ChristenUnie
Bijdrage Cynthia Ortega-Martijn aan het AO Re-integratie
woensdag 17 juni 2009 11:00
Mevrouw Ortega-Martijn (ChristenUnie): Voorzitter. Gisteren zijn de
laatste cijfers van het CPB bekend geworden. Wij wisten allemaal dat
het slecht ging, maar het is toch wel confronterend om de nieuwe
werkloosheidcijfers te zien. De werkloosheid loopt in 2010
waarschijnlijk op tot 9,5%, waar wij eerder dachten dat het ging om
8,75%. Daar word je wel stil van. Tegelijkertijd moeten wij niet bij
de pakken neer gaan zitten. Het vereist echter wel snelle actie. Als
overheid kunnen wij niet meteen de wereldeconomie uit het slop halen,
maar wij kunnen wel maximaal inzetten op snelle bemiddeling,
omscholing of activering. In het licht hiervan vraag ik de minister of
hij redenen ziet om zijn beleid op dit punt te intensiveren.
Mevrouw Van Gent (GroenLinks): Een tijd geleden hebben wij gesproken
over de crisismaatregelen van het kabinet. Dat heeft zich heel veel in
achterkamertjes afgespeeld, maar goed. Vindt u de crisismaatregelen
die toen zijn afgesproken, voldoende als u de cijfers ziet die
gisteren bekend zijn gemaakt? Aangezien u er uw betoog mee begint,
vraag ik mij af of de ChristenUnie-fractie daaraan consequenties
verbindt.
Mevrouw Ortega-Martijn (ChristenUnie): Een aantal crisismaatregelen
moet nog worden ingezet en effect laten zien. Ik vraag de minister
expliciet of hij het punt van de re-integratie wil intensiveren. Wat
mij betreft zijn er wel mogelijkheden om te intensiveren, bijvoorbeeld
door veel meer mensen de mogelijkheid te geven voor een IRO, zodat zij
zelf aan de slag kunnen gaan en niet hoeven te wachten op een
inkooptraject van de gemeente. Voorzitter. De fractie van de
ChristenUnie heeft er altijd voor gepleit om cliënten de regie in
handen te geven. Dit maakt mensen het meest gemotiveerd. Zij willen
ervoor gaan, zij willen aan de slag, zij willen zo snel mogelijk
terugkeren naar de arbeidsmarkt. Er ligt nu een evaluatie van de IRO.
Hieruit wordt nog eens een keer duidelijk dat een IRO-traject vaak tot
een duurzamere plaatsing leidt dan een regulier traject. Ook zijn de
kosten per plaatsing van een gedeeltelijk arbeidsgeschikte lager met
een IRO dan met een regulier traject. Dat is dus winst. Deze
resultaten bevestigen datgene wat wij altijd hebben gezegd: geef
mensen een eigen regie en zet ze niet in allerlei trajecten waarvan
zij zelf niet snappen waarom zij het moeten doen. Wij zijn er met de
minister dan ook groot voorstander van om dit instrument niet alleen
te behouden, maar om het vaker in te zetten. Graag een reactie daarop.
Tegelijkertijd constateert de fractie van de ChristenUnie dat een IRO
vooral wordt aangeboden aan de kansrijke cliënten. Dat impliceert dat
kansrijke mensen beter zelf hun situatie kunnen inschatten. Eerlijk
gezegd vinden wij dat nogal paternalistisch. Ook kunnen WWB-cliënten
nog maar moeilijk zelf bepalen hoe hun re-integratie er uit komt te
zien. Ik kreeg een paar weken geleden een mail van iemand die heel
graag in de zorg wilde werken. Die persoon deed vrijwilligerswerk, is
zelf op zoek gegaan en heeft een opleiding gevonden met baangarantie.
De casemanager zegt echter dat dit niet kan, omdat zij met handen en
voeten zijn gebonden aan allerlei wetjes en regeltjes. U kunt zich
voorstellen dat ik mij dat als volksvertegenwoordiger, die mede de wet
maakt, niet zo maar laat zeggen. Ik ben dus even gaan bellen, omdat ik
graag wilde weten wat die wetjes en regeltjes nu zijn. Als er
inderdaad wetjes en regeltjes zijn die belemmeren dat mensen kunnen
participeren, moeten wij die wegnemen. Tot mijn verbazing zat de
casemanager een beetje te draaien door te zeggen dat ze geen contract
hadden. Ik heb toen gezegd dat er binnen de WWB speciaal een
mogelijkheid is gecreëerd voor een persoonlijk budget en dat wij het
juist moeten honoreren als iemand zo actief bezig is met zijn eigen
re-integratie. Ik heb gevraagd of er een beleid was binnen de gemeente
in het kader van het persoonlijk budget en heb gezegd dat als dat niet
het geval was, ik een aantal voorbeelden zou opsturen zodat het binnen
de gemeente in kwestie kon worden geregeld. Om een lang verhaal kort
te maken: na twee weken kreeg ik een mailtje van deze mijnheer die
meldde dat hij niet wist hoe het kwam, maar dat alles nu heel soepel
liep, dat hij werd toegelaten tot de opleiding en lekker kon gaan
werken in de zorg. Dat is één voorbeeld. Ik ga meestal niet op
dergelijke voorbeelden in, maar dit is gewoon te gek voor woorden.
De heer Lempens (SP): Hartstikke goed. Het is ook heel herkenbaar. Als
je belt of als iemand naar de rechter stapt, wordt het voor die
persoon opgelost, maar verandert er niets in de praktijk. Om welke
gemeente ging het hier? Kunt u dat in ieder geval doorgeven zodat de
staatssecretaris deze gemeente erop kan wijzen en kan kijken wat hier
is misgegaan?
Mevrouw Ortega-Martijn (ChristenUnie): Ik zal de staatssecretaris op
de hoogte brengen om welke gemeente het gaat. Dat zeg ik niet in het
openbaar; dat is nergens voor nodig. Wij gaan mensen hier niet te kijk
zetten. Het ging hier echt om onkunde. Mijn volgende vraag is
inderdaad hoe wij ervoor gaan zorgen dat gemeenten en vooral
casemanagers op de hoogte zijn van alle mogelijkheden die er op dit
moment in de wet zijn om mensen aan het werk te krijgen, vooral op het
gebied van de persoonlijke budgetten. Is de staatssecretaris bereid om
te kijken hoe WWB-cliënten meer regie over hun traject kunnen krijgen?
Voorzitter. In het nieuwe inkoopkader van het UWV is bepaald dat alle
re-integratiebureaus waarmee het UWV in zee wil gaan, het Blik op Werk
Keurmerk moeten bezitten om in aanmerking te komen voor opdrachten. De
ChristenUnie-fractie heeft altijd gepleit voor goede, betrouwbare
re-integratiebureaus en is daarom ook voorstander van een
kwaliteitskeurmerk. Echter, wij constateren ook dat de kosten voor het
verkrijgen en behouden van het Blik op Werk Keurmerk hoog zijn,
namelijk minimaal EUR 2 000 per jaar. Wat verklaart de hoge kosten van
dit keurmerk? Is dit niet wat buitenproportioneel voor het verkrijgen
van alleen maar een stempel «goedgekeurd»? Een andere, veel
fundamentelere vraag is of een dergelijk duur keurmerk de vrije markt
niet belemmert. Eerst moest en zou de re-integratiemarkt worden
opengebroken, terwijl wij die nu weer sterk gaan beperken. Daarmee zeg
ik niet dat mijn fractie niet inzet op goedpresterende
re-integratiebureaus. Naar mijn mening kunnen wij echter niet
blindelings vertrouwen op een keurmerk.
De heer Van Hijum (CDA): Blindelings is sowieso niet gezond, denk ik,
maar de vraag is toch of ik hier een terugtrekkende beweging moet
signaleren als het gaat om het aanpakken van de wildgroei in de
re-integratiemarkt. Volgens mij hadden wij dat met elkaar toch ook als
probleem gesignaleerd. Wij wilden dat bedrijven op basis van
prestaties, klanttevredenheid et cetera zouden bewijzen dat zij het
kunnen. In de praktijk is dat een toetredingsdrempel die je opwerpt,
maar die wel ergens goed voor is.
Mevrouw Ortega-Martijn (ChristenUnie): Er is geen sprake van een
terugtrekkende beweging. Ik heb heel duidelijk gezegd dat mijn fractie
voorstander is van goedpresterende bureaus. Laten wij echter eerlijk
zijn. Dit betekent dat wij straks weer alleen grote bureaus op de
markt hebben. Wij kunnen niet onder stoelen en banken steken dat
kleine bureaus gericht zijn op een heel persoonlijke benadering. Je
kunt ook op andere manieren laten zien dat er sprake is van
klanttevredenheid en kwaliteit. Wat de fractie van de ChristenUnie
betreft, gaat het op een gegeven moment altijd om duurzame arbeid.
Kleine bureaus hebben aangegeven dat zij dat kunnen. Het signaal dat
ik wil afgeven, is dat het te rigide is om alleen maar met dat soort
bureaus in zee te gaan. Voor mijn part zeg je dat je 80% doet met een
keurmerk en 20% met goede ervaringen. Daar gaat het mij om. Het UWV
heeft ook goede ervaringen met een aantal kleintjes. Waarom moeten die
op dit moment buiten de boot vallen?
De heer Van Hijum (CDA): U weet toch ook dat een bureau op dit moment,
zonder dat het ook maar enig bewijs hoeft te overleggen van de
prestatie die het heeft geleverd voor die EUR 5 000 per cliënt die het
mag incasseren, zich re-integratiebedrijf mag noemen, op een
zolderkamer mag gaan zitten, het geld mag incasseren en werkelijk
niets hoeft te doen voor de klant? Dat is toch een praktijk die wij
echt niet moeten willen?
Mevrouw Ortega-Martijn (ChristenUnie): Dat klopt. Daarom is de fractie
van de ChristenUnie altijd voorstander geweest van «no cure, no pay».
Voor ons geldt het uitgangspunt van duurzame participatie. Op een
gegeven moment moet zo'n traject van EUR 5 000 resulteren in arbeid en
niet alleen maar in sociale activering. Dat heeft mijn fractie altijd
gezegd. Voorzitter. Tot slot maak ik mij in deze tijden echt zorgen
over de groep met een grote afstand tot de arbeidsmarkt. In deze
economische crisis is het voor gemeenten al moeilijk om mensen aan de
slag te krijgen, laat staan mensen met een grote afstand tot de
arbeidsmarkt. Komt sociale activering niet in de verdrukking nu de
gemeenten hun handen vol hebben aan het bemiddelen van andere groepen,
zoals jongeren en kansrijke bijstandsgerechtigden? Kan de
staatssecretaris hier enig inzicht in geven? Onderkent zij het belang
van blijvende activering, juist met de blik op de toekomst? In het
kader van de IRO en van het mensen toeleiden tot de arbeidsmarkt, heb
ik mij het volgende altijd afgevraagd. Wij hebben zo veel plichten die
wij mensen opleggen, maar ik wil weten op welke manier wij ook de
rechten van deze mensen kunnen verankeren.
Tags
Bijdragen
Cynthia Ortega