Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit

> Retouradres Postbus 20401 2500 EK Den Haag
De Voorzitter van de Tweede Kamer
der Staten-Generaal

Postbus 20018
2500 EA DEN HAAG

Datum 17 augustus 2009

Betreft Reactie op open brief "Stoppen ontbossing topprioriteit voor Kopenhagen" van de Taskforce Biodiversiteit

Pagina 1 van 2
Directie Natuur, Landschap
en Platteland
Prins Clauslaan 8
2595 AJ Den Haag

Postbus 20401
2500 EK Den Haag
www.minlnv.nl
Onze referentie
DN/2009/1425
Uw referentie
2009Z11499/2009D33840

Geachte Voorzitter,
In antwoord op uw verzoek van 1 juli jl. geef ik in deze brief mijn reactie op de open brief "Stoppen ontbossing topprioriteit voor Kopenhagen" van de Taskforce Biodiversiteit en Natuurlijke hulpbronnen.
De constateringen en aanbevelingen van de Taskforce Biodiversiteit en Natuurlijke hulpbronnen ondersteunen de inzet van het kabinet op het gebied van internationaal duurzaam bosbeheer. Begin december vorig jaar is uw Kamer geïnformeerd over die inzet (Kamerstuk 2008-2009, 26 407, nr. 37). Het is duidelijk dat naast emissiereducties in ontwikkelde landen we zonder het terugdringen van ontbossing in ontwikkelingslanden onze Europese doelstelling, de temperatuurstijging te beperken tot twee graden Celsius, niet halen. Het is daarom essentieel dat het tegengaan van ontbossing integraal onderdeel vormt van het internationaal klimaatakkoord dat eind dit jaar in Kopenhagen moet worden gesloten.
Het kabinet zet voor het tegengaan van ontbossing in het Kopenhagenakkoord in op een systeem waarbij zo snel mogelijk aangesloten wordt op de mondiale koolstofmarkt. In dit systeem zouden ontwikkelingslanden vrijwillig nationale doelstellingen voor de gehele bossector op zich kunnen nemen. Wanneer landen meer uitstoot reduceren dan via deze doelstelling is afgesproken, kunnen zij de extra reductie verzilveren in de vorm van verhandelbare koolstofkredieten. Voorwaarde hierbij is dat deze reductie duurzaam en verifieerbaar is en dat de koolstofprijs op peil wordt gehouden. Aangezien het aanbod van dergelijke koolstofkredieten op de markt aanzienlijk kan zijn, zal daar rekening mee moeten worden gehouden bij het formuleren van de wereldwijde reductiedoelen. Bij het bepalen van de hoogte van de nationale doelstellingen zou rekening gehouden moeten worden met de landenspecifieke situatie van ontbossing en met de gewenste gedifferentieerde bijdrage aan de mitigatie-opgave. Directie Natuur, Landschap
en Platteland
Datum

17 augustus 2009
Onze referentie
DN/2009/1425
Pagina 2 van 2
Naast de private middelen via de marktbenadering vindt het kabinet internationale publieke financiering als onderdeel van de financiële architectuur voor internationaal klimaatbeleid noodzakelijk voor capaciteitsopbouw en het versterken van het institutioneel raamwerk.
Initiatieven binnen het VN-Klimaatverdrag hebben natuurlijk primair een focus op broeikasgassen, maar het kabinet wil dat bij de aanpak van ontbossing ook aandacht wordt besteed aan het behoud en duurzaam gebruik van biodiversiteit. Ook de betrokkenheid van inheemse volken en lokale gemeenschappen bij plannen en activiteiten om duurzaam bosbeheer te realiseren is van groot belang. Hun rechten moeten worden gerespecteerd. Nederland zet er zich voor in dat financiering ook ten goede komt aan lokale gemeenschappen en inheemse bevolkingsgroepen.
Naast de inzet in de onderhandelingen ondersteunt Nederland onder andere in het kader van de uitwerking van het beleidsprogramma "Biodiversiteit werkt, voor natuur, voor mensen, voor altijd" ontwikkelingslanden met concrete proefprojecten. Doel van deze projecten is om ontwikkelingslanden in de gelegenheid te stellen voldoende capaciteit op te bouwen, een institutioneel raamwerk op te zetten en een plan van uitvoering te ontwikkelen. De ondersteuning verloopt bijvoorbeeld via de Forest Carbon Partnership Facility van de Wereldbank, waar Nederland vijftien miljoen euro aan bijdraagt. Bilateraal werkt Nederland onder andere samen met Bolivia, Ghana, Indonesië en Suriname op dit terrein. Daarnaast ondersteunt Nederland een aantal internationale en nationale NGO's die proefprojecten uitvoeren of ondersteunen. Mijn collega voor Ontwikkelingssamenwerking heeft in de beleidsreactie op het rapport "Het tropisch regenwoud in het OS-beleid 1999-2005" van 28 mei jl. (Kamerstuk 2008-2009, 31 250, nr. 61) aangegeven dat de koppeling van het bosbeleid met het klimaatbeleid de afgelopen twee jaar veel gewicht heeft gekregen. Dit is van belang voor de internationale klimaatonderhandelingen die in Kopenhagen tot een akkoord moeten leiden.
Ik zie de aandacht voor de aanpak van ontbossing in de internationale klimaatonderhandelingen als een kans om extra (private) financiering te regelen voor het behoud en duurzaam beheer van alle typen bossen. Het kabinet zal zich blijven inzetten om deze kans te benutten.

DE MINISTER VAN LANDBOUW, NATUUR EN
VOEDSELKWALITEIT,
G. Verburg