaciteitsopbouw en institutionele versterking. Nederland
beoogt meer aandacht te geven aan DRR door mainstreaming van DRR in
het eigen OS beleid. In OS-partnerlanden die kwetsbaar zijn voor
natuurrampen zal onder meer aandacht worden gevraagd voor de
integratie van DRR in sectorbeleid en in PRSP's. In de beleidsnotitie
`Een zaak voor iedereen' is reeds opgenomen dat Nederland
ontwikkelingslanden zal steunen bij het integreren van de risico's van
klimaatverandering in het eigen beleid en hen zal helpen bij het
vergroten van het aanpassingsvermogen in kwetsbare sectoren als
landgebruik, voedselproductie, water en gezondheid. Op klimaatgebied
zal verder worden gekeken in hoeverre DRR voldoende aandacht krijgt
binnen activiteiten gericht op klimaatadaptatie en zal DRR een plaats
moeten krijgen in een nieuw internationaal klimaatverdrag.
De Minister voor Ontwikkelingssamenwerking
Bert Koenders
1 Risk and poverty in a changing climate, 2009 Global Assessment
Report on Disaster Risk Reduction, United Nations.
2 Outcome Document Chair's Summary of the Second Session Global
Platform for Disaster Risk Reduction, draft 19 June v4
3 EU Council Conclusions on an EU strategy for supporting disaster
risk reduction in developing countries, 19 May 2009, 2943rd External
Relations Council Meeting
Pagina 4 van 4
Ministerie van Buitenlandse Zaken