ChristenUnie



Bijdrage Cynthia Ortega-Martijn aan het AO Deeltijd-WW

donderdag 02 juli 2009 15:00

Mevrouw Ortega-Martijn (ChristenUnie): Voorzitter. Er is nog steeds sprake van een neergaande economie met als gevolg vraaguitval. Bedrijven zien zich genoodzaakt om te reorganiseren om hun bestaansrecht te waarborgen. Dit betekent dat er soms ook gesneden moet worden in het personeelsbestand. In de verwachting dat de economie weer zal aantrekken, heeft de regering het instrument van deeltijd-WW in de eerste plaats ingezet om vakpersoneel te behouden. Ik krijg graag antwoord van de minister op de vraag in hoeverre dit instrument daar ook werkelijk voor is gebruikt. In een eerste reactie in de media heeft hij gezegd dat dit niet alleen hiervoor is gebruikt. Die uitspraak wordt niet onderbouwd in de evaluatie.

De evaluatie is in mijn perceptie summier. Ik blijf dan ook met vragen zitten. Die vragen moeten beantwoord worden voordat een zorgvuldig afgewogen beslissing kan worden genomen over de voorliggende regeling.

Mijn fractie is geen voorstander van een ad-hocbeleid. Er wordt nu uitgegaan van een subsidieplafond van 550 mln. Hoe reëel is dit? Wat wil het kabinet hiermee bereiken? Aan een eventuele nieuwe regeling moet een duidelijke toekomstvisie ten grondslag liggen bijvoorbeeld over het stimuleren van de economie door het behoud van werkgelegenheid. Is de minister bereid een onderzoek in te stellen naar de volledige inverdieneffecten van de regeling? Heeft hij überhaupt zicht op de inverdieneffecten van regelingen in de omringende landen? Daar is er immers al meer ervaring mee opgedaan.

Er zou sprake zijn van het ongericht aanmelden van het hele werknemersbestand. Waar blijkt dit uit? Heeft dit ook te maken met het feit dat er slechts eenmalig een aanvraag kan worden ingediend? Het UWV moet de aanvragen beoordelen. Heeft het geen kritische vragen gesteld aan de werkgevers? Deelt de minister de mening dat er in bepaalde sectoren alleen met vakkrachten wordt gewerkt en dat er niet in alle gevallen sprake hoeft te zijn van oneigenlijk gebruik van de regeling? De heer Blok heeft hier al een voorbeeld van genoemd in het midden- en kleinbedrijf.

In het evaluatieverslag staat dat er van verschillende kanten op wordt aangedrongen dat wordt teruggegrepen naar het oorspronkelijke doel van de regeling. Waaruit blijkt dat de regeling te ruim is gebruikt? Is er überhaupt zicht op het aantal bedrijven dat heeft gekozen voor herstructurering? Als een bedrijf aangeeft dat er sprake is van vraaguitval en omzetverlies, zou het naar mijn mening ook een reorganisatieplan moeten maken. Het kan toch niet alleen draaien op de inzet van deeltijd-WW?

Fraude moet hard worden aangepakt en worden voorkomen, maar dat betekent niet dat de regeling op de helling moet. Hoeveel fraudegevallen zijn er eigenlijk bekend? Heeft het UWV voldoende instrumenten om te handhaven?

De minister stelt nu een keuzemenu voor met de mogelijkheid om bij verlenging te kiezen voor een andere optie. Wordt de voorwaarde gehandhaafd dat een bedrijf maar een keer een aanvraag mag doen? Ik heb begrepen dat dit nu juist voor bedrijven aanleiding was om 100% aan te melden. Het is niet duidelijk hoe met deze nieuwe regeling oneigenlijk gebruik kan worden tegengegaan. In de notitie staat immers dat bedrijven doorgaans het beste overzicht hebben voor welke werknemers en voor welke duur het instrument deeltijd-WW geëigend is. Kan de minister garanderen dat deze regeling een hoger rendement oplevert, maar ook selectiever zal worden gebruikt?

Vanaf het begin was bekend dat de regeling zou worden gestopt als het subsidieplafond was bereikt. Voor een nieuwe regeling zouden andere voorwaarden moeten gelden. Waarom kiest de regering niet voor bijvoorbeeld een bedrijfseconomische toets of de voorwaarde van een soort reorganisatieplan? Door het aanscherpen van de voorwaarden zou kunnen worden afgedwongen dat alleen vakkrachten onder de regeling vallen. Ik krijg graag de garantie dat er selectief zal worden geshopt.

Mijn fractie is nog niet overtuigd van de voordelen van deze nieuwe regeling ten opzichte van de huidige. Zij is het wel met de minister eens dat wij niet moeten pleiten voor een open regeling.

De heer Van Hijum (CDA): Ik hoor veel herkenbare elementen in het betoog van mevrouw Ortega over de selectiviteit. Is zij van mening dat die selectiviteit ook met terugwerkende kracht moet gelden voor verlengingsaanvragen voor deeltijd-WW van bedrijven die nu al gebruikmaken van de regeling? Deelt zij de mening dat het niet aangaat om de spelregels tijdens het spel te veranderen?

Mevrouw Ortega-Martijn (ChristenUnie): Dat is waar. Daarom heb ik gezegd dat wij moeten kijken hoe wij met de nieuwe gevallen omgaan. De nieuwe regeling zou alleen betrekking moeten hebben op de nieuwe gevallen.

Mevrouw Van Gent (GroenLinks): Is het voor mevrouw Ortega denkbaar dat de periode tot 1 september wordt overbrugd met de huidige regeling die strikter wordt uitgevoerd en dat de zomerperiode wordt gebruikt om een nieuwe effectievere regeling te ontwerpen die vanaf 1 september zal gelden? Die kost wellicht wat meer en het kan zijn dat andere ministeries daaraan een financiële bijdrage moeten leveren. Hoe denkt zij daarover?

Mevrouw Ortega-Martijn (ChristenUnie): Er moet inderdaad heel snel een alternatief worden gevonden. Ik wil echter eerst het antwoord van de minister afwachten voordat ik mijn oordeel vel.

Mevrouw Van Gent (GroenLinks): Kan mevrouw Ortega nu al zeggen dat zij weinig voelt voor deze houtje-touwtjeregeling met die verschillende periodes en dat gefrutsel in de marge?

Mevrouw Ortega-Martijn (ChristenUnie): Ik heb gezegd dat ik er niet van overtuigd ben dat de nieuwe regeling voordeliger is en meer rendement en effect zal hebben dan de huidige regeling.

Tags Bijdragen
Cynthia Ortega