Direct naar (in deze pagina): inhoud, zoekveld of menu.
MinBuza.nl
U bevindt zich op: Home > Actueel > Kamerstukken > Kamerbrief inzake
vervolging van verdachten van piraterij voor de kust van Somalie en in
de Golf van Aden
Kamerbrief inzake vervolging van verdachten van piraterij voor de kust van
Somalie en in de Golf van Aden
Kamerbrief | 11 augustus 2009
Graag lichten wij u hierbij in over recente ontwikkelingen op het
gebied van de berechting van personen die verdacht worden van
piraterij voor de kust van Somalië en in de Golf van Aden. Allereerst
kwamen op initiatief van Nederland op 7 juli jl. juridische experts
van 17 landen en vier internationale organisaties bijeen in Den Haag
om te spreken over de mogelijke oprichting van een tribunaal voor de
berechting van dergelijke verdachten. De inspanningen van Nederland
ten aanzien van de oprichting van een piraterijtribunaal en de
strafrechtelijke samenwerking met Kenia inzake berechting van
piraterij passen binnen het Nederlandse streven om op nationaal en
internationaal niveau straffeloosheid voor internationale misdrijven
tegen te gaan. In het laatste deel van deze brief wordt hier nader op
ingegaan.
Expertworkshop piraterijtribunaal
Tijdens de workshop vond een constructieve discussie plaats over
juridische argumenten voor en tegen een piratentribunaal en kwamen
verschillende aspecten van een dergelijk tribunaal aan de orde. Daar
waar controverses en problemen werden gesignaleerd passeerden
verschillende mogelijke oplossingen de revue. Duitsland en de
Russische Federatie bepleitten in een gezamenlijk stuk de oprichting
van een internationaal tribunaal langs dezelfde lijnen die Nederland
eerder uiteengezet had in de Contactgroep inzake piraterij voor de
kust van Somalië op 29 mei jl.
Onder de experts bestond overeenstemming over een aantal zaken. Om te
beginnen is piraterij een commuun misdrijf dat van een andere orde is
dan de andere internationale misdrijven genocide, oorlogsmisdrijven,
misdrijven tegen de menselijkheid en foltering. Desalniettemin kan
inmiddels gesteld worden dat er sprake is van een regionaal c.q.
internationaal probleem dat onvoldoende door middel van nationale
berechting wordt aangepakt. Een op te richten tribunaal zou efficiënt
en kosteneffectief dienen te zijn. Voorts zou de oprichting slechts
korte tijd in beslag dienen te nemen aangezien piraterij een urgent
probleem is. Belangrijk is dat de rechten van verdachten en
veroordeelde personen tijdens het proces en in detentie te allen tijde
worden gewaarborgd.
Voorts was er overeenstemming dat de door het tribunaal te berechten
misdrijven gebaseerd zouden moeten worden op het internationaal
gewoonterecht opdat het tribunaal voldoende internationaal draagvlak
zal hebben en berechting zal voldoen aan het legaliteitsbeginsel. Dat
betekent dat alleen de relevante bepalingen uit het VN Zeerechtverdrag
aan de orde zijn. Deze bepalingen hebben echter slechts betrekking op
piraterijhandelingen welke per definitie plaatsvinden op volle zee, en
niet in de territoriale wateren. Voor dergelijke handelingen in de
territoriale wateren van in het bijzonder Somalië zou een aanvullende
rechtsbasis moeten worden gecreëerd.
Opgemerkt werd dat het moeilijk zal kunnen worden om de financiers en
organisatoren van piraterij te berechten indien de rechtsmacht van het
tribunaal wordt beperkt tot een afgebakend geografisch gebied in de
Indische Oceaan. Het lijkt immers aannemelijk dat deze personen niet
steeds te vinden zijn op zee of in Somalië, maar ook in landen buiten
de regio.
Het tribunaal zou ten opzichte van nationale gerechten hoogstens een
aanvullende rol dienen te krijgen. Dat wil zeggen dat er slechts
sprake is van berechting voor het tribunaal indien nationale
berechting uitblijft. Als voorbeeld werd genoemd het beginsel van
"complementariteit" dat van toepassing is in het geval van het
Internationaal Strafhof. Een dergelijk uitgangspunt zou een tribunaal
voor sommige landen mogelijk minder bezwaarlijk maken.
De keuze voor de rechtsbasis van het tribunaal heeft zowel politieke
als juridische aspecten. Een resolutie van de VN Veiligheidsraad,
aangenomen onder Hoofdstuk VII van het VN Handvest, biedt de meeste
zekerheid voor de verplichte medewerking van alle VN lidstaten. Een
aantal experts achtte een Veiligheidsraadresolutie echter
onwaarschijnlijk gezien de bezwaren van onder meer de Verenigde Staten
en het Verenigd Koninkrijk. Een multilateraal verdrag dat onderhandeld
moet worden en in veel landen onderworpen is aan bekrachtiging door
nationale parlementen zou te veel tijd in beslag nemen. Een
alternatief is de oprichting ingevolge bilateraal verdrag of nationale
wetgeving van een "hybride" tribunaal, dat nationale en internationale
elementen verenigt. Behalve het Sierra Leone-tribunaal werd in het
bijzonder de Bosnische "War Crimes Chamber" als voorbeeld hiervan
genoemd. In het Bosnische model worden aan een nationale rechtbank
internationale elementen toegevoegd, zoals internationale rechters. De
experts waren het erover eens dat dit model voor een
piraterijtribunaal interessant kan zijn en verdere studie behoeft.
Andere, meer politieke kwesties zijn de rol van de zetelstaat van een
piraterijtribunaal alsmede de plaats van detentie zowel voor, tijdens
en na een proces. Het werd wenselijk geacht dat tribunaal en
detentiefaciliteiten zich bevinden in de regio. Gesteld werd dat om de
animo hiervoor te vergroten capaciteitsopbouw en -ondersteuning in die
landen dienen plaats te vinden.
Nederland zal de conclusies van de workshop met suggesties voor
oplossingen voor mogelijke knelpunten presenteren aan de juridische
werkgroep van de genoemde Contactgroep. Tussentijds kan geconcludeerd
worden dat tijdens de workshop een constructieve discussie plaatsvond.
Ook de landen die zich sceptisch uitlieten over de oprichting van een
piraterijtribunaal namen constructief deel. Met name een model als de
Bosnische "War Crimes Chamber" lijkt perspectief te bieden en zal
verder worden onderzocht.
Capaciteitsopbouw voor berechting in Kenia
Binnen de maritieme EU-operatie Atalanta tegen piraterij voor de kust
van Somalië kunnen verdachte piraten worden overgedragen aan landen in
de regio. De EU heeft daartoe een dergelijke overdrachtsovereenkomst
met Kenia. De EU werkt tegelijkertijd specifiek samen met het UN
Office for Drugs and Crime, UNODC, om de capaciteiten van Kenia met
betrekking tot detentie en berechting van verdachte piraten te
verbeteren. De Europese Commissie financiert hiertoe een
UNODC-programma met EUR 1,75 mln. via het Instrument for Stability.
Dit programma wordt sinds begin juni uitgevoerd. De activiteiten
richten zich onder andere op logistieke en inhoudelijke ondersteuning
van de Keniase openbaar aanklager, de organisatie van de procesgang en
de detentie van verdachten en veroordeelden in Kenia. Nederland houdt
in haar regelmatige contacten met de Keniaanse autoriteiten een
mogelijke overbelasting van het Keniaanse rechtssysteem en
gevangeniswezen nauwlettend in de gaten, laatstelijk op 15 juli in een
ontmoeting met President Kibaki. Verder is de Europese Unie in gesprek
met andere landen in de regio om overeenkomsten af te sluiten voor de
overdracht van piraterijverdachten. Zo staat de EU op het punt een
dergelijke overeenkomst met de Seychellen af te sluiten.
Daarnaast wenst de EU ook te investeren in capaciteiten van de staten
in de Hoorn van Afrika om verdachte piraten aldaar aan te pakken en te
berechten. Dit draagt bij aan het verminderen van het
piraterijprobleem. Capaciteitsopbouw in de regionale staten komt deze
staten rechtstreeks ten goede en biedt hen mogelijkheden zelf
verantwoordelijkheid te nemen voor het regionale piraterijprobleem. De
Europese Commissie zet ondermeer het programma Critical Maritime
Routes in om diverse antipiraterijcapaciteiten in de regio te
versterken. Kenia is een van de landen die ondersteund zal worden.
Verder wordt er door de internationale gemeenschap binnen de
Contactgroep piraterij Somalië gesproken over capaciteitsopbouw en
vindt er tussen de diverse partners afstemming plaats omtrent nieuwe
initiatieven. Daarbij wordt de regionale Code of Conduct die begin
2009 onder auspiciën van de International Maritime Organisation (IMO),
tot stand is gekomen en waarbij al acht Oost-Afrikaanse landen en
Jemen partij zijn, als basis gezien. De Code of Conduct is een eerste
stap naar een regionale aanpak van het piraterijprobleem en is binnen
de Contactgroep piraterij Somalië verwelkomd. De implementatie ervan
wordt door diverse landen, waaronder Nederland, ondersteunt.
Internationaal strafrechtelijk kader
Naast het bovenstaande betreffende de resultaten van het seminar op 7
juli jl. en de strafrechtelijke samenwerking met Kenia en andere
landen in de regio hechten wij er ook aan om het Nederlandse voorstel
voor de oprichting van een piratentribunaal te plaatsen binnen de
bredere context van de opsporing en vervolging van internationale
misdrijven.
Ongeacht de ernst van een misdrijf geldt als uitgangspunt dat
opsporing en berechting het beste kunnen plaatsvinden op nationaal
niveau. In de eerste plaats is dat het land waar het misdrijf is
gepleegd. Dat ligt ook voor de hand: het bewijs bevindt zich
grotendeels daar en kan worden vergaard door nationale
opsporingsautoriteiten. Ook zal berechting dicht bij de plaats waar de
feiten zijn gepleegd het meeste bijdragen aan verwerking van leed door
nabestaanden en slachtoffers, en daarmee aan herstel van de
samenleving. Behalve het land waar het misdrijf is gepleegd, kunnen
ook andere landen belang hebben bij berechting, bijvoorbeeld als hun
onderdanen verdachte of slachtoffer van het misdrijf zijn.
Echter, juist bij de veelal ernstige misdrijven die strafbaar zijn
gesteld onder het internationaal recht, zijn de meest betrokken landen
vaak niet bereid of bij machte om te vervolgen. Ter zake van een
kleine groep van dergelijke misdrijven, namelijk piraterij, genocide,
misdrijven tegen de menselijkheid, oorlogsmisdrijven en foltering,
wordt in dat verband algemeen aangenomen dat landen z.g. universele
rechtsmacht voor hun gerechten kunnen vestigen, ongeacht of er een
direct aanknopingspunt is met de rechtsorde van het land dat die
rechtsmacht claimt. In Nederland is in die rechtsmacht voorzien in het
Wetboek van Strafrecht, ter zake van piraterij, en overigens in de Wet
internationale misdrijven ("Wim"), welke als voorwaarde hieraan
verbindt dat de verdachte zich in Nederland bevindt (z.g. "secundaire"
universele rechtsmacht). De gedachte is dat de internationale
gemeenschap als geheel belang heeft bij berechting van deze misdrijven
om straffeloosheid te voorkomen. De Wim geeft uitvoering aan het
uitgangspunt van het Statuut van Rome inzake het Internationaal
Strafhof dat landen primair zelf verantwoordelijk zijn voor de
berechting van internationale misdrijven.
Ter bestrijding van straffeloosheid voor misdrijven spreken landen ook
wel bij verdrag af dat indien een verdachte van bepaalde ernstige
misdrijven op hun grondgebied wordt aangetroffen, dat land die
verdachte ofwel zelf dient te berechten ofwel dient uit te leveren.
Dat geldt bijvoorbeeld voor oorlogsmisdrijven en foltering, maar in
toenemende mate ook voor andere misdrijven met internationale
aspecten, zoals bepaalde terroristische misdrijven, mensenhandel of
internationale drugshandel. Ook maken landen bij verdrag afspraken
over hulp die zij elkaar verlenen bij strafrechtspleging.
Nederland loopt internationaal gezien voorop bij de berechting van
internationale misdrijven. Onlangs bijvoorbeeld werd een Rwandees door
de rechtbank Den Haag veroordeeld voor misdrijven gepleegd tijdens de
genocide in Rwanda in 1994 en begon voor de rechtbank Rotterdam het
proces tegen vermeende piraten uit Somalië. De Minister van Justitie
heeft bovendien vorig jaar aangekondigd de opsporing en vervolging van
internationale misdrijven nog verder te zullen intensiveren.
Hoe dan ook blijft berechting door een land ver weg van de plaats van
het misdrijf een aanzienlijke opgave. Dit alleen al omdat zoals gezegd
getuigen en ander bewijs zich in de regel bevinden in het land waar
het misdrijf is gepleegd. Bovendien is er vaak geen rechtshulpverdrag
met het betrokken land, en dienen stukken en getuigenissen te worden
vertaald. Berechting vergt derhalve een behoorlijke investering van
een land, terwijl nationale capaciteit en middelen beperkt zijn. De
strijd tegen straffeloosheid kan dan ook vereisen dat mede op
internationaal niveau actie wordt ondernomen.
In navolging van de tribunalen van na de Tweede Wereldoorlog is vanaf
begin jaren '90 berechting op internationaal niveau in verschillende
varianten tot ontwikkeling gekomen. De tribunalen voor Joegoslavië en
Rwanda zijn internationale ad hoc tribunalen ingesteld door de VN
Veiligheidsraad. Het Internationaal Strafhof is een permanent
internationaal gerecht opgericht bij een multilateraal verdrag, het
Statuut van Rome, waar inmiddels 109 landen partij bij zijn. Zoals
gezegd bestaan er ook hybride tribunalen. Aan het Speciaal Tribunaal
voor Sierra Leone en het Speciaal Tribunaal voor Libanon, opgericht
bij verdrag tussen de VN en het betrokken land, zijn nationale
elementen toegevoegd, zoals toepasselijkheid van nationaal strafrecht.
Aan de "Extraordinary Chambers in the Courts of Cambodia" en de
Bosnische "War Crimes Chamber" zijn internationale elementen, zoals
buitenlandse rechters, toegevoegd.
Het kan wenselijk zijn de bevoegdheid van dergelijke bestaande
gerechten uit te breiden opdat deze ook andere misdrijven kunnen
berechten. Zo is Nederland zeer actief bij onderhandelingen om het
Internationaal Strafhof rechtsmacht te laten uitoefenen over het
misdrijf agressie. Het streven is om die onderhandelingen met succes
af te ronden tijdens de herzieningsconferentie over het Statuut van
Rome van het Internationaal Strafhof begin 2010 in Kampala, Oeganda.
Tijdens die conferentie zou ook het misdrijf terrorisme behandeld
kunnen worden; Nederland onderzoekt op dit moment of hiervoor
internationaal voldoende steun is. In de herfst volgt een Kamerbrief
over de herzieningsconferentie waarin o.a. nader zal worden ingegaan
op de misdrijven agressie en terrorisme.
Binnen het kader van de strijd tegen straffeloosheid past ook het
streven om effectief tegen piraterij op te treden. Nu berechting van
piraterij op nationaal niveau onvoldoende wordt aangepakt, ligt een
internationale aanpak in de regio die snel en efficiënt is in de rede.
Tijdens voornoemde informele expert bijeenkomst werd hierover
constructief nagedacht en tekenden zich o.i. realistische opties af,
die verder zullen worden onderzocht.
De Minister van Buitenlandse Zaken, De Minister van
Justitie,
Drs. M.J.M. Verhagen Dr.
E.M.H. Hirsch Ballin
Pagina 5 van 5
Submenu
* Agenda bewindslieden
* Ambtsberichten
* Kamerstukken
* Nieuwsberichten
* Persberichten
* Toespraken en artikelen
* Voorstellen Europese Commissie
* WOB verzoeken
Hoofdmenu
* Home
* Actueel
* Organisatie
* Onderwerpen
* Producten en Diensten
* Reizen en Landen
Service
* Deutsch
* English
* Español
* Français
*
* RSS
* Abonneren
* Help
* Contact
Zoek
* Sitemap
* Uitgebreid zoeken
* Stuur door
*
Bekijk de volledige versie van MinBuza
Ministerie van Buitenlandse Zaken