Beantwoording vragen over Fonds voor wanbetalende diplomaten
Kamerbrief | 21 juli 2009
Graag bied ik u hierbij, mede namens de Minister van Justitie, de
antwoorden aan op de schriftelijke vragen gesteld door het lid De Wit
over een fonds voor wanbetalende diplomaten. Deze vragen werden
ingezonden op 1 april 2009 met kenmerk 2009Z06047.
De Minister van Buitenlandse Zaken,
Drs. M.J.M. Verhagen
Antwoorden van de heer Verhagen, Minister van Buitenlandse Zaken, mede
namens de Minister van Justitie, op vragen van het lid De Wit (SP)
over Fonds voor wanbetalende diplomaten.
Vraag 1
Herinnert u zich uw antwoorden op eerdere Kamervragen over wanbetalers
in diplomatieke kringen? 1) Vindt u het niet onbevredigend dat het zo
moeilijk is om schulden te verhalen op wanbetalers in diplomatieke
kringen, en dat mensen die een schuld hebben te verhalen op een in
Nederland verblijvende diplomaat in een slechte verhaalspositie
verkeren?
Antwoord
Ja.
Vraag 2
Deelt u de mening dat schuldeisers in ieder geval niet de dupe mogen
worden van afspraken tussen staten omtrent immuniteit?
Antwoord
De immuniteitsregels behoren tot de oudste regels van het volkenrecht
en zijn van eminent belang voor het ongestoord functioneren van
diplomatieke vertegenwoordigingen. Uiteraard dienen ook diplomaten
zich aan de wetten en regelingen van de ontvangende staat te houden.
Het betalen van schulden behoort daartoe, maar kan niet juridisch
worden afgedwongen.
Vraag 3
In welke gevallen wordt ontheffing verleend van de van toepassing
zijnde immuniteit? 1)
Antwoord
Zoals in art. 32 van het Verdrag van Wenen inzake diplomatiek verkeer
is bepaald, kan de zendstaat afstand doen van de van toepassing zijnde
immuniteit. Er is geen algemeen antwoord te geven op de vraag in welke
gevallen zendstaten hiertoe besluiten. Dit is aan de betreffende
zendstaten ter exclusieve beoordeling.
Vraag 4
Hoe verloopt het uitoefenen van diplomatieke druk in dergelijke
gevallen tot dusver? 1) Heeft dit tot dusver in alle gevallen tot een
oplossing geleid? 1)
Antwoord
Mijn ministerie kan ambassades per diplomatieke nota schriftelijk op
uitstaande schulden wijzen met het verzoek hieraan alsnog te voldoen.
Ook kan de wanbetalende diplomaat of zijn ambassadeur terzake worden
ontboden. Tevens worden informele kanalen gebruikt om ambassades ertoe
te bewegen hun schulden te voldoen. Dergelijke stappen leiden vaak,
maar niet altijd, tot een oplossing. Bij uitblijven van een oplossing
kunnen echter geen dwangmiddelen worden toegepast.
Vraag 5
Wat vindt u van het idee dat de Nederlandse overheid geldvorderingen
van schuldeisers op diplomaten, die niet worden betwist maar slechts
moeilijk verhaald kunnen worden, gaat voorschieten, zodat in ieder
geval de schuldeiser van dit probleem af is, waarna de overheid de
schuld gaat verhalen op de wanbetalende diplomaat?
Vraag 6
Wat vindt u van het idee hiertoe zo nodig een fonds in het leven te
roepen, waarin alle landen die in Nederland een diplomatieke
vertegenwoordiging hebben een kleine bijdrage storten, zodat deze
vorderingen kunnen worden voldaan en de staat die in een bepaald geval
verantwoordelijk is voor een uitkering uit dit fonds een aanvullende
geldstorting moet verrichten, zodat er een soort 'derdenrekening'
ontstaat?
Antwoord op de vragen 5 en 6
De gedachte achter deze twee ideeën is begrijpelijk, aangezien hiermee
wordt gepoogd een oplossing te bieden voor de lastige positie waarin
schuldeisers zich in dit soort gevallen bevinden. De twee ideeën
bieden echter geen wezenlijke oplossing voor het niet betalen van
schulden in diplomatieke kringen. De Nederlandse overheid noch een op
te richten fonds zouden immers betaling van de relevante schulden
kunnen afdwingen. Hiermee zouden alleen de kosten waarmee de
schuldeisers zijn geconfronteerd worden afgewenteld op resp. de
Nederlandse overheid (en derhalve: de belastingbetaler) en de landen
die een bijdrage zouden moeten storten in een fonds. Naar verwachting
zullen de laatstgenoemde landen weinig voelen voor het idee dat zij
mede de financiële gevolgen zouden moeten ondervinden van wanbetaling
door een ander land. Hun bijdrage aan een dergelijk fonds is voorts
niet afdwingbaar. Bovendien is niet ondenkbaar dat het ter beschikking
staan van een fonds of van een 'voorschietregeling' de druk op de
schuldenaren doet afnemen om alsnog de schulden te voldoen.
---------------
1) Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2008-2009, nr. 2123
Submenu
* Agenda bewindslieden
* Ambtsberichten
* Kamerstukken
* Nieuwsberichten
* Persberichten
* Toespraken en artikelen
* Voorstellen Europese Commissie
* WOB verzoeken
Hoofdmenu
* Home
* Actueel
* Organisatie
* Onderwerpen
* Producten en Diensten
* Reizen en Landen
Service
* Deutsch
* English
* Español
* Français
*
* RSS
* Abonneren
* Help
* Contact
Zoek
* Sitemap
* Uitgebreid zoeken
* Stuur door
*
Bekijk de volledige versie van MinBuza
Ministerie van Buitenlandse Zaken