Ministerie van Defensie
Kamerbrief Goedkeuring van het Verdrag tot oprichting van een Europees
gendarmeriekorps EUROGENDFOR
4 augustus 2009
Ondertekenaar: minister van Defensie
Hierbij bied ik u aan de memorie van antwoord inzake de goedkeuring
van het op 18 oktober 2007 te Velsen tot stand gekomen Verdrag tussen
het Koninkrijk Spanje, de Franse Republiek, de Italiaanse Republiek,
het Koninkrijk der Nederlanden en de Portugese Republiek tot
oprichting van het Europese Gendarmeriekorps EUROGENDFOR (Trb. 2007,
227) (Kamerstukken II, 2007/08, 31 390 (R 1851) en 31 538).
DE MINISTER VAN DEFENSIE
E. van Middelkoop
Goedkeuring van het op 18 oktober 2007 te Velsen tot stand gekomen Verdrag tussen het Koninkrijk Spanje, de Franse Republiek, de Italiaanse Republiek, het Koninkrijk der Nederlanden en de Portugese Republiek tot oprichting van het Europees Gendarmeriekorps EUROGENDFOR (Trb. 2007, 227)
MEMORIE VAN ANTWOORD
Op 29 april 2009 heeft de Vaste Commissie voor Buitenlandse Zaken, Defensie en Ontwik-kelingssamenwerking, belast met het voorbereidend onderzoek voorlopig verslag uitgebracht. De regering heeft kennisgenomen van de vragen en opmerkingen van de leden van de des-betreffende fracties en kan daarover het navolgende opmerken.
In antwoord op een vraag van de leden van de fractie van de PvdA waarom de regering stelt dat de European Gendarmerie Force (hierna: EGF) geen onderdeel is van het EU-verdrag, maar niet-EU-leden (als Turkije) toch uitgesloten zijn van deelname, kan erop worden gewe-zen dat het EGF-verdrag inderdaad geen onderdeel uitmaakt van het EU-verdrag, maar dat blijkens artikel 42 van het EGF-verdrag alleen lidstaten van de Europese Unie die beschikken over een politiemacht met militaire status tot de EGF kunnen toetreden als lid, als waarnemer of als partner. Kandidaat-lidstaten kunnen blijkens artikel 43 toetreden als waarnemer of als partner. Turkije heeft zoals bekend al sinds lange tijd de status van kandidaat EU-lidstaat, en is inmiddels toegelaten als waarnemer. Daarnaast bestaat, zoals vastgelegd in de intentiever-klaring van de EGF, de mogelijkheid voor landen die niet lid zijn van de EGF deel te nemen aan missies waarvoor de EGF wordt ingezet.
Op vragen van de leden van de fractie van de PvdA en van de SP waarom gekozen is voor samenwerking binnen Europees verband mede gezien het geringe aantal Europese landen dat een militaire politie kent en niet voor het onderbrengen van dergelijke taken bij andere internationale organisaties als de NAVO of de VN, zij erop gewezen dat de EGF een samen-werkingsverband is van oorspronkelijk vijf, inmiddels zes, Europese landen. De vijf Europese landen kenden reeds verregaande samenwerking. Bovendien zijn de organisatie en taken van de gendarmeriekorpsen van deze landen zeer vergelijkbaar. Bovendien werd de EGF opge-richt in een periode dat het aantal civiele EVDB-missies en daarmee de behoefte aan capaci-teit sterk toenam. Een Europees samenwerkingsverband lag daarom voor de hand. De EGF staat overigens ter beschikking van internationale organisaties, waaronder de EU, de VN, de OVSE en de NAVO, maar vormt geen onderdeel van een internationale organisatie.
Tenslotte vragen de leden van de fractie van de PvdA of inzet in een buitenland niet een pas-send volkenrechtelijk mandaat vereist van bij voorbeeld de Verenigde naties, in geval van inzet op verzoek van de NAVO, OVSE, EU of andere 'ad hoc coalities'. Ter zake kan erop worden gewezen dat de rechtsgrondslag en het mandaat voor internationale presentie van de EGF ofwel verkregen zal worden via expliciete machtiging daartoe door de Veiligheidsraad, ofwel door uitnodiging daartoe door de desbetreffende soevereine staat. Uiteraard is daarna nog consensus nodig binnen de EGF over de vraag of het mandaat toereikend is, wil het tot daadwerkelijke inzet van EGF komen. Voor het overige zij verwezen naar de kabinetsnotitie van juni 2007 over de rechtsgrondslag en het mandaat van missies met deelname van Nederlandse militaire eenheden (Kamerstuk 29 521, nr. 41).
Op de vraag van de leden van de SP-fractie naar hoe het voorliggende voorstel zich verhoudt met de plannen van de regering om vaker politieagenten naar het buitenland uit te zenden, de vraag naar de scheidslijn tussen het inzetten van het gendarmeriekorps en de reeds nu plaats-vindende uitzending van politiemensen en de werkverdeling, wijst de regering erop dat alleen politiemachten met een militaire status (in Nederland de Koninklijke Marechaussee) onder de EGF vallen. De doelstelling van de oprichting van de EGF is te beschikken over een gendarmeriekorps dat operationeel, voorbereid, robuust en snel inzetbaar is en uitsluitend be-staat uit elementen van de politiemachten met een militaire status om alle politietaken in het kader van crisisbeheersingsoperaties uit te voeren. De EGF opereert vrijwel uitsluitend in een-heden, de gendarmes worden niet voor individuele taken uitgezonden onder EGF-vlag. Af-hankelijk van het soort missie waaraan een bijdrage wordt geleverd, beziet de EGF de taken die het kan vervullen. Deze taken zijn andere dan die, individueel uitgezonden, civiele politie-functionarissen vervullen.
De inzet van de EGF staat los van het voornemen van de regering om vaker politieagenten uit te zenden. Het groeiende aantal civiele missies, vooral in EU-verband, en het Nederlandse beleid ten aanzien van fragiele staten vergen een grotere beschikbaarheid van nationale civiele capaciteit. In dat licht kan het voornemen van de regering geplaatst worden.
De leden van de fractie van de SP vragen naar de gevolgen van het inzetten van het gendar-meriekorps voor verschillende doelen (inzet in het kader van de Verklaring van Petersberg of deelname aan initiatieven van internationale organisaties) voor de actieradius van het korps. Zij vragen in dit verband met name of de EGF ook kan optreden buiten het grondgebied van de EU. De regering kan ter zake bevestigen dat, afhankelijk van het doel, inzet van het Gen-darmeriekorps ook mogelijk is buiten het grondgebied van de EU. De EGF staat ter beschik-king van alle internationale organisaties. Indien inzet van de EGF gewenst is en de missie be-schikt over een adequaat volkenrechtelijk mandaat, kunnen de lidstaten besluiten dat de EGF een bijdrage zal leveren. Inzet van de EGF is daarbij niet gebonden aan EU-grondgebied en kan daarnaast zowel aan civiele als militaire missies bijdragen.
De minister van Defensie,
De minister van Buitenlandse Zaken,