1 1
> Retouradres: Postbus 20901, 2500 EX Den Haag
De voorzitter van de Tweede Kamer Plesmanweg 1-6
der Staten-Generaal 2597 JG Den Haag
Binnenhof 4 Postbus 20901
2500 EX Den Haag
2513 AA DEN HAAG T 070 351 61 71
F 070 351 78 95
Contactpersoon
---
T -
Ons kenmerk
VenW/DGLM-2009/2793
Uw kenmerk
Datum 28 juli 2009 31936, nr.1
Onderwerp Beantwoording kamervragen (31936, nr. 1) Bijlage(n)
---
Geachte voorzitter,
Hiermee doe ik u mede namens de Minster van Volkshuisvesting Ruimtelijke
Ordening en Milieubeheer de antwoorden toekomen op de vragen (31936 nr. 1)
van de vaste commissie voor Verkeer en Waterstaat inzake de Luchtvaartnota.
Naar aanleiding van enkele specifieke vragen treft u bijgevoegd de volgende
bijlagen:
- Schiphol Group 2008 Annual Results Presentation
- Ontwikkeling vestigingsplaatsfunctie Schiphol tot 2040, Bureau Louter
- Brief van de heer Alders over het werkprogramma Schiphol en de regio,
mei 2009
- Brief van de heer Alders over voortgang Alderstafel Schiphol, juli 2009
- Niet minder, wel anders, een advies over de rechtsbescherming onder het
nieuwe normen- en handhavingsstelsel voor Schiphol door prof. mr.drs.
F.C.M.A. Michiels, mei 2009
1. Bent u bereid vanuit het publieke belang expliciet de grenzen van het speelveld
voor de luchthavens te bepalen?
1. Er zijn meerdere publieke belangen die al worden gewaarborgd met formele
sturingsinstrumenten (zoals wet- en regelgeving). Daarenboven zijn er
maatschappelijke belangen die niet per se met wet- en regelgeving geborgd
behoeven te worden, maar waarvoor het wel belangrijk is dat ze gerealiseerd
worden. Dit echter niet door dit wettelijk te regelen maar door doelen te stellen
die door de partijen (gezamenlijk) gerealiseerd moeten worden.
2. Wat vindt u van de kritiek van de Raad voor Verkeer en Waterstaat dat het Rijk
zich zeer kwetsbaar opstelt door zich helemaal te verlaten op het Aldersakkoord?
2. Het kabinet is zeer positief over de keuze om de Alderstafel te vragen te
adviseren over de ontwikkeling van Schiphol en de regio op de middellange
termijn. Destijds is zorgvuldig over deze adviesaanvraag nagedacht, waarbij de
samenstelling van de tafel een afgeleide was van de vraagstelling van het kabinet
naar een balans tussen de ontwikkeling van Schiphol, hinderbeperking voor de
omgeving en de kwaliteit van de leefomgeving. Het resultaat was een door alle
participanten van de Alderstafel gedragen advies, gebaseerd op een groot aantal
a
agina 1 van 82
---
gedegen onderzoeksrapporten. Het brede draagvlak van het advies en het feit dat
Datum
de Alderstafel niet over een nacht ijs is gegaan, vormden voor het kabinet een
goede basis om het als een en ondeelbaar te beschouwen en ongewijzigd over te Ons kenmerk
nemen en daarmee de beleidslijn voor de ontwikkeling van Schiphol tot 2020 vast VenW/DGLM-2009/2793
te leggen.
Overigens pleitte de Raad voor Verkeer en Waterstaat in haar advies van maart
2008 over de lange termijnontwikkeling van Schiphol nog voor het herstel van
vertrouwen tussen belanghebbende partijen en meende dat de "instelling van het
overleg tussen overheden, sectorpartijen en bewoners aan de Alderstafel een stap
in de goede richting is".
3. Hoe ziet u de toekomst van het eigendom van de luchthavens voor u; moeten
deze in publieke handen blijven en in hoeverre moet Schiphol eigenaar zijn van
andere luchthavens?
3. De Staat heeft alleen aandelen in de luchthaven Schiphol en niet in andere
luchthavens. Het kabinet heeft in het coalitieakkoord afgesproken dat Schiphol
niet naar de beurs zou worden gebracht. Vervolgens heeft een verkenning van
mogelijkheden plaatsgevonden om op een andere manier middelen vrij te maken
uit het overheidsaandeel zonder afstand te doen van de zeggenschap van de
overheidsaandeelhouders in de onderneming. Met zijn brief van 18 oktober 2007
heeft de minister van Financiën u daarvan verslag gedaan en gemeld dat er geen
onderhandse plaatsing van aandelen zal plaatsvinden. Aan die conclusie is
sindsdien niets veranderd.
Schiphol Group is reeds nu enig aandeelhouder (Lelystad Airport en Rotterdam
Airport), dan wel meerderheidsaandeelhouder (Eindhoven Airport) of
minderheidsaandeelhouder (Aéroports de Paris en Brisbane) in andere
luchthavens. Het kabinet kiest ervoor om met het stelsel van samenwerkende
luchthavens optimale netwerkkwaliteit te bewerkstelligen. In het functioneren van
samenwerkende luchthavens kan het bijzonder effectief zijn dat de luchthavens in
kwestie in handen zijn van Schiphol Group. Vanuit de maatschappelijke functie
van deze luchthavens is het vooralsnog (ten minste zolang de regionale
luchthavens zich in aansluiting op de Alderstafels kunnen ontwikkelen) gewenst
dat het eigendom van deze luchthavens in handen blijft van Schiphol Group.
Vanzelfsprekend zal in deze constellatie wel voldaan moeten worden aan regels
rond mededinging.
4. Op welke wijze leidt de toegenomen aandacht voor klimaat volgens u tot het
'tijdelijk afvlakken' van de mondiale vraag naar luchtvaart?
4. Het afvlakken van de groei door toegenomen aandacht voor klimaat kan
enerzijds worden veroorzaakt door het gedrag van consumenten die hier meer
bewust mee omgaan en anderzijds doordat de luchtvaart vanaf 2012 in het
Europese emissiehandelssysteem wordt opgenomen en vanaf dat moment de
kosten van maatregelen, die de invloed van de luchtvaart op het klimaat
reduceren, aan de passagier worden doorberekend. Als de emissiehandel op
termijn een wijdere toepassing gaat krijgen, zullen deze prijsstijgingen mogelijk
invloed op de vraag naar luchtvervoer hebben. Hierdoor zal de groei geringer
kunnen worden.
5. Hoe waardeert u deze kennelijke ontwikkeling van het afvlakken van de vraag
en zou een permanente afvlakking van de groei van de vraag volgens u
nastrevenswaardig zijn?
Pagina 2 van 82
Datum
5. Doel van maatregelen als ETS voor luchtvaart is het doorberekenen van de Ons kenmerk
externe milieukosten van de luchtvaart. Inherent daaraan is, dat de VenW/DGLM-2009/2793
prijsstijgingen die daarvan het gevolg zullen zijn een matigende invloed hebben
op de vraag naar luchtvervoer. Van belang is daarbij dat een level playing field
wordt gehandhaafd.
Indien het level playing field uit het oog wordt verloren en de groei vlakt af door
een nationale maatregel kan dat consequenties hebben voor de continuïteit van
de mainport en voor de netwerkkwaliteit omdat verbindingen niet rendabel
kunnen worden aangeboden.
6. Betekent de nog steeds toenemende consolidatie dat er ook meer verbindingen
geschrapt gaan worden? Is de liberalisering in die zin een bedreiging van de
kwaliteit van het verbindingennetwerk van Schiphol?
6. Door de liberalisering heeft Nederland een maximale toegang tot de
internationale luchtvaartmarkt. Bovendien is met het verschijnen van allerlei
nieuwe (low cost) luchtvaartmaatschappijen de keuzevrijheid voor de consument
toegenomen. Door consolidatie kan de netwerkkwaliteit van Nederland worden
verbeterd. De fusie tussen Air France en KLM heeft bijvoorbeeld geleid tot een
verbetering van de totale (directe en indirecte) connectiviteit via Schiphol (zie
figuur 3 op p. 26 Luchtvaartnota).
Tegelijkertijd leiden liberalisering en consolidatie tot risico's voor de
netwerkkwaliteit. Dit heeft onder andere te maken met het feit dat
luchtvaartmaatschappijen (die de netwerkkwaliteit realiseren) steeds minder
gebonden zijn aan specifieke landen voor het uitoefenen van hun operatie en elke
keer een bedrijfseconomische afweging zullen maken of een bepaalde verbinding
nog winstgevend of bedrijfseconomisch verantwoord te exploiteren is. Dit is de
reden voor het kabinet om voorwaardenscheppend beleid (concurreren,
accommoderen, excelleren) te voeren op de hoofddoelstelling in de
Luchtvaartnota: de verdere ontwikkeling van een optimale netwerkkwaliteit in
combinatie met een concurrerende en duurzame luchtvaart.
7. Is het waar dat de knooppuntfunctie en de vestigingsplaatsfunctie in hoge mate
met elkaar samenhangen?
7. Ja.
8. Ziet u de knooppuntfunctie als leidend of de vestigingsplaatsfunctie?
8. De relatie tussen het knooppunt en de vestigingsplaats is een tweezijdige
relatie, zoals de Commissie ROL al aangaf en zoals ook in de Luchtvaartnota is
beschreven. Het netwerk van verbindingen kan bijdragen aan de ruimtelijk-
economische ambities van Nederland en andersom kunnen de ruimtelijk-
economische ambities weer bijdragen aan de doelstellingen voor
luchtvaart/luchthavenbeleid in Nederland.
In het verdere verleden stond de knooppuntfunctie van Schiphol centraal.
Gaandeweg is het belang van de vestigingsplaatsfunctie toegenomen. In de
concurrentie tussen metropolitane regio's zal zowel de vestigingsplaatsfunctie als
de knooppuntfunctie van een hub-luchthaven verder toenemen.
Pagina 3 van 82
9. Wat wordt in de Luchtvaartnota bedoeld met `sociale optiek'?
Datum
9. Met `sociale optiek' wordt in de luchtvaartnota bedoeld dat het kabinet staat Ons kenmerk
voor een economie met `oog voor de samenleving'. Vertaald naar de luchtvaart VenW/DGLM-2009/2793
betekent dit een duurzame luchtvaart met hoge ambities als het gaat om de
kwaliteit die geboden wordt aan consumenten en omwonenden.
10. Waarom wordt er gekozen voor en gestreefd naar zo'n grote voortrekkersrol
van Nederland op luchtvaartgebied, met alle risico's op veel kosten voor projecten
en `probeersels' van dien; is het niet handiger om ontwikkeling van de luchtvaart
juist in Europees verband op te pakken?
10. Het Coalitieakkoord vormt een van de belangrijkste kaders voor de
Luchtvaartnota. Belangrijk hierin is de ambitie van het kabinet om nu de kansen
te benutten voor een duurzame en innovatieve economie.
De ambities van het kabinet in het kader van duurzaamheid zijn ook voor de
luchtvaart richtinggevend.
Nu al heeft de Nederlandse luchtvaart en Schiphol een toppositie op het terrein
van veiligheid, duurzaamheid, innovatie en het maatschappelijk verantwoord
ondernemen. Schiphol heeft onlangs tijdens het 19e jaarcongres van ACI
Europe de 'ACI Europe Best Airport award' gekregen vanwege de wijze waarop
Schiphol in het kader van verantwoord ondernemen invulling geeft aan de relatie
met de omwonenden.
Zolang luchtvaart niet geluids- en emissieloos is, kan het natuurlijk altijd beter en
dat wordt door haar stakeholders ook verlangd. Daarbij invulling gevend aan de
ambities uit het coalitieakkoord, maar ook aan de innovatie-agenda van het
kabinet. Ook geeft het weerklank aan de ambities van de luchtvaartsector zelf
(o.a. in de vorm van het sectorakkoord Duurzaamheid in Beweging en de Kennis-
en Innovatieagenda Luchtvaart die binnenkort wordt afgerond).
Natuurlijk gaat het niet om innovatie om de innovatie. Het kabinet acht innovatie
een belangrijk middel om internationaal concurrerend te blijven en internationaal
voorloper te zijn door een kwalitatief hoogwaardig luchtvaartproduct te bieden
gecombineerd met een aantrekkelijke prijs.
De ontwikkelingen in Nederland kunnen gezien worden als een versterking dan
wel een Nederlandse invulling van Europese initiatieven waarbij inhoudelijk nauw
wordt aangesloten.
11. Kunt u nader ingaan op wat er geregeld wordt met het Convenant Behoud en
versterking mainportfunctie en netwerkkwaliteit luchthaven Schiphol?
11. In het Convenant Behoud en versterking mainportfunctie en netwerkkwaliteit
luchthaven Schiphol zijn door het Rijk en de NV Luchthaven Schiphol afspraken
over de selectieve ontwikkeling van Schiphol vastgelegd. Het gaat hierbij zowel
om selectiviteitsmaatregelen gericht op duurzame luchtvaart (zoals ontmoedigen
onderkant hoofdstuk 3 vliegtuigen) als om selectiviteitsmaatregelen ten behoeve
van het behoud van de mainportfunctie.
De partijen streven daarbij gezamenlijk naar de inzet van
stimuleringsmaatregelen en de ontwikkeling van regionale luchthavencapaciteit
ten behoeve van de uitvoering van het Aldersadvies. Er is bepaald dat er
tweemaal per jaar overleg wordt gevoerd tussen het Rijk en Schiphol over de
voortgang van de uitvoering van de afspraken uit het convenant, de
marktontwikkelingen en de capaciteitsontwikkelingen en de daaraan verbonden
Pagina 4 van 82
procedures. Partijen hebben zich verplicht om alle voorbereidingen te treffen om,
Datum
zodra de markt dat nodig maakt, de maatregelen daadwerkelijk te effectueren.
Ons kenmerk
12. Kan een eventuele aanscherping van het beleid ten aanzien van de VenW/DGLM-2009/2793
luchtvaartmarkt, in combinatie met de evaluatie van het onderdeel exploitatie van
de luchthaven Schiphol in de Wet Luchtvaart, betekenen dat Schiphol zal worden
gebonden aan scherpere tarieven?
12. Het is aan Schiphol om de tarieven vast te stellen. De NMa houdt hier toezicht
op binnen het kader van het tariefreguleringssysteem zoals neergelegd in de Wet
Luchtvaart. Voor het behoud van de concurrentiekracht van en het verbeteren
van de concurrentievoorwaarden voor luchtvaartmaatschappijen is een optimale
verhouding tussen de prijs en de kwaliteit van de door de luchthaven Schiphol
geboden diensten essentieel.
In het kader van de evaluatie zal worden bezien of en in hoeverre het
reguleringssysteem, zoals neergelegd in de Wet Luchtvaart, mogelijkheden bevat
om op de aanscherpingen van het beleid uit de Luchtvaartnota in te spelen.
In dit verband zal er niet alleen aandacht worden geschonken aan zo laag
mogelijke kosten en kostenefficiency, maar ook gekeken moeten worden naar de
gewenste en door Schiphol te bieden kwaliteit van de dienstverlening. Wat dit
precies voor de tarieven van de luchthaven Schiphol zal betekenen is nu nog niet
aan te geven. Daarvoor dient de evaluatie te worden afgewacht.Overigens heeft
Schiphol de tarieven per 1 april 2009 al met gemiddeld 9% verlaagd.
Ook heeft het kabinet - in het kader van het op nul stellen van de vliegbelasting -
reeds afspraken gemaakt met de luchthaven Schiphol over kostenbesparende
maatregelen op korte termijn.
13. Hoe verhoudt de Nota Vergunningenbeleid zich tot de concurrentiekracht van
Schiphol?
13. De concurrentiekracht van Schiphol is deels afhankelijk van het
markttoegangsbeleid van de overheid (nationaal, EU en internationaal). Formeel
valt dit beleid onder het Vergunningenbeleid dat gevoerd wordt. Het gaat dan met
name om luchtvaartpolitiek (markttoegang internationaal geregeld en charter
vervoer). Grotendeels wordt dit in EU kader bepaald. Een beperkt deel, waarbij
het gaat om bestemmingen buiten de EU, wordt nog bepaald door bilaterale
afspraken tussen staten. Het beleid richt zich op de inzet van Nederland in die
besprekingen en de daarop gebaseerde vergunningafgifte. De Luchtvaartnota
geeft in Hoofdstuk 4 de algemene kaders voor de bovengenoemde
beleidsonderdelen. De Nota Vergunningenbeleid zal de algemene kaders van het
beleid en de implementatie daarvan verder invullen.
14. Kunt u uiteenzetten tot op welke hoogte de door u gewenste
kostenreducerende maatregelen op Schiphol ten koste zullen gaan van het
dividend dat de aandeelhouders van Schiphol ontvangen?
14. Een belangrijk doel van een concurrerend kostenniveau is te komen tot een
concurrerend niveau van de tarieven voor de luchtvaartmaatschappijen. Als
gevolg van het reguleringssysteem voor de tarieven zal de totale opbrengst van
de luchthaventarieven ten hoogste kosten georiënteerd mogen zijn. Eenmaal
gerealiseerde kostenverlagingen kunnen daardoor in het daarop volgende jaar
resulteren in de vaststelling van lagere luchthaventarieven dan zonder
kostenreductie het geval zou zijn geweest. Dit zal de relatieve concurrentiepositie
Pagina 5 van 82
van de luchthaven voor luchtvaartmaatschappijen ten goede komen en zal
Datum
mogelijk tot meer passagiers kunnen leiden. Indien dit het geval is zouden
opbrengsten en het (netto-)resultaat van Schiphol per saldo kunnen verbeteren. Ons kenmerk
In een dergelijke situatie zouden kostenreducties derhalve juist tot een hoger VenW/DGLM-2009/2793
dividend kunnen leiden. Vooral ook de continuïteit van de mainport zal er mee
gediend zijn.
De ontwikkeling van tarieven en dividend zal echter ook afhangen van andere
factoren, zoals de aard en omvang van gewenste investeringen in de mainport,
een financiële positie die in lijn is met de gewenste credit rating (single A) en de
algehele economische ontwikkeling.
15. Hoe denkt u dat Schiphol haar personeelsbestand met 10-25% kan
reduceren?
15. Zoals reeds door de directie van Schiphol gecommuniceerd zal de
personeelsreductie geschieden door natuurlijk verloop, uitbesteding van
werkzaamheden en het vervallen van arbeidsplaatsen. Overigens heb ik hierin
geen zeggenschap, omdat dit een verantwoordelijkheid is van het management
van de onderneming.
16. Wat zal de reductie van het personeelsbestand van Schiphol betekenen voor
de kwaliteit van de dienstverlening van Schiphol en zal ze leiden tot gedwongen
ontslagen?
16. De directie van Schiphol heeft aangegeven dat de reductie van het
personeelsbestand de kwaliteit van de dienstverlening van Schiphol niet zal
aantasten. Zie verder antwoord op vraag 15.
17. Waarom wordt er in de paragraaf over optimale concurrentievoorwaarden niet
gesproken over de `security charges' voor de luchthavens?
17. In de paragraaf over optimale concurrentievoorwaarden in de samenvatting
(blz. 6) maar ook in hoofdstuk 4 (blz. 49), wordt aangegeven dat Schiphol zelf
maatregelen neemt om de kosten en de tarieven te verlagen. Dit omvat tevens de
maatregelen en tarieven voor de security activiteiten.
Voorts zet het kabinet zich samen met de sector in om specifieke maatregelen te
onderzoeken die kostenbesparingen kunnen opleveren voor het domein security,
nu of op termijn. Wanneer dit positieve resultaten oplevert, zullen de
kostenbesparingen uiteraard een matigende invloed op de security service charge
hebben.
18. Is het waar dat buitenlandse luchtvaartmaatschappijen niet met wet- en
regelgeving gedwongen kunnen worden om verbindingen met Nederland in stand
te houden? Zo ja, is het in stand houden van een internationaal
verbindingennetwerk daarom een typisch voorbeeld van een publiek belang dat
niet alleen met wet- en regelgeving kan worden geborgd?
18. Buitenlandse luchtvaartmaatschappijen kunnen inderdaad niet met wet- en
regelgeving gedwongen worden om verbindingen met Nederland in stand te
houden. De borging van het maatschappelijk belang van een optimale
netwerkkwaliteit en internationale bereikbaarheid kan zeker gezien worden als
een voorbeeld van een belang dat niet enkel met wet- en regelgeving kan worden
gewaarborgd, maar waarbij meerdere instrumenten zoveel mogelijk in
Pagina 6 van 82
samenhang moeten worden ingezet. Van belang is dat Schiphol aantrekkelijk
Datum
moet zijn in prijs en kwaliteit. Dit vergt een gezamenlijke inzet van het Rijk en de
luchtvaartpartijen. On s kenme k
---
VenW/DGLM-2009/2793
19. Hoe ziet u duurzaamheid van luchthavens als exportproduct; zou men in
andere landen bereid zijn te betalen voor bijvoorbeeld advies over duurzame
luchthavens?
19. Vanwege de toppositie die Nederland bezet op het gebied van milieu en
veiligheid in de luchtvaart is veel kennis en expertise opgebouwd. Ook wordt veel
ervaring opgebouwd met hinderbeperkende maatregelen. Deze kennis en
expertise wordt reeds nu ingezet in het buitenland. Zo draagt het NLR bij aan de
ontwikkeling van duurzame luchthavens in China, Maleisië en Italië op het gebied
van geluid, emissies en externe veiligheid. Zo lang Nederland een
voorhoedepositie bekleedt, zal dat ook in de toekomst een verkoopbaar
exportproduct kunnen blijven. Dit is ook gebleken tijdens de economische missies
naar India en Brazilië.
20. Bestaan de in de Luchtvaartnota genoemde `effectieve
samenwerkingsstructuren' nog niet?
20. Effectieve samenwerkingsstructuren bestaan op dit moment wel. De
Alderstafels zijn hier een goed voorbeeld van, maar ook de Commissie van
Heijningen (Rotterdam Airport), Vliegwiel Twente, BPVS (zie p. 112 in de
Luchtvaartnota). Het kabinet beoogt juist om dergelijke structuren nog bewuster
in te zetten.
21. Worden de Alderstafels ook onder deze `effectieve samenwerkingsstructuren'
verstaan?
21. Ja.
22. Op welke momenten zou de samenwerking tussen Schiphol en Aéroports de
Paris weer ontbonden kunnen worden?
22. De beslissing om de samenwerking te beëindigen is aan de luchthavens zelf.
Beide luchthavens kunnen dat afzonderlijk van elkaar doen. Iedere vier jaar zullen
beide luchthavens de samenwerking evalueren. Beide luchthavens hebben dan het
recht om naar eigen discretie de samenwerking te beëindigen. Hieraan zijn geen
criteria verbonden. Tussentijdse beëindiging is wel gebonden aan vooraf
vastgestelde criteria, zoals de situatie van een change of control, verlies van een
exploitatievergunning, schending van de samenwerking- en/of
aandeelhoudersovereenkomst en faillissement.
23. Is er op het gebied van de samenwerking tussen Schiphol en Aéroports de
Paris een bevoegdheid geregeld voor kabinet en parlement? Zo nee, waarom niet?
23. Er zijn geen speciale bevoegdheden geregeld voor kabinet en parlement. De
samenwerking en kruisparticipatie betreffen een besluit van Schiphol. De Staat als
aandeelhouder heeft hiermee ingestemd, na toetsing van de kruisparticipatie aan
de bijdrage aan het publieke belang, het behoud van de huidige zeggenschap van
de Staat in Schiphol, de financiële propositie en andere relevante aspecten. De
Staat is echter geen verkopende of kopende partij bij de overeenkomst.
Pagina 7 van 82
Datum
24. Zal het superdividend van 500 miljoen van Schiphol nog worden
uitgekeerd? Ons kenmerk
VenW/DGLM-2009/2793
24. Najaar 2008 is de eerste tranche van het superdividend uitgekeerd. Ten
aanzien van de tweede tranche van het superdividend heeft altijd de voorwaarde
gegolden van het behoud van een credit rating van minimaal single A flat. De
directie van Schiphol heeft de minister van Financiën laten weten dat zij vanwege
de huidige situatie op, en onzekerheden over de financiële markten, de
wereldeconomie, de Nederlandse economie, de gevolgen van de vliegbelasting tot
1 juli 2009 en de sterke afname van de winstgevendheid het niet prudent acht om
een voorstel tot een tweede superdividend te doen. De minister heeft Schiphol
gevraagd om een nadere (cijfermatige) onderbouwing. Hoewel ook het kabinet
inziet dat de bedrijfseconomische vooruitzichten voor Schiphol op korte termijn
verre van rooskleurig zijn en het besluit van de directie van Schiphol in die zin
niet als een verrassing komt, heeft de minister van Financiën in antwoord op
vragen van de leden Tang en Vos uw Kamer op 13 maart jl. reeds gemeld dat
hij voornemens was om het standpunt van Schiphol te laten toetsen door een
onafhankelijke partij. Dit onderzoek is inmiddels gestart en wordt naar
verwachting deze zomer afgerond.
25. Is de uitkering van het superdividend in gevaar gekomen doordat de
kredietstatus van Schiphol is verlaagd door de samenwerking tussen Schiphol en
Aéroports de Paris? Zo ja, welke conclusie trekt u hieruit over deze
samenwerking?
25. In het antwoord op vraag 24 is aangegeven waardoor de tweede tranche van
het superdividend in gevaar is gekomen. De minister van Financiën is in zijn
antwoorden van 13 maart jl. op de bij het antwoord op vraag 24 genoemde
kamervragen uitgebreid ingegaan op de verlaging van de kredietstatus van
Schiphol. Er is geen eenduidige relatie tussen de uitkering van het superdividend,
de samenwerking tussen Schiphol en AdP en de kredietstatus van Schiphol.
26. Hoe wilt u concreet invulling geven aan de randvoorwaarde `goede
bereikbaarheid en stevige infrastructuur'; komt er een apart aanvalsplan om
Schiphol op de best mogelijke wijze te ontsluiten, of bent u van mening dat de
optimale bereikbaarheid nu gerealiseerd is?
26. Ten aanzien van de bereikbaarheid van luchthavens heb ik reeds in de
MobiliteitsAanpak voor het grootste deel aangegeven hoe ik daarmee wil omgaan.
Het effect van de verdere ontwikkeling van Schiphol en de regionale luchthavens,
met name Lelystad en Eindhoven, op de landzijdige bereikbaarheid zal worden
meegenomen in de vierjaarlijkse Landelijke Markt- en Capaciteitsanalyse (LMCA).
In de Luchtvaartnota heb ik nog eens nadrukkelijk aangegeven het belang van
een goede ontsluiting van de luchthavens expliciet mee te zullen nemen in de
afweging van de voor luchthavens relevante infrastructuurprojecten en bij
verdeling van financiële middelen.
27. In hoeverre is de luchtvaart van betekenis voor de versterking van de
regionale economie, als de luchtvaart erg conjunctuurgevoelig is, en daarmee ook
extra risico's voor de regionale economie met zich mee kan brengen?
Pagina 8 van 82
27. De regionale luchthavens zorgen voor een extra dimensie aan de
Datum
internationale bereikbaarheid van de belangrijkste regio's in Nederland. Dit brengt
zowel directe als indirecte economische effecten voor deze regio's. In de Ons kenmerk
antwoorden op de vragen 28 en 30 worden deze effecten gekwantificeerd. Met de VenW/DGLM-2009/2793
luchtvaartnota heb ik een beleidsimpuls gegeven om de bijdrage van luchthavens
aan de regionale economie te versterken. Ten eerste door de concurrentiepositie
van luchthavens te versterken door het op nul stellen van de vliegbelasting. Ten
tweede door in de opdrachten aan Alders en in de nog op te stellen Structuurvisie
voor de Mainport Schiphol de luchthavenontwikkeling vanuit ruimtelijk-
economisch perspectief in te vullen. De conjuctuurgevoeligheid moet - net als bij
alle andere gevoelige industrieën - zo goed mogelijk gemanaged worden. De
luchtvaart is op lange termijn nog steeds een groeimarkt wat het risico voor een
deel beperkt.
28. Kunt u een cijfermatige onderbouwing geven van de economische effecten
van luchthavens, met name voor de regionale vliegvelden?
28. Activiteiten op de regionale luchthavens van nationale betekenis bieden op dit
moment een directe werkgelegenheid aan circa 5.300 werknemers (zie antwoord
op vraag 30).
Er zijn diverse studies naar de economische effecten bij uitbreiding van het aantal
vluchten op Schiphol en op regionale luchthavens.
Het verkenningendocument voor de lange termijn verkenning uit maart 2008
(kamerstuk II 2007/2008 29665, nr. 85) geeft de berekende toegevoegde waarde
voor regionale luchthaven van nationale betekenis op de regionale economie
uitgaande van een scenario van 52.000 chartervluchten in 2020 (pag. 44 en
verder).
Economische effecten regionale luchthavens
Lelystad Lelystad Rotterdam Eindhoven Maastricht Groningen Twente
(huidige (nieuwe
locatie) locatie)
Netto
werkgelegenheidseffect 6.100 5.700 4.000 5.400 3.200 7.300 3.700
in de regio (aantal
banen)
Effect op regionale
economie (toename 480 450 490 400 260 530 260
toegevoegde waarde in
miljoen euro) *
Relatieve effect op
regionale economie
(toename toegevoegde 6,5% 6,1% 0,8% 2,0% 1,6% 13,3% 1,9%
waarde in procenten
van de totale bruto
toegevoegde waarde)
*) afgerond op tientallen miljoen euro; bron: To70 et al, 2008b en eigen berekeningen
De belangrijkste economische effecten zijn de bereikbaarheidsvoordelen voor
passagiers, ook wel de reistijdeffecten genoemd. Bereikbaarheid heeft een
directe relatie met het vestigingsklimaat in de economische regio's in Nederland.
Pagina 9 van 82
De effecten van de inzet van regionale luchthavens Eindhoven en Lelystad is - ter
Datum
ondersteuning van de besluitvorming - onderbouwd in de maatschappelijke
kosten-effectiviteitstudie "Quick scan mkba" die in het kader van de Alderstafels is Ons kenmerk
opgesteld in september 2008 (kamerstuk 2008/2009 II 29665 nr. 115). Deze VenW/DGLM-2009/2793
analyse laat zien dat het accommoderen van 70.000 niet-Schipholgebonden
vliegtuigbewegingen op Eindhoven en Lelystad belangrijke welvaartseffecten kan
hebben met een MKBA-saldo van 3,8 miljard euro. In hoofdstuk 6 van de quick
scan MKBA is de regionale verdeling van de effecten opgenomen.
29. Hoe onderbouwt u de meerwaarde van de uitbreiding van regionale
luchthavens voor de bereikbaarheid van de `regio's', gezien het grote aantal
vliegvelden met internationale verbindingen in en om Nederland?
29. Als follow-up van het Aldersadvies voor Schiphol is een nadere analyse naar
de kosteneffectiviteit van het inzetten van luchthavens van nationale betekenis
uitgevoerd in het kader van de nationale capaciteitsopgave. Daarbij is ook
expliciet gekeken naar het verplaatsen van vluchten naar buitenlandse
luchthavens. De conclusie van het onderzoek is dat de maatschappelijke kosten
van voor- en natransport naar buitenlandse luchthavens erg hoog zijn en dat deze
niet opwegen tegen het feit dat een deel van de hinder geëxporteerd wordt naar
het buitenland. Daarbij worden met de verplaatsing ook de maatschappelijke
baten verplaatst. Dit is onder meer voor het kabinet de reden om de nationale
capaciteitsvraag in Nederland te accommoderen. Schiphol en de luchthavens van
nationale betekenis hebben daarbij allemaal een functie voor de internationale
bereikbaarheid van Nederland en van regio's (stedelijke netwerken) daarbinnen.
Ze ondersteunen het ruimtelijk-economische beleid van het Rijk, zoals vastgelegd
in Pieken in de Delta en de Nota Ruimte.
30. Kunt u een nadere specificatie geven van de directe werkgelegenheid die de
luchthavens van nationale betekenis bieden?
30. Economische ontwikkelingen evenals wijzigingen in de scope van een
luchthaven zijn van directe invloed op de gerelateerde werkgelegenheid. Een
eenduidige, op gelijke systematiek gebaseerde vaststelling van de door de
luchthavens van nationale betekenis gegenereerde (directe en indirecte)
werkgelegenheid is niet beschikbaar. In de Luchtvaartnota is ten behoeve van een
indruk de hoogte van de directe werkgelegenheid opgenomen zoals die geschetst
wordt in het rapport "Gezamenlijke visie op een duurzame ontwikkeling van
luchthaven capaciteit in Nederland", een uitgave van de Nederlandse Vereniging
van Luchthavens (NVL). Volgens dit rapport van de gezamenlijke luchthavens uit
2008 bieden de activiteiten op de civiele regionale luchthavens van nationale
betekenis in totaal aan circa 5.300 werknemers directe werkgelegenheid. In het
betreffende rapport wordt de volgende specificatie gehanteerd:
Eindhoven Airport: 800
Rotterdam Airport: 2.500
Maastricht Aachen Airport: 1.400
Groningen Airport Eelde: 600
31. Kunt u de Kamer het onderzoek `Kwantificering vestigingsplaatsfunctie
Schiphol' van Bureau Louter doen toekomen, zowel in genoemde conceptversie,
als in de definitieve versie als die al beschikbaar is?
Pagina 10 van 82
31. Ja. De definitieve versie van dit rapport is bijgevoegd. Op pagina 25 van de
Datum
Luchtvaartnota is er onterecht verwezen naar een conceptversie van het rapport;
dit had een verwijzing naar het definitieve rapport moeten zijn, dat de basis was Ons kenmerk
voor de conclusies in de Luchtvaartnota. VenW/DGLM-2009/2793
32. Kunt u bij figuur 5 op pagina 27 van de Luchtvaartnota, over het aantal
geluidsgehinderden rond verschillende internationale luchthavens, verduidelijken
welk puntje welke luchthaven voorstelt?
32.
---
5
4 9 10
---
---
2 6
3
1=London Heathrow; 2=London Stansted; 3=London Gatwick; 4=Brussel Zaventem; 5=Sydney;
6=New York JFK; 7=Madrid Barajas; 8=Schiphol; 9=Frankfurt; 10=Paris Charles de Gaulle
Afhankelijk van het vliegveld, gebaseerd op 55 dB(A) Lden of 65 dB(A) DNL of 20 ANEF contouren
Bron: Evaluatie Schipholbeleid Leerervaringen uit het buitenland (figuur 9)
33. Wanneer verwacht u dat vliegtuigen die voldoen aan de ACARE-doelstelling
(ACARE: Advisory Council for Aeronautics Research) klaar zijn voor grootschalige
marktintroductie?
33. De ambitieuze ACARE-doelstellingen gelden voor het jaar 2020. Op dat
moment zouden de vliegtuigen die dan ontworpen worden van deze technieken
gebruik kunnen gaan maken. Penetratie in de vloot zal zich zeker over een tiental
jaar daarna uitstrekken.
34. Hoe verhoudt de optimistische toon in de Luchtvaartnota over technologische
ontwikkelingen zich met figuur 6 op pagina 27 van de Luchtvaartnota over de
verbetering van de brandstofefficiëntie van vliegtuigen, waaruit af te leiden valt
dat het steeds moeilijker wordt om vliegtuigen nog zuiniger te maken?
34. Uit figuur 6 wordt duidelijk dat de gemiddelde brandstofefficiency per jaar met
ca. 1% is verbeterd (t.o.v. het verbuik in 1960). De verwachting is dat dit de
Pagina 11 van 82
komende jaren met de introductie van de nieuwe vliegtuigtypes ook nog het geval
Datum
zal zijn. Zo verbruikt de A380 per passagier nog maar ca. 3 liter/100 km bij een
100% bezettingsgraad. Voor de gemiddelde vloot in de jaren tachtig lag dit nog Ons kenmerk
rond de 8 liter/100 km. Zie verder ook het antwoord op vraag 33. VenW/DGLM-2009/2793
35. Kunt u de Kamer ook een grafiek doen toekomen met de ontwikkeling van de
totale CO2-emissies door het vliegverkeer tussen 1950 en 2010 (zowel op
wereldschaal als van/naar en binnen de EU)?
35. Dat is niet mogelijk. Het is pas sinds kort mogelijk om op basis van de
wereldwijde vervoersgegevens en modelberekeningen een goede indruk van het
totale wereldwijde brandstofgebruik te krijgen. Wel is in het antwoord bij vraag
73 een figuur opgenomen met schattingen over het verleden (vanaf 1970) en de
geschatte toename van de totale uitstoot voor de mondiale luchtvaart tot 2050
(IPCC, 2007).
36. Klopt het dat het gebruik van agrobrandstoffen buiten het ETS valt en vindt u
dit terecht, gezien het feit dat er bij de productie van dergelijke brandstoffen wel
degelijk CO2 wordt uitgestoten?
36. Dat klopt en dat vind ik terecht. In Europees verband is afgesproken om
agrobrandstoffen een vrijstelling te geven. Dit geeft de agrobrandstofsector, die
substantieel kan bijdragen aan CO2-reductie, de nodige zekerheid en de kans om
langetermijninvesteringen te doen.
37. Welke gebieden vallen nog niet onder de vrije luchtvaartmarkt en wat is
ervoor nodig om dit te veranderen?
37. Voor verdere stappen in de richting van vrije luchtvaartmarkten is vooral de
EU van belang. Zoals in de Luchtvaartnota aangegeven is er binnen de EU een
vrije luchtvaartmarkt. Daarnaast worden er steeds meer integrale
luchtvaartakkoorden gesloten of onderhandeld tussen de EU en landen die
grenzen aan de EU waardoor het gebied met een open markt verder wordt
uitgebreid, zoals de Balkan-landen, Marokko en Oekraïne. Ook wordt in EU-kader
onderhandeld met andere derde landen. Zo is inmiddels naast een verdrag tussen
de EU en de VS over een open luchtvaartmarkt ook een EU-verdrag gesloten met
Canada en lopen er onderhandelingen over een open-marktakkoord met Australië
en Nieuw-Zeeland.
38. Hoe zien de inspanningen en ambities van Nederland op het gebied van het
vergroten van de vrije luchtvaartmarkt er de komende jaren uit?
38. Nederland steunt het streven van de EU tot het verkrijgen van een krachtige
gezamenlijke onderhandelingspositie jegens derde landen. Binnen de EU moet
Nederland haar specifieke positie effectief voor het voetlicht brengen en haar
belangen optimaal behartigen. Daarnaast zal Nederland, binnen de resterende
ruimte, bilateraal beleid blijven voeren om ook langs die weg te komen tot
verruiming van marktmogelijkheden. Prioriteit hebben daarbij de bilaterale
relaties die voor de netwerkkwaliteit op Schiphol van groot belang zijn.
39. Wat is de Nederlandse visie op de toenemende concurrentie tussen hub-
luchthavens en de rol die Schiphol daarin kan vervullen?
Pagina 12 van 82
39. De toenemende concurrentie tussen hub-luchthavens kan een belangrijke
Datum
bedreiging vormen voor de concurrentiepositie van Schiphol en daardoor ook voor
de rol die Schiphol als mainport voor Nederland vervult. Het behouden en Ons kenmerk
versterken van de concurrentiepositie van de mainport Schiphol ten opzichte van VenW/DGLM-2009/2793
andere hub-luchthavens in Europa is daarom van belang voor de netwerkkwaliteit
van Schiphol.
De toenemende concurrentie tussen de hub-luchthavens betekent een toenemend
belang voor Schiphol om goede op netwerkkwaliteit gerichte service te
leveren tegen een concurrerend kostenniveau. Daarnaast kan samenwerking met
andere luchthavens leiden tot het optimaliseren van de netwerkkwaliteit in een
multi-hubsysteem (waaronder dat van Schiphol) en het optimaal faciliteren van
een grote hoeveelheid reizigers (met name de passagiers die reizen met één van
de netwerkcarriers). De samenwerking met Aéroports de Paris is hiervan een
goed voorbeeld. Samenwerking tussen luchthavens in Nederland kan ook
bijdragen aan een robuust en duurzaam mainportproduct. Vandaar dat het
kabinet ook inzet op een stelsel van samenwerkende luchthavens.
Schiphol heeft een leidende rol in Europa, maar de positie in de kopgroep is niet
"for granted". Het kostenaspect speelt daarin een belangrijke rol. Door het
verlagen en scherp houden van de kosten kan Schiphol de toenemende
concurrentie tussen hub-luchthavens aan. Daarbij zal het Rijk
voorwaardenscheppend beleid moeten voeren zodat Schiphol sterk uit deze
concurrentiestrijd komt (zie ook het antwoord op vraag 6). De nadruk ligt hierbij
op het behoud van het level playing field in EU verband.
Tot slot is het behouden en versterken van de concurrentiepositie en
netwerkkwaliteit van Schiphol van belang. Deze is gebaat bij goede
samenwerking tussen de verschillende sectorpartijen, zowel nationaal als
internationaal, maar ook een optimale ruimtelijke economische inbedding.
40. Bestaat de mogelijkheid dat Schiphol een verdergaande strategische
samenwerking aangaat met andere luchthavens in de wereld, zoals in `de nieuwe
economische centra'?
40. Deze mogelijkheid bestaat, maar is nu niet voorzien. Voor het kabinet is
daarbij bepalend in hoeverre een dergelijke samenwerking bijdraagt aan het
realiseren van de doelen uit de Luchtvaartnota: ontwikkelen van optimale
netwerkkwaliteit in combinatie met concurrerende en duurzame luchtvaart.
41. Hoe omvangrijk, wereldwijd en frequent zal het netwerk van Schiphol moeten
zijn om de doelstelling van `optimale netwerkkwaliteit' te bereiken; zijn daarvoor
een bovengrens en een ondergrens; is daarvoor eigenlijk überhaupt wel een
maatstaf?
41. Een optimale netwerkkwaliteit is geen vast gegeven. Het kabinet streeft naar
een optimale netwerkkwaliteit waarbij het niet gaat om een maximale groei van
de luchtvaart, maar om het aantal verbindingen en frequentie gecombineerd met
de kwaliteit en de concurrentiekracht van het netwerk als geheel. Dit netwerk
moet qua verbindingen en frequentie aansluiten bij de ambitie en behoeften van
de Nederlandse en regionale economie. Economische en geografische
ontwikkelingen zijn daarbij van belang zoals de opkomst van de zogeheten BRIC-
landen (Brazilië, Rusland, India en China) als nieuwe economische centra van de
wereld. Het kabinet acht het wenselijk dat Nederland hiermee direct verbonden is.
Pagina 13 van 82
Bovendien moet de omvang van het netwerk zijn afgestemd op verschillende
Datum
andere belangen, zoals op het gebied van defensie, concurrentie, milieu,
economische groei en ecologie. Ons kenmerk
De netwerkkwaliteit die op Schiphol behaald kan worden moet altijd relatief VenW/DGLM-2009/2793
worden gezien ten opzichte van de andere Europese hub-luchthavens. De
ondergrens van de netwerkkwaliteit wordt bepaald door de concurrentie tussen
deze luchthavens. Daarnaast erkent het kabinet dat de huidige netwerkkwaliteit,
gebaseerd op een sterk transferproduct, de basis is voor een gezonde
Nederlandse luchtvaart. De bovengrens is in wezen optimale netwerkkwaliteit,
maar deze grens is niet absoluut te noemen. Het netwerk op Schiphol wordt
gevormd door het totaal aan verbindingen en de frequentie waarmee deze worden
gevlogen, inclusief overstapmogelijkheden. Met dit netwerk wordt
intercontinentaal en Europees herkomst- en bestemmingsverkeer, transferverkeer
en vrachtverkeer afgewikkeld. Dit gebeurt door verschillende typen carriers, die in
vijf categorieën kunnen worden ingedeeld (zie paragraaf 5.3.1 van de
Luchtvaartnota). Deze zijn in verschillende mate verbonden met de
mainportfunctie van Schiphol. Eenvoudig gesteld heeft een nieuwe verbinding op
bijvoorbeeld China als een van de nieuwe economische centra in de wereld voor
Schiphol een grotere toegevoegde waarde dan een vakantievlucht naar
bijvoorbeeld Griekenland. Naast het hubnetwerk van met name Air France/KLM en
het Skyteam zijn ook Europese (zaken) bestemmingen die een relatie hebben met
de regionaal-economische structuur van Nederland en is in het bijzonder de
Noordvleugel van belang voor de mainport Schiphol.
Het kabinet doet dit, zoals is beschreven in de luchtvaartnota, vanuit de visie dat
netwerkkwaliteit ten dienste staat van de economie én gepaard moet gaan met
een concurrerende en duurzame luchtvaart.
42. Hoe is optimale netwerkkwaliteit mogelijk als de groei waar mogelijk wordt
afgeremd en/of verplaatst; betekent dat ingrijpen niet dat het optimale netwerk
wordt bepaald door het aantal toegestane vluchten?
42. Met het plafond van 510.000 vliegtuigbewegingen in 2020 dat voor Schiphol is
afgesproken, is rekening gehouden met de verwachte vraag naar
mainportgebonden verkeer. Deze kan naar verwachting in ieder geval tot 2020 op
Schiphol worden geaccommodeerd. Het accommoderen van niet-
mainportgebonden verkeer op andere luchthavens in Nederland is hiervoor een
voorwaarde en komt de netwerkkwaliteit van Nederland als geheel ten goede.
43. Welke partij is primair verantwoordelijk het voor netwerk, wat heeft deze
partij precies nodig om deze verantwoordelijkheid in te vullen en wat zijn de
toekomstige wensen van deze partij?
43. In directe zin zijn het Air France/KLM en de andere luchtvaartmaatschappijen
die in Nederland opereren, die de netwerkkwaliteit realiseren. De
marktontwikkelingen bepalen uiteraard in grote mate welke verbindingen er
worden aangeboden en daarmee hoe effectief het voorgestelde selectiviteitsbeleid
kan worden ingezet. Financiële en operationele overwegingen zijn bepalend voor
marktpartijen om hun operatie niet vanaf Schiphol, maar vanaf andere velden te
doen. Het Rijk kan niet meer dan stimuleringsbeleid en voorwaardenscheppend
beleid voeren dat zo gunstig mogelijke voorwaarden schept voor
luchtvaartmaatschappijen om een voor Nederland optimale netwerkkwaliteit te
bereiken.
Pagina 14 van 82
Het Rijk doet dit zoals ook in het antwoord op vraag 41 aangegeven wel vanuit
Datum
een visie.
Ons kenmerk
44. Is de doelstelling van een `concurrerende en duurzame luchtvaart' niet in een VenW/DGLM-2009/2793
bepaalde mate tegenstrijdig; wat is precies de concurrentiekracht van duurzame
luchtvaart? Kunt u in uw antwoord onder andere ingaan op de kosten van
duurzame luchtvaart, de relatie daarvan tot de hoge prijzen van Schiphol en de
daaruit volgende aantrekkelijkheid voor passagiers en maatschappijen?
44. De doelstelling is niet tegenstrijdig. Vooroplopen en zoeken naar duurzame
innovaties zijn bij uitstek kenmerken van een gezonde concurrerende economie.
De Nederlandse luchtvaartpartijen hebben reeds laten zien koploper te zijn, zie
ook de waardering hiervoor van de ACI en de Dow Jones Sustainability Index.
Investeringen in een duurzame luchtvaart, gestuurd door innovatieve oplossingen
van bijvoorbeeld de klimaatproblematiek, moeten uiteindelijk resulteren in lagere
kosten en een betere concurrentiepositie.
De hoge prijzen van Schiphol zijn inmiddels, onder andere door de vliegbelasting
op nul te stellen, gedaald en Schiphol verkeert qua prijsniveau weer in een
gunstigere positie.
De aantrekkelijkheid voor passagiers en maatschappijen wordt in combinatie met
de geboden kwaliteit bepaald door het prijsniveau. Het nu al relatief hoge
duurzaamheidsgehalte van Schiphol en KLM laat zien dat duurzaamheid en een
concurrerend kostenniveau samen kunnen gaan.
45. Levert duurzame luchtvaart meer werkgelegenheid op, bijvoorbeeld doordat
luchtvaartmaatschappijen voor Schiphol kiezen omwille van de duurzaamheid?
45. Duurzame luchtvaart, gestuurd door innovatieve oplossingen voor
bijvoorbeeld de klimaatproblematiek, moet uiteindelijk ook resulteren in een lager
energieverbruik en daarmee in minder kosten. Lagere kosten vergroten de
concurrentiekracht en bieden zo kansen op economische ontwikkeling. Zo kan
duurzame luchtvaart tot meer werkgelegenheid leiden.
Ook kan de vergaarde kennis op het gebied van duurzaamheid als exportproduct
tot een toename van de werkgelegenheid leiden.
46. Waarom wil Nederland een nieuw voortrekkersfunctie vinden om mondiaal
voorop te kunnen lopen op luchtvaartgebied; wat levert dat op en welke kosten
zijn daaraan verbonden?
46. De voortrekkersrol die Nederland had ten aanzien van de liberalisatie van de
luchtvaart is inmiddels door de wereldwijde ontwikkelingen op dit punt niet meer
aan de orde. Voor een relatief klein land als Nederland met een beperkte
thuismarkt en die als luchtvaartland ertoe wil doen (vanwege de economische
spin-off) is het nodig om op bepalende ontwikkelingen voorop te lopen. Het
kabinet ziet het verduurzamen van de luchtvaart als een dergelijke bepalende
ontwikkeling en zet daar dus op in.
Als het gaat om het ontwikkelen van de benodigde kennis en innovatie moeten de
marktpartijen en kennisinstellingen samen met het kabinet de richting bepalen die
nodig is om de hoge ambities en de voortrekkersfunctie voor de luchtvaart te
realiseren. Het kabinet faciliteert dit proces en heeft het initiatief genomen voor
de Kennis- en Innovatie Agenda Luchtvaart. Hierin komt expliciet aan de orde hoe
de luchtvaartpartijen waarde willen genereren uit de ontwikkelde concepten en
technologieën. Deze Kennis- en Innovatie Agenda is kort na de zomer gereed.
Pagina 15 van 82
Voor de korte termijn zal de uitvoering opgepakt worden door bestaande
Datum
budgetten beter te richten en effectiever in te zetten.
47. Wat zouden de opbrengsten en de kosten zijn van een mondiale Ons kenmerk
voortrekkersfunctie van de Europese Unie op het gebied van duurzame VenW/DGLM-2009/2793
luchtvaart?
47. Trajecten van de EU in het kader van een duurzame luchtvaart zijn:
· Technische maatregelen in het programma ACARE en Clean Sky als
onderdeel hiervan. In dit programma wordt gestreefd naar 50% reductie
CO2, 80% reductie NOx en 50% reductie in geluid in het jaar 2020. Het
Joint Technology Initiative krijgt vorm in de Joint Undertaking "Clean
Sky," een van de grootste Europese projecten voor onderzoek en
demonstratie. Het heeft voor de jaren 2008 tot en met 2013 een
totaalbudget van 1,6 miljard, waarvan de bijdrage gelijkelijk wordt
verdeeld tussen de Europese Commissie en de Europese industrie. ACARE
is een European Technology Platform dat zich bezig houdt met visie-
ontwikkeling, het opstellen en implementeren van een onderzoeksagenda
met nauwelijks eigen budget.
· Operationele maatregelen worden opgepakt in SES (en FAB) en het
onderzoekstraject SESAR met als doel een grotere mate van efficiency te
bereiken. Hiermee zou een reductie van CO2-emissie tot 10% kunnen
worden bereikt. Bovendien is een belangrijk punt van kritiek van niet
Europese landen hiermee weggenomen, dat Europa te weinig voortgang
boekt op dit terrein en alleen kijkt naar reductiemaatregelen in de vorm
van het EU ETS. De kosten die hieraan verbonden zijn, zijn onderzoeks-
en implementatiekosten. Na implementatie zal een efficiënter gebruik tot
kostenbesparingen leiden.
· De opname van luchtvaart in ETS. De kosten van EU ETS in financiële
termen worden bepaald door de aanloopkosten en de operationele kosten.
Hierover valt weinig te zeggen, omdat pas onlangs met de introductie van
het systeem is begonnen en in 2012 luchtvaart daadwerkelijk met ETS
van start gaat.
In alle sectoren geldt dat het juist in het huidige economische klimaat van belang
is dat economisch herstel en ambitieuze doelstellingen op het gebied van
duurzaamheid samengaan.
48. Welk concurrentievoordeel levert het op voor Nederland om voorop te lopen in
de duurzaamheid van de luchtvaart en welk concurrentienadeel volgt er uit
investeren in die duurzaamheid?
48. Voor een relatief klein land als Nederland met een beperkte thuismarkt en die
als luchtvaartland ertoe wil doen (vanwege de economische spin-off) is het nodig
om op bepalende ontwikkelingen voorop te lopen. Het kabinet ziet het
verduurzamen van de luchtvaart als een dergelijke bepalende ontwikkeling en zet
daar dus op in. Ter illustratie het volgende: Doordat KLM bijvoorbeeld nu reeds
met het Wereldnatuurfonds (WNF) een overeenkomst heeft om CO2 neutraal te
groeien, is KLM straks mogelijk beter voorbereid op de komst van ETS, waarbij
het CO2-plafond jaarlijks omlaag zal gaan. Ook als straks vanuit de EU of ICAO
strengere milieu-eisen worden opgelegd, heeft Nederland er voordeel bij om
hierin al voorop te lopen. Door vooruit te lopen anticipeer je op de toekomst.
Risico hierbij is een mogelijke verstoring van het level playing field, wat tot een
concurrentienadeel kan leiden. Dit moet dus goed bewaakt worden. Daarom is het
beter dat de luchtvaartpartijen dit vanuit hun eigen Corporate Social
Responsibility doen, waarbij het milieuvraagstuk en economische elementen in
balans worden gebracht.
Pagina 16 van 82
Dat um
49. Hoe wordt de `relatieve voorsprong' van de Nederlandse luchtvaart, die een
korte termijn doelstelling is van het kabinet, precies gemeten? Ons kenmerk
VenW/DGLM-2009/2793
49. Bedoeld is de concurrentiepositie van de Nederlandse luchtvaart na de
economische crisis. Deze kan gemeten worden aan bijvoorbeeld het behoud van
het verbindingennetwerk in relatie tot de andere Europese hub-luchthavens en de
bedrijfseconomische resultaten van onder meer Schiphol en Air France/KLM, die
door de economische crisis onder druk staan.
50. Op welke plaats staat Nederland nu als het gaat om netwerkkwaliteit en
luchtvaartveiligheid en waarom moet de doelstelling om op deze gebieden in de
top 5 van Europa te komen, pas in 2020 bereikt zijn?
50. Het kabinet heeft ambities geformuleerd voor de periode tot en met 2020. Dit
wil niet zeggen dat deze pas in 2020 bereikt zouden moeten zijn.
Voor wat betreft netwerkkwaliteit stond Schiphol in 2008 qua aantal Europese
verbindingen met tenminste een wekelijkse frequentie op de derde plaats na
Frankfurt en Parijs en voor intercontinentale verbindingen op de vierde plaats. Op
weg naar 2020 gaat het nu vooral om het handhaven van deze al eerder bereikte
positie.
Voor wat betreft luchtvaartveiligheid staat Nederland op dit moment, afgemeten
aan de resultaten van de ICAO audits, op de tweede plaats in Europa en op de
zevende plaats in de wereld. Dit wijkt iets af van de tabel op pagina 102 van de
Luchtvaartnota, omdat er inmiddels nieuwe rapporten beschikbaar zijn gekomen
(Frankrijk, Polen, Oostenrijk). In een ICAO audit wordt onderzocht hoe het
toezicht op de luchtvaart georganiseerd is.
Deze ranglijst op basis van de ICAO audits zegt iets over het presteren van de
overheid, de wijze waarop regelgeving is opgesteld en hoe toezicht op de
veiligheid in de luchtvaart wordt gehouden. Daarnaast is het voor de burger van
belang hoe de daadwerkelijke veiligheidsprestaties van de Nederlandse
luchtvaartsector zijn. Ook hiervoor geldt de wens internationaal tot de top 5 te
behoren. Goede prestatie-indicatoren zijn echter nog niet beschikbaar. Deze
worden momenteel ontwikkeld. Hierover zal in de nieuw op te stellen
Beleidsagenda Luchtvaartveiligheid (het State Safety Programme volgens de
richtlijnen van ICAO) nader gerapporteerd worden.
51. Waarom zijn er geen jaarlijkse tussendoelstellingen geformuleerd voor de
Nederlandse prestatie op het gebied van netwerkkwaliteit en luchtvaartveiligheid,
waar de Kamer dit kabinet op kan aanspreken?
51. Ten aanzien van de netwerkkwaliteit worden in begroting van het Ministerie
van Verkeer en Waterstaat en het jaarverslag van Schiphol ter monitoring
jaarlijks o.a. aantallen bestemmingen en aantallen vluchten per week van
Schiphol en andere grote Noordwest-Europese luchthavens opgenomen als
kengetallen voor de kwaliteit van het netwerk.
Ook vindt monitoring plaats in het kader van de uitvoering van het convenant
Behoud en versterking mainport functie en netwerkkwaliteit luchthaven Schiphol
en mainportfunctie met als doel de ambitie voor 2020 te verwezenlijken.
Ten aanzien van veiligheid is in 2005 de Beleidsagenda Luchtvaartveiligheid 2005
2010 aan de Tweede Kamer aangeboden. Sindsdien wordt jaarlijks
gerapporteerd over de behaalde resultaten van het voorgaande jaar, alsmede
over de voornemens voor een komend jaar. Gebleken is dat de activiteiten voor
Pagina 17 van 82
het verbeteren van de luchtvaartveiligheid vaak een wat langere looptijd hebben,
Datum
waardoor een twee-jaarlijkse rapportagecyclus beter lijkt te passen. Hoewel de in
2008 uitgevoerde ICAO-audit voor Nederland uitstekend is verlopen, zijn er wel Ons kenmerk
een aantal verbeterpunten naar voren gekomen. Mede omdat de huidige VenW/DGLM-2009/2793
Beleidsagenda vrijwel uitgewerkt is, zal een nieuwe Beleidsagenda
Luchtvaartveiligheid 2010 2015 opgesteld worden. Tegelijkertijd zal daarin ook
het door ICAO aanbevolen State Safety Programme worden geïntegreerd. Dit
State Safety Programme is het veiligheidsmanagementsysteem van de overheid
dat gericht is op een permanente verbetering van de veiligheid in de luchtvaart.
In deze nieuwe Beleidsagenda zullen ook waar mogelijk de tussenliggende
doelstellingen geformuleerd worden.
52. Wordt er in de veiligheidsambitie die op pagina 34 is verwoord op de ICAO-
ranking gedoeld?
52. De ambitie wordt in eerste instantie afgemeten aan de positie op de ranglijst
van ICAO audit resultaten. Daarnaast zullen andere indicatoren ontwikkeld
worden met betrekking tot de veiligheidsprestaties van de luchtvaartsector die
ook een internationale vergelijking mogelijk maken, met ook daarbij de ambitie
om tot de top 5 te behoren (zie ook antwoord op vraag 50).
53. Wat houdt de ambitie `Het netwerk van een luchthaven bevat de connectiviteit
die past bij de gewenste ruimtelijk-economische ontwikkeling van de regio, en
vice-versa' precies in: wie wenst welke ontwikkeling, en is hierdoor leidend? Wat
gebeurt er als de regio wil zien dat het netwerk wordt verkleind? Hoe wordt er in
deze aanpak geanticipeerd op een toekomstige capaciteitsbehoefte?
53. De ambitie houdt in dat een luchthaven een bijdrage moet leveren aan
ruimtelijk-economische doelstellingen, van Nederland en de regio waarin de
luchthaven ligt. Een voorbeeld is Eindhoven, waarin de ontwikkeling van de
luchthaven (en zijn netwerk) moet passen bij de regionale ambities rond
Brainport. Het is niet zozeer de vraag welke ontwikkeling leidend is, als wel de
vraag hoe ontwikkelingen op het gebied van ruimtelijke economie, luchtvaart en
luchthavens nu en in de toekomst bij elkaar gebracht kunnen worden, zoals ook
de commissie ROL adviseert.
54. Wanneer komen er concrete maatregelen om het aantal ernstig gehinderden
en slaapgestoorden in het en buitengebied geleidelijk te laten dalen, waar in 2007
om gevraagd is in de motie Haverkamp-Tang op kamerstuk 29665, nummer 58?
54. In het kader van de Alderstafel zijn afspraken gemaakt over een concreet
pakket hinderbeperkende maatregelen. Die betreffen zowel het binnen- als het
buitengebied. Deze afspraken zijn vastgelegd in het Convenant hinderbeperkende
maatregelen. Voor het buitengebied zijn met name de volgende maatregelen van
belang: een volumeplafond voor het aantal vluchten in de nacht en vroege
ochtend (tussen 23.00 uur en 07.00 uur) van 32.000 vliegtuigbewegingen,
invoering van geluidsarme naderingen in de avond en overdag (CDA-procedure,
gebeurt nu reeds in de nacht), optimalisering van diverse startroutes (van de
Aalsmeerbaan, Kaagbaan en Polderbaan). Als gevolg van het totaalpakket
aan hinderbeperkende maatregelen zal er in 2020 een reductie van tenminste 5%
van ernstig gehinderden in de 48 dB(A) Lden ten opzichte van de grens voor
gelijkwaardigheid optreden. Dit aantal is als bindende afspraak in het convenant
hinderbeperking opgenomen.
Pagina 18 van 82
Verder speelt dat de huidige vorm van de criteria voor gelijkwaardigheid
Datum
(onderscheid binnen- buitengebied) verdergaande hinderreductie in het
buitengebied in sommige gevallen onmogelijk maakt. Zoals in de Luchtvaartnota Ons kenmerk
ook staat vermeld, maakt de hantering van specifieke criteria voor VenW/DGLM-2009/2793
gelijkwaardigheid voor het binnengebied dat bepaalde hinderreductie in het
buitengebied niet gerealiseerd kan worden, omdat dit een verzwaring van de
geluidbelasting voor het binnengebied met zich meebrengt. Dit dilemma speelt
ook bij de invoering van het 50/50 principe (na 2020). Het kabinet zal dit punt
oppakken en andere mogelijkheden onderzoeken.
55. Is het een ambitie dat de capaciteitsuitbreiding van Schiphol zou moeten
worden gecombineerd met vermindering van geluidshinder, of is dat een
randvoorwaarde bij verdere capaciteitsuitbreiding?
55. Tot 2020 zijn aan de Alderstafel Schiphol afspraken gemaakt over de
ontwikkeling van de luchthaven in combinatie met maatregelen voor
hinderbeperking. De criteria voor gelijkwaardige bescherming van de omgeving
zijn hierbij randvoorwaarde.
Vanaf 2020 kan verdere groei alleen plaatsvinden indien eerst hinderreductie is
gerealiseerd. Vermindering van geluidhinder is vanaf dat moment dus een
randvoorwaarde.
Hiertoe wil het kabinet het 50/50 systeem invoeren waarbij de milieuwinst voor
50% door de sector mag worden besteed aan verdere groei en 50% ten goede
komt aan de omgeving in de vorm van structurele vermindering van de
geluidsoverlast.
56. Wordt de realisatie van een volledig geïntegreerd Europees luchtruim
verwacht in 2020 of al eerder?
56. De realisatie van een `volledig' geïntegreerd Europees luchtruim zoals
beschreven in de Single European Sky verordeningen (SES II) wordt niet eerder
dan 2020 verwacht. De integratie van het Europese luchtruim, samen met het
samengaan van de luchtverkeersdienstverlening en bijbehorende infrastructuur, is
een unieke niet eerder vertoonde prestatie. De integratie raakt aan de
soevereiniteit van lidstaten en vereist afspraken over grensoverschrijdende
verantwoordelijkheden, gemeenschappelijke tarieven en (internationale) civiel-
militaire samenwerking.
Een belangrijke maatregel van dit grote geheel is het opzetten van de
zogenoemde Functional Airspace Blocks (FAB's) door nationale
verkeersleidingsgebieden aan elkaar te koppelen. Binnen Europa zijn negen FAB's
voorzien, die het gehele luchtruim van Europa beslaan. De FAB´s moeten in 2012
van start gaan. Dan zullen de luchtruimen van Nederland en omringende landen
geoptimaliseerd gebruikt kunnen gaan worden. Daarna zullen de negen FAB's
moeten leiden tot één geïntegreerd Europees luchtruim.
Een andere belangrijke voorwaarde voor volledige integratie is de realisatie van
een nieuwe generatie luchtverkeersleidingssysteem onder het programma SESAR
(SES ATM Research). Het betreft nieuwe technologie en een volledig andere
werkwijze van luchtverkeersmanagement. De ontwikkelingsfase loopt tot 2013.
Van 2014 tot 2020 is de implementatiefase van SESAR voorzien1.
1 Meer informatie over SES is te vinden in Tweede Kamer 2008-2009, 21 501 33, nr. 216.
Pagina 19 van 82
57. Waarom verloopt de realisatie van een volledig geïntegreerd Europees
Datum
luchtruim zo traag?
Ons kenmerk
57. De integratie van een volledig geïntegreerd Europees luchtruim ligt op schema VenW/DGLM-2009/2793
met de vorming van de FAB´s, de uitvoering van SESAR en de adoptie van de
Single European Sky verordeningen (SES II), maar is een proces van lange adem.
Zie ook het antwoord op vraag 56.
58. Op welke terreinen is door het liberale Nederlandse luchtvaartbeleid van de
afgelopen jaren sprake geweest van marktfalen en/of onvolkomen concurrentie?
58. De markttoegang in de luchtvaart wordt wereldwijd in de regel op bilaterale
basis tussen landen in luchtvaartverdragen gereguleerd. Nederland heeft een
voortrekkersrol gespeeld in het verruimen van dergelijke vaak restrictieve
luchtvaartverdragen bijvoorbeeld met de afsluiting van het bilaterale Open Skies
Akkoord met de VS in 1992. Binnen de EU is de interne luchtvaartmarkt begin
jaren 90 geliberaliseerd en streeft de Europese Commissie - gesteund door
Nederland - de laatste jaren naar meer open verticale Gemeenschapsakkoorden
met belangrijke derde landen als de VS en Canada op basis van een level playing
field.
Nederland gaat bij haar bilaterale luchtvaartonderhandelingen uit van het
uitgangspunt van een level playing field. Bij dergelijke onderhandelingen wordt
rekening gehouden met de specifieke wensen van de Nederlandse
luchtvaartsector en is Nederland eveneens afhankelijk van de mate van
markttoegang die derde landen aan Nederland wensen toe te kennen. De
desbetreffende markten zijn namelijk zeer divers, sommige groot en ontwikkeld,
sommige klein en kwetsbaar. Dit kan tot gevolg hebben dat de uitkomst van
luchtvaartonderhandelingen in bepaalde gevallen tot een beperktere concurrentie
leidt dan waarop tevoren was ingezet door Nederland.
59. Klopt het dat de mainport Schiphol juist door het huidige liberale Nederlandse
luchtvaartbeleid geworden is tot wat ze nu is?
59. Het Nederlandse luchtvaartbeleid heeft zeker bijgedragen aan de positie van
Schiphol als mainport, maar dat is niet de enige factor. Het uitgebreide netwerk
van luchtverbindingen dat in de afgelopen jaren is opgebouwd, is met name te
danken aan de combinatie van de creatieve en innovatieve homecarrier KLM (nu
als onderdeel van Air France KLM), de hoogwaardige luchthaven Schiphol en een
actieve overheidsrol gericht op onder meer het creëren van markttoegang in
bilaterale luchtvaartrelaties in EU-verband.
Het behoud van de mainport vergt een blijvende inzet van alle partijen.
60. Moet onder `koploper op het gebied van milieuvriendelijke luchtvaart' (pagina
34 van de Luchtvaartnota) worden verstaan dat Schiphol en Air France-KLM de
nummer 1-positie zullen moeten innemen?
60. Het zijn van koploper betekent dat Schiphol en zijn voornaamste gebruikers,
waarvan Air France-KLM de grootste is, een leidende positie innemen op het
gebied van milieuvriendelijke luchtvaart.
61. Per wanneer zal de doelstelling `koploper op het gebied van milieuvriendelijke
luchtvaart' bereikt moeten zijn en langs welke maatstaf wordt deze prestatie
gemeten?
Pagina 20 van 82
Datum
61. Nederland bezet nu op het gebied van milieu en veiligheid een toppositie en
wil deze positie in de toekomst behouden. De prestaties worden aan verschillende Ons kenmerk
maatstaven gemeten die zich lenen voor internationale vergelijking, zoals het VenW/DGLM-2009/2793
aantal ernstig gehinderden in de omgeving van de luchthaven, de positie van Air
France/KLM op de Dow Jones Sustainability Index, het beleid en de instrumenten
die ingezet worden om overlast te beperken, waaronder de inzet van het
selectiviteitsbeleid.
62. Kunt u uw stelling dat de luchtvaartsector te zijner tijd ook een passende
bijdrage moet leveren aan de klimaatambities van de Europese Unie en de G8
voor de lange termijn preciseren en onderbouwen?
62. In Europa is afgesproken om de totale CO2-emissies van alle sectoren in
2020 met 20% gereduceerd te hebben. De civiele luchtvaart is ondergebracht in
het systeem van emissiehandel om die doelstelling te kunnen halen. Wanneer er
een internationaal akkoord komt met vergelijkbare verplichtingen voor
ontwikkelde landen en ontwikkelingslanden in verhouding tot hun
verantwoordelijkheden en capaciteiten is de EU zelfs bereid deze verplichting te
verhogen naar 30% en zal de luchtvaart daaraan zijn deel moeten bijdragen. Zo'n
akkoord is er echter nog niet en bovendien valt de internationale luchtvaart op dit
moment ook niet onder de reductiedoelstellingen van het Kyoto Protocol. De
internationale luchtvaart draagt circa 3% bij aan de totale CO2-uitstoot. Op basis
van de verwachte groei zal de uitstoot in absolute zin groeien. Op dit moment ligt
de omvang van de CO2-uitstoot van de wereldwijde luchtvaart in dezelfde orde
van grootte als een middelgroot land. Het is dus alleszins redelijk om ook
beperkingen aan de CO2-emissies van de luchtvaart op te leggen.
63. Waarom stelt het kabinet zelf (los van de EU-doelen) geen doel voor de
reductie van broeikasgassen van het vliegverkeer, terwijl zij dat voor andere
sectoren wel doet?
63. Zie het antwoord op vraag 64 voor de Nederlandse inzet op dit punt.
64. Bent u bereid de Luchtvaartnota aan te vullen met een beleidsagenda voor de
inzet van Nederlandse bijdrage aan de Europese en mondiale klimaatdoelen, zoals
80-90% CO2-reductie in de westerse wereld in 2050?
64. In het traject tot aan COP 15 in Kopenhagen wordt de Kamer regelmatig
geïnformeerd over de reductiedoelen en het beoogde tijdpad. Hiervoor is geen
aparte aanvulling gemaakt op de Luchtvaartnota. Emissies van de luchtvaart
moeten integraal onderdeel uitmaken van de overeenkomst in Kopenhagen.
Specifiek voor de luchtvaart is er op Europees niveau inmiddels een plafond voor
de CO2-emissies van de luchtvaart overeengekomen, wat in 2012 neerkomt op
97% van het gemiddelde uitstootniveau in de jaren 2004, 2005 en 2006. Voor de
jaren daarna, tot 2020, is dit 95%.
Op mondiaal niveau is de eerste stap er op gericht om te komen tot het opnemen
van de internationale luchtvaart en zeescheepvaart in de internationale
klimaatdoelen. Hierover zal in het kader van COP 15 in Kopenhagen gesproken en
onderhandeld worden. Nederlandse inzet daarbij is dat voor de internationale
luchtvaart en zeescheepvaart ambitieuze mondiale sectorale doelstellingen
worden vastgesteld die de 2 graden Celsius doelstelling binnen bereik houden.
Pagina 21 van 82
65. Als een voortrekkersrol op het gebied van duurzaamheid inderdaad voordelig
Datum
is voor de concurrentiepositie en de exportfunctie van Nederlandse
luchtvaartpartijen (pagina 34 van de Luchtvaartnota), ziet u dan belemmeringen Ons kenmerk
om concrete normen rond duurzaamheid aan de sector op te leggen? VenW/DGLM-2009/2793
65. Het nieuwe normen- en handhavingsstelsel voor milieu dat het kabinet voor
ogen heeft beoogt juist dusdanige prikkels in te bouwen dat goede prestaties op
het gebied van duurzaamheid gestimuleerd worden. De criteria van
gelijkwaardigheid waarmee het kabinet reeds werkt, zijn een voorbeeld van
concrete normen. Evenzo gelden er op dit moment normen voor luchtkwaliteit en
externe veiligheid.
66. Is het waar dat Schiphol op lange termijn niet alleen op de grond, maar ook
in de lucht, de eerste klimaatneutrale luchthaven ter wereld zou moeten worden?
Zo ja, is het juist dat deze doelstelling veronderstelt dat de luchthaven controle
heeft over welke luchtvaartmaatschappij op Schiphol mag komen en dat het
huidige slotsysteem radicale gewijzigd moet worden?
66. In het akkoord `Mobiliteit, logistiek en infrastructuur 2008-2020,
Duurzaamheid in beweging' zijn concrete afspraken opgenomen tussen de
ministeries van VenW en VROM en een groot aantal partijen waaronder Schiphol
en AirFrance/KLM. Voor de luchthaven Schiphol is de ambitie opgenomen dat deze
een visie ontwikkelt en plannen maakt die uiteindelijk moeten leiden tot de eerste
klimaatneutrale mainport van de wereld, zowel op de grond als in de lucht.
In de lucht gaat het primair om de luchtvaartmaatschappijen. Dit deel van de
ambitie zal via de daarvoor aangegeven internationale initiatieven (op EU- en
mondiaal niveau) invulling dienen te krijgen. Het ETS systeem speelt een
belangrijke rol in die strategie, maar ook technologische ontwikkeling is van
belang.
Het bereiken van deze doelstelling is niet gebaseerd op een volledige controle op
de toegang van de luchthaven. Afgezien van het feit dat bestaande EU- en
internationale regelgeving een dergelijke benadering in de weg staat, is het ook
niet wenselijk. Het gaat er immers om te komen tot mondiale afspraken die
ervoor zorgen dat de internationale luchtvaart haar bijdrage levert aan de aanpak
van het klimaatprobleem.
De luchthaven kan wel, binnen de toepasselijke internationale regelgeving,
stimuleren dat zij aantrekkelijk is voor zo schoon, zuinig en geluidsarm mogelijk
opererende luchtvaartmaatschappijen. Bijvoorbeeld door tarriefdifferentiatie
waarover binnen het Aldersakkoord afspraken zijn gemaakt. Ook het Europese
project om tot een nieuw verkeersleidingsconcept te komen (SESAR Single
European Sky) zal een bijdrage aan het verminderen van de emissies per
vliegtuigbeweging (naar verwachting 10 %) leveren.
67. Wat is het aandeel van de CO2-uitstoot die binnen de `control' van Schiphol
valt, afgezet tegen de totale CO2-uitstoot van de vliegtuigbewegingen van en
naar Schiphol?
67. Onder de invloedssfeer (`control') vallen de activiteiten die voor Schiphol
direct bestuurbaar zijn en waarvoor het mogelijk is om zelf mitigerende
maatregelen te treffen. De huidige CO2-uitstoot voor deze activiteiten is berekend
op ruim 120.000 ton. Het grootste gedeelte van de uitstoot wordt veroorzaakt
door het eigen elektriciteit- en gasverbruik. Het elektriciteit- en gasverbruik
vormen daarmee een belangrijk punt van aandacht.
Pagina 22 van 82
Schiphol heeft de doelstelling om direct bestuurbare activiteiten in 2012 CO2-
Datum
neutraal uit te voeren. Daarnaast is het doel om in 2020 in minimaal 20% van de
eigen energiebehoefte te voorzien door op de locatie zelf duurzame energie op te Ons kenmerk
wekken. Voor de niet direct bestuurbare activiteiten van Schiphol wil de VenW/DGLM-2009/2793
luchthaven aansluiten bij de overheidsdoelstelling om in 2020 een reductie van
30% te realiseren ten opzichte van het niveau van 1990. De emissie van CO2 ligt
momenteel op ongeveer 12,5 Mton. 120.000 ton komt dus overeen met ongeveer
1% van de totale uitstoot ten gevolge van de vliegtuigbewegingen van en naar
Schiphol.
68. Valt het vliegen vanaf en naar Schiphol zelf ook onder de niet direct
bestuurbare activiteiten, waarbij Schiphol 30% reductie ten opzichte van 1990 wil
nastreven? Zo ja, geldt dat percentage ook in absolute termen?
68. Schiphol heeft in haar CO2-nulmeting in de niet direct bestuurbare activiteiten
de LTO-cyclus op Schiphol meegenomen (dus niet de gehele uitstoot van en route
verkeer van en naar Schiphol). De LTO-cyclus bestaat uit een viertal fasen, te
weten: taxien (Idle), starten (Take-Off), klimmen tot 3000 voet (Climb-out) en
dalen vanaf 3000 voet (Approach). Hierbij wordt het `en route vliegverkeer' buiten
beschouwing gelaten. Voor de LTO-cyclus geldt als zodanig dus ook het
reductiepercentage in absolute termen.
69. Is het waar dat een nulgroei of krimp van de luchtvaart de CO2-doelstellingen
van het kabinet dichterbij zou brengen?
69. Nulgroei op zichzelf brengt de klimaatdoelen dichterbij, maar is geen
doelstelling van het kabinet. Het gaat het kabinet immers om het bereiken van
een optimale netwerkkwaliteit in combinatie met een duurzame en concurrerende
economie. Instrumenten zoals ETS en technologische ontwikkelingen worden
ingezet ter realisering van de klimaatdoelen.
70. Is het streven naar kostenverlaging in de luchtvaart (zowel bij de luchthaven
Schiphol als van de vliegtickets) niet in strijd met het streven naar beperking van
de CO2-uitstoot, gezien het feit dat kostenverlaging leidt tot lagere tarieven en
dus meer reizigers en meer vluchten?
70. Dit hangt af van het type maatregel. Een lokaal genomen maatregel als de
vliegbelasting, leidt mondiaal niet of nauwelijks tot minder vliegen maar veelal tot
een ander gebruik van de beschikbare luchthavens. Het lokaal weer schrappen
van de vliegbelasting (kostenverlaging) heeft ook nauwelijks effect op het vliegen
wereldwijd. De recente kostenverlagingen op Schiphol hebben er wel leidt ertoe
toe geleid dat Schiphol qua kosten weer een betere positie in de markt heeft
gekregen, maar leidt nog niet tot meer vluchten vanaf Schiphol. KLM heeft
aangegeven dat de ticketverkoop is gestegen ten opzichte van vorig jaar (zie ook
antwoord op vraag 142).
Het gaat erom een goede balans te vinden tussen kosten en baten. Een
internationaal instrument als ETS is hierbij effectiever dan nationale maatregelen.
Door een plafond te verbinden aan de totale emissie van CO2 door de luchtvaart,
zal uiteindelijk de markt zijn werk doen. Pas als wereldwijd de kosten analoog
zijn, zal er impact op de mondiale vraag zijn.
71. Kunt u het effect van de plannen van de luchtvaartmaatschappijen en de
plannen van de overheid om bij te dragen aan CO2-reductie met elkaar
Pagina 23 van 82
vergelijken om te kijken welke plannen het meeste effect hebben en welke kosten
Datum
aan de plannen van de beide partijen verbonden zijn, om te bepalen welke
plannen meer kosteneffectief zijn? Ons kenmerk
VenW/DGLM-2009/2793
71. De plannen van de overheid en van de luchtvaartmaatschappijen vullen elkaar
aan, dan wel komen in samenspraak tot stand (zoals bijvoorbeeld initiatieven in
het kader van Schoon en Zuinig).
72. Kunt u onderbouwen waarom het voor de luchtvaartsector niet mogelijk zou
zijn het komende decennium een absolute reductie van broeikasgasemissies te
bewerkstelligen, terwijl dit van andere sectoren wel wordt gevraagd en terwijl dit
via een plafond binnen het ETS ook te regelen is?
72. Aangezien de verwachting is dat de vraag naar luchtvervoer in de komende
jaren nog zal stijgen en het nemen van reductiemaatregelen vanwege de
benodigde technologische vernieuwing binnen de sector zo niet onmogelijk dan
toch zeer kostbaar is, zullen de CO2-emissies van deze sector in de komende
jaren in absolute zin nog stijgen. De CO2-emissies van de luchtvaart worden vanaf
2012 echter onder het emissiehandelssysteem gebracht, waarbij een plafond op
95% van de emissies van het gemiddelde van de jaren 2004 tot en met 2006 zal
gelden.
Dit plafond kan gehaald worden door efficiënter brandstofgebruik. Daarnaast
kunnen emissierechten worden bijgekocht. Dat laatste zal naar verwachting de
komende jaren in de praktijk met name voorkomen. Het plafond voor luchtvaart
is daarom niet 1 op 1 te vertalen in de daadwerkelijke uitstoot. Dit is in lijn met
de principes van emissiehandel, namelijk om daar te reduceren waar de kosten
het laagst zijn.
Overigens heeft KLM zich ten doel gesteld om de CO2-uitstoot per passagier in
2012 te verminderen met 3%. In 2020 moet deze vermindering opgelopen zijn tot
17% ten opzichte van 2007. Dit moet in eerste instantie bereikt worden door de
`bevriezing' van de huidige uitstootvolumes. (zie pagina 92, 93 van de
Luchtvaartnota)
73. Met hoeveel kiloton CO2 zal de uitstoot van de luchtvaart van en naar
Nederland tot 2020 toenemen, uitgaande van uw stelling dat absolute reductie
niet mogelijk is?
73. Over de toename van de absolute uitstoot van CO2 van de luchtvaart van en
naar Nederland is geen nadere informatie beschikbaar. De absolute toename
hangt samen met de precieze ontwikkeling van de omvang van het luchtverkeer,
het netwerk, vlootsamenstelling etc. In al deze parameters zitten nog grote
onzekerheden. Wel zijn er schattingen van de toename van de totale uitstoot voor
de mondiale luchtvaart. In onderstaande figuur uit het IPPC fourth assessment
rapport van 2007 (hoofdstuk 5) staat een schatting van de totale emissies voor
scheepvaart, luchtvaart en het wegverkeer tot 2050.
Pagina 24 van 82
Datum
Ons kenmerk
VenW/DGLM-2009/2793
74. Waarom wijst u er op pagina 18 van de Luchtvaartnota op dat deelname aan
het Europese emissiehandelssysteem (ETS) niet mag leiden tot kosten en
nationale belastingen die niet in verhouding staan tot de ons omringende landen,
terwijl die landen zelf ook allemaal meedoen aan het ETS; wat bedoelt u
daarmee?
74. Voor behoud van de concurrentiepositie van de mainport en de luchtvaart in
Nederland is het van belang een level playing field te bevorderen.
De genoemde tekst in de Luchtvaartnota moet worden gelezen in de context van
eerdere uitspraken van het kabinet over de samenhang tussen ETS en
vliegbelasting en het voorkomen van onnodige stapeling van kosten. Eind 2008
heeft de Kamer daarover een brief ontvangen (kamerstuk 31396 nr. 5,
vergaderjaar 2008-2009) waarbij werd verwezen naar hetgeen de minister-
president tijdens een bezoek aan Schiphol op 6 oktober 2008 heeft gezegd. Hij
gaf aan dat een onnodige stapeling van kosten bij invoering van ETS niet de
bedoeling kon zijn. Veel zou afhangen van de definitieve vormgeving van het
emissiehandelssysteem in de luchtvaart, maar de invoering van ETS mag per
saldo niet leiden tot stapeling van kosten en nationale belastingen voor de
luchtvaart die niet in verhouding staat tot ons omringende landen. Zoals bekend
heeft het kabinet inmiddels besloten de vliegbelasting op nul te stellen per 1 juli
2009 en de vliegbelasting definitief af te schaffen in het Belastingplan 2010.
Daarmee speelt de vliegbelasting in dit kader geen rol meer.
75. Kunt u een inschatting geven van de meerprijs van een ticket voor een
gemiddelde vlucht binnen Europa en een gemiddelde transatlantische vlucht, na
de start van de deelname van de luchtvaartsector aan het ETS in 2012?
Pagina 25 van 82
75. In haar Impact-assessment rapport (SEC (2006) 1684) schat de Europese
Datum
Commissie dat bij het systeem waarbij alle aankomende en alle vertrekkende
vluchten onder het emissiehandelssysteem worden gebracht de kosten per ticket Ons kenmerk
bij een handelsprijs van 30 per ton CO2 met een bedrag van 5 tot 9 voor de VenW/DGLM-2009/2793
Europese vluchten en een bedrag van 8 tot 40 voor de intercontinentale
vluchten zullen toenemen.
76. Als voor alle carriers de drie bepalende factoren `markt, kosten en kwaliteit'
zijn, waarom kiest dit kabinet dan zo voor duurzaamheid, wat niet meer dan een
onderdeel van de factor kwaliteit is, en waarom kiest dit kabinet niet voor radicale
aanpassingen van de kosten?
76. Doel van het luchtvaartbeleid is de verdere ontwikkeling van een optimale
netwerkkwaliteit in combinatie met een concurrerende en duurzame luchtvaart.
Het voorwaardenscheppend beleid ten behoeve van dit doel richt zich op alle drie
de aspecten: accommoderen, concurreren en excelleren. Het kabinet is ervan
overtuigd dat het doel van de verdere ontwikkelingen het best gediend is door op
alle drie de aspecten in te zetten. Duurzaamheid is een onderdeel van de ambities
die het kabinet zichzelf stelt. Dat geldt ook voor het creëren van goede
concurrentievoorwaarden. Met het op nul stellen en in het belastingplan 2010
afschaffen van de vliegbelasting is een belangrijke stap gezet om de kosten te
verlagen en de concurrentiepositie van de mainport te versterken. Zoals
aangegeven vereist het handhaven van een concurrerend kostenniveau met een
optimale prijs/kwaliteit-verhouding blijvende aandacht van overheid en
luchtvaartpartijen. Het kabinet zet zich in om kosten binnen de invloedssfeer van
de overheid te verlagen c.q. op een concurrerend niveau te handhaven.
77. Wat gaat het kabinet doen aan de reeds bestaande verplichtingen die het
oplegt aan de luchtvaartsector; zullen die, evenals mogelijke nieuwe
verplichtingen, ook allemaal tegen het licht gehouden worden om te kijken welke
(negatieve) gevolgen ze hebben voor de concurrentiepositie? Zo ja, bestaat dan
ook de mogelijkheid om de regels die deze verplichtingen opleggen, aan te
passen?
77. In de Luchtvaartnota geeft het kabinet aan dat het de mogelijkheden zal
bezien om de kosten van maatregelen binnen de invloedssfeer van de overheid te
verlagen c.q. op een concurrerend niveau te handhaven. Concreet wordt daarbij
het domein security genoemd, maar ook in bredere zin zijn de gevolgen van
overheidsmaatregelen en verplichtingen voor de concurrentiepositie een punt van
aandacht, onder andere bij de reguliere evaluatie van onderdelen van het
luchtvaartbeleid.
78. Wanneer verwacht u welke in de Luchtvaartnota aangekondigde nota met
instrumenten om de concurrentiepositie van de Nederlandse luchtvaartsector te
bevorderen en te optimaliseren; zal dit kabinet nog in staat zijn om zelf een
maatregel ter bevordering van de concurrentiepositie te bevorderen in te voeren?
78. Er zijn door dit kabinet reeds acties in gang gezet om de concurrentiepositie
te verbeteren. De vliegbelasting is op nul gesteld en met Schiphol en LVNL zijn
trajecten in gang gezet om te komen tot verdere kostenreductie.
In de Luchtvaartnota zijn op pagina 45 drie trajecten genoemd, waarmee het
kabinet verwacht te komen tot beleid dat toegesneden is op de huidige
ontwikkelingen van de luchtvaartsector te weten:
Pagina 26 van 82
1. herziening en upgrade nota vergunningenbeleid; Datum
2. opstellen nieuwe nota vracht en logistiek
3. evaluatie van de Wet Luchtvaart inzake de exploitatie van de Ons kenmerk
luchthaven Schiphol (het onderdeel tariefregulering) met parallel een VenW/DGLM-2009/2793
beleidsanalyse over de verhouding tussen de overheid en Schiphol
De eerste twee acties vallen in de huidige kabinetsperiode. Voor wat betreft het
derde punt, de evaluatie van de Wet van 29 juni 2006 tot wijziging van de Wet
Luchtvaart inzake de exploitatie van de luchthaven Schiphol (het onderdeel
tariefregulering) zal worden gestreefd naar een rapportage aan Uw Kamer eind
2010/begin 2011.
Parallel aan de evaluatie van de exploitatiewet wordt een beleidsanalyse
uitgevoerd naar het sturingsinstrumentarium dat het Rijk heeft ten aanzien van
Schiphol. Deze analyse wordt na de zomer opgestart met als doel in de loop van
2010 een besluit te kunnen nemen over eventuele aanpassingen in het
instrumentarium.
79. Waarom spreekt u van een stapeling van kosten terwijl er in de
luchtvaartsector geen enkele algemene belasting wordt betaald?
79. Dit moet worden gezien, zoals ook in het antwoord op vraag 74 aangegeven,
in de context van eerdere uitspraken van het kabinet over de samenhang tussen
ETS, vliegbelasting en het voorkomen van onnodige stapeling van kosten.
Overigens wil ik er wel op wijzen dat ook andere heffingen die door de overheid
worden bepaald of beïnvloed in belangrijke mate bijdragen aan het totate
kostenniveau. Uit de gegevens van de benchmark 2008 (met daarin ook de
vliegbelasting) blijkt dat de securitygelden 21% van het de totale aeronautical
costs (luchthavengelden, overheidsheffingen, belastingen) vormden, de
geluidsheffingen 5%, de heffing voor verkeersleiding 5% en de vliegbelasting
29%.
80. Kunt u een overzicht geven van de inspanningen die het kabinet heeft
geleverd om te komen tot concurrentieneutrale belastingmaatregelen in de
luchtvaart, zoals accijns op het kerosinegebruik op vluchten tussen Nederland en
haar buurlanden?
80. Dit punt is ook aan de orde geweest tijdens de behandeling van het
Belastingplan 2009. In de nota naar aanleiding van het verslag (TK 31704, nr. 8,
blz. 72) heeft de staatssecretaris van Financiën de Tweede Kamer hierover
geïnformeerd. Nederland heeft de afgelopen jaren bij diverse internationale
gelegenheden aangegeven voorstander te zijn van afspraken op het terrein van
een kerosineaccijns. Dit was bijvoorbeeld het geval bij de Ecofin Raad van april
2005 en de Ecofin Raad van november 2007. Daar kan ik nog aan toevoegen dat
Nederland ook al in de jaren '90, onder meer tijdens het Nederlandse EU-
voorzitterschap in 1997, dit onderwerp binnen de EU onder de aandacht heeft
gebracht, zowel in het kader van de Ecofin Raad als de Transportraad. Bij de
verschillende discussies is echter gebleken dat zowel een mondiale als een
Europese kerosinebelasting vooralsnog geen haalbare kaart is. Nu in 2012 ETS
voor de luchtvaart wordt ingevoerd, dat door velen als alternatief voor een
kerosineaccijns zal worden gezien, verwacht ik niet dat de steun voor een
kerosineaccijns zal toenemen.
Pagina 27 van 82
81. Waarom is het op nul stellen van de ticketbelasting belangrijk voor het
Datum
netwerk (de hubfunctie) van de mainport?
Ons kenmerk
81. Voor behoud van het netwerk en de mainportfunctie van Schiphol is het VenW/DGLM-2009/2793
belang van een concurrerend kostenniveau zeer groot. In de Luchtvaartnota
wordt aangegeven dat het netwerk in belangrijke mate afhankelijk is van
transfervervoer (overstappende passagiers). Ook wordt de sterke samenhang
tussen het transfervervoer en het vervoer van op Schiphol aankomende en
vertrekkende passagiers (O/D verkeer) genoemd. Door hogere kosten voor het
O/D verkeer als gevolg van de vliegbelasting worden hiervoor andere luchthavens
gekozen (net buiten Nederland) en komen vluchten en bestemmingen onder druk
te staan, met weer uitstralingseffecten op andere bestemmingen. De lagere
vluchtfrequenties en het schrappen van bestemmingen zet namelijk de
transfermogelijkheden onder druk en leidt tot lagere inkomsten (transfervervoer
is zeer prijsgevoelig vanwege de beschikbare alternatieven en kostenstijgingen
zijn dus moeilijk te compenseren). Er kan dus een negatieve spiraal ontstaan. Uit
de benchmark Luchthavengelden en Overheidsheffingen, die in opdracht van
Verkeer en Waterstaat is uitgevoerd, blijkt dat Schiphol van de onderzochte grote
Europese luchthavens na Londen Heathrow de duurste was wanneer naar het
totale verkeerspakket wordt gekeken. Voor vluchten met voornamelijk O/D
passagiers was Schiphol zelfs de duurste luchthaven. Met het op nul stellen van
de vliegbelasting wordt het beeld voor Schiphol aanzienlijk verbeterd.
82. Hoe verhoudt de angst dat een vliegbelasting, zoals de onlangs op nul
gestelde ticketbelasting, leidt tot verlies van het marktaandeel van Air
France/KLM op de transfermarkt, zich tot de inschatting van SEO (Stichting
Economisch Onderzoek) dat Schiphol de komende tijd marktaandeel wint; heeft
dit er mee te maken dat de ticketbelasting alleen op bestemmingsverkeer wordt
geheven?
82. Het SEO heeft een scenarioberekening gemaakt om tot een prognose te
komen voor het aantal vliegtuigbewegingen op Schiphol in 2020 (zie ook
antwoord op vraag 140). Hierbij zijn drie subscenario's gehanteerd:
- evenwichtige hubontwikkeling tussen Parijs en Schiphol (zoals zich tussen
2004 en 2008 heeft voorgedaan);
- een grotere rol voor Schiphol in de hub-ontwikkeling;
- en een grotere rol voor Parijs in de hubontwikkeling.
SEO heeft geen inschatting gemaakt ten aanzien van de waarschijnlijkheid van
deze scenario's. In al deze subscenario's werd rekening gehouden met de toen
nog bestaande vliegbelasting. Uit de gevoeligheidsanalyse van SEO is gebleken
dat het op nul stellen van de vliegbelasting een positief effect heeft op het
verwachte aantal vliegtuigbewegingen op Schiphol van 45.000. Omgekeerd
gesteld zou de vliegbelasting dus op langere termijn tot een verlies van
marktaandeel leiden. SEO en de Luchtvaartnota zijn op dit punt dus in lijn met
elkaar.
83. Hoe groot is het effect van de ticketbelasting (die alleen geldt voor
bestemmingsverkeer) op de transfermarkt via het uitvallen van vluchten door een
gebrek aan bestemmingsverkeer; welke bestemmingen zouden bijvoorbeeld
minder frequent kunnen worden aangevlogen?
Pagina 28 van 82
83. Ter voorbereiding van de invoering van de vliegbelasting heeft het bureau
Datum
Significance in samenwerking met SEO in opdracht van het ministerie van
Financiën in augustus 2007 een schatting gemaakt van de effecten van een aantal Ons kenmerk
mogelijke varianten van de vliegbelasting. Daarbij is gekeken naar de effecten in VenW/DGLM-2009/2793
2011 in vergelijking met een situatie zonder vliegbelasting. In de variant die het
meeste lijkt op de vliegbelasting zoals uiteindelijk ingevoerd was het geschatte
effect een daling van 8 tot 10% van het totale verkeer en een daling van 4 tot 8%
van het transferverkeer. Ook het transferverkeer gaat dus omlaag, hoewel daar
geen vliegbelasting voor geldt. Signifance geeft als verklaring dat door de daling
van het bestemmingsverkeer (O/D) als gevolg van de vliegbelasting het aantal
vluchten daalt, waardoor het aantal transfermogelijkheden en de netwerkkwaliteit
omlaag gaat.
Significance heeft geen effecten berekend voor afzonderlijke bestemmingen. Hier
zijn ook verder geen gegevens over beschikbaar.
84. Is in de berekening van SEO ook meegenomen dat er meer ruimte op
Schiphol beschikbaar blijft voor transferverkeer als de groei van het
bestemmingsverkeer afvlakt door een ticketbelasting?
84. Nee, dit maakt geen expliciet onderdeel uit van de berekening van SEO.
Daarbij is het transferverkeer ook afhankelijk van het bestemmingenverkeer
(feeder).
85. Is het afschaffen van de ticketbelasting de enige kostenmaatregel die dit
kabinet neemt? Zo ja, zijn er geen andere mogelijkheden tot aanpassing van het
financiële luchtvaartbeleid?
85. Met het op nul stellen en in het belastingplan 2010 afschaffen van de
vliegbelasting is een belangrijke stap gezet om de kosten te verlagen en de
concurrentiepositie van de mainport te versterken. Zoals aangegeven vereist het
handhaven van een concurrerend kostenniveau met een optimale prijs/kwaliteit-
verhouding blijvende aandacht van overheid en luchtvaartpartijen. Het kabinet zet
zich in om kosten binnen de invloedssfeer van de overheid te verlagen c.q. op een
concurrerend niveau te handhaven. Een belangrijk aandachtsgebied betreft zoals
al eerder genoemd security. Ook met de LVNL (luchtverkeersleiding) is een traject
gestart om een aanzienlijke kostenreductie door te voeren. Verder heeft het
kabinet, zoals in de Luchtvaartnota gemeld, aan het op nul stellen van de
vliegbelasting voorwaarden verbonden inzake kostenreducerende maatregelen
van de luchthaven Schiphol. Bij brief van 29 mei 2009 (kamerstuk 29665 nr. 139,
d.d. 2 juni 2009) is de Kamer over het pakket kostenreducerende maatregelen
van Schiphol geïnformeerd.
86. Bent u zich er van bewust dat verlaging van de kosten voor de
luchtvaartsector neerkomt op het genoegen nemen met een lager
overheidsdividend en/of minder werkgelegenheid rond de luchthaven?
86. Voor de effecten van de verlaging van kosten op het dividend kan worden
verwezen naar het antwoord op vraag 14. De reorganisatie van Schiphol brengt
wel een banenverlies met zich mee voor het bedrijf Schiphol, maar dit gaat deels
ook om uitbestedingen.
87. Wat is de grens die u in acht neemt bij het verlagen van de kosten voor de
luchtvaartsector?
Pagina 29 van 82
Datum
87. Het doel is een concurrerend kostenniveau te bereiken en te handhaven, met
een optimale prijs/kwaliteit-verhouding. Voor wat betreft Schiphol gaat het erom Ons kenmerk
dat de "aeronautical costs"(luchthavengelden, overheidsheffingen, heffing VenW/DGLM-2009/2793
verkeersbegeleiding) en de kwaliteit van de dienstverlening niet uit de pas lopen
met de andere grote Europese hubluchthavens.
88 Waarom wil het kabinet zich `nu of op termijn' inzetten om maatregelen te
onderzoeken die kosten kunnen besparen binnen het domein security, terwijl daar
nu vraag om is?
88. Het kabinet vindt het belangrijk om in het traject van kostenbesparingen in
het security domein zowel de korte als de lange termijn in ogenschouw te nemen.
Het is duidelijk dat er nu behoefte is aan kostenbesparende maatregelen op het
gebied van security, zonder daarbij afbreuk te doen aan de kwaliteit van de
beveiliging op de luchthaven. Derhalve is het kabinet met de sector in overleg
getreden om maatregelen te onderzoeken die kosten kunnen besparen binnen het
domein security. Hierbij is de aandacht zowel gericht op concrete korte termijn
maatregelen, als op meer structurele en innovatieve maatregelen met een langere
voorbereidingstermijn.
89. Wanneer gaat het kabinet mogelijke kostenbesparende maatregelen binnen
het domein security onderzoeken en wanneer kan de Kamer daar informatie over
verwachten?
89. Namens het kabinet ben ik in samenwerking met de Minister van Justitie en in
overleg met de sector gestart met het onderzoeken van mogelijke
kostenbesparende maatregelen op het gebied van security. De Tweede Kamer zal
in het najaar van 2009 daarover worden geïnformeerd.
90. Kunt u toelichten waarom in de Luchtvaartnota alleen de benodigde ruimte
voor de ontwikkeling van de Nederlandse luchthavens wordt genoemd, met het
oog op de doelstelling dat Nederland internationaal uitstekend bereikbaar moet
zijn via een netwerk van verbindingen; waarom ontbreekt het Europese
hogesnelheidstreinnetwerk in de opgesomde vijf speerpunten?
90. Zie het antwoord op vraag 91.
91 Waarom ontbreekt ook in paragraaf 5.3 `Luchthavens in perspectief van het
netwerk' het hogesnelheidstreinnetwerk geheel?
91. Voor het realiseren van internationale bereikbaarheid zijn verschillende
instrumenten/vervoersmodaliteiten beschikbaar. Luchtverkeer is een belangrijke,
vooral waar het gaat om lange afstanden binnen Europa en intercontinentaal
verkeer. De HSL kan een complementaire functie hebben ten opzichte van
luchthavens/luchtvaart, aangezien het achterland van de luchthavens wordt
vergroot en naast het luchtverkeer meer snelle verbindingen in Europa ontstaan.
Afhankelijk van de verbindingen en reistijd (van deur tot deur, inclusief
inchecken) kan de HSL een aantrekkelijk alternatief zijn voor luchtvaart. In
algemene zin kan worden gesteld dat een HSL op afstanden tot ongeveer 800 km
in reistijd zou kunnen concurreren met het vliegtuig. Maar dan moeten er wel
HSL-verbindingen zijn. De ingebruikname van de HSL-Zuid zal in ieder geval een
Pagina 30 van 82
directe verbinding op de relaties met Brussel en Parijs bewerkstelligen en
Datum
reistijden per trein aanzienlijk doen verkorten.
Vanuit Nederland bezien voorziet een HSL primair in het accommoderen van Ons kenmerk
relatief kort point-to-point verkeer in Europa, bijvoorbeeld met de HSL-Zuid op de VenW/DGLM-2009/2793
verbinding Amsterdam-Brussel-Parijs. Daarmee ontstaan ook via het spoor
aantrekkelijke dagrandverbindingen. Voor een HSL liggen op de relaties met
Parijs, London en Frankfurt de grootste vervoerstromen, die in potentie een deel
van het luchtverkeer zouden kunnen overnemen. De vervoeromvang van het
luchtverkeer op die point-to-point relaties is echter te beperkt om investeringen in
een HSL te rechtvaardigen, wanneer alleen naar het aantal luchtvaartpassagiers
wordt gekeken. Dit is de reden dat in paragraaf 5.3 alleen wordt gekeken naar
luchthavens in perspectief van het internationale netwerk van verbindingen.
92. Is het waar dat de hogesnelheidstrein tot circa 800 kilometer qua reistijd kan
concurreren met het vliegtuig? Zo nee, tot welke afstand dan?
92. Ja, zie voor uitleg verder antwoord 91.
93. Welk deel van de vliegtuigbewegingen op Schiphol heeft nu steden binnen
800 kilometer van railknooppunt Utrecht als bestemming, en welk deel zal dit in
2020 zijn, bij de prognose van 580.000 vliegtuigbewegingen per jaar?
93. Ruim 20% van de vliegtuigbewegingen op Schiphol in 2008 had luchthavens
binnen 800 kilometer als bestemming. Van deze verbindingen wordt voor het
overgrote deel gebruik gemaakt door transferpassagiers. Het KiM (KiM/MuConsult,
2007, Verkenning mogelijkheden HSL als substitutie voor luchtvaart) identificeert
als reële treinalternatieven Brussel, Parijs, Londen en Frankfurt. Deze
bestemmingen zijn samen goed voor 14% van de vliegtuigbewegingen (Londen
alleen al 9%). Een klein deel hiervan is vrachtvluchten. Overigens was het
aandeel transferpassagiers op de verbinding met Brussel (1% van de
bewegingen) in 2008 92%. Over detailprognoses voor 2020 beschik ik niet.
94. Is het denkbaar dat in 2020 een substantieel deel van het vervoer over
afstanden onder de 800 kilometer per hogesnelheidstrein gaat in plaats van per
vliegtuig? Zo ja, welke capaciteitsuitbreiding voor het spoor op Schiphol is
daarvoor voorzien en/of nodig? Zo nee, waarom niet?
94. Zie het antwoord op vraag 91.
95. Hoe zal Schiphol in de toekomst omgaan met private ontwikkelaars zoals
Chipshol en hoe is de verhouding tussen het ontwikkelbedrijf van Schiphol en
private ontwikkelaars?
95. Schiphol neemt als marktpartij deel aan vastgoedontwikkelingen. In de
luchtvaartnota is ingegaan op de verschillende rollen die Schiphol heeft. Er zijn
geen aanwijzingen dat Schiphol ten aanzien van commerciële niet-
luchtvaartactiviteiten een economische machtspositie heeft of dat er een dusdanig
risico op machtsmisbruik bestaat dat er specifieke maatregelen moeten worden
genomen. Aangegeven is dat in de analyse die parallel aan de evaluatie van de
wet inzake exploitatie van de luchthaven Schiphol wordt uitgevoerd, aandacht
wordt besteed aan het vraagstuk van de verschillende rollen van Schiphol.
96. Waarop baseert u de behoefte aan zes luchthavens van nationale betekenis?
Pagina 31 van 82
Datum
96. De overweging waarom luchthavens van nationale betekenis zijn, ligt in het
feit dat deze luchthavens een functie hebben voor de internationale Ons kenmerk
bereikbaarheid van Nederland en de in de Nota Ruimte geïdentificeerde stedelijke VenW/DGLM-2009/2793
netwerken. Zie voor verdere toelichting het antwoord op vraag 98.
97. Wat zijn de voor- en nadelen van een dergelijk groot aantal luchthavens van
nationale betekenis?
97. De voor- en nadelen worden in het antwoord op vraag 98 toegelicht.
98. Ligt het niet meer voor de hand de luchtvaart te concentreren op een
beperkt aantal luchthavens, zodat de overlast, de economische ontwikkeling en de
investeringen in infrastructuur worden geconcentreerd?
98. Het realiseren van de doelen uit de Luchtvaartnota staat centraal, dat wil
zeggen het ontwikkelen van de optimale netwerkkwaliteit in combinatie met
concurrerende en duurzame luchtvaart. De luchthavens van nationale betekenis
leveren daaraan een bijdrage. De overweging waarom luchthavens van nationale
betekenis zijn, ligt in het feit dat deze luchthavens een functie hebben voor de
internationale bereikbaarheid van Nederland en de in de Nota Ruimte
geïdentificeerde stedelijke netwerken.
Schiphol is als nationale mainport vanzelfsprekend van nationaal belang.
Eindhoven, Lelystad en Rotterdam zijn aanvullend op de functie van Schiphol en
hangen daar operationeel mee samen. Voor Rotterdam geldt dit laatste nu al en
voor Lelystad en Eindhoven is deze ontwikkeling voorzien.
Groningen, Maastricht en Twente liggen verder van de Randstad, maar zijn wel
onderdeel van relevante stedelijke netwerken (zie Nota Ruimte en Pieken in de
Delta) en de internationale bereikbaarheid van deze stedelijke netwerken is van
nationaal belang.
Het inzetten van meerdere luchthavens naast Schiphol heeft voor- en nadelen. Ze
dragen gezamenlijk bij aan de netwerkkwaliteit in Nederland en kunnen bijdragen
aan ruimtelijk-economische doelen en ambities van Nederland en van een regio
(zoals werkgelegenheid en Bruto Nationaal Product). Tegelijkertijd levert vliegen
hinder (bijvoorbeeld geluid, ruimtebeslag) op. Uit onderzoek (quick scan kosten-
batenanalyse, uitgevoerd in het kader van het Aldersadvies) blijkt dat de totale
hoeveelheid hinder bij groei van de luchtvaart lager is als verkeer wordt
geaccommodeerd op een aantal luchthavens van nationale betekenis dan als dat
verkeer puur wordt geconcentreerd op Schiphol. Dat is een van de redenen voor
het kabinet om breder naar luchthavens in Nederland te kijken, dan alleen naar
Schiphol. Voor een nadere onderbouwing wordt verwezen naar bijlage C van de
Luchtvaartnota.
99. Wat gebeurt er met de ontwikkeling van regionale luchthavens zolang het
aantal van 510.000 vliegbewegingen per jaar op Schiphol niet wordt gehaald?
99. Het accommoderen van extra vraag vanuit Schiphol is dan puur vanuit
capaciteit gedacht nog niet aan de orde. Maar voor een selectieve groei van
Schiphol en voor de regionale ontwikkeling van Eindhoven kan het wel nodig zijn
om bijvoorbeeld Eindhoven Airport te ontwikkelen. In het convenant Behoud en
versterking mainportfunctie en netwerkkwaliteit luchthaven Schiphol is
afgesproken dat het inzetten van stimuleringsmaatregelen en het ontwikkelen van
de regionale luchthavens de marktontwikkeling moet volgen. Timing is dus een
Pagina 32 van 82
zeer belangrijk issue. Voor de timing van investeringen en het feitelijk kunnen
Datum
accommoderen van extra vliegverkeer worden de marktontwikkelingen continu
gemonitord in het kader van het genoemde convenant. Ons kenmerk
Vraag en aanbod worden op deze wijze zo goed mogelijk op elkaar afgestemd. VenW/DGLM-2009/2793
Het ontwikkelen van de regionale luchthavens in samenhang met de ontwikkeling
van Schiphol gebeurt vanuit het maatschappelijk doel van een optimale
internationale bereikbaarheid in combinatie met een concurrerende en duurzame
luchtvaart. Timing en onderlinge afstemming van de te nemen stappen en
beslissingen voor de regionale luchthavens is cruciaal en vereist een goed
samenspel van vele spelers. Ieder vanuit zijn eigen rol en verantwoordelijkheid.
De marktpartijen nemen de investeringsbeslissingen, waarbij de
marktontwikkelingen en condities en de daarbij behorende onzekerheden en
risico's een belangrijke rol spelen.
De overheden creëren de juiste condities in de vorm van zorgvuldige
besluitvorming, wetgeving, milieukaders, etc. Dit vraagt zorgvuldige procedures
die met inbreng van alle belanghebbenden doorlopen moeten worden. Deze
kosten tijd en de voorbereiding hiervoor moet daarom tijdig starten.
100. Is het juist dat de bedrijfseconomisch gezien kritische massa voor
regionale luchthavens minimaal 50.000 civiele vliegtuigbewegingen en 5 miljoen
passagiers is? Zo nee, wat is de kritische massa dan?
100. Nee dit is niet juist. Er is geen getal te noemen voor de kritische massa om
een regionale luchthaven bedrijfseconomisch te exploiteren. Dit verschilt per
geval en is bijvoorbeeld afhankelijk van de reeds beschikbare faciliteiten en
infrastructuur op een luchthaven, de nieuw te plegen investeringen (en de
omvang daarvan), de exploitatiekosten (verkeersleiding, brandweer, security
etc) en de te behalen opbrengsten per passagier. Per geval wordt een
bedrijfseconomische onderbouwing dan ook op zijn merites beoordeeld.
101. Welke financiële risico's lopen de regionale luchthavens, in de vorm van zich
niet uitbetalende investeringen op deze luchthavens, en de rijks-, provinciale en
gemeentelijke overheden, door investeringen in infrastructuur en
bedrijventerreinen, als blijkt dat op onjuiste gronden uitgegaan wordt van een
forse groei van de luchtvaart tot 2020?
101. Dit risico blijft altijd bestaan. Luchtvaartmaatschappijen bepalen immers zelf
vanaf welke luchthaven ze vliegen. Wel worden voor de timing van investeringen
de marktontwikkelingen nauwlettend gevolgd. Zie verder antwoord op vraag 99.
102. Wat zijn de gevolgen voor de stedelijke en ruimtelijke ontwikkeling en
natuur en landschap bij de regionale luchthavens, als op onjuiste gronden
uitgegaan wordt van een forse groei van de luchtvaart tot 2020?
102. Ik ga ervan uit dat de luchtvaart weer gaat groeien. Hoe snel precies is niet
te zeggen, maar de 580.000 vliegtuigbewegingen zullen als deze niet in 2020
worden gerealiseerd in elk geval op een ander moment alsnog aan de orde zijn.
Ik deel de stelling dan ook niet, dat mogelijk op onjuiste gronden uitgegaan wordt
van een forse groei van de luchtvaart tot 2020.
Als de groei zich in een lager tempo voordoet heeft dat hooguit positieve
consequenties voor bijvoorbeeld de hinder en het milieu. Het is beter om er
rekening mee te houden dat de vraag zich kan voordoen dan met de negatieve
Pagina 33 van 82
consequenties te zitten indien er onvoldoende capaciteit is om de vraag te
Datum
accommoderen.
In het kader van de nationale capaciteitsvraag ziet het kabinet een rol voor Ons kenmerk
Eindhoven en Lelystad. De heer Alders onderzoekt momenteel bij Eindhoven en VenW/DGLM-2009/2793
Lelystad wat de effecten zijn van ontwikkeling van deze luchthavens op de
stedelijke en ruimtelijke ontwikkeling, economische effecten en natuur en
landschap.
103. Realiseert u zich dat het openhouden van uitbreidingsopties voor zes
regionale luchthavens en Schiphol een forse hypotheek legt op de omgeving van
deze luchthavens en verwachtingen wekt bij regionale bestuurders die zeker niet
overal zullen worden waargemaakt?
103. Ik realiseer me dat bij de afweging voor ontwikkeling van één of meerdere
luchthavens altijd meerdere factoren een rol spelen, zoals economische effecten
(waaronder werkgelegenheid), bereikbaarheidseffecten (waaronder reistijd),
externe effecten (waaronder geluid, ruimtebeslag), investeringskosten en
draagvlak (onder andere in de regio). Juist op basis van deze factoren heeft het
kabinet gekozen voor de lijn zoals gepresenteerd in de Luchtvaartnota.
104. Waarom gaat het kabinet ervan uit dat luchtvaartmaatschappijen zelf tot
een herverdeling van vluchten zullen komen en hoe realistisch is deze
verwachting, gezien het feit dat bijvoorbeeld EasyJet al heeft aangegeven niet
vrijwillig te willen meewerken aan welke uitplaatsing dan ook?
104. Marktwerking is de beste manier om dit te doen. Luchtvaartmaatschappijen
maken op grond van kwaliteit, kosten en verzorgingsgebied een afweging. Dit
betekent dat de luchthavens van nationale betekenis moeten zorgen dat zij
concurrerend zijn.
EasyJet heeft onlangs aangegeven dat Lelystad (naast Schiphol) een interessante
optie zou kunnen zijn. Schiphol stelt een goede systematiek op voor het
stimuleren en ontmoedigen van bepaald type verkeer op Schiphol. Dit bespreken
wij twee maal per jaar in samenhang met het vraagstuk van benodigde regionale
luchthavencapaciteit.
105. Hoe verklaart u de verschillen tussen de aantallen luchthavens op pagina 59
en de aantallen op pagina 56?
105. Het is spijtig dat deze inconsistentie in de Luchtvaartnota is geslopen. De
juiste aantallen staan op pagina 59: circa 75 sportvliegvelden en circa 70 (on
shore) heliplatforms. Deze aantallen kunnen in de tijd variëren, omdat het deels
gaat om tijdelijke luchthavens.
106. Hoeveel heliplatforms en hoeveel sportvliegvelden zijn er in Nederland?
106. Zie het antwoord op vraag 105.
107. Welke randvoorwaarden stelt de Europese Unie aan een
luchthavensysteem (MAS; Multi Airport System); moeten alle deelnemende
luchthavens bijvoorbeeld in dezelfde agglomeratie liggen?
107. Op 1 november 2008 is Verordening 1008/2008 van de EU in werking
getreden. In deze verordening, waarin niet meer gesproken wordt over het begrip
Pagina 34 van 82
"luchthavensysteem", is bepaald dat een lidstaat de verdeling van het
Datum
luchtverkeer tussen luchthavens na overleg met belanghebbende partijen mag
regelen, voor zover aan de volgende voorwaarden is voldaan: Ons kenmerk
a) de luchthavens bedienen dezelfde stad of agglomeratie; VenW/DGLM-2009/2793
b) de luchthavens worden bediend door adequate vervoersinfrastructuur die, voor
zover mogelijk, een directe verbinding verschaft waardoor de luchthaven binnen
negentig minuten kan worden bereikt, ook indien daarvoor de grens moet worden
overschreden;
c) de luchthavens zijn via frequent, betrouwbaar en efficiënt openbaar vervoer
verbonden met elkaar en met de stad of agglomeratie die ze bedienen, en
d) de luchthavens bieden de luchtvaartmaatschappijen de nodige diensten en
doen niet onnodig afbreuk aan hun commerciële kansen.
Een voorstel voor de verdeling van het luchtverkeer tussen de betrokken
luchthavens moet in overeenstemming zijn met de beginselen van evenredigheid
en transparantie en op objectieve criteria gebaseerd zijn.
De Europese Commissie moet in kennis gesteld worden van een voornemen om
de verdeling van het luchtverkeer te regelen en beslist binnen zes maanden na
ontvangst van de kennisgeving of de voorgestelde maatregel mag worden
toegepast.
Het kabinet kiest er niet voor om een verkeersverdelingssysteem conform de EU-
verordening in te stellen, maar laat het aan de marktpartijen over om de
verdeling van het verkeer zelf te organiseren. Het kabinet vindt dat het initiatief
om de samenhang tussen luchthavens te versterken bij de luchthavenexploitanten
ligt.
108. Is het voor een van de vliegvelden Eindhoven, Lelystad, Twente en
Niederrhein/Weeze onzeker of het deel mag uitmaken van het Schiphol-MAS?
108. Aangezien het kabinet er niet voor kiest om een verkeersverdelingssysteem
conform de EU-verordening in te stellen (zie antwoord op vraag 107), is de vraag
of de genoemde luchthavens aan de hiervoor genoemde EU-randvoorwaarden
voldoen niet relevant.
Van het stelsel van samenwerkende luchthavens zoals het kabinet dat voor zich
ziet, maken naast Schiphol ook Rotterdam, Eindhoven en Lelystad onderdeel uit.
Dit vanwege de samenhang bij het realiseren van optimale internationale
bereikbaarheid en het internationale netwerk van verbindingen. Deze luchthavens
bedienen deels dezelfde (agglomeratie)markt van herkomst- en
bestemmingsverkeer, hebben met elkaar te maken in verband met de indeling
van het luchtruim en zijn in staat om complementaire functies te hebben. Voor
Twente en Niederrhein/Weeze geldt dit niet en evenmin voor Maastricht en
Groningen/Eelde.
109. Worden Europese randvoorwaarden aan een MAS de komende jaren
gewijzigd?
109. De nieuwe randvoorwaarden voor verkeersverdeling tussen luchthavens zijn
op 1 november 2008 van kracht geworden. Een nieuwe wijziging in de
eerstkomende jaren is niet waarschijnlijk.
110. Is het waar dat de Luchthaven Twente geen onderdeel zal uitmaken van
het stelsel van samenwerkende luchthavens? Zo ja, hoe verklaart u dan uw
Pagina 35 van 82
voorkeur om Twente uitdrukkelijk als mogelijke vestigingsplaats te beschouwen
Datum
voor de uit te plaatsen vliegbewegingen van Schiphol?
Ons kenmerk
110. Ja, dat klopt. Het stelsel van samenwerkende luchthavens moet bestaan uit VenW/DGLM-2009/2793
luchthavens die een inhoudelijke samenhang met elkaar vertonen, zoals de
overlap van het catchment area en operationele aspecten als gebruik van het
luchtruim. Twente voldoet hier niet aan. Dat staat los van de vraag of Twente een
strategische rol kan vervullen bij het in directe dan wel indirecte zin
accommoderen van 70.000 vliegtuigbewegingen op luchthavens van nationale
betekenis.
111. Heeft de regering al concrete stappen gezet in de richting van een
nationaal luchthavensysteem bestaande uit Schiphol en Lelystad Airport?
111. Het kabinet is er voorstander van om de luchthavenexploitanten van
Schiphol, Eindhoven, Lelystad en Rotterdam zelf een stelsel van samenwerkende
luchthavens te laten instellen, waarbij een verdeling van het verkeer tot stand
komt met behulp van het bieden van de juiste kwaliteit voor de juiste kosten,
stimuleringsmaatregelen en operationele restricties. Het Rijk kan hierbij
faciliterend zijn, als daar aan de regelgevende kant aanleiding voor is.
112. Zijn er zonder nationaal luchthavensysteem juridische mogelijkheden om
vliegtuigbewegingen uit te plaatsen van Schiphol naar Lelystad? Zo ja, welke?
112. Niet vanuit directe overheidsregelgeving. Wel via de luchthavenexploitanten
door een effectief systeem te maken van stimuleringsmaatregelen en operationele
aanpassingen waardoor de facto luchtvaartmaatschappijen verleid worden om een
bepaalde luchthaven te kiezen. Van actief uitplaatsen zal nooit sprake zijn.
113. Is er in de Luchtvaartnota sprake van een nieuwe definitie van `selectieve
ontwikkeling van de luchtvaart'; dit betekende tot voor kort toch het niet meer
toelaten van alle soorten vluchten, maar selecteren met het oog op een
vermindering van de geluidshinder en op economische toegevoegde waarde, en
niets slechts het afstemmen van vraag en aanbod?
113. Er zijn diverse vragen gesteld over het begrip `selectiviteit'. Het huidige
selectiviteitsbeleid kent twee aspecten: selectiviteit op het gebied van
duurzaamheid en selectiviteit voor het behoud en stimulering van het
mainportverkeer op Schiphol.
In de Luchtvaartnota zijn - als antwoord op de motie van de kamerleden Cramer
en Tang (Tweede Kamer, vergaderjaar 2008-2009, 29 665, nr. 124) - op pagina
61 en pagina 90 de selectiviteitsmaatregelen beschreven, die zijn gericht op beide
aspecten.
Ten aanzien van duurzaamheid worden eisen gesteld aan vliegtuigen die op
Nederland mogen vliegen. Vliegtuigen met veel uitstoot en geluid zijn in
Nederland op geen enkele luchthaven toegestaan. Daarnaast worden op Schiphol
door onder meer tariefstelling verdere selectiviteitsmaatregelen genomen om te
zorgen dat de vliegtuigen die het meeste geluid produceren (onderkant Hoofdstuk
3) ook het hoogste tarief betalen. Hetzelfde geldt voor vliegen in de nacht dat
leidt tot extra hinder (slaapverstoring). Voor andere luchthavens in Nederland ziet
het kabinet graag een vergelijkbare ontwikkeling.
Schiphol heeft als mainport binnen Nederland een uniek product met een grote
toegevoegde waarde. Door met een relatief kleine thuismarkt zo'n uitgebreid
Pagina 36 van 82
netwerk van economisch relevante verbindingen aan te bieden, is Schiphol
Datum
cruciaal voor de Nederlandse economie. Het kabinet en de bestuurders en
bewoners uit de regio van de luchthaven zijn het er over eens dat de Ons kenmerk
mainportfunctie van Schiphol moet worden behouden, maar dat Schiphol niet VenW/DGLM-2009/2793
ongebreideld kan groeien. Om deze reden wordt enerzijds een capaciteit tot en
met 2020 vastgesteld en anderzijds voor Schiphol selectiviteitsbeleid ingezet dat
gericht is op het behoud van de mainportfunctie. Hierover zijn in een convenant
tussen het Rijk en Schiphol nadere afspraken gemaakt.
De gekozen inzet voor de luchthaven Schiphol betekent dat het voor een
gewenste ontwikkeling van Schiphol (namelijk het binnen de gestelde
capaciteitsgrens accommoderen van grotendeels mainportgebonden verkeer)
nodig is dat capaciteit op andere luchthavens wordt aangewend (het verkeer moet
immers ergens heen), in eerste instantie Eindhoven en Lelystad. Dit is ook in een
KBA onderbouwd. In het proces dat door de heer Alders voor deze beide
luchthavens is ingezet, wordt nadrukkelijk bekeken welk type vliegverkeer past bij
de regionaal-economische ontwikkelingen van de beide regio's. Het gaat dus niet
alleen om kwantiteit (aantal vliegtuigbewegingen), maar vooral ook om regionale
kwaliteit.
114. Kunt u verduidelijken wat u verstaat onder het begrip `selectiviteit', als
volgens de Luchtvaartnota bestaande verbindingen moeten worden onderhouden
en nieuwe verbindingen moeten worden gerealiseerd (zie pagina 6 van de nota);
op welke verbindingen heeft het begrip selectiviteit dan betrekking?
114. Het begrip selectiviteit heeft in eerste instantie betrekking op het behouden
van ruimte voor mainportgebonden verkeer op Schiphol zoals ook aan de
Alderstafel is overeen gekomen. Zie het antwoord op vraag 113 voor verder
toelichting.
115. Welke gevolgen hebben marktontwikkelingen op de beoogde selectieve
ontwikkeling van de luchtvaart?
115. In het convenant behoud en versterking mainport functie en
netwerkkwaliteit luchthaven Schiphol hebben partijen aangegeven van mening te
zijn dat gezien de beperkte groeiverwachting voor de luchtvaart voor de korte
termijn de invoering van stimuleringsmaatregelen een tijdshorizon moet hebben
die past bij de marktontwikkeling. Voor de timing van het inzetten van
stimuleringsinstrumenten voor de selectieve ontwikkeling van Schiphol worden de
marktontwikkelingen gevolgd. Afgesproken is dat besluitvorming over de
implementatie van deze maatregelen voor 31 december 2012 plaatsvindt of
zoveel eerder als de grens van 95% van het plafond van 510.000
vliegtuigbewegingen in zicht komt.
Over het convenant en de hierboven besproken punten vindt tweejaarlijks overleg
plaats.
116. Welke gevolgen hebben wijzigingen (in richting of tempo) van de beoogde
selectieve ontwikkeling?
116. In het Convenant behoud en versterking mainport functie en
netwerkkwaliteit luchthaven Schiphol is afgesproken dat ten behoeve van het in
antwoord op vraag 115 genoemde overleg door Schiphol Group tenminste twee
maal per jaar een overzicht wordt gegeven van de groei van het aantal
vliegtuigbewegingen in relatie tot het plafond op Schiphol, de ontwikkeling van
Pagina 37 van 82
het aandeel mainportgebonden verkeer in verhouding tot de ontwikkeling van het
Datum
aandeel niet-mainportgebonden verkeer, de ontwikkeling van het aantal
vliegtuigbewegingen in de nacht en vroege ochtend in relatie tot de afgesproken Ons kenmerk
beperkingen, de ontwikkeling van het aandeel niet-mainportgebonden verkeer in VenW/DGLM-2009/2793
de nacht en vroege ochtend en de ontwikkeling van het aandeel
mainportgebonden verkeer in de piekuren.
Hierbij is geconstateerd dat het genoemde overzicht bepalend is voor de wijze en
het tijdstip waarop invulling wordt gegeven aan de implementatie van de
stimuleringsmaatregelen ten behoeve van de selectieve ontwikkeling van
Schiphol.
117. Waarom is het begrip 'selectiviteit' in de Luchtvaartnota alleen voor
Schiphol concreet uitgewerkt; geldt voor de andere luchthavens dat het
beleidsuitgangspunt is dat alle vraag wordt gefaciliteerd?
117. Voor Schiphol zijn hierover al concrete afspraken gemaakt aan de
Alderstafel. Voor Lelystad en Eindhoven maakt dit onderdeel uit van het traject
van de heer Alders aldaar. Zie verder het antwoord op 113.
118. Waarom wordt het begrip selectiviteit in de Luchtvaartnota louter ingevuld
op basis van de criteria van wel of geen hub-gebonden karakter (om te bepalen
welke vluchten kunnen worden uitgeplaatst) en de technologische
geavanceerdheid van vliegtuigen?
118. Omdat de schaarste in capaciteit begint bij Schiphol en het een publiek
belang is om de mainportfunctie van Schiphol te behouden. Zie ook het antwoord
op 113.
119. Kunt u de Kamer uw huidige visie op het begrip selectiviteit doen
toekomen op het punt van vliegverkeer dat essentieel /minder essentieel is voor
de kwaliteit van het verbindingennetwerk van Schiphol?
119. In de Luchtvaartnota (zie pagina 56) is onderscheid gemaakt tussen een
vijftal marktsegmenten: 1) Skyteam, 2) overige full service carriers, 3)
luchtvaartmaatschappijen voor (zakelijk) point-to-pointbestemmingen (ook low-
cost), 4) full freighters en 5) luchtvaartmaatschappijen voor niet-zakelijke point-
to-pointbestemmingen. Hierbij is ook aangegeven in hoeverre deze bijdragen aan
de netwerkkwaliteit op Schiphol. Alle segmenten met uitzondering van het niet-
zakelijke point-to-pointverkeer dragen in enige mate bij aan de mainportfunctie
van Schiphol.
120. Bent u bereid om voor de luchthavens van 'nationaal belang' algemene
regels op te stellen uit het oogpunt van selectieve, duurzame ontwikkeling en de
bescherming van de gezondheid en leefkwaliteit van de omwonenden van
luchthavens?
120. De wet RBML omvat onder meer de verplichting om voor iedere luchthaven
een commissie regionaal overleg luchthaven in te stellen (zogeheten CRO's). Op
grond van de wet heeft deze commissie de taak om door overleg van diverse
betrokkenen, waaronder ook de omwonenden, een gebruik van de luchthaven te
bevorderen dat zoveel mogelijk recht doet aan de belangen van die betrokkenen.
In een commissie kunnen afspraken worden gemaakt over het gebruik, zodat een
luchthaven zo optimaal mogelijk in zijn omgeving functioneert. Het gaat er vooral
Pagina 38 van 82
om dat de belangrijkste betrokkenen, m.n. de exploitant, de gebruikers, de
Datum
luchtverkeersdienstverlening en de gemeente(n), hun taken of bevoegdheden ten
aanzien van een luchthaven zoveel mogelijk op elkaar afstemmen. Ons kenmerk
Daarnaast worden specifieke regels vastgelegd in de aanwijzingen van de VenW/DGLM-2009/2793
verschillende luchthavens.
61
121. Kunt u de Kamer het rapport `Ontwikkeling van een houdbaar
afwegingskader voor het luchtvaartpolitieke selectiviteitsbeleid op Schiphol' van
SEO van februari 2008 met de verfijning van medio 2008 doen toekomen?
121. Vooralsnog kan ik u het genoemde rapport niet toesturen, omdat het
bedrijfsvertrouwelijke gegevens bevat en het onderzoek niet officieel is afgerond.
Indien het alsnog tot afronding van het SEO-onderzoek komt, zal ik u het
eindrapport doen toekomen.
In 2007 heeft SEO van de ambtelijke werkgroep Selectiviteit opdracht gekregen
om een houdbaar afwegingskader te ontwikkelen voor het luchtvaartpolitieke
selectiviteitsbeleid op Schiphol. SEO moest dit doen in nauwe afstemming met de
betrokken luchtvaart- en luchthavenbedrijven die daarvoor de benodigde
bedrijfsvertrouwelijke gegevens moesten verstrekken. Omdat niet alle benodigde
bedrijfsgegevens ter beschikking konden worden gesteld was SEO niet in staat om
het door haar ontwikkelde kader ook daadwerkelijk te toetsen. Aangezien het
afwegingskader niet kon worden afgerond, blijft het rapport een voorlopig
karakter houden en bevat het bovendien bedrijfsvertrouwelijke gegevens,
waardoor het niet voor verdere verspreiding geschikt is.
De met het ontwikkelen van het genoemde afwegingskader opgedane ervaringen
hebben wel geholpen om de discussie over selectiviteit binnen de Commissie van
der Zee een impuls te geven.Het advies van de Commissie is een weergave van
die discussie. Het rapport van SEO, met de update-poging in 2008, vormt,
onvolledig als het is, ook geen onderbouwing van de Luchtvaartnota. Hiervoor is
gebruik gemaakt van een separate netwerkanalyse van OC&C Strategy
consultants (december 2007).
In het kader van de in de Luchtvaartnota aangekondigde Vergunningennota wordt
gekeken of de werkzaamheden van SEO alsnog voortgezet kunnen worden. Dit is
afhankelijk van het budget en de medewerking van marktpartijen.
122. Wanneer komt er een vervolg op het SEO-rapport over selectiviteitsbeleid
met criteria voor prioriteiten van netwerkverbindingen voor een selectieve
ontwikkeling van het luchtverkeer op Schiphol?
122. Zie het antwoord op vraag 121.
123. Verstaat u onder selectiviteit ook het nastreven van een verschuiving van
vluchten naar passagiersbewegingen via het spoor? Zo ja, waarom besteedt u
daar geen aandacht aan in de Luchtvaartnota?
123. Nee, op dit moment wordt dit niet onder selectiviteit verstaan en is dit ook
niet meegenomen in de Luchtvaartnota. Zie voor verdere uitwerking de
antwoorden op de vragen 90 en 91.
124. Waarom spreekt de Luchtvaartnota over het verplaatsen naar het
buitenland (of vraaguitval) van luchtvaart waarvoor in Nederland geen plaats
meer is?
Pagina 39 van 82
124. Het kabinet heeft ervoor gekozen om de verwachte marktvraag van 580.000
Datum
vliegtuigbewegingen te accommoderen in Nederland. De baten van het
verplaatsen van vluchten naar het buitenland (geen toename van de hinder in Ons kenmerk
Nederland) wegen niet op tegen de kosten (verlies aan reistijd) en verlies aan VenW/DGLM-2009/2793
economische baten.
Op pagina 60 wordt overigens bedoeld dat als er bij groei van de vraag naar
luchtvaart geen capaciteit (aanbod) wordt gecreëerd er sprake zal zijn van
verandering in reispatronen. Mensen zullen niet meer reizen of hun reis vanuit het
buitenland gaan maken.
125. Is bij de opmerking over het over het verplaatsen van luchtvaart naar het
buitenland overwogen dat het vervoer ook per hogesnelheidstrein (of auto) kan
plaats vinden?
125. Zie 126.
126. Zou het voor de BV Nederland nadelig zijn als de hogesnelheidstrein een
deel van het vervoer per vliegtuig overneemt en wat zou dit betekenen voor de
broeikasgasemissies en de luchtvervuiling per reiziger?
126. Voor het eerste deel van het antwoord wordt verwezen naar het antwoord op
vraag 91.
Voor wat betreft de broeikasgasemissies: indien nieuwe HSL-verbindingen in de
toekomst zich zouden ontwikkelen tot een bruikbaar alternatief voor bepaalde
luchtvaartverbindingen zou dit een daling in broeikasgasemissies kunnen
betekenen.
127. Op welke regionale luchthavens doelt u precies onder punt 1 in het kader op
pagina 61 van de Luchtvaartnota (Uitbreiding regionale luchthavencapaciteit)?
127. Het gaat hier in eerste instantie om de luchthavens Eindhoven en Lelystad,
waarvan het kabinet heeft aangegeven om in het kader van de nationale
capaciteitsvraag de mogelijkheden te creëren om het niet-mainportgebonden
verkeer te accommoderen.
128 Waarom stelt u bereid te zijn tot verder capaciteitsuitbreiding op luchthavens
van nationale betekenis?
128. Het kabinet heeft besloten om op basis van een marktverwachting van
580.000 vliegtuigbewegingen in 2020 in totaal ruimte te maken voor 510.000
vliegtuigbewegingen op Schiphol en 70.000 extra vliegtuigbewegingen op
luchthavens van nationale betekenis (in eerste instantie Eindhoven en Lelystad).
Een uitgebreide onderbouwing voor deze keuze is opgenomen in bijlage C van de
Luchtvaartnota.
129. Welke stappen worden tot 31 december 2012 ondernomen ter
voorbereiding op besluitvorming over mogelijke verdere capaciteitsuitbreiding op
luchthavens van nationale betekenis?
129. Het kabinet ziet Eindhoven en Lelystad in eerste instantie als de
luchthavens, die bij voldoende belangstelling uit de markt, draagvlak in de regio
en passend bij de ruimtelijk economische ontwikkeling van de regio een rol
kunnen hebben in het accommoderen van 70.000 niet-mainportgebonden
Pagina 40 van 82
vliegtuigbewegingen in het kader van de nationale capaciteitsvraag. Daarbij wordt
Datum
als richtgetal ingezet op een gelijke verdeling over Eindhoven en Lelystad in 2020
uitgaande van een gefaseerde aanpak. Ons kenmerk
Eerst zal de heer Alders met zijn advies komen over de mogelijkheden en het VenW/DGLM-2009/2793
draagvlak om op Eindhoven en Lelystad 70.000 vliegtuigbewegingen te
accommoderen. Daarna stelt het kabinet een kabinetsreactie op (voor Lelystad in
relatie tot de RAAM-brief). Om ruimte te maken voor 70.000 niet-
mainportgebonden vliegtuigbewegingen zal daarna een luchthavenbesluit onder
de RBML wet moeten worden voorbereid. Voor Lelystad geldt voor de periode tot
en met 2015 dat de lopende aanwijzingsprocedure doorgang zal vinden. Hierin
wordt uitgegaan van het verzoek van de exploitant van Lelystad Airport om een
aanwijzingsbesluit voor 5.000 vliegtuigbewegingen te nemen. Voor Eindhoven
zullen verdere bestuurlijke afspraken worden gemaakt, met een fasering tot 2015
en voor de periode 2015-2020, waaronder verder burgermedegebruik op de
militaire luchthaven Eindhoven kan plaatsvinden.
In de Luchtvaartnota is aangegeven dat bij groei van de luchthaven Lelystad, de
militaire verkeersstromen naar de Vliehors Range zullen verschuiven richting (het
plaatselijk luchtverkeersleidingsgebied van) Lelystad. Dit is onjuist. De
consequenties van groei op Lelystad dienen nader te worden uitgewerkt. Voor wat
betreft ontwikkeling van de luchthaven van Lelystad met de huidige
aanwijzingsprocedure is de verwachting dat een zeer beperkte verschuiving van
de militaire verkeersstromen naar het noordoosten nodig is. De consequenties
van verdere groei na 2015 dienen, in het kader van de regionale Alderstafel, op
hoofdlijnen in kaart te worden gebracht. Hierbij geldt dat verschuiving van
militaire verkeersstromen richting het plaatselijk luchtverkeersleidingsgebied in
geen geval aan de orde is. De provincie Flevoland en de gemeente Lelystad zijn
hierover reeds per brief geïnformeerd.
130. Wat is de reden dat dit kabinet al projecten voorbereidt die pas in de verre
toekomst noodzakelijk zijn, gezien de terugval in de groei van de
luchtvaartmarkt; zou, gezien de grote onzekerheid en de beschikbare tijd, niet
kunnen worden volstaan met het reserveren van ruimte?
130. Voorop staat dat het Aldersakkoord over de verdere ontwikkeling van
Schiphol één en ondeelbaar is, maar ik ben me wel bewust van de huidige
terugval in de marktvraag. Echter, tijdige voorbereiding van projecten blijft ook in
een tijdelijk teruglopende markt noodzakelijk. Ik heb de heer Alders gevraagd om
gezamenlijk met marktpartijen te komen tot een tijdpad van de ontwikkeling van
het aantal vliegtuigbewegingen tot 580.000, waarbij met name ingegaan wordt op
de ontwikkelingen op de korte termijn en de consequenties van de huidige
groeivertraging voor het tijdstip waarop de afspraken uit het Convenant Behoud
en versterking mainportfunctie en netwerkkwaliteit luchthaven Schiphol worden
geëffectueerd.
131. Kunt u een overzicht geven van de overheidsmiddelen die sinds 1999 naar
de verschillende regionale vliegvelden zijn gevloeid in de vorm van directe
overheidssteun door landelijke, provinciale of gemeentelijke overheden, in de
vorm van het aanvullen van tekorten van regionale luchtverkeersleidingen door
de Luchtverkeersleiding Nederland of anderszins?
Pagina 41 van 82
131. Op dit moment is het niet goed mogelijk een volledig overzicht te geven van
Datum
alle overheidsmiddelen (landelijk, provinciaal, gemeentelijk) die sinds 1999 naar
de regionale luchthavens zijn gegaan. Dit vergt een uitgebreide inventarisatie bij Ons kenmerk
rijk, regionale en lokale overheden. Wel kan ik u enkele hoofdlijnen aanreiken die VenW/DGLM-2009/2793
u helpen een globaal overzicht te krijgen.
In 1997 is de nota Regionale Luchthavenstrategie, de zogenoemde RELUS-nota
(kamerstuk II 1996-1997 25230, nrs. 1-2), met de Tweede Kamer besproken. De
daarin opgenomen beleidsmaatregelen betreffen in hoofdzaak het beëindigen van
de financiële betrokkenheid van het rijk bij de regionale luchthavens. Tot die tijd
was het gebruik dat de rijksoverheid, in het algemeen als mede-aandeelhouder,
40 procent van de exploitatietekorten van de regionale luchthavens
compenseerde en de regio de overige 60 procent. Besloten werd om de
subsidierelatie tussen het Rijk en de regionale luchthavens te beëindigen middels
een afkoop van toekomstige exploitatietekorten. Daartoe zijn in 2001
overeenkomsten gesloten, waarbij niet alleen afkoopsommen van toekomstige
exploitatietekorten zijn toegekend, maar ook investeringsbijdragen om de
luchthaven met een goed perspectief aan publieke en private partijen in de regio
over te doen. Dit laatste was nodig om ook afstand te kunnen doen van het
aandeelhouderschap in een aantal van deze luchthavens. Het rijk heeft sinds 2001
geen exploitatiebijdragen meer betaald en uitsluitend de verplichtingen inzake
investeringsbijdragen conform de overeenkomsten nagekomen.
Met betrekking tot de bijdragen voor verkeersleiding geven de jaarverslagen van
de LVNL een uitstekend overzicht. In principe zijn de tarieven van de LVNL
kostendekkend voor alle luchthavens tezamen. Recent is de tarifering van LVNL
gewijzigd. Deze wijziging vindt zijn grondslag in de implementatie van het Single
European Sky verordeningenpakket in de Nederlandse wetgeving. Hierdoor is het
mogelijk dat op basis van het "full cost recovery principe" één kostendekkend
ATC-tarief wordt berekend op alle Nederlandse luchthavens voor alle gebruikers.
132. Hoe verwacht u dat deze geldstromen naar de regionale vliegvelden zich in
de toekomst zullen ontwikkelen?
132. Vanuit het Rijk zijn momenteel geen verdere toezeggingen dan op grond van
de overeenkomsten van 2001 aangegaan. Exploitatiebijdragen worden in principe
niet meer gegeven; investeringsbijdragen worden conform de gemaakte
afspraken toegekend. Omdat sommige investeringen nog lopen, zal ook in de
komende jaren nog verdere afrekening plaatsvinden. Uiteindelijk zal ook hieraan
een einde komen. De facto geldt daarbij dat de gebruikers van Schiphol betalen
voor een verlieslatende verkeersleidingsdienstverlening op enkele regionale
luchthavens. Dit wordt dus niet door de overheid gesubsidieerd, maar komt uit de
totale gebruikersbijdrage voor verkeersleiding in Nederland. Voor luchthaven
Twente geldt hetgeen ik u separaat heb gestuurd.
Vanuit regionale en lokale overheden verwacht ik dat publieke geldstromen naar
regionale vliegvelden steeds verder zullen afnemen. Publieke geldstromen naar
regionale vliegvelden moeten immers voldoen aan de EU-richtsnoeren voor de
financiering van luchthavens uit 2005. Omdat de exploitatie van regionale
luchthavens wordt gezien als een economische activiteit, is al gauw sprake van
staatssteun en die kan alleen verenigbaar met het EU-verdrag verklaard worden
als deze aan strikte voorwaarden voldoet.
Pagina 42 van 82
Met betrekking tot luchtverkeersleiding geldt een nieuw tarievenstelsel dat in
Datum
beginsel kostendekkend is. Bij dit heffingenregime wordt uitgegaan van het
principe dat alle kosten die worden gemaakt voor luchtverkeersdienstverlening op Ons kenmerk
alle Nederlandse luchthavens (one group of airports) worden verrekend door VenW/DGLM-2009/2793
middel van één tarief dat geldt voor alle gecontroleerde luchthavens.
133. Hoe gaat het kabinet er voor zorgen dat de stimuleringsmaatregelen ten
behoeve van de regionale luchthavencapaciteit geen verkapte staatssteun, via de
kas van Schiphol, aan de regionale luchthavens wordt?
133. Er is in de luchtvaartnota geen sprake van stimuleringsmaatregelen in
geldelijke zin voor regionale luchthavens. Daarmee is het doorsluizen van publiek
geld via de kas van Schiphol naar de regionale luchthavens waarin Schiphol
participeert, niet aan de orde.
Voor zover Schiphol zelf gelden aan zijn dochtermaatschappijen ter beschikking
stelt, is er geen sprake van (verkapte) staatssteun. Het betreft hier bedrijfsmatige
beslissingen binnen de groepsmaatschappij.
Alleen in het geval (financiële) beslissingen aan de orde zijn die de instemming
van de aandeelhouders behoeven, moet getoetst worden of er sprake kan zijn van
staatssteun in strijd met het EG-Verdrag. Het gaat dan immers om de allocatie
van het vermogen van de onderneming. Dit vermogen is, gegeven het publieke
aandeelhouderschap, publiek eigendom. Indien zulks aan de orde is, zal het
kabinet de toetsing ter hand nemen. Leidraad daarbij zijn de Richtsnoeren van de
Europese Commissie voor de financiering van luchthaveninfrastructuur van 2005.
134. Kunt u overzichtelijk aangeven welke maatregelen u wilt gebruiken om
een eventuele groei in de luchtvaart te kunnen beteugelen?
134. De ambitie van het kabinet is niet om een eventuele groei van de luchtvaart
te kunnen beteugelen. De ambitie van het kabinet is om een optimale
netwerkkwaliteit te ontwikkelen in combinatie met concurrerende en duurzame
luchtvaart. Daar hoort voor het kabinet geen maximale groei van het aantal
vliegtuigbewegingen bij, maar een selectieve en gerichte ontwikkeling van het
netwerk, waarin rekening wordt gehouden met aspecten als luchtruim, veiligheid,
hinderbeperking, concurrentiekracht etc.
Om de optimale netwerkkwaliteit te realiseren zet het kabinet in op een set aan
formele en informele sturingsinstrumenten. Formele sturingsinstrumenten (zoals
wet- en regelgeving) zijn primair bedoeld om publieke belangen te borgen, terwijl
informele sturingsinstrumenten (effectieve doelgerichte samenwerkingsstructuren
zoals de Alderstafel) zich richten op het gezamenlijk met de betrokken partijen
realiseren van een maatschappelijk doel (zoals netwerkkwaliteit).
135. Waarop baseert u het aantal van 580.000 vliegtuigbewegingen dat
geaccommodeerd zou moeten worden en hoe komt u tot de scherpe verdeling
tussen 510.00 op Schiphol en 70.000 bij andere luchthavens?
135. Het aantal van 580.000 vliegtuigbewegingen op Schiphol in 2020 is
gebaseerd op de marktverwachting van de vraag van de sectorpartijen en komt
uit het Aldersakkoord van 1 oktober 2008. Het gaat om een neerwaarts
bijgestelde groeiverwachting uit april 2008 (destijds was prognose 600.000
vliegtuigbewegingen in 2020). Een volumeplafond van maximaal 510.000
vliegtuigbewegingen op Schiphol in 2020 is het resultaat van de besprekingen aan
de Alderstafel. 70.000 van de 580.000 vliegtuigbewegingen in 2020 zijn niet-
Pagina 43 van 82
mainport Schiphol gebonden. Het accommoderen van deze 70.000
Datum
vliegtuigbewegingen geldt voor partijen als onderdeel van het één en ondeelbare
Aldersakkoord. De Luchtvaartnota is mede gebaseerd op het Aldersadvies en het Ons kenmerk
kabinetsstandpunt daarover zoals besproken met de Tweede Kamer in februari VenW/DGLM-2009/2793
2009.
136. Komen de in de Luchtvaartnota opgenomen groeiscenario's overeen met
de cijfers uit de sector, met name van de netwerkaanbieders?
136. De cijfers uit de Luchtvaartnota komen overeen met de marktverwachting
die in oktober 2008 gedaan is in het kader van het Aldersproces voor Schiphol.
Gezien de huidige marktontwikkeling is het wenselijk om het tijdpad van de
marktprognose nogmaals te bekijken ten behoeve van het effectueren van de
afspraken uit het Convenant behoud en versterking mainportfunctie en
netwerkkwaliteit luchthaven Schiphol.
SEO heeft in april 2009 nog aangegeven dat 580.000 in 2020 een realistisch
scenario is en dat als de groei vertraagd is, dit (hooguit) een vertraging betekent
van het moment waarop de 580.000 bereikt wordt. Voorop staat dat het
Aldersakkoord over de verdere ontwikkeling van Schiphol één en ondeelbaar is,
maar ik ben me wel bewust van de teruglopende marktvraag. Daarom heb ik de
heer Alders gevraagd om gezamenlijk met marktpartijen te komen tot een tijdpad
van de ontwikkeling van het aantal vliegtuigbewegingen tot 580.000, waarbij met
name ingegaan wordt op de ontwikkelingen op de korte termijn en de
consequenties van de huidige groeivertraging voor het tijdstip waarop de
afspraken uit het Convenant behoud en versterking mainportfunctie en
netwerkkwaliteit luchthaven Schiphol worden geëffectueerd.
137. Deelt u de verwachting die in de luchtvaartwereld geuit wordt, dat de
economische crisis zo diep is dat het vervoer van passagiers en vracht pas over
vijf á tien jaar weer op het niveau is van 2007/2008?
137. Zie het antwoord op vraag 136.
138. Is het waar dat er in 2008 al een dalende trend was in de vraag naar
luchtvervoer? Zo ja, is het waar dat dit mede een gevolg was van de hoge
brandstofkosten? Is het juist dat een mogelijk economisch herstel gepaard zal
gaan met opnieuw stijgende brandstofkosten, omdat de vraag naar olie dan weer
zal toenemen? Is dan de conclusie te trekken dat een eventueel economisch
herstel niet per definitie het herstel van de luchtvaartsector zal betekenen?
138. Het klopt dat er in 2008 reeds een dalende trend was, mede ten gevolge van
de hoge brandstofkosten. Over de ontwikkeling van de brandstofkosten na
economisch herstel kan ik geen voorspelling doen.
139. Kunt u ingaan op de berichtgeving in het Financieel Dagblad d.d. 9 juni
2009, waarin gesteld wordt dat de luchtvaartsector in 2008-2009 in totaal zo'n 20
miljard euro verlies maakt, en daarbij uiteenzetten wat de gevolgen zullen zijn
van deze verliezen?
Pagina 44 van 82
139. De uitspraken van IATA-voorzitter Bisignani onderstrepen dat de luchtvaart
Datum
sterk wordt geraakt door de economische crisis. De luchtvaart is bij uitstek een
conjunctuurgevoelige sector, waarin in de economisch slechte tijden vaak grote Ons kenmerk
verliezen worden gemaakt en in betere tijden de winstmarges meestal relatief VenW/DGLM-2009/2793
klein zijn. De gevolgen van de huidige crisis zijn moeilijk in te schatten, deze
zullen mede afhangen van de duur van de economische crisis. Te verwachten is
dat vooral de kleinere luchtvaartmaatschappijen die geen aansluiting hebben
gevonden bij de grote wereldwijde allianties het erg zwaar zullen krijgen en dat
meer faillissementen kunnen volgen. Ook de grote maatschappijen hebben het
erg moeilijk en zullen drastisch in hun capaciteit, netwerk en kosten moeten
snijden. Ook zal de crisis het lopende consolidatieproces in de luchtvaart
versnellen. Juist nu is het belangrijk om goede concurrentievoorwaarden te
creëren waardoor de luchtvaart in Nederland deze moeilijke periode kan overleven
en zelfs versterkt uit de crisis kan komen. De in de Luchtvaartnota genoemde
maatregelen en initiatieven,waaronder die gericht op het bevorderen van een
concurrerend kostenniveau, zijn daarop gericht.
140. Kunt u een berekening overleggen en de belangrijkste concrete factoren
benoemen waarmee wordt aangetoond dat ondanks de afwezigheid per saldo van
groei op Schiphol sinds 2000 en ondanks een zeer diepe economische crisis,
waardoor het vervoer op Schiphol dit jaar naar verwachting tot onder de 400.000
vliegbewegingen zal wegzakken, er in 2020 580.000 vliegtuigbewegingen zullen
zijn (en er dus vanaf 2011 jaarlijks minstens 5% groei in vliegbewegingen
plaatsvindt)?
140. Bij een resultaat van 580.000 vliegtuigbewegingen in 2020 wordt uitgegaan
van gemiddeld een groei van 4 % in plaats van 5% en wordt uitgegaan van een
daling van het vliegverkeer tot en met 2010 tot onder de 400.000
vliegtuigbewegingen.
Aanleiding voor de prognose was dat de Alderstafel een uitgangspunt wilde
formuleren voor het advies. De Alderstafel heeft zich bij het uitbrengen van het
advies aanvankelijk gebaseerd op 600.000 vliegtuigbewegingen voor de groei van
Schiphol tot 2020. In het licht van de zich destijds aandienende recessie is dit
later verlaagd naar 580.000. SEO heeft in het rapport `het realiteitsgehalte van
580.000 vliegtuigbewegingen op Schiphol in 2020' beschreven op basis van welke
berekening SEO 580.000 vliegtuigbewegingen nog steeds realistisch acht. Het op
nul stellen van de vliegbelasting maakt het realiteitsgehalte van de 580 duizend
bewegingen volgens SEO een stuk groter.
De genoemde berekeningen van SEO zijn een toets op het realiteitsgehalte van
eerder in het kader van het Aldersproces uitgevoerde berekeningen. Uit de
eerdere berekeningen was gebleken dat als naar de uitkomsten voor de
verschillende scenario's wordt gekeken 580.000 vliegtuigbewegingen een
uitkomst is die redelijk in het midden zit. Deze prognose werd door de partijen
aan de Alderstafel gedeeld en de heer Alders is hier daarom in zijn proces van
uitgegaan.
Bij het SEO-onderzoek staat de vraag centraal of er risico wordt gelopen dat zich
in 2020 capaciteitstekorten voordoen en onder welke omstandigheden dit het
geval is. Daarom is het SEO uitgegaan van de voor de groei meest gunstige
omstandigheden en is het hierbij behorende groeiscenario gehanteerd. De
conclusie van SEO is dat onder de aanname dat de economie weer sterk aantrekt
en het netwerk van AF/KLM voor een belangrijk deel vanuit Schiphol wordt
bediend 580.000 vliegtuigbewegingen in 2020 een realistische uitkomst is.
Pagina 45 van 82
Uiteindelijk gaat het overigens niet om de prognose, maar gaat het om de in de
Datum
luchtvaartnota opgenomen doelstelling om te komen tot een optimale
netwerkkwaliteit in combinatie een duurzame en concurrerende luchtvaart. De Ons kenmerk
gehanteerde prognose is een hulpmiddel om de inzet van VenW/DGLM-2009/2793
selectiviteitsmaatregelen hiertoe op het juiste tijdstip in te zetten.
141. Kunt u een probabilistische in plaats van een deterministische prognose laten
maken voor het aantal vliegbewegingen in 2020?
141. Het SEO onderzoek is deels een probabilistische prognose.
142. Welke verwachting heeft de KLM over de ontwikkeling van haar vervoer via
Schiphol op dit moment (medio juni)?
142. Het aantal boekingen in juli en augustus ligt voor Nederlandse markt 5%
hoger dan vorig jaar. De groei komt volledig voor rekening van meer
vakantieverkeer. Er is nog geen terugkeer van zakelijk verkeer dat wegviel door
de crisis en dat een belangrijk aandeel had in de vervoersstromen. In acht dient
genomen te worden dat de Nederlandse markt slechts een deel van het totale
vervoer van KLM via Schiphol vertegenwoordigt. De groei van de Nederlandse
markt ten opzichte van vorig jaar is voor een belangrijk deel te verklaren doordat
het vervoer in juli/ augustus 2008 na invoer van de vliegbelasting inzakte; er is
dus sprake van herstel. Daarbij dient eveneens in acht te worden genomen dat de
marges die momenteel in de luchtvaart worden behaald historisch laag zijn: de
crisis heeft een zeer aanzienlijke impact op de yield (verdiencapaciteit).
143. Is het waar dat de hubs in het Midden-Oosten gunstig liggen voor de transfer
van Amerika naar Zuid-Oost-Azië en dat dit juist belangrijke verbindingen zijn
waarop veel groei wordt verwacht?
143. De hubs in het Midden-Oosten zoals Dubai hebben inderdaad een
geografisch gunstige ligging voor transferverbindingen. Luchtvaartmaatschappijen
als Emirates, Etihad en Qatar Airways die deze luchthavens als thuisbasis hebben,
ontwikkelen zich tot grote spelers en concurrenten voor onder meer de grote
Europese maatschappijen.
Wellicht zullen verbindingen tussen Amerika en Zuid-Oost Azië iets sterker
groeien dan andere verbindingen, omdat Zuid-Oost Azië structureel een hogere
economische groei kent dan andere delen van de wereld. De ontwikkeling van
Schiphol zal overigens nauwelijks beïnvloed worden door deze relatief sterke
groei. De transfermarkt tussen Amerika en Zuid-Oost Azië voor Schiphol is
immers van beperkt belang voor Schiphol (zie 145).
144. Verwacht u, ook gezien de sterke uitbouw van bijvoorbeeld de
luchtvaartmaatschappij Emirates, dat de hubs in het Midden-Oosten geduchte
concurrenten zullen zijn voor de transfer via de West-Europese luchthavens? Zo
neen, waarom niet?
144. Zie het antwoord op vraag 143.
145. Welk aandeel had de transfer van Amerika naar Zuid-Oost Azië (India,
zuidelijke helft China, Vietnam, Indonesië, enzovoorts) op Schiphol in 2007 en
welk aandeel is voor deze verbindingen in de prognoses voor 2020 berekend; zou
Pagina 46 van 82
dit aandeel ook nagenoeg nul kunnen zijn in 2020 en wat betekent alleen deze
Datum
factor al voor de prognose voor 2020?
Ons kenmerk
145. Het aandeel transferpassagiers van Amerika naar Zuid-Oost Azië in het VenW/DGLM-2009/2793
totaal aantal passagiers op Schiphol bedroeg in 2007 ca. 1%. Een prognose voor
2020 is op dit detailniveau niet beschikbaar. Voor de totaalprognose van het
aantal passagiers en vliegtuigbewegingen op Schiphol in 2020 is de ontwikkeling
van het betreffende marktsegment nauwelijks van invloed.
146. Waarom is SEO uitgegaan van de hoogste groeiverwachting (Global
Economy, GE-scenario) om te beoordelen of de prognose van 580.000
vliegtuigbewegingen in Nederland in 2020 nog realiteitsgehalte heeft?
146. Zie het antwoord op vraag 140.
147. Deelt u de mening dat het onderzoek van SEO aantoont dat de prognose van
580.000 vliegtuigbewegingen in Nederland in 2020 niet volkomen onrealistisch is,
maar wel erg onwaarschijnlijk?
147. De conclusie van SEO is dat onder de aanname dat de economie weer sterk
aantrekt en het netwerk van AF/KLM voor een belangrijk deel vanuit Schiphol
wordt bediend 580.000 vliegtuigbewegingen in 2020 een realistische uitkomst is.
Overigens, in het subscenario waarin een grotere rol voor Parijs is weggelegd in
de hubontwikkeling komt SEO op 570.000 vliegtuigbewegingen in 2020 en dan is
nog niet uitgegaan van het op nul stellen van de vliegbelasting. Indien dat wordt
meegenomen, komen de berekeningen uit op 615.000 vliegtuigbewegingen in
2020.
148. Deelt u bovendien ook de mening dat de verwachtingen voor de komende
jaren van The Economist, waar SEO vanuit gaat, veel te optimistisch zijn, omdat
volgens the Economist in Nederland in 2009 en 2010 sprake is van een
economische groei van resp. -1,9 % en +0.8 % (zie tabel 2 in het SEO-
onderzoek)?
148. De laatste maanden zijn economische groeiverwachtingen voor Nederland
reeds een aantal malen naar beneden bijgesteld. Over een periode van 10 jaar
waar de berekeningen van SEO betrekking op hebben kan echter nog steeds een
hoop gebeuren. Daarbij heeft SEO geen verwachtingen uitgesproken over
economische groei, maar een scenarioberekening gemaakt. De berekeningen van
SEO zijn gebaseerd op een van de vier scenario's van het CPB (die vertaald zijn
naar scenario's voor de Nederlandse luchtvaart).
De scenario's van het CPB zijn omgevingscenarios: beschrijvingen van een
mogelijke toekomstige situatie op basis van een groot aantal aannames op een
hoog abstractieniveau. De aannames hebben betrekking op zaken als de mate
van internationale samenwerking en economische groeiverwachting.
149. Wat bedoelt u met de volgende uitspraak op pagina 64: `Het SEO-onderzoek
geeft aan dat de kans, dat er in 2020 580.000 vliegtuigbewegingen gerealiseerd
worden, groter is geworden door het op nul stellen van de vliegbelasting'?
149. Bij de doorrekening van SEO was nog gerekend met de vliegbelasting. SEO
heeft ten aanzien van het op nul stellen van de vliegbelasting een
gevoeligheidsanalyse uitgevoerd met als conclusie dat hierdoor de groeiprognose
Pagina 47 van 82
met 45.000 vliegtuigbewegingen naar boven kan worden bijgesteld. Hiermee
Datum
komt de prognose voor 2020 zelfs in het scenario met een grotere rol voor Parijs
in de hubontwikkeling boven de 580.000 vliegtuigbewegingen uit. On enmerk
s k
VenW/DGLM-2009/2793
150. Kunt u aangeven welke factoren juist bijdragen aan een kleinere kans dat die
580.000 vliegtuigbewegingen gerealiseerd worden en wat daarvan de relatieve
bijdrage is?
150. Factoren van betekenis zijn: economische groei, verdeling hubontwikkeling
tussen Schiphol en Parijs en de olieprijs. Wat de relatieve bijdrage is kan niet
zonder onderzoek worden aangegeven.
Belangrijkste is de in de Luchtvaartnota opgenomen doelstelling om te komen tot
een optimale netwerkkwaliteit in combinatie een duurzame en concurrerende
luchtvaart. De gehanteerde prognose is een hulpmiddel om de inzet van
selectiviteitsmaatregelen hiertoe op het juiste tijdstip in te zetten.
151. Wat wordt in het SEO-onderzoek bedoeld met de volgende zin op pagina 1:
`Fundamentele wijzigingen in de plausibiliteit van de gehanteerde uitgangspunten
zich sinds 2008 niet voorgedaan.'?
151. De verwachte invoering van ETS voor de luchtvaart was al bekend, de
consolidatie van Air France/KLM is reeds vijf jaar oud en er hebben zich geen
nieuwe ontwikkelingen voorgedaan ten aanzien van luchthavens in het Midden
Oosten en het hogesnelheidslijnennetwerk.
Volgens SEO is de enige uitzondering de olieprijs, waarin zich wel nieuwe
ontwikkelingen hebben voorgedaan. Wat dit betekent voor de olieprijs in 2020 is
echter moeilijk te zeggen.
152. Deelt u de mening dat zich voor en in 2008 zich wel een aantal fundamentele
wijzigingen heeft voorgedaan, dat nog niet in de oude prognoseberekeningen voor
de door SEO gebruikte groeiscenario's ten behoeve van de Alderstafel was
verwerkt, zoals een door het Internationaal Energie Agentschap (IEA) voorspelde
olieprijs van circa 100 dollar in 2020, een prijs voor CO2-uitstoot (via het ETS),
consolidatie tot Air France-KLM, sterke ontwikkeling van de Emirates en enkele
luchthavens in het Midden-Oosten en een steeds beter verbindingennet met
hogesnelheidstreinen in Europa?
152. Zie het antwoord op vraag 151.
153. Kunt u concreet aangeven hoe elk van bovengenoemde factoren in de oude
prognoseberekeningen voor de vier groeiscenario's was opgenomen en wat
analytisch gesproken hiervan het effect was op de groeiprognoses?
153. Zoals in het antwoord op vraag 148 aangegeven, zijn de berekeningen
gebaseerd op omgevingsscenario's. De zaken waarnaar gevraagd wordt, worden
verondersteld in deze macro-economische scenario's te zitten, maar kunnen niet
expliciet naar boven worden gehaald. Zo werkt de macro-economische
systematiek niet.
154. Is SEO, voor de analyse op pagina 64 dat bij de verschillende
netwerkscenario's de vliegtuigbewegingen in 2020 in de orde van grootte tussen
570.000 en 675.000 liggen, uitgegaan van verschillende economische scenario's
om varianten van het scenario met de grootste economische groei (GE-scenario)?
Pagina 48 van 82
Datum
154. Het SEO heeft een scenarioberekening gemaakt om tot een prognose te
komen voor het aantal vliegtuigbewegingen op Schiphol in 2020 (zie ook Ons kenmerk
antwoord op vraag 140). Hierbij zijn drie subscenario's gehanteerd: VenW/DGLM-2009/2793
- evenwichtige hub-ontwikkeling tussen Parijs en Schiphol (zoals zich
tussen 2004 en 2008 heeft voorgedaan);
- een grotere rol voor Schiphol in de hub-ontwikkeling;
- en een grotere rol voor Parijs in de hub-ontwikkeling.
Daarnaast heeft SEO een gevoeligheidsanalyse uitgevoerd ten aanzien van het
afschaffen van de vliegbelasting (was toen nog niet bekend) en lagere
economische groei.
Met al deze genoemde varianten ligt het aantal vliegtuigbewegingen in 2020
tussen de 570.000 en 675.000.
155. Waarom heeft SEO ervoor gekozen om te rekenen met de aanname dat `zich
vanaf 2010 een krachtig herstel voordoet, met een economische groei binnen
Europa van 2.7% per jaar.' (zie pagina 8 in het SEO-onderzoek)?
155. Dit is conform het beeld dat vorig jaar is geschetst in het GE-scenario voor
2006-2020. SEO heeft dit scenario gehanteerd vanwege de vraagstelling (zie ook
het antwoord op vraag 140).
156. Deelt u de mening dat de cijfers van SEO al achterhaald zijn, zoals blijkt uit
een persbericht van IATA onder de kop "Demand decline slows but no recovery in
sight", dat melding maakt van `3.1% decline in passenger demand and a 21.7%
fall in cargo demand compared to April 2008'?
156. De IATA cijfers hebben betrekking op de korte termijn verwachting en
zeggen weinig over de prognose tot 2020 (lange termijn).
157. Hoe verklaart u dat, na alle zorgelijke verhalen over de afbrokkelende positie
van Schiphol ten gunste van de Franse luchthaven Charles de Gaulle, nu opeens
de omgekeerde ontwikkeling wordt voorzien, blijkens de conclusie van SEO dat de
positie van KLM en dus van Schiphol binnen het Air France-KLM-netwerk sterker
wordt, wat een extra sterke groei van het aantal vluchten met zich meebrengt
(zie pagina 9 in het SEO-onderzoek)?
157. Dit is geen verwachting van SEO, maar een mogelijke ontwikkeling. De
omgekeerde ontwikkeling (vermindering positie Schiphol) is ook mogelijk, maar
uiteraard niet gewenst vanuit nationale optiek.
158. Waarom vond u het niet nodig dat het SEO-onderzoek zich primair zou
richten op de in de motie Cramer-Tang op kamerstuk 29665, nummer 123,
genoemde factoren (kosten voor CO2-emissies (ETS), het effect van het Open
Skies-verdrag met de VS, de consolidatie van luchtvaartmaatschappijen, de
opgekomen concurrerende hubs in het Midden-Oosten en het verbeterde
hogesnelheidstreinnetwerk in Europa), maar vooral op de implicaties van de sterk
gewijzigde economische omstandigheden (zie pagina 2 in het SEO-onderzoek)?
158. Zie het antwoord op vraag 151.
Pagina 49 van 82
159. Bent u bereid alsnog invulling te geven aan de motie Cramer-Tang,
Datum
voorafgaande aan het rondetafelgesprek over de Luchtvaartnota in de Kamer na
het zomerreces? Ons kenmerk
VenW/DGLM-2009/2793
159. Zoals SEO in zijn rapport heeft aangegeven, zijn op deze punten geen
ontwikkelingen geweest die een effect hebben op de prognose op basis van de
scenarioberekening. Wel heb ik de heer Alders gevraagd om gezamenlijk met
marktpartijen te komen tot een tijdpad van de ontwikkeling van het aantal
vliegtuigbewegingen tot 580.000.Zie ook het antwoord op vraag 136.
160. Kan, gezien het feit dat uit het SEO-onderzoek blijkt dat de prognose van
580.000 vliegbewegingen in Nederland in 2020 alleen haalbaar is als de effecten
van de crisis meevallen en gevolgd worden door periodes van sterke groei, en als
tevens een groot deel van de groei binnen het Air France-KLM-netwerk voor een
belangrijk deel neerslaat binnen Nederland, gesteld worden dat als de factoren uit
de motie Cramer-Tang wel bij het onderzoek betrokken zouden zijn, die prognose
mogelijk niet meer haalbaar zou zijn gebleken?
160. Nee, dit kan niet zonder meer worden gesteld. Voor de relatie tussen de
factoren uit de motie Cramer en de uitgevoerde berekeningen verwijs ik naar het
antwoord op vraag 151.
161. Is het juist dat Alders zijn prognose van 580.000 vliegtuigbewegingen ergens
midden tussen de toenmalige prognoses van de vier groeiscenario's heeft
gekozen? Zo ja, waarom verlaagt u de prognose van 580.000 niet met hetzelfde
percentage als de geactualiseerde GE-prognoseberekening, die met 25% (aantal
vliegbewegingen) á 30% (aantal passagiers) naar beneden is bijgesteld?
161. Zoals ik ook in antwoord op vraag 136 heb aangegeven, heb ik de heer
Alders gevraagd om gezamenlijk met marktpartijen te komen tot een tijdpad van
de ontwikkeling van het aantal vliegtuigbewegingen tot 580.000.
162 Met welk kwaliteitsniveau van het netwerk van
hogesnelheidstreinverbindingen in Europa is gerekend bij de berekening van de
geactualiseerde prognoses voor 2020?
162. De berekening is uitgevoerd op basis van omgevingsscenario's waar
dergelijke zaken impliciet conform de verschillende scenario's in verwerkt zijn (zie
ook antwoorden op vraag 151 en 153).
163. Is bij de berekening van de geactualiseerde prognoses voor 2020 gerekend
met een, vanwege de klimaatbeleidsontwikkeling en de
energiemarktontwikkelingen, toenemend aandeel in het intra-Europees
passagiersvervoer voor de hogesnelheidstreinen? En zo ja, hoe precies?
163. Zie de antwoorden op de vragen 151,153 en 162).
164. Waarom hebt u ten behoeve van de geactualiseerde prognose de andere drie
groeiscenario's (SE (Strong Europe), TM (Transatlantic Market) en RC (Regional
Communities)) niet ook laten doorrekenen?
164. Zie het antwoord op vraag 140, waarin wordt aangegeven waarom voor
doorrekening van het GE-scenario is gekozen.
Pagina 50 van 82
Datum
165. Is te verwachten dat ook voor de andere drie groeiscenario's de prognoses
25 á 30 % lager worden? Zo nee, welk percentage daling is voor deze drie Ons kenmerk
groeiscenario's te verwachten en wat zijn de argumenten voor dit verschil? VenW/DGLM-2009/2793
165. Voor het beleid uit de Luchtvaartnota is van belang dat de gestelde ambities
en doelen gehaald gaan worden, ongeacht de exacte verwachtingen ten aanzien
van verschillende macro-economische scenario's.
166. Zijn prognoses voor het aantal vliegtuigbewegingen voor GE, SE, TM en RC
van respectievelijk 612.000, 400.000, 500.000 en 300.000 vliegtuigbewegingen
plausibel, en dus een geactualiseerde groeiprognose voor 2020 van 450.000 in
plaats van de 580.000 vliegtuigbewegingen, waar de commissie Alders nog van
uit ging?
166. Zie het antwoord op vraag 165.
167. Hoeveel weken heeft SEO aan het onderzoek kunnen besteden?
167. SEO heeft drie weken aan het onderzoek besteed.
168. Kan SEO binnen twee maanden voor de vier groeiscenario's GE, SE (Strong
Europe), TM (Transatlantic Market) en RC (Regional Communities) een echt
geactualiseerde prognoseberekening voor 2020 kunnen maken waarbij het
rekenmodel zodanig wordt gemodificeerd dat de volgende aspecten goed in het
model kunnen worden opgenomen: a. de door IEA verwachte hoge olieprijs, b. de
CO2-kosten, c. de gevolgen van het ontstaan van Air France-KLM en het
doorzetten van de hubstrategie van Delta in plaats van NorthwestAirlines, d. de
toenemende concurrentie uit het Midden-Oosten door de Emirates en luchthavens
als Dubai op de transfermarkt, e. het hogesnelheidstreinnetwerk in 2020 en f. de
meest recente inzichten over de diepte van de crisis? Zo nee, hoeveel tijd zou
SEO daarvoor nodig hebben?
168. SEO maakt scenarioberekeningen en geen marktprognoses. Voor de
effectuering van het beleid zijn marktprognoses relevanter dan de macro-
economische scenario's. Daarom heb ik ervoor gekozen, zoals ook in antwoord op
vraag 136 is aangegeven, de heer Alders te vragen om gezamenlijk met de
marktpartijen met een nieuw tijdpad te komen voor de ontwikkeling van het
aantal vliegtuigbewegingen. Hierbij zal vanzelfsprekend ook met de in de vraag
genoemde punten rekening worden gehouden.
169. Bent u bereid SEO op korte termijn bovenstaande opdracht te geven ten
behoeve van de behandeling van de Luchtvaartnota?
169. Nee, zie antwoord op vraag 168.
170. Is het denkbaar dat er twee extra scenario's worden uitgewerkt, te weten
een nulgroeiscenario en een krimpscenario?
170. Nee, zie antwoord op vraag 168.
171. Kent u het artikel van SEO-luchtvaartexpert Prof. J. de Wit in het vakblad
Economisch Statistische Berichten (ESB) d.d. 6 maart 2009?
Pagina 51 van 82
Datum
171. Ja.
Ons kenmerk
172. Hoe interpreteert u de constatering van Prof. J. de Wit: `De komende tijd zal VenW/DGLM-2009/2793
de netwerkkwaliteit op Schiphol door een aantal specifieke factoren verder onder
druk komen te staan.' en hoe verhoudt zich deze uitspraak volgens u met de
uitspraken in het SEO-onderzoek over het handhaven van stevige groeiprognoses
voor het vliegverkeer in Nederland?
172. Professor De Wit wijst ons op een risico dat bestaat. In het onderzoek van
SEO is een scenarioberekening gemaakt om tot een prognose te komen voor het
aantal vliegtuigbewegingen op Schiphol in 2020 (zie ook antwoord op vraag 140).
SEO heeft geen inschatting gemaakt ten aanzien van de waarschijnlijkheid van
deze scenario's, maar wel aangegeven dat ook een andere ontwikkeling dan in de
berekening is aangenomen kan plaatsvinden.
173. Hoe interpreteert u de constateringen van Prof. J. de Wit dat `al met al bij
een groeiende recessie de kans op aanpassingen in het KLM-AF netwerk
toeneemt, waarbij primair de directe connectiviteit van Schiphol geraakt wordt' en
dat door het langzaam van de markt verdwijnen van NorthwestAirlines en de voor
Schiphol minder gunstige Deltastrategie `een deel van de transfer tussen de
Verenigde Staten en Europa via Schiphol opdroogt' en hoe verhouden deze
constateringen zich met het uitgangspunt in het SEO-onderzoek dat de positie
van Schiphol zich kan versterken in het intercontinentale Air France-KLM-
netwerk?
173. Professor De Wit wijst ons op een risico dat bestaat. Echter, de ontwikkeling
waarvan in de berekeningen van SEO is uitgegaan kan evengoed plaatsvinden.
Bovendien is sindsdien een overeenkomst gesloten tussen AF/KLM en Delta die de
`minder gunstige' ontwikkeling minder waarschijnlijk maakt. Let wel, de overheid
en Schiphol creëren alleen randvoorwaarden die van invloed zijn op de
afwegingen inzake de transatlantische strategie van Delta.
174. Wat zou de prognose voor 2020 zijn als Air France-KLM zijn transfermarkt
voor een belangrijk deel in Parijs zou gaan concentreren?
174.Deze zou in dat geval lager uitvallen dan de huidige prognose, maar dit lijkt
niet heel aannemelijk.
175. Zou het, gezien de conclusie van Prof. J. de Wit dat het lijnennet van
Schiphol door de relatief kleine thuismarkt bijna onmogelijk op peil kan blijven en
dat in economisch moeilijke tijden de keuze valt op het ineen schuiven van het
verbindingennetwerk van een duo-hub en wel ten gunste van de luchthaven met
de grootste thuismarkt, niet logisch zijn om, zo mogelijk, de catchment area (de
thuismarkt) van Schiphol te vergroten, in plaats van de positie van Schiphol te
verzwakken door samenwerking tussen Schiphol en de regionale luchthavens (zie
pagina 57 van de Luchtvaartnota)?
175. Het is geen kwestie van het een of het ander. Zowel samenwerking tussen
luchthavens in Nederland als versterking van de thuismarkt zijn van belang. De
effectuering van de samenwerking is overigens pas aan de orde als de 510.000
vliegtuigbewegingen op Schiphol in zicht zijn.
Pagina 52 van 82
De positie van Schiphol wordt niet verzwakt door de samenwerking met regionale
Datum
luchthavens. Gezamenlijk dragen de luchthavens bij aan de netwerkkwaliteit in
Nederland en aan een concurrerende en duurzame luchtvaart. Het doel is dat ze Ons kenmerk
elkaar aanvullen en elkaar versterken. Om het geheel optimaal te laten renderen VenW/DGLM-2009/2793
is specialisatie en complementariteit van luchthavens nodig, waarbij elke
luchthaven zich richt op zijn eigen kenmerken, eigenschappen en kracht. Voor
Schiphol is dit het mainportgebonden verkeer.
Daarnaast wil het kabinet bekijken of en hoe de thuismarkt van Schiphol kan
worden versterkt. Met de uitwerking van mainport 2.0 en de structuurvisie
Mainport Schiphol en de Regio wordt onderzocht wat de relatie is tussen
luchtvaart, ruimtelijke economie en de luchthaven en hoe die relatie in de praktijk
werkt. Daaruit kunnen maatregelen volgen, die een positief effect hebben op de
thuismarkt van Schiphol.
176. In welke mate kan een betere verbinding van Schiphol met het nabije
buitenland door middel van hoge snelheidstreinen de thuismarkt van Schiphol
vergroten?
176. De hogesnelheidstrein kan zorgen voor snel voor- en natransport voor
passagiers van en naar een luchthaven: de zgn. `feederfunctie'. Een HST-route,
geïntegreerd met het netwerk van een luchtvaartmaatschappij, kan dienen als
een `spoke' in het `hub-&-spokenetwerk' van die luchtvaartmaatschappij.
177. Hoe interpreteert u de constatering van Prof. J. de Wit dat `vooral
Amsterdam en Frankfurt door hun relatief grote transfermarkt bij uitstek gevoelig
zijn voor deze nieuwe concurrentie.' (bedoeld is concurrentie vanuit nieuwe hubs
als Dubai en de Emirates, met geschatte kostenvoordelen van18 tot 32 %)?
177. Dit klopt en blijkt ook uit de praktijk. Emirates voert in toenemende mate
vluchten uit vanaf de Europese luchthavens naar Dubai en vandaar uit naar vele
bestemmingen in bijvoorbeeld Azië en Australië. Zie ook vraag 143.
178. Hoe ziet u deze Luchtvaartnota in het geval dat de wereldwijde luchtvaart
niet structureel zal groeien?
178. Wat in de Luchtvaartnota centraal staat is een optimale netwerkkwaliteit in
combinatie met een concurrerende en duurzame luchtvaart. Dit doel blijft ook in
het geval dat de wereldwijde luchtvaart niet structureel groeit, overeind. Wel zal
het mogelijk een grotere inspanning vergen van partijen om hier invulling aan te
geven.
179. Wat zouden de effecten van mogelijk lagere groeicijfers voor 2020 van het
aantal vliegtuigbewegingen in Nederland zijn op het beleid voor Schiphol, op de
noodzaak van het sterker benutten van regionale luchthavens en op
investeringen?
179. Het moment waarop daadwerkelijk wordt overgegaan op inzet van regionale
luchthavens voor het accommoderen van niet-mainportgebonden verkeer is in de
afspraken tussen het Rijk en Schiphol gekoppeld aan de marktontwikkeling. Deze
afspraken zijn vastgelegd in de convenanten bij het Aldersakkoord. Wanneer de
marktontwikkelingen achterlopen bij de oorspronkelijke verwachtingen, dan
betekent dit dat de regionale luchthavens ook op een later moment ingezet
Pagina 53 van 82
kunnen gaan worden voor het accommoderen van niet mainport gebonden
Datum
Schiphol verkeer.
Ons kenmerk
180. Is het denkbaar dat in het jaar 2020 substantiële groei op regionale VenW/DGLM-2009/2793
luchthavens in Nederland heeft plaatsgevonden en dat op Schiphol minder dan
500.000 vliegtuigbewegingen plaatsvinden, hoe zou u een dergelijke situatie
beoordelen en hoe kunt u hierop sturen?
180. Ik acht dit niet erg waarschijnlijk. Schiphol blijft een erg aantrekkelijke
luchthaven, ook voor verkeer dat op een regionale luchthaven afgehandeld zou
kunnen worden. Zonder aanvullend beleid zal naar verwachting de grootste groei
op Schiphol plaatsvinden, zoals ook in de afgelopen decennia is gebeurd.
Voor de timing van investeringen en het feitelijk kunnen accommoderen van extra
vliegverkeer op deze velden worden de marktontwikkelingen continu gemonitord
in het kader van het Convenant Behoud en versterking mainportfunctie en
netwerkkwaliteit luchthaven Schiphol. In dit convenant zijn door het Rijk en de NV
Luchthaven Schiphol afspraken over de selectieve ontwikkeling van Schiphol
vastgelegd. Vraag en aanbod worden op deze wijze zo goed mogelijk op elkaar
afgestemd. Zoals in het antwoord op vraag 136 is vermeld, heb ik de heer Alders
gevraagd om met marktpartijen te komen tot een nieuw tijdpad voor de
verwachte ontwikkeling van het aantal vliegtuigbewegingen.
181. Is het denkbaar dat er voor 2020 extra infrastructuurinvesteringen in de
omgeving van regionale luchthavens hebben plaatsgevonden om extra groei van
vliegbewegingen aldaar te faciliteren?
181. In de Luchtvaartnota is aangegeven dat een goede bereikbaarheid van
luchthavens over land via de weg of openbaar vervoer geborgd moet worden. Dat
betekent dat bij groei van regionale luchthavens ook naar de bereikbaarheid van
deze luchthavens gekeken moet worden. Als de groei op de regionale luchthavens
aanzienlijk is, kan dit betekenen dat op de ontsluitende infrastructuur extra
voorzieningen nodig zijn (onderliggend wegennet, hoofdwegennet, openbaar
vervoer). Afhankelijk van het knelpunt, het tijdstip dat dit optreedt, de te
doorlopen procedures en de beschikbaarheid van financiële middelen (en de
mogelijkheden tot herprioritering) kan vervolgens geïnvesteerd worden in de
infrastructuur rond regionale luchthavens, ook voor 2020. Voor zowel Schiphol,
Eindhoven en Lelystad zijn al veel infrastructuurinvesteringen gepland (kader p.
74).
Vooralsnog wordt uitgegaan van de bestaande planning in het MIRT en de
uitgangspunten van de NoMo en de Mobiliteitsaanpak.
182. Hoe ziet de 'Boerenlandvariant' voor de aanleg van de N201 eruit?
182. De bestuurlijke partijen in de regio hebben, in samenwerking met Schiphol,
een voorstel uitgewerkt voor een tijdelijk tracé voor de N201 te Schiphol-Rijk,
deels over de bestaande Fokkerweg en deels over de ruimtelijke reservering voor
de parallelle Kaagbaan, de zogeheten Boerenlandvariant. Op termijn zal -in geval
de Boerenlandvariant wordt gerealiseerd als tijdelijk tracé voor de N201- bij een
eventueel besluit over de aanleg van de parallelle Kaagbaan, de N201 worden
verlegd naar een definitief tracé. Partijen zijn hierover nog in overleg.
183. Welke acties gaat u nemen om de adviezen van de Commissie ROL in te
vullen voor een meer integraal beleid in de regio, waarbij beprijzen van ruimte en
Pagina 54 van 82
reservering voor ruimte als prikkel wordt ingezet voor zuinig omgaan met de
Datum
schaarse ruimte?
Ons kenmerk
183. Voor Schiphol werk ik aan een herijkte visie op mainport 2.0 en een VenW/DGLM-2009/2793
Structuurvisie Mainport Schiphol en de Regio. In deze Mainport 2.0 visie wordt de
relatie tussen luchthaven en regio verder uitgewerkt. Daarin zal nadrukkelijk
aandacht zijn voor de samenhang tussen ruimtelijke economie, luchthaven en
luchtvaart, herindeling luchtruim etc.
Specifiek voor de Parallelle Kaagbaan voer ik een proportioneel en adaptief
reserveringsbeleid, waarin bestaande ontwikkelingsmogelijkheden niet worden
beperkt (mits passend binnen de wettelijke ruimtelijke kaders, zie ook antwoord
op vraag 182).
Voor Eindhoven en Lelystad heb ik aan de heer Alders gevraagd om in zijn
advisering in te gaan op een regionaal ruimtelijk-economische visie in relatie tot
de ontwikkeling van de luchthavens.
184. Waarop baseert u de 50-50 verdeling van de 70.000 vliegtuigbewegingen die
Eindhoven en Lelystad zouden moeten accommoderen?
184. Het kabinet kiest de 50-50 verdeling op Eindhoven en Lelystad als richtgetal.
Uit de quick scan maatschappelijke kosten en baten analyse van de Alderstafel
(kamerstukken bij brief met nummer 29665-115) blijkt dat inzet van beide
luchthavens aan de orde kan zijn. Rekening houdend met de mogelijkheid voor
civiel verkeer op Eindhoven (maximaal 35.000 bewegingen) is in beginsel het
richtgetal voor Lelystad in 2020 van 35.000 bewegingen genoemd. Een
uitgebreide onderbouwing voor deze keuze is opgenomen in bijlage C van de
Luchtvaartnota. Binnen dit kader is de heer Alders gevraagd een advies over de
ontwikkeling van beide luchthavens te geven.
185. Hoe realistisch zijn de aannames ten aanzien van de `basiswaarde' van
Twente, gezien de feiten dat er voorlopig geen treinstation komt, de
toegangswegen niet toereikend zijn en de landingsbaan eerst met 20% zou
moeten worden verlengd?
185. De "basiswaarde" van de voormalige vliegbasis Twente wordt bepaald door
de specifieke kenmerken van het vliegveld en de locatie. Er is een landingsbaan
van 3 kilometer lang, wat bijzonder te noemen is en er liggen diverse taxibanen
en toegangswegen. Het vliegveld verkeert in een goede staat en door het
voormalig militair gebruik zijn andere ruimtelijke ontwikkelingen op redelijke
afstand gebleven. Verder vormt de regio waar de luchthaven zich bevindt een
belangrijk kennis- en innovatiecluster in Oost-Nederland en heeft het een
intermediaire ligging tussen de Randstad en het Duitse Ruhrgebied.
Voor de opstartfase van de luchthaven is er geen noodzaak de landingsbaan te
verlengen, deze zal zeker voorlopig voldoen. De bereikbaarheid die het vliegveld
op dit moment heeft, zal in de eerste jaren ook voldoen aan de vraag. Wanneer
het vliegveld op termijn meer passagiers krijgt te verwerken, zullen mogelijk
verdere versterkingen van de bereikbaarheid aan de orde kunnen komen.
186. Wordt er in de Luchtvaartnota vooruitgelopen op de besluitvorming over de
twee vlekkenplannen voor Twente, door uit te gaan van de Luchthaven Twente als
een luchthaven van nationaal belang?
186. Nee, er wordt in de Luchtvaartnota niet vooruitgelopen op de besluitvorming
Pagina 55 van 82
omtrent Twente. In de Luchtvaartnota staat beschreven dat wanneer de
Datum
voormalige vliegbasis wordt ingesteld als burgerluchthaven, deze luchthaven zal
behoren tot de luchthavens van nationale betekenis. Ons kenmerk
De besluitvorming omtrent Twente wordt hierdoor niet beïnvloed en er heeft VenW/DGLM-2009/2793
inmiddels een gelijkwaardige uitwerking en afweging plaatsgevonden tussen de
twee vlekkenplannen, zoals afgesproken met de Tweede Kamer. Ik heb u hierover
separaat geïnformeerd.
187. Kunt u aangeven wat de laatste stand van zaken is bij het
gebiedsontwikkelingsproces voor Twente en wanneer u van plan bent definitief te
kiezen tussen de twee varianten?
187. Ik heb u hierover separaat per brief geïnformeerd (VenW kenmerk:
DGLM/VenW-2009/2787).
188. Zal de mogelijkheid van Euregionale samenwerking in Twente onderzocht
worden, voordat er een beslissing wordt genomen over de keuze tussen
vlekkenplan A of vlekkenplan B?
188. Er is geen apart onderzoek verricht naar de Euregionale samenwerking. De
baten voor Nederland en de regio Twente zijn groter bij een ontwikkeling van
luchthaven Twente, dan wanneer luchthaven Munster als zodanig wordt gezien.
Wel zijn en worden er vanuit GOB/VTM verschillende initiatieven genomen binnen
de Euregio om de kans op Euregionale samenwerking te vergroten. Zo is er
regelmatig ambtelijk contact en overleg met zowel Landkreiz Grafschaft Bentheim
als Gemeinde Bad Bentheim over de gebiedsontwikkeling, onder meer door een
presentatie van de opties voor gebiedsontwikkeling voor de voltallige
gemeenteraad.
Voorts zijn alle hoofdrapporten in het Duits vertaald en zal in het kader van de
structuurvisie de inspraakdocumentatie in het Duits beschikbaar zijn en worden
verspreid. Uiteraard worden de inspraakreacties van Duitse ingezetenen en
overheden op dezelfde wijze betrokken bij de besluitvorming als die van
Nederlandse ingezetenen.
189. Is het juist dat de optelsom van vlekkenplan B met de 20.000
vliegtuigbewegingen uit het Aldersadvies in Twente zou leiden tot 4,8 miljoen
passagiers per jaar? Zo ja, is dit niet een te hoge belasting voor de regio?
189. Op dit moment is het Aldersproces gaande en er kan niet op de uitkomsten
vooruitgelopen worden. In de opdracht voor de heer Alders is gevraagd in eerste
instantie te kijken naar mogelijkheden op de luchthavens Lelystad en Eindhoven.
Voor de gebiedsontwikkeling Twente is uitvoerig onderzoek gedaan naar de te
verwachten vliegontwikkeling. Voor de businesscase wordt rekening gehouden
met autonome groei voor het verzorgingsgebied Twente en wordt niet
vooruitgelopen op een mogelijke extra capaciteitsvraag uit het regionale
Alderstraject. Indien die wel zou komen, dan zou die prima passen in het
voorgestelde plan.
190. Bent u bereid de Vliegwiel Twente Maatschappij (VTM) op te dragen bij haar
uitwerking van de vlekkenplannen het advies van de Commissie MER over te
nemen?
Pagina 56 van 82
190. Vanzelfsprekend wordt er door de VTM met zorg gekeken naar het advies
Datum
van de Commissie MER. De Commissie MER is een onafhankelijk instituut en geeft
niet-bindende adviezen. De VTM is zelf verantwoordelijk in hoeverre ze de Ons kenmerk
adviezen van de Commissie MER in de structuurvisie overnemen. Voor de kans VenW/DGLM-2009/2793
van slagen van het vervolgproces is het raadzaam het advies mee te nemen in
het vervolgproces.
191. Waarom gaat de Luchtvaartnota op pagina's 74 en 75, waar wordt gesproken
over trein- en spoorverbindingen, slechts in op de rol van spoorlijnen als
achterlandverbinding voor luchthavens of substituut voor vliegreizen; kunnen juist
trein- en wegvervoer op zich niet veel bijdragen aan de grensoverschrijdende
bereikbaarheid van de Nederlandse economie?
191. Uiteraard zijn trein- en wegverbindingen (afzonderlijk en in hun
samenhang), naast goede verbindingen over water waarover Nederland beschikt,
doorslaggevend voor de grensoverschrijdende internationale bereikbaarheid van
Nederland. Deze internationale bereikbaarheid is voor een open economie als de
Nederlandse cruciaal. Over de rol van trein- en wegvervoer hierin verwijs ik u
naar de Nota Mobiliteit en de Mobiliteitsaanpak. De Luchtvaartnota kijkt primair
naar de rol die luchtvaart kan spelen voor de internationale bereikbaarheid van
Nederland.
192. Bent u het eens met de stelling dat innovatieclusters in de praktijk veelal op
Euregionale schaal werken en dat die clusters vooral moeten worden ondersteund
met het verbeteren van de bereikbaarheid op de middellange aftand door middel
van treinverbindingen en snelbussen?
192. In aansluiting op het antwoord bij 191: op Euregionale schaal zijn de
grensoverschrijdende verbindingen belangrijk, niet alleen (waar nodig) met trein
en snelbussen, maar ook met wegverbindingen. Daarnaast hebben
innovatieclusters ook behoefte aan internationale verbindingen op langere
afstand.
193. Bent u bereid om de verbindingen tussen Twente en Münster, tussen
Groningen en Noord-Duitsland en tussen Belgisch en Nederlands Brabant te
verbeteren?
193. Of in de betreffende gebieden verbeteringen noodzakelijk zijn, kan aan de
orde zijn in het proces van totstandkoming van de gebiedsagenda's. Die worden
momenteel opgesteld en worden in het bestuurlijk overleg MIRT van dit najaar
besproken. Als er aanleiding of noodzaak is in de betreffende gebieden tot
verbeteringen te komen, dan kunnen deze in de gebiedsagenda's worden
geagendeerd. Vervolgens kan samen met de regio's worden gekeken naar de
prioritering van eventuele ingrepen.
194. Op basis van welk onderzoek stelt u dat door de introductie van Single
European Sky (SES) en een dientengevolge flexibeler gebruik van het luchtruim,
de uitstoot van broeikasgassen door de luchtvaart wordt beperkt en is er daarbij
rekening mee gehouden dat het aanbieden van extra capaciteit en kortere, dus
snellere en goedkopere routes zal leiden tot een verdere groei van de luchtvaart?
194.Meerdere onderzoeken die ten grondslag liggen aan de voorstellen van de
Europese Commissie voor Single European Sky (SES) en SESAR regelgeving en
Pagina 57 van 82
de oprichting van FABEC (Functional Airspace Block Europe Central) bevestigen
Datum
dat kortere vliegafstanden per vlucht mogelijk zijn hetgeen resulteert in
brandstof- en kostenbesparingen en de reductie van de emissies van CO2 en NOx Ons kenmerk
per vlucht: VenW/DGLM-2009/2793
· onderzoek en aanbevelingen van de door de Europese Commissie ingestelde
"High Level Group on the future of the European aviation regulatory
framework" met de titel 'A framework for driving performance improvements'
(juli 2007);
· onderzoek van de Performance Review Commission (PRC) van Eurocontrol
genaamd 'Evaluation of the Impact of the Single European Sky initiative on
Air Traffic Management Performance' (december 2006);
· het SESAR programma heeft een aantal op haalbaarheid onderzochte doelen
opgenomen. De studies zijn gedaan door het SESAR Consortium in de
definitiefase (tot 2008) en het resultaat is verwoord in het ATM Master Plan
dat voorjaar 2009 is vastgesteld door de Raad en het Europees Parlement;
· een haalbaarheidsstudie in opdracht van de Benelux, Duitsland, Frankrijk en
Zwitserland om te komen tot het initiatief voor FABEC. De studie brengt meer
specifiek voor het verkeer in het luchtruim van deze landen de voordelen in
kaart; en
· daarnaast zijn diverse detailstudies door Eurocontrol uitgevoerd.
Alle studies gaan uit van een toename van het vliegverkeer in de toekomst
ongeacht de komst van Single European Sky. Als Minister van Verkeer en
Waterstaat wil ik de voorwaarden scheppen waaronder die groei veilig en
duurzaam kan plaatsvinden. Dit is tevens verwoord in de Luchtvaartnota: voor
Nederland streef ik de ontwikkeling na van een optimale netwerkkwaliteit in
combinatie met een concurrerende en duurzame luchtvaart. Ik zet in op een
selectieve groei van de luchtvaart, gericht op dat netwerk en tevens duurzaam.
De ontwikkeling van een geïntegreerd Europees luchtruim, met als doel om de
veiligheid, capaciteit, efficiëntie en milieuvriendelijkheid te verhogen en de kosten
te verlagen, is een noodzakelijke voorwaarde om dat te realiseren.
195. Hoeveel verwacht u dat de luchtvaart door de introductie van SES tot 2020
zal groeien en hoeveel efficiënter wordt de luchtvaart door SES tot 2020?
195. SES leidt niet per definitie tot meer groei, maar door SES kan de verwachte
vraag beter en efficiënter geaccommodeerd worden.
SES draagt bij aan de efficiëntie van de luchtvaart doordat het luchtverkeer
minder dan voorheen wordt beperkt in het kiezen van de optimale route en het
optimale verticale vluchtprofiel. De internationale consensus is dat het totale,
stapsgewijs te bereiken winstpotentieel in de orde van grootte van 15% ligt per
vlucht, resulterend in evenzoveel reductie van uitstoot.
196. Hoe zijn partijen uit de General Aviation betrokken geweest bij de
totstandkoming van de Luchtvaartnota?
196. Vertegenwoordigers van de general aviation (AOPA, KNVvL en NVL2) zijn,
net als de andere stakeholders, betrokken geweest via de informele
consultatierondes en de door de Overlegorganen Verkeer en Waterstaat
georganiseerde formele consultatieronde. Daarnaast is de general aviation via de
2 Aircraft Owners and Pilots Association (AOPA); Nederlandse Verenging Luchthavens
(NVL) en Koninklijke Nederlandse Vereniging voor Luchtvaart (KNVvL).
Pagina 58 van 82
Stuurgroep General Aviation (waarin naast genoemde organisaties ook de NACA3
Datum
is vertegenwoordigd) in de gelegenheid gesteld haar input te leveren voor de
Luchtvaartnota. Ons kenmerk
Ook bij de uitwerking van de Uitvoeringsagenda zullen de vertegenwoordigers van VenW/DGLM-2009/2793
de General Aviation worden betrokken. Samen met deze vertegenwoordigers zal
een `agenda' worden opgesteld voor de belangrijkste beleidsvraagstukken welke
impact hebben op de General Aviation in Nederland. Dit betreft onderwerpen op
het gebied van: veiligheid, capaciteit, milieu en geluid en innovatie. Het opstellen
van deze `agenda' treedt in de plaats van de in de Uitvoeringsagenda opgenomen
actie nr. 34: het opstellen van een beleidsnota General Aviation.
197. Moet in de ambitie om de geluidhinder en emissies van Aerial Work te
reduceren, het voornemen gelezen worden om deze sector niet te laten groeien?
197. De ambitie om de geluidhinder en de emissies te reduceren is niet zonder
meer gelijk aan het voornemen om Aerial Work niet te laten groeien. Tenslotte
geldt voor de gehele luchtvaartsector de ambitie om geluidhinder en de emissies
te reduceren. Echter, specifiek bij Aerial Work doen zich een aantal veelbelovende
technologische ontwikkelingen voor die sterk kunnen bijdragen aan de realisatie
van de ambitie voor minder uitstoot en geluidhinder. Zo biedt de inzet van
onbemande luchtvaarttuigen (UAS) een emissie- en geluidefficiënt alternatief
voor sommige vormen van Aerial Work waarbij nu nog grote bemande
luchtvaarttuigen worden gebruikt (denk hierbij aan de controlevluchten door de
KLPD en RWS).
198. Bent u van mening dat opleiding van piloten een voorwaarde is voor een
gezonde luchtvaartsector?
198. Opleiding en training van piloten komen vooral een veilige luchtvaartsector
ten goede.
199. Hoe verhouden de rijksambities in de Luchtvaartnota zich tot de ambitie om
hinderbeperking van opleidingsvluchten te realiseren; moet uit de Luchtvaartnota
de ambitie gelezen worden om het aantal opleidingsvluchten te reduceren?
199. Met het oog op de veiligheid is het nodig dat aspirant-verkeersvliegers met
zware propellervliegtuigen leren vliegen. Deze vliegtuigen, maar ook het grote
aantal vliegtuigbewegingen en het repeterende karakter van de circuitvluchten,
veroorzaken een relatief grote geluidsbelasting.
Het Rijk verkent op dit moment in samenwerking met provincies de meest
effectieve manier om hinderbeperking van General Aviation in het algemeen en
opleiding en trainingsvluchten in het bijzonder te realiseren. Bij de
totstandkoming van de maatregelen worden omwonenden zoveel mogelijk
betrokken. Opties die in ieder geval onderzocht worden zijn technische
maatregelen aan vliegtuigen, innovaties op het gebied van simulatoren en
bewustwording bij piloten van het effect van hun vlieggedrag op geluidhinder. Dit
alles uiteraard met het behoud van het huidige niveau van veiligheid.
3 Netherlands Association Commercial Aviation (NACA)
Pagina 59 van 82
200. Waarom blijft het van groot belang om te investeren in de veiligheid van de
Datum
sport- en recreatieluchtvaart; is het veiligheidsniveau van de sport- en
recreatieluchtvaart op dit moment onvoldoende, bijvoorbeeld in vergelijking met Ons kenmerk
andere landen? VenW/DGLM-2009/2793
200. Voor alle luchtverkeersdeelnemers geldt de doelstelling te streven naar een
voortdurende verbetering van de veiligheid in de luchtvaart. Het is de
verantwoordelijkheid van de verkeersdeelnemer zorg te dragen voor een veilige
vluchtuitvoering en daarmee voor de veiligheid van zijn eventuele passagiers, van
omwonenden en van andere luchtverkeersdeelnemers. Dit vraagt ook van de
sport- en recreatieluchtvaart om voortdurend te investeren (in technische
voorzieningen zoals de transponderverplichting, in opleiding, in procedures, e.d.)
en het onderkennen en het gevolg geven aan die eigen verantwoordelijkheid van
personen maar ook van belangenorganisaties in de sport- en recreatie luchtvaart.
In de periode 2000-2008 waren in Nederland elk jaar 10 tot 12 ongevallen te
betreuren in de sport- en recreatieluchtvaart (zweefvliegtuigen, Micro Light
Aircraft en hete luchtballonnen), met gemiddeld 2 dodelijke slachtoffers per jaar.
Dit beeld ten aanzien van de interne veiligheid is weliswaar vergelijkbaar met de
ons omringende landen, maar de inrichting en het gebruik van het Nederlandse
luchtruim vraagt om extra aandacht vanwege de drukte in het luchtruim en het
verschillend gebruik. De ministeries van VenW en Defensie geven voorlichting,
voeren thema-inspecties uit, draaien een vliegveiligheidcampagne en geven
publicaties uit. Ook wordt bijgedragen aan Europese programma's, zoals dat
tegen het voorkomen van ongeautoriseerde kruisingen in gecontroleerd luchtruim
`airspace infringements', en wordt samengewerkt met de diverse
belangenorganisaties uit de sport- en recreatieve luchtvaart.
201. Heeft de transponderverplichting voor gemotoriseerd klein luchtverkeer
geleid tot een verbetering van het veiligheidsniveau of juist tot een verslechtering
ervan?
201. De transponderverplichting voor gemotoriseerd klein luchtverkeer, die sinds
2003 van kracht is (EU verplichting) en door de sector gesteund wordt, heeft het
veiligheidsniveau verbeterd. De transponder maakt het luchtvaartuig zichtbaar
voor het botsingsvermijdingssysteem ACAS in verkeersvliegtuigen, op de
boordradar in jachtvliegtuigen en op de radarschermen van
luchtverkeersdienstverleners. Hierdoor wordt de kans op een botsing van general
aviation met verkeersvliegtuigen of militair luchtverkeer verkleind en wordt de
veiligheid in het luchtruim groter.
202. Welke invloed hebben eisen die volgen uit Natura 2000 op het level playing
field in de luchtvaartsector; welke extra eisen moet Schiphol hierdoor hanteren en
tot welke extra kosten leidt dat?
202. De regelgeving rond Natura 2000 is op Europees niveau ontwikkeld en
nationaal geïmplementeerd. Alle lidstaten van de Europese Unie dienen zich dan
ook daaraan te houden. Tussen bestaande luchthavens kunnen verschillen
ontstaan ten gevolge van de Natura 2000 gebieden in de omgeving van
luchthavens. Des te dichter de gebieden bij de luchthaven liggen en des te meer
Natura 2000 gebieden zich in de omgeving van de luchthaven bevinden, des te
groter is de kans dat er knelpunten kunnen ontstaan. De impact van vliegen
boven natuurgebieden behelst nog enkele onzekerheden. Voor grote delen van
Nederland zijn er geen knelpunten. Zoals in de voorhang van de aanwijzing voor
Pagina 60 van 82
Lelystad gemeld (brief Tweede Kamer d.d. 29-6-2009, kenmerk VENW/DGLM-
Datum
2009/2246) zijn deze knelpunten daar mogelijk aan de orde.
Rond Schiphol liggen de Natura 2000 gebieden op relatief grote afstand van de Ons kenmerk
luchthaven. Vanuit Natura 2000 volgen voor Schiphol geen extra VenW/DGLM-2009/2793
randvoorwaarden en zijn er derhalve geen extra kosten.
203. Waarom vraagt Schiphol de hogere tarieven of hogere tarieven met een
andere systematiek niet tot 7.00 uur, om ook voor het uur tussen 6.00 en 7.00
uur een prikkel in te bouwen om luchtvaartmaatschappijen ertoe aan te zetten
om, indien mogelijk, een uur later te vliegen?
203. Het uur tussen 6.00 - 7.00 is van belang voor de mainportfunctie en
netwerkkwaliteit op Schiphol. Deze zijn sterk afhankelijk van de
transferpassagiers. Daarvoor zijn meerdere pieken (blokken) verdeeld over de
dag noodzakelijk, om transferpassagiers een groot aantal overstapmogelijkheden
te bieden binnen een zo kort mogelijke overstaptijd.
Het verhogen van de tarieven tijdens deze piekuren, zoals het uur tussen 6.00 -
7.00, zou de netwerkkwaliteit op Schiphol ernstig aantasten.
De grote luchthavens in andere lidstaten kennen veelal ook een onderscheid in de
tarieven naar dag/nacht dat voor wat betreft het tarievenbeleid in de periode 06 -
07 uur in grote lijnen dezelfde benadering te zien geeft als Schiphol:
Londen Heathrow: tussen 06.00-7.00 uur gelden normale tarieven
Frankfurt kent een onderscheid tussen dagperiode van 06.00- 21.59 uur en
een nachtperiode (van 22.00 - 05.59 uur)
Parijs Charles de Gaulle maakt bij de landingsgelden een onderscheid tussen
de dagperiode (06.01-23.29) en nachtperiode (23.30-06.00)
Het een uur later laten vliegen is dus met name voor het mainportgebonden
verkeer niet altijd mogelijk en wenselijk. Dit neemt niet weg dat er tussen 6.00
en 7.00 een inspanning wordt geleverd door de luchtvaartpartijen om zo min
mogelijk overlast te creëren voor de omwonenden. Op dit moment loopt hiervoor
tot oktober 2010 het experiment dat aan de Alderstafel is afgesproken. Het
experiment houdt in dat nachtelijke vertrek- en aankomstprocedures in de vroege
ochtend minimaal tot 6.30 uur worden gebruikt in plaats van tot 6.00. Dit
experiment heeft positieve effecten op de slaapverstoring.
Daarnaast is aan de Alderstafel een plafond afgesproken van 32.000
vliegtuigbewegingen voor de nacht. Deze cap beperkt dus ook het aantal vluchten
dat mogelijk is in de periode tussen 6.00 en 7.00 uur (vroege ochtend).
204. Is het kabinet het er mee eens dat er ook voor de luchtvaart forse CO2-
uitstootreductiedoelstellingen moeten worden vastgesteld?
204. Het kabinet is van mening dat er in Kopenhagen voor de luchtvaart
reductiedoelstellingen dienen te worden afgesproken. Zie toelichting in antwoord
op vraag 62 en 64.
205. Wat is de Nederlandse inzet met betrekking tot de luchtvaart bij de VN-
klimaattop in Kopenhagen, uitgaande van de stelling: "Het kabinet zal zich er
samen met de EU sterk voor maken dat er een doorbraak naar een mondiaal
systeem tot stand komt"; is het kabinet bijvoorbeeld van mening dat de
luchtvaart onder de klimaatdoelstellingen van Kopenhagen moet gaan vallen?
Pagina 61 van 82
205. Het kabinet is van mening dat er in Kopenhagen voor de luchtvaart
Datum
reductiedoelstellingen dienen te worden afgesproken. Zie voor verdere toelichting
het antwoord op vraag 62 en 64. On s kenmerk
VenW/DGLM-2009/2793
206. Wat zou volgens u de doelstelling moeten zijn (% emissiereductie ten
opzichte van welk basisjaar) van het mondiale systeem dat u bepleit om de
luchtvaartemissies te beperken?
206. Het kabinet gaat voor een ambitieuze reductiedoelstelling die de twee
graden Celsius doelstelling binnen bereik moet houden. Deze lijn is reeds
vastgelegd in conclusies van de Milieuraad. De concrete invulling hiervan wordt
momenteel in EU-kader voorbereid.
207. Wilt u in Kopenhagen alleen praten over een wereldwijd open-ETS of zijn
andere systemen, zoals een klimaatheffing op uitstoot/brandstof, of een systeem
dat in eerste instantie alleen geldt voor de Annex1 landen wat u betreft ook
opties?
207. Een wereldwijd open-ETS heeft de voorkeur van de Nederlandse regering,
omdat dit het beste aansluit bij het proces dat in de EU in gang is gezet .Maar ook
andere maatregelen worden niet ten principale uitgesloten. Belangrijk is dat een
regeling ook belangrijke luchtvaartlanden omvat zoals India, China, Brazilië,
Maleisië en Singapore, die geen Annex-1 land zijn, maar behoren tot de
ontwikkelingslanden, de zogeheten niet-Annex-1 landen.
208. Wat bedoelt u met de stelling dat in 2010 tijdens de 37e Assembly van ICAO
(International Civil Aviation Authority) "mogelijk verdere stappen op dit terrein
gezet kunnen worden afhankelijk van het resultaat van de onderhandelingen in
Kopenhagen"?
208. Indien er in Kopenhagen in UNFCCC verband reductiedoelstellingen worden
afgesproken, dan zouden op de ICAO-Assembly in 2010 afspraken gemaakt
kunnen worden over de wijze waarop deze doelstellingen feitelijk gerealiseerd
zouden kunnen worden.
209. Is het de inzet van het kabinet om in 2010 in ICAO-verband een systeem uit
te werken dat vanaf 2012 effectief wordt? Zo ja, welke planning heeft het kabinet
voor ogen en welke beslissingen moet daartoe in Kopenhagen nog worden
genomen?
209. Met het oog op het in 2012 in werking treden van het Europese ETS en op
initiatieven elders in de wereld zou een vlotte uitwerking van in Kopenhagen
gemaakte afspraken zinvol zijn. Aandachtspunt hierbij is dat landen zoals
Rusland, China en de ontwikkelingslanden nog niet toe lijken aan het maken van
reductieafspraken voor de luchtvaart. In ieder geval is het noodzakelijk dat er in
Kopenhagen een beslissing over reductiedoelstellingen voor de luchtvaart
genomen wordt, inclusief tijdspad.
De uitwerking van de maatregelen ter realisatie van deze doelstelling zal door
partijen moeten plaatsvinden in ICAO verband. De tijdsplanning is ambitieus maar
er is al veel voorbereidend werk en onderzoek binnen ICAO verricht waarop
voortgebouwd kan worden. Bovendien kan gebruik worden gemaakt van de
kennis en ervaring die binnen de EU is opgedaan met de aanpak van de emissies
veroorzaakt door de luchtvaart.
Pagina 62 van 82
Datum
210. Op basis van welke wetenschappelijke gegevens verwacht u dat na 2020 wel
absolute reductie van de CO2-uitstoot mogelijk is? Ons kenmerk
VenW/DGLM-2009/2793
210. Dit zou mogelijk kunnen worden door de inzet van duurzame
biobrandstoffen. Ook zal het effect van SES (efficiënter vliegen) hieraan
bijdragen.
211. Op welke onderzoeken baseert u zich als u stelt dat een duurzaam alternatief
voor kerosine een strategische mogelijkheid tot emissiereductie is en wordt
daarbij ook rekening gehouden met de emissies tijdens de productie van de
brandstof en het ruimtebeslag van de productie?
211. Het IATA 2008 report on alternative fuels concludeert dat vliegtuigbrandstof
van biomassa zonder zogenaamde "land use change" de grootste reductie in
levenscyclus broeikasgasemissies geeft. Tweede en derde generatie biomassa (en
duurzaam gegroeide biomassa) zoals algenbrandstof voldoen aan die criteria. Het
is eveneens van belang te realiseren dat bij het gebruik van alternatieve,
biomassa-kerosine er sprake is van een kort cyclische CO2-uitstoot versus de lang
cyclische CO2-emissies van fossiele kerosine.
212. Wat kunt u melden over de niet-CO2-gerelateerde klimaateffecten van
biobrandstoffen die worden gebruikt in straalmotoren?
212. Naast de CO2-emissies stoot de luchtvaart ook NOx en waterdamp uit. NOx
leidt op hoogte tot ozonvorming. Ozon en waterdamp in hogere luchtlagen leiden
tot opwarming van de aarde. Hierdoor is de bijdrage van de luchtvaart aan de
klimaatverandering groter dan die van CO2 alleen. Dit geldt in principe ook voor
biobrandstoffen.
213. Bent u bereid om een duurzaamheidskader voor biobrandstoffen voor
gebruik in de luchtvaart op te stellen waarin rekening wordt gehouden met alle
klimaateffecten?
213. Een duurzaamheidskader voor biobrandstoffen is voor Europa geregeld in de
Richtlijn energie uit hernieuwbare bronnen (2009/28/EC) die verwijst naar de
gehele sector verkeer. Dit betekent dat de luchtvaart daar ook onder valt. Indien
biobrandstoffen worden geleverd aan de luchtvaart, moeten deze voldoen aan de
duurzaamheidseisen die in dezelfde richtlijn staan om mee te mogen tellen bij het
realiseren van de EU-verplichtingen hernieuwbare energie, die geldt voor alle
lidstaten.
214. Bent u bereid om onderzoek naar de klimaateffecten van alternatieve (bio-
)brandstoffen te financieren?
214. Onderzoek naar de mogelijkheden van het gebruik van biobrandstoffen in de
transportsector (waaronder ook luchtvaart) en de effecten hiervan op het klimaat
worden opgepakt in het kader van Schoon en Zuinig. Eventuele financiering van
dit soort onderzoeken zal ook in dit kader beoordeeld worden.
215. Wat is de stand van zaken met betrekking tot de uitvoering van de
convenanten Hinderbeperkende maatregelen en Omgevingskwaliteit?
Pagina 63 van 82
215. Zoals in het Aldersadvies van 1 oktober is aangegeven, komt de Alderstafel
Datum
ten minste een maal per jaar bijeen. Bijgevoegd is de brief van de heer Alders
over voortgang Alderstafel Schiphol alsook de brief van de heer Alders over het Ons kenmerk
werkprogramma Schiphol en de regio waarin de voortgang over de uitvoering van VenW/DGLM-2009/2793
het convenant omgevingskwaliteit is opgenomen.
216. Op welke manier is de 30 miljoen besteed die beschikbaar is gesteld voor
de bevordering van de kwaliteit van de leefomgeving in de Schipholregio?
216. De 30 miljoen is nog niet besteed. Voor de besteding van dit geld is op dit
moment de Stichting Omgevingskwaliteit in oprichting. Deze stichting zal conform
de afspraken hierover in het convenant omgevingskwaliteit het geld besteden aan
zowel gebiedsgerichte projecten (hier is de bijdrage van het Rijk voor bestemd)
als schrijnende gevallen. De besteding vindt plaats na beoordeling door een
onafhankelijk bestuur.
217. Is het waar dat het uur van 6.00 tot 7.00 uur 's ochtends een van de
kwetsbaarste uren van de nacht is voor slaapverstoring, omdat mensen dan licht
slapen?
217. Slaapverstoring tussen 6 en 7 uur treedt eerder op dan bijvoorbeeld tussen 1
en 3 uur. Dit omdat zoals u al aangeeft de slaap tussen 6 en 7 lichter is dan
tussen bijvoorbeeld 2 en 4. Echter ook op andere tijdstippen, aan het begin van
de slaap (tussen 21 en 2 uur, afhankelijk van het tijdstip van naar bed gaan) kan
slaapverstoring optreden die door bepaalde mensen zeker zo hinderlijk wordt
ervaren als verstoring tussen 6 en 7 uur.
218. Welke acties hebt u ondernomen voor de uitvoering van de motie op
kamerstuk 29665, nummer 131, over tariefdifferentiatie tussen 6.00 en 7.00 uur?
Waar in de luchtvaartnota gaat u in op deze tariefdifferentiatie conform uw
toezegging (Handelingen TK 57-4665, 19 februari 2009)?
218. De tarieven zijn niet aangepast, wel is de hinder zoveel mogelijk beperkt, zie
antwoord op 203. En daar bovenop is aan de Alderstafel gekozen om de nachtcap
van 32.000 vliegtuigbewegingen tijdens de periode tot 7.00 uur vast te stellen.
Deze cap beperkt dus ook het aantal vluchten dat mogelijk is in de periode tussen
6.00 en 7.00 uur (vroege ochtend).
219. Gelden tussen 6.00 en 7.00 uur hogere start- en landingstarieven
(tariefdifferentiatie)? Zo ja, hoeveel zijn die hoger dan overdag?
219. Nee, zie antwoord op 203 en 218.
220. Hoe heeft u gevolg gegeven aan uw toezegging (Handelingen 6-364 d.d. 27
september 2007) naar aanleiding van de motie van Cramer c.s. op kamerstuk
30452, nummer 30 over nachtsluiting op regionale luchthavens?
220. Zoals in de Luchtvaartnota aangegeven vereist besluitvorming over
openingstijden maatwerk, waarbij de belangen van zowel netwerkontwikkeling als
regionaal ruimtelijk-economische ontwikkeling worden afgewogen.
Realiteit is dat er inmiddels ook een Aldersadvies ligt waarin voor Lelystad en
Eindhoven openingstijden worden voorgesteld tussen 06.00 en 24.00 uur.
Aangezien het kabinet er aan hecht om het Aldersadvies als totaalpakket intact te
Pagina 64 van 82
laten, wil ik de heer Alders allereerst de ruimte geven om in gesprek te gaan met
Datum
de regio's Eindhoven en Lelystad en met voorstellen hiervoor te komen. Op de
uitkomst wil ik niet vooruitlopen. Ons kenmerk
VenW/DGLM-2009/2793
221. Is inmiddels duidelijk of bij de diverse voor uitplaatsing beoogde regionale
luchthavens uitgegaan wordt van nachtsluiting van 23.00 tot 7.00 uur voor
structureel vliegverkeer?
221. Op dit moment zijn de besprekingen van de heer Alders in Eindhoven en
Lelystad nog in volle gang. Het is dus nog te vroeg om deze vraag te kunnen
beantwoorden, hiervoor is het nodig om het advies af te wachten.
222. Wat is de opvatting van de milieu- en bewonersorganisaties bij elk van die
luchthavens over eventuele uitplaatsing van vliegtuigbewegingen in relatie tot
geluidhinder?
222. Voor de luchthavens waar uitplaatsing aan de orde is, Eindhoven en
Lelystad, wordt onder leiding van de heer Alders een proces doorlopen om hier
nadere afspraken over te maken. De bewoners en milieuorganisaties hebben
hierin een plaats aan de tafels.
223. Bent u van mening dat de belangen van omwonenden niet in deze afweging
bij besluitvorming over openingstijden hoeven worden meegenomen, gezien de
stelling op pagina 67 van de Luchtvaartnota dat besluitvorming over
openingstijden maatwerk vereist `waarbij zowel de belangen van
netwerkontwikkeling als regionaal ruimtelijk-economische ontwikkeling worden
afgewogen.'?
223. Gelet op mijn inzet op de Alderstafel en de afvaardiging aan diezelfde tafel
vind ik het belangrijk om het belang en de mening van de omwonenden mee te
nemen. De mening van omwonenden is van belang voor het draagvlak van het
advies van de heer Alders. Dat geldt net zo zeer voor de belangen van de
netwerkontwikkeling als de regionaal-economische ontwikkeling.
224. Welke actie heeft u ondernomen op de motie Cramer-Tang op kamerstuk
29665, nummer 125 over het geven van inzicht en zekerheid aan de bevolking in
de geluidsbelasting in hun woonwijk?
224. De actie is opgenomen in de uitwerking van het nieuwe normen- en
handhavingsstelsel. Ik heb de voorzitter van de Alderstafel geïnformeerd over
deze motie en andere moties en toezeggingen die zijn gedaan in het debat over
de uitwerking van het Aldersadvies. Zie verder het antwoord op vraag 231.
225. Heeft u als selectiviteitsoptie een verbod op binnenlandse vluchten en een
verbod op vluchten op regionale luchthavens tussen 23.00 en 07.00 overwogen?
225. Binnenlandse vluchten met civiele luchtvaart komen op dit moment niet of
sporadisch voor.
Er is geen algemene regelgeving voor de openingstijden van regionale
luchthavens omdat dit in de ogen van het kabinet maatwerk vereist. De
openingstijden zijn geregeld in de separate aanwijzingen voor de luchthavens. Bij
besluitvorming over een dergelijke aanwijzing wordt een afweging gemaakt
Pagina 65 van 82
tussen de verschillende belangen en wordt een procedure met inspraak
Datum
doorlopen. In de praktijk zijn de regionale luchthavens nu 's nachts gesloten. Voor
Rotterdam Airport geldt dat hier alleen in uitzonderingssituaties 's nachts gebruik Ons kenmerk
van kan worden gemaakt. VenW/DGLM-2009/2793
226. Bent u van mening dat goedkope vluchten, waarvoor low-cost
luchtvaartmaatschappijen per dag zo vaak mogelijk op en neer vliegen, wat leidt
tot vertrek in de zeer vroege ochtenduren en aankomst na middernacht,
belangrijker zijn dan de nachtrust van omwonenden van vliegvelden? Zo nee,
heeft u overwogen een achturige nachtsluiting verplicht te stellen voor de
regionale luchthavens?
226. Zoals gezegd bij antwoord op vraag 225 moet per aanwijzing een
belangenafweging worden gemaakt. En zie voor de luchthaven Eindhoven het
antwoord op vraag 223.
227. Is het mogelijk om in de verdragen die regelen dat er voor vliegvelden net
over de grens over Nederlands grondgebied geland en gestart mag worden, een
achturige nachtsluiting van het luchtruim op te nemen? Zo ja, bent u bereid
daarover met onze buurlanden in overleg te treden?
227. Aangezien er voor Nederlandse regionale luchthavens geen algemene
regelgeving geldt die een nachtsluiting voorschrijft, ligt het niet voor de hand dat
het kabinet hier met buurlanden afspraken over zou maken aangaande
luchthavens binnen hun territorium. Voor dergelijke luchthavens gelden de
specifieke nachtregimes van het desbetreffende land en regio.
228. Wat is het doel van een onderzoek naar het opheffen van het onderscheid
tussen binnen- en buitengebied; overweegt u om een groter aantal zwaar
geluidsbelaste woningen te accepteren dan nu als norm geldt?
228. Doel van het onderzoek is de invoering van het 50/50-beginsel te kunnen
effectueren na 2020 (zie ook het antwoord op vraag 55). Zowel in het
Aldersadvies als door het PBL is geconstateerd dat het huidige onderscheid tussen
binnen- en buitengebied het steeds moeilijker maakt om maatregelen te nemen
waarvan de totale groep gehinderden zou kunnen profiteren. Reden hiervoor is
dat het criterium voor het binnengebied het meest knellend is. In de
Luchtvaartnota is een aantal mogelijkheden genoemd die onderzocht kunnen
worden. Dit onderzoek moet nog starten. Op basis van de resultaten zal het
kabinet te zijner tijd komen met een voorstel. Ook kunnen anderen nog met
relevante opties komen die een oplossing zouden kunnen bieden voor het door de
heer Alders gesignaleerde probleem ten aanzien van het 50/50-systeem.
229. Waarom richt u het onderzoek op verlaging van het aantal ernstig
gehinderden in het buitengebied niet, binnen de randvoorwaarde van het huidig
aantal zwaar belaste woningen, puur op moderne operationele maatregelen en de
mogelijkheden die ontstaan als op termijn alleen stille vliegtuigen met zeer
moderne navigatie worden toegestaan?
229. Zie het antwoord op vraag 228. Op basis van de huidige kennis van zaken is
er geen reden om aan te nemen dat met operationele maatregelen en stille
vliegtuigen vanaf 2020 een substantiële verlaging van het aantal ernstig
Pagina 66 van 82
gehinderden mogelijk is binnen de randvoorwaarde van het huidig aantal zwaar
Datum
belaste woningen.
Ons kenmerk
230. Waarom trekt u niet de conclusie dat uitplaatsing van vliegtuigbewegingen VenW/DGLM-2009/2793
naar regionale luchthavens niet wenselijk is, als de prognose voor 2020 als gevolg
van de recessie en de minder gunstige factoren voor het luchtvaartvolume voor
Schiphol zoals hoge olieprijzen, aanzienlijk onder de 580.000 vliegtuigbewegingen
uitkomt?
230. Ik ben mij bewust van de huidige terugval in de marktvraag. Echter, tijdige
voorbereiding van projecten blijft noodzakelijk. Zie verder het antwoord op vraag
136.
231. Bestaat nog steeds de intentie om na 2011 de lokale geluidsnormen in de
woonwijken die de geluidskwaliteit voor de toekomst kunnen garanderen, te
schrappen, terwijl de onzekerheid voor de bewoners in allerlei woonwijken over
de toekomstige geluidsbelasting daardoor toeneemt?
231. In het voorgenomen nieuwe stelsel speelt het geluid in lokale punten (zoals
de handhavingspunten in het huidige stelsel) geen formele rol meer. De verdeling
van geluid wordt in het nieuwe stelsel geregeld door het handhaven op in wet- en
regelgeving vastgelegde regels voor het baan- en routegebruik in combinatie met
een cap op het aantal vliegtuigbewegingen en aantalsnormen, afgeleid van de
criteria van gelijkwaardigheid. Dit nieuwe stelsel, gebaseerd op strikt
geluidspreferentiel vliegen, is erop gericht om de totale hoeveelheid hinder te
verminderen ten opzichte van de huidige situatie.
Wel is afgesproken, conform het verzoek van uw Kamer in de motie Cramer Tang
29665, nr. 125, dat de lokale geluidblootstelling (in de vorm van de
geluidbelasting Lden en piekniveaus van afzonderlijke vliegtuigen) in beeld wordt
gebracht. Dit gebeurt als prognose in het jaarlijks in te dienen Operationeel Plan
van de luchtvaartpartijen, met de na afloop van elk gebruiksjaar uit te voeren
evaluatie van de werkelijk opgetreden geluidbelasting en met behulp van
geluidmetingen met het NOMOS-meetnet. Op deze wijze worden bewoners vooraf
en achteraf geïnformeerd over de lokale geluidsbelasting.
232. Wat gaat u doen om de handhaafbaarheid van de regels in het nieuwe
geluidsnormenstelsel Vliegen Volgens Afspraak (VVA), dat een ingewikkeld
complex van regels blijkt te zijn met tal van uitzonderingen, op hetzelfde niveau
te brengen als bij de normen in de handhavingspunten in het huidige stelsel?
232. De regels worden momenteel nog uitgewerkt. De handhaafbaarheid van de
regels is hierbij een belangrijke randvoorwaarde, evenals de operationele
uitvoerbaarheid en de rechtsbescherming. Ik verwacht dit najaar het voorstel
voor de regels in de experimenteerregeling aan te bieden.
233. Welke handhavingspunten in het huidige geluidsnormenstelsel gaven - en
geven vermoedelijk nog steeds - aanleiding voor perverse effecten door de ligging
van die punten in het landelijk gebied?
233. De "perverse effecten" zijn samengevat als volgt. Als een grenswaarde in
een handhavingspunt bij een `geluidpreferente' baan met weinig dichte
woonbebouwing in de omgeving van die baan (bijvoorbeeld Polderbaan en
Pagina 67 van 82
Kaagbaan) bijna volgevlogen is, wordt het verkeer zo gestuurd dat deze baan
Datum
minder wordt gebruikt dan technisch mogelijk is, om zo een daadwerkelijke
overschrijding van die grenswaarde te voorkomen. De consequentie is dat een Ons kenmerk
baan (Aalsmeerbaan in dit geval) die meer hinder geeft, meer (dan nodig) wordt VenW/DGLM-2009/2793
ingezet. Een voorbeeld hiervan is de inzet van de Aalsmeerbaan in de periode van
13 augustus tot 31 oktober 2007 om de Kaagbaan te ontlasten. Dit heeft tot zeer
veel onrust in de omgeving geleid en is aan de Alderstafel getypeerd als "pervers
effect" van het huidige stelsel.
Het voorstel voor een nieuw stelsel kent dit nadeel overigens niet omdat het
uitgaat van het inzetten van die baan die de minste hinder geeft gegeven het
weer.
234. Wordt onderzoek gedaan naar de locatie van locale normen waarmee de
perverse effecten worden voorkomen?
234. Nee, daarmee kunnen de "perverse effecten" niet worden voorkomen, zie
ook het antwoord op vraag 233.
235. Bent u bereid bovenbedoelde handhavingspunten in het huidige
geluidsnormenstelsel te verschuiven naar woonkernen en woonwijken met
aanpassing van de grenswaarde aan de locatie zodat tijdens het experiment de
komende jaren met beide normenstelsels naast elkaar de perverse effecten
achterwege kunnen blijven?
235. Nee, zie ook de antwoorden op vragen 233 en 234. Het sturingsprincipe voor
het gebruik van de luchthaven van het huidige stelsel (via de handhavingspunten)
is een geheel andere dan in het nieuwe stelsel (met regels voor strikt
geluidspreferent baangebruik). Deze stelsels kunnen niet naast elkaar fungeren.
Bij de uitwerking van het experiment met het nieuwe normenstelsel wordt
bijzondere aandacht geschonken aan het voorkomen van een dergelijk conflict ten
gevolge van stuurmaatregelen door de luchtvaartsector.
236. Wordt nog onderzoek gedaan naar behoud van een stelsel van locale
grenswaarden met de kwaliteit van ijkpunt om daarmee het probleem van
juridisering te ondervangen?
236. Nee, conform het kabinetsstandpunt over het Aldersadvies worden nu de
door de Alderstafel vastgestelde contouren van een stelsel uitgewerkt dat
gebaseerd is op regels voor strikt geluidspreferent baangebruik.
237. Waarom is het advies van prof. Michiels (Universiteit Tilburg) over het
nieuwe normen- en handhavingstelsel voor Schiphol, dat in de Alderstafel aan de
orde is geweest, bestempeld als `vertrouwelijk'?
237. Het rapport is niet als vertrouwelijk bestempeld. Wel is het advies één van
de producten waarover afspraken zijn gemaakt in het Aldersakkoord en betreft
het een voorlopig advies voor de verdere uitwerking. Een definitief advies wordt
uitgebracht als het voorstel voor de regels gereed is. Normaliter worden adviezen
en onderzoeksresultaten pas naar buiten gebracht nadat het eindproduct, in dit
geval de experimenteerregeling voor het nieuwe stelsel, aan de Alderstafel is
besproken en akkoord bevonden.
Pagina 68 van 82
Datum
238. Bent u bereid het advies van prof. Michiels naar de Kamer te sturen, zodat Ons kenmerk
alle betrokken er kennis van kunnen nemen om zo hun eigen mening te kunnen VenW/DGLM-2009/2793
vormen?
238. Ja, het rapport is als bijlage toegevoegd.
239. Bij welke onafhankelijke deskundige zult u advies inwinnen over de
gelijkwaardigheid van de rechtsbescherming van het nieuwe en het oude
geluidsnormenstelsel?
239. Advies hierover is aangevraagd bij prof. Michiels (Universiteit Tilburg). Zie
ook de vragen 237 en 238.
240. Geeft de tabel op pagina 102 over de luchtvaartveiligheid de ICAO-ranking
aan?
240. De tabel op pagina 102 geeft inderdaad de score van de ICAO audits aan. Dit
is echter de score van het moment van opstellen van de Luchtvaartnota,
gebaseerd op de rapporten van 82 van de ongeveer 190 lidstaten van ICAO. In de
loop van de komende jaren zullen meer rapporten beschikbaar komen en zal deze
tabel veranderen. Zo zijn onlangs de rapporten van Frankrijk, Polen en Oostenrijk
beschikbaar gekomen, met een score van resp. 9,5 en 8,8 en 7,6. Daardoor
eindigt Frankrijk voor Nederland en komt Polen net na Nederland.
241. Wat wordt concreet bedoeld met de opmerking dat vasthouden en
verbeteren van het huidige niveau van veiligheid continue bijstelling en
investering in de veiligheidssystemen vergt; wie stelt er bij, wie moet er
investeren en wie eist deze verbeteringen?
241. Het luchtvaartproces en de verschillende onderdelen van dit proces
veranderen en ontwikkelen zich voortdurend: procedureel, technologisch,
organisatorisch, infrastructureel, etc. Veranderingen en ontwikkelingen die
mogelijk worden gemaakt door nieuwe technieken of noodzakelijk zijn op basis
van nieuwe inzichten uit onderzoek en/of ongevalanalyse.
Alle betrokkenen dienen vanuit hun eigen verantwoordelijkheid in te spelen op
deze ontwikkelingen en zorg te dragen dat hierbij voldaan wordt aan het streven
naar een voortdurende verbetering. De overheid is verantwoordelijk voor het
adequaat en actueel houden van de wettelijke kaders (internationaal en
nationaal) en voor het toezicht op de naleving hiervan. De sectorpartijen zijn
verantwoordelijk voor de uitvoering en de realisatie van de permanente
verbetering van de veiligheid in het luchtvaartproces.
242. Klopt het dat uit de verschuiving van reactief naar proactief onderzoek volgt
dat er in de toekomst minder onderzoek naar incidenten en ongevallen zal worden
gedaan?
242. Het rapporteren, verwerken en analyseren van (kleine) incidenten en
voorvallen vormt de basis van het veiligheidsmanagement, zoals mondiaal in de
luchtvaart overeengekomen in ICAO-verband (Verdrag van Chicago). Door
voortdurend te leren van deze incidenten en voorvallen en door op basis van deze
Pagina 69 van 82
inzichten de veiligheidssystemen in de luchtvaart robuuster te maken, wordt de
Datum
kans op ongevallen verkleind.
Naast het proactief onderzoek blijft het onderzoeken van incidenten en ongevallen Ons kenmerk
van belang om de veiligheid permanent te kunnen blijven verbeteren. Het VenW/DGLM-2009/2793
onderzoeken van ernstige incidenten en ongevallen is wettelijk vastgelegd.
243. Hoe verhoudt de doelstelling `level playing field' zich met de unieke
Nederlandse situatie met betrekking tot externe veiligheid?
243. Nederland is zowel Europees als wereldwijd gezien één van de weinige
landen waar het externe veiligheidsbeleid via wettelijke veiligheidszones is
vastgelegd. Andere landen houden wel rekening met externe veiligheidsrisico's,
maar hanteren daarbij geen wettelijke veiligheidszones.
Het beleid kent twee aspecten:
1. het stellen van zones met een verhoogd (plaatsgebonden) risico. Waarbinnen
beperkingen gelden. Deze zijn voor Schiphol vastgelegd in het
Luchthavenindelingbesluit Schiphol;
2. het begrenzen van het totale risico veroorzaakt door het luchtverkeer van de
luchthaven. De norm voor het `totaal risicogewicht' (TRG) voor Schiphol is
vastgelegd in het LVB Schiphol.
Het eerste betreft ruimtelijk ordeningsbeleid en heeft geen effect op het level
playing field van de luchthaven. Het tweede (TRG) kan een beperking van het
vliegverkeer betekenen en in die zin het level playing field aantasten. Echter in de
praktijk blijft de sector binnen deze normen.
244. Wat is uw visie op een acceptabel en concurrerend kostenniveau in relatie tot
een aanvaardbaar security niveau?
244. Ten aanzien van het security-niveau is het van belang te voldoen aan de
minimale wettelijke vereisten en te opereren binnen de daarvoor gegeven
(wettelijke) kaders, zowel nationaal als Europees/mondiaal. Verder vindt het
kabinet het essentieel om binnen deze kaders kostenefficiënt te opereren, zonder
daarbij afbreuk te doen aan de huidige kwaliteit van de beveiliging op de
luchthavens. In relatie tot een aanvaardbaar security-niveau is het ook zaak een
concurrerend kostenniveau te bereiken en te handhaven, met een optimale
prijs/kwaliteit-verhouding. Voor wat betreft Schiphol gaat het er bovendien om
dat de "aeronautical costs" (luchthavengelden, overheidsheffingen, heffing
verkeersbegeleiding) en de kwaliteit van de dienstverlening niet uit de pas lopen
met de andere grote Europese hubluchthavens.
245. Is er een tekort aan technisch personeel in de luchtvaart, nu of voorzien voor
de toekomst?
245. De luchtvaartsector heeft structurele behoefte aan gekwalificeerd
personeel. Hiervoor is onder meer het initiatief DAMRA opgezet voor
technisch personeel. Goede scholing die aansluit op de werkzaamheden in
de luchtvaartsector verdient blijvend de aandacht. De vraag naar
technisch personeel zal na het herstel van de economische crisis weer
groter worden. Maatregelen om mensen te stimuleren in de luchtvaart te
gaan werken zullen echter pas na jaren effect hebben (als gevolg van
langdurige opleidingen en noodzakelijke ervaring).
Pagina 70 van 82
246 Acht u de Lelystad Airport Academy, waar studenten op MBO- en HBO-
Datum
niveau onderwijs en training krijgen in luchtvaartgerelateerde technische en
dienstverlenende vakken, een initiatief dat in het kader van de Luchtvaartnota Ons kenmerk
steun verdient? VenW/DGLM-2009/2793
246. In de luchtvaartnota heeft het kabinet aangegeven voorstander te zijn van
verbindingen tussen de luchthavenontwikkeling en de ruimtelijk-economische
ontwikkeling van de regio. Een initiatief als de Lelystad Airport Academy is hier
een goed voorbeeld van.
247. Welk probleem ligt ten grondslag aan het feit dat het kabinet het nodig vindt
om een actievere rol te gaan spelen in de luchtvaart?
247. Ten aanzien van de besturing van luchtvaartpartijen is in het verleden
gekozen voor een sturing op afstand: het Rijk stelde de randvoorwaarden,
waarbinnen de markt opereerde en waarbinnen de luchtvaartpartijen er met
elkaar uit moesten zien te komen. Door deze rol van het Rijk ontstond er ruimte
waarbinnen partijen zich óók primair konden richten op hun eigen
(organisatorische) belang en waarbij gezamenlijke doelen niet altijd vanuit het
maatschappelijk belang benaderd werden (piekvervuiling, etc.).
De in de luchtvaartnota geformuleerde doelstelling (optimale netwerkkwaliteit in
combinatie met een concurrerende en duurzame luchtvaart) geeft uitdrukking aan
een maatschappelijk belang dat voor de samenleving als geheel gewenst is.
Nederland als geheel heeft namelijk behoefte aan een goede internationale
bereikbaarheid die concurrerend en duurzaam is.
Uiteraard zijn het de luchtvaartpartijen die primair de netwerkkwaliteit bepalen.
Het Rijk is beleidsverantwoordelijk op dit terrein.
Alleen indien extra betrokkenheid van het Rijk nodig is om de maatschappelijke
doelen te behalen zal het Rijk deze inspanning plegen. Dit betekent dat zolang de
(gezamenlijke) inzet van de luchtvaartpartijen past binnen de beleidskaders en
gericht is op de gestelde maatschappelijke doelen zij ook geen (overdreven)
`bemoeienis' van het Rijk hoeven te verwachten.
De strategie die de nieuwe president-directeur van Schiphol onlangs heeft
gelanceerd is een goede aanzet voor de invulling van de maatschappelijke doelen.
Het Rijk vindt het van belang dat het bereiken van de beleidsdoelen op het
Schiphol-dossier een samenspel tussen vele partijen vergt en dat dit in de
governance erkend wordt. De onzekerheden ten aanzien van de
toekomstontwikkelingen, het jarenlange wantrouwen tussen belanghebbenden en
de ambitieuze doelstellingen vragen om een overheid die ook, wanneer nodig,
initiatief neemt in het ingewikkelde krachtenveld. Bijvoorbeeld door partijen onder
leiding van de heer Alders te laten spreken over de toekomst van Schiphol en
haar omgeving of door partijen bij elkaar te brengen om nu eens echt
gezamenlijk tot een innovatieagenda te komen. . Die initiërende rol neemt het
Rijk steeds vaker, en kan het Rijk ook steeds vaker nemen omdat partijen in het
veld vervolgens de bereidheid tonen om er - met respect voor elkaars rol en
verantwoordelijkheden - met elkaar uit te komen.
Dit samenspel kent grenzen. Ieder houdt zijn eigen rol en verantwoordelijkheden.
Het Rijk is wet- en regelgever, beleidsbepaler, toezichthouder en aandeelhouder,
maar nadrukkelijk geen verkeersleider, luchthavenbedrijf of
luchtvaartmaatschappij.
248. Hoe ontwikkelt zich de rol van de overheid in de luchtvaart in de rest van
Europa en de wereld?
Pagina 71 van 82
Datum
248. Er is geen sprake van een eenduidige ontwikkeling. Er zijn verschillende
trends. In veel landen (maar niet overal) treedt de overheid terug uit Ons kenmerk
luchtvaartmaatschappijen, maar blijft er nog wel een band met nationaliteit. Voor VenW/DGLM-2009/2793
wat betreft luchthavens is er een gemengd beeld. Er zijn puur private
luchthavens, waarbij overheden meer of minder strenge regelgeving hebben
ingevoerd om publieke belangen te borgen. In veel gevallen zijn luchthavens
volledig publiek, veelal met lokale belangen en soms een deel staatsbelang.
Overheidsbetrokkenheid is soms noodzakelijk, afhankelijk van positie, markt en
winstgevendheid van de luchthavens.
Verkeersleiding wordt veelal uitgevoerd door organisaties, met de centrale
overheid op afstand, maar er zijn ook pure overheidsinstellingen, zoals in
Frankrijk.
In zijn algemeenheid kan men stellen dat de overheid meer op afstand komt te
staan van de luchtvaartsector, maar deze nog allerminst loslaat.
249. Waaruit bestaat de genoemde verandering van beleid ten aanzien van de rol
van het Rijk in de luchtvaart en hoe gaat deze verandering zich concreet
manifesteren?
249. Zie antwoord op vraag 247.
250. Als er afgestapt wordt van `besturen op afstand', betekent dit dan dat er
minder afstand komt, dus dat het ministerie van VenW zich meer gaat bezig
houden met de gang van zaken in de luchtvaartsector, of wordt bedoeld dat de
luchtvaartpartijen (nog) meer invloed krijgen op de gang van zaken bij het
ministerie?
250. Nee, geen van beide is bedoeld. Iedereen behoudt in principe zijn eigen
bevoegdheden en verantwoordelijkheden. Zie het antwoord op vraag 247.
251. Moet de Luchtvaartnota zo gelezen worden dat hierin het voornemen wordt
geuit om de formele sturingsinstrumenten voor het Rijk uit te breiden? Zo ja, op
welke wijze zal dit voornemen worden geconcretiseerd?
251. Nee, zo moet de luchtvaartnota niet worden gelezen. De filosofie van
aansturen heb ik beschreven in antwoord op vraag 247. Of het huidig
instrumentarium hiervoor het beste is toegerust of dat er betere prikkels kunnen
worden ingebouwd maakt onderdeel uit van de beleidsanalyse die in de
luchtvaartnota wordt aangekondigd.
252. Kan het kabinet binnen een samenwerkingsmodel nog wel de eigen
eindverantwoordelijkheid voor het luchtvaartbeleid en de daarbij behorende
maatschappelijke en politieke doelstellingen waarmaken; leidt een
samenwerkingsmodel niet tot vaagheid en onduidelijkheid over politieke
verantwoordelijkheden en bieden wettelijke regimes niet veel meer garantie op
het bereiken van doelstellingen op onder andere het gebied van klimaat?
252. In de optiek van het kabinet houdt iedere partij zijn eigen rol en
verantwoordelijkheden. Het Rijk is wet- en regelgever, beleidsbepaler,
toezichthouder en aandeelhouder, maar nadrukkelijk geen verkeersleider,
luchthavenbedrijf of luchtvaartmaatschappij.
Pagina 72 van 82
253. Gaat het Rijk zich als `samenwerkingspartner' ook mengen in het
Datum
ondernemen, terwijl het Rijk ook al aandeelhouder en toezichthouder is? Zo ja,
welke ruimte krijgen luchthavens dan nog om eigen initiatieven te ontplooien? Ons kenmerk
VenW/DGLM-2009/2793
253. De rol van het Rijk als samenwerkingspartner is geen afzonderlijke rol, maar
een invulling van de verschillende rollen van het rijk, zoals ook is aangegeven in
het antwoord op vraag 247. Het Rijk is niet voornemens zich te mengen in het
ondernemen.
254. Wat is de reactie van de geconsolideerde marktpartijen op de nieuwe
sturingsfilosofie die het Rijk beoogt?
254. De luchtvaartnota als geheel is met deze partijen afgestemd. Bij de verdere
uitwerking van de sturingsfilosofie van het Rijk zal opnieuw afstemming met de
genoemde partijen plaatsvinden. Maar voor een groot deel zal gelden dat dit
herkenbaar is aangezien het Rijk de afgelopen periode in toenemende mate
zichtbaar is geworden.
255. Is de nieuwe sturingsfilosofie niet eerder een beschrijving van de al
bestaande werkelijkheid, waarin de echte expertise vooral bij de
Luchtverkeersleiding Nederland, Schiphol en de luchtvaartmaatschappijen zit, en
het ministerie van Verkeer en Waterstaat vooral een faciliterende rol speelt op het
gebied van wet- en regelgeving; de feitelijke huidige positie van het departement
is nu toch ook al die van een `samenwerkingspartner'?
255. De sturingsfilosofie is inderdaad deels een beschrijving van de bestaande
werkelijkheid. Het kabinet heeft geconstateerd dat het in gang zetten van
processen als de Alderstafel tot goede gezamenlijke resultaten kan leiden en wil
dergelijke instrumenten ook in de toekomst gerichter inzetten.
256. Ziet u naast een actievere overheidsrol ook andere alternatieven voor de rol
van de overheid, zoals vertrouwen en sturing op afstand?
256. Deze rollen sluiten elkaar in mijn beleving niet uit. Hoe actief de overheid
zich opstelt hangt samen met de wijze waarop de luchtvaartpartijen zich
opstellen, zie ook het antwoord op vraag 247.
257. Ziet u milieuorganisaties als relevante stakeholders in de luchtvaart? Zo ja,
welke rol ziet u voor hen weggelegd in het besturingsmodel? Zo nee, waarom
niet?
257. Milieuorganisaties zijn maatschappelijke organisaties die een belang
behartigen dat in het luchtvaartbeleid tot uitdrukking moet komen. Het
milieubelang wordt bij ieder besluit afgewogen ten opzichte van onder meer
economische belangen en veiligheid. Dit is de reden dat het Rijk veelvuldig in
overleg is met milieuorganisaties en deze organisaties betrokken zijn in de
besluitvorming. In het besturingsmodel hebben ze echter geen directe rol, omdat
het besturingsmodel zich richt op de luchtvaartpartijen en de milieuorganisaties
daar niet toe behoren.
258. Waaraan moet concreet gedacht worden bij prestatiesturing en effectievere
prikkels in de regelgeving?
Pagina 73 van 82
258. Prestatiesturing en het inbouwen van effectieve prikkels in regelgeving zijn
Datum
instrumenten, die het Rijk kan inzetten om het in het antwoord op vraag 247
beschreven doel te bereiken. Ons kenmerk
Prestatiesturing moet aansluiten op het maatschappelijk doel en daarmee dus op VenW/DGLM-2009/2793
de luchtvaartketen als geheel. Vervolgens moet dit doorvertaald worden naar de
individuele partijen daarbinnen, in elk geval de NV Luchthaven Schiphol en de
LVNL. Voor de LVNL heeft prestatiesturing bijvoorbeeld betrekking op de
dienstverlening van de LVNL aan het luchtverkeer van, naar en op Schiphol (en
later de luchthavens van nationale betekenis).
Een voorbeeld van een effectieve prikkel is het introduceren van een nieuw
normen- en handhavingsstelsel voor Schiphol, dat geënt is op het 50/50 beginsel.
De prikkel stimuleert de hinderbeperking door deze te belonen met een mogelijke
(duurzame) groei van het luchtverkeer.
259. Wat is er nieuw aan besturen door middel van convenanten?
259. Convenanten worden op meerdere beleidsterreinen ingezet en zijn geen
nieuw instrument. Convenanten zijn effectief gebleken voor het vastleggen van
uit te voeren acties die een onderlinge samenhang hebben en bij verschillende
partijen moeten worden belegd. Het convenant Hinderbeperkende maatregelen is
hiervan een goed voorbeeld.
In de Luchtvaartnota is dit eruit gelicht omdat convenanten anders zijn dan het
opleggen van wet- en regelgeving.
260. Wat is de huidige stand van zaken met betrekking tot de regionale
akkoorden bij vliegvelden Lelystad en Eindhoven?
260. De regionale Alderstafels zijn nog gaande. De heer Alders is verzocht om op
basis van het overleg met de regionale stakeholders te adviseren over de
ontwikkeling van de beide luchthavens. Wanneer de adviezen beschikbaar zijn,
wordt u hierover geïnformeerd.
261. Is het waar dat er bij de Alderstafels Eindhoven en Lelystad sprake is van
verschillen in aanpak en dat bij Eindhoven meer de lokale ruimtelijk-economische
situatie als uitgangspunt geldt, en bij Lelystad meer de 35.000
vliegtuigbewegingen per jaar die vanaf Schiphol uitgeplaatst moeten worden?
261. De heer Alders heeft mij na de startbijeenkomst van de beide Alderstafels
geïnformeerd over zijn aanpak. Op hoofdlijnen komt deze overeen. In beide
gevallen wordt gewerkt vanuit een ruimtelijk-economische visie naar een
bijbehorende business case en vervolgens worden daarvan de effecten op de
omgeving (in termen van hinderbeperking, milieu en veiligheid) in kaart gebracht.
Beide regio's kennen echter een eigen ruimtelijk-economische ontwikkeling die
wellicht tot andere accenten kan leiden. Zo is reeds in het advies van de
Alderstafel Schiphol geconstateerd dat Eindhoven een eigen interessante
catchment area heeft, terwijl bij Lelystad de nabijheid van Schiphol een cruciaal
element is.
262. Hoe verhoudt de Alderstafel Eindhoven zich tot de Luchtvaartnota; laat de
nota de onderhandelende partijen voldoende ruimte om tot een goed
overlegresultaat te komen en is er in de Luchtvaartnota rekening mee gehouden
dat de uitkomsten van de Alderstafel Eindhoven een plek in de nota moeten
krijgen?
Pagina 74 van 82
Datum
262. In de Luchtvaartnota heeft het kabinet zijn voornemen geuit om bij de
invulling aan de nationale capaciteitsvraag in eerste instantie te denken aan de Ons kenmerk
regionale luchthavens Eindhoven en Lelystad. De heer Alders is gevraagd te VenW/DGLM-2009/2793
adviseren over de wijze waarop samen met de regio's invulling gegeven kan
worden aan het accommoderen van de nationale capaciteitsvraag en de steun die
daarvoor te vinden is in de regio. Naar aanleiding van de startbijeenkomst heeft
de heer Alders gemeld dat de regio bereid is hier open het gesprek over aan te
gaan. Ik wacht het resultaat daarvan af.
263. Wat bedoelt de heer Alders wanneer hij, in zijn brief aan onder andere u zelf
d.d. 27 maart 2009, stelt, dat de twee fasen die bij de Alderstafel Eindhoven
worden doorlopen parallel aan elkaar gestart worden?
263. Tegelijkertijd met het werken aan de ruimtelijk-economische visie en het
opstellen van de business case, wordt reeds met de participanten gesproken over
op welke effecten deze business case straks beoordeeld gaat worden en welke
diepgang dit onderzoek moet krijgen. Ook wordt reeds een verkenning gedaan
naar mogelijke hinderbeperkende maatregelen.
264. Waarom worden bij de Alderstafel Eindhoven de ruimtelijk-economische visie
en de business case enerzijds en de randvoorwaarden waar zij aan moeten
voldoen anderzijds, kennelijk los van elkaar vastgesteld?
264. Het betreft aparte onderzoeksresultaten. De ruimtelijk-economische visie
vormt de basis voor de business case. Pas als die is uitgekristalliseerd kan deze
op haar effecten op milieu, geluid, veiligheid, etc. worden bezien. In de laatste
fase van zijn advisering komt alles samen om het tot een integraal afgestemd
geheel te maken.
265. Is het waar dat de Alderstafel Eindhoven voor de twee fasen bestaat uit van
elkaar verschillende gezelschappen? Zo ja, waarom is hiervoor gekozen?
265. Daar is uiteindelijk werkende weg van af gezien. Alle participanten aan de
Alderstafel hebben participanten in de verschillende werkgroepen.
266. Zijn de lokale bestuurders en bewoners bij de Alderstafel Lelystad akkoord
gegaan met onderzoek naar een mogelijke groei van het vliegverkeer naar 90.000
vliegtuigbewegingen per jaar?
266. Naar aanleiding van de startbijeenkomst heeft de heer Alders mij gemeld dat
er voor de periode na 2015 (om interferentie met de lopende
aanwijzingsprocedure te vermijden) verschillende verkenningen worden gedaan,
zowel naar de autonome ontwikkeling op de huidige locatie als een ontwikkeling
naar in beginsel 35.000 vliegtuigbewegingen op de huidige, dan wel een
alternatieve locatie. In verband met de toekomstvastheid van de te nemen
besluiten zal ook een doorkijk naar de gevolgen van verdere groei van het grote
verkeer (naar 60.000/90.000 vliegtuigbewegingen) onderzocht worden.
267. Waarom formuleert u de vijf publieke belangen die rond Schiphol spelen op
het niveau van middelen (prestaties) en niet op het niveau van doelen
(uiteindelijk beoogde effecten), zoals werkgelegenheid, economische groei,
Pagina 75 van 82
bereikbaarheid, duurzaamheid, geluidhinderbeperking, schone lucht en externe en Datum
vliegveiligheid?
Ons kenmerk
267. De geformuleerde publieke belangen die rond Schiphol spelen, zijn een VenW/DGLM-2009/2793
nadere specificatie van de in hoofdstuk 3 genoemde publieke belangen. Het
kabinet ziet de genoemde belangen, waarin aspecten als bereikbaarheid,
duurzaamheid, schone lucht en veiligheid zijn opgenomen, als doel.
Werkgelegenheid en economische groei zijn ten aanzien van Schiphol niet
genoemd als primair doel, maar zijn gerelateerd aan de bereikbaarheid, kwaliteit
en netwerkontwikkeling van de luchthaven.
268. Wat is er geregeld in de Regeling operationele beperkingen lawaaiige
luchtvaartuigen Schiphol; welke beperkingen zijn er voor welke luchtvaartuigen?
268. De Europese Richtlijn 2002/30/EC beschrijft het proces dat door de EU-
lidstaten doorlopen moet worden, voordat er geluidsgerelateerde operationele
beperkingen op EU-luchthavens geïntroduceerd kunnen worden. Hierbij wordt
voornamelijk gedacht aan beperkingen voor "onderkant hoofdstuk 3" vliegtuigen.
Dat zijn vliegtuigen die maar net aan de geluidcertificatie-limieten van hoofdstuk
3 van Annex 16 van het verdrag van Chicago voldoen, dat wil zeggen dat de som
van de drie gemeten certificatiegeluidniveaus minder dan 5 EPNdB lager is dan de
som van de drie gestelde limieten.
Voor Schiphol gelden al jaren beperkingen voor deze vliegtuigen. Voor onderkant
hoofdstuk 3 vliegtuigen, voor zover die zijn uitgerust met straalmotoren met een
`omloopverhouding' van 3 of lager, geldt een algeheel verbod op nieuwe operaties
en een verbod op het uitvoeren van starts- en landingen tussen 18 en 08 uur.
Voor onderkant hoofdstuk 3 vliegtuigen met straalmotoren met een
omloopverhouding hoger dan 3 geldt een startverbod tussen 23 en 06 uur.
Schiphol is bezig met een traject dat op termijn moet leiden tot een volledige
uitfasering van de `onderkant hoofdstuk 3' vliegtuigen. Op dit moment gebeurt dit
reeds door middel van tariefdifferentiatie, onderkant hoofdstuk 3 vliegtuigen
betalen een toeslag van 40% op de standaard start- en landingsgelden en
daarbovenop nog een extra toeslag van 50% voor nachtvluchten (23-06 uur). Het
streven van Schiphol is om uiterlijk 31 december 2012 (zie convenant
hinderbeperkende maatregelen) een algeheel verbod in te stellen op deze
vliegtuigen.
De nog weer veel lawaaiiger "hoofdstuk 2" vliegtuigen zijn in de EU sinds 2002
verboden.
269. Wat is volgens u het onderscheid tussen maatschappelijke doelen en
publieke belangen?
269. In de Luchtvaartnota wordt een onderscheid gemaakt tussen
maatschappelijk belang en publieke belangen. Een maatschappelijk belang is een
belang waarvan de behartiging voor de samenleving als geheel gewenst is. Voor
de behartiging van veel maatschappelijke belangen is echter geen
overheidsinterventie of wettelijke borging noodzakelijk. Deze belangen kunnen in
principe zonder overheidsbetrokkenheid gerealiseerd worden.
Een publiek belang is een maatschappelijk belang waarvan de overheid zich de
behartiging aantrekt op grond van de overtuiging dat dit belang anders niet goed
tot zijn recht komt. Het Rijk neemt daarbij de eindverantwoordelijkheid vaak door
het borgen in wet- en regelgeving. Dit bijvoorbeeld vanwege het optreden van
marktfalen of onvolkomen concurrentie.
Pagina 76 van 82
Netwerkkwaliteit is een maatschappelijk belang omdat luchtvaartpartijen dit het
Datum
beste kunnen realiseren. In principe wordt dit belang goed geborgd door de inzet
van de partijen, maar het rijk vindt het realiseren van dit belang wel zodanig Ons kenmerk
belangrijk dat het zich indien nodig actief wil opstellen. VenW/DGLM-2009/2793
270. Kunt u nader ingaan op de in te bouwen prikkels; om wat voor soort prikkels
gaat het; gaat het bijvoorbeeld om financiële prikkels?
270. Bij in te bouwen prikkels wordt bedoeld om een stimulans in te bouwen in de
regelgeving om een zo goed mogelijk resultaat te behalen ten aanzien van de
doelstelling die het kabinet met de luchtvaart heeft. Een voorbeeld hiervan is het
50/50-beginsel dat het kabinet vanaf 2020 wil hanteren voor het luchtverkeer op
Schiphol, zie voor toelichting antwoord op vraag 55.
271. Op welke manier gaat het aandeelhouderschap van Schiphol de borging van
de publieke belangen versterken; is daarvoor niet op zijn minst regelmatig
overleg nodig tussen het ministerie van Verkeer en Waterstaat en de ambtenaren
van het ministerie van Financiën die de Staat op de aandeelhoudersvergadering
vertegenwoordigen?
271. Ten aanzien van de inzet van het kabinet om door middel van het
aandeelhouderschap in de staatsdeelnemingen het publiek belang te borgen,
verwijs ik naar de nota Deelnemingenbeleid Rijksoverheid (Tweede Kamer,
vergaderjaar 2007-2008, 28165, nr. 69) en de brief van de minister van
Financiën van 24 april 2009 in aanvulling hierop (Tweede Kamer, vergaderjaar
2008-2009, 28165, nr. 97).
Het overleg tussen ambtenaren van de ministerie van Verkeer en Waterstaat en
Financiën vindt reeds met enige regelmaat plaats.
272. Waarom blijft het Rijk als aandeelhouder `uiteraard' op afstand, terwijl er in
de Luchtvaartnota voor wordt gekozen om het `besturen op afstand' te gaan
verlaten?
272. Het Rijk opereert als aandeelhouder in een privaatrechtelijke context. Zoals
reeds uiteengezet in de Nota Deelnemingenbeleid Rijksoverheid is bij
staatsdeelnemingen bewust de keuze gemaakt de betreffende activiteiten onder
te brengen in een kapitaalvennootschap, met het oog op het bedrijfsmatige
karakter van die activiteiten. Daarmee verhoudt een hoge mate van directe
operationele sturing door de aandeelhouders zich niet goed. De Staat kan als
aandeelhouder niet op de stoel van de directie gaan zitten. Via publiekrechtelijke
instrumenten, zoals wet- en regelgeving kunnen specifieke onderwerpen met
betrekking tot Schiphol, ook eventueel op meer operationeel niveau, geregeld
worden. Dergelijke instrumenten lenen zich daar meer voor dan het
aandeelhouderschap. Dit alles neemt niet weg, dat de Staat als aandeelhouder,
zoals eveneens in de nota beschreven, actief gebruik wil maken van zijn
zeggenschapsbevoegdheden om de publieke belangen van de deelnemingen, in
aanvulling op de wet- en regelgeving, te borgen en tegelijkertijd oog te houden
voor de continuïteit van de luchthaven op lange termijn.
273. Is het waar dat in het bedrijfsleven de (groot)aandeelhouder ook niet per sé
op afstand blijft, maar actieve sturing geeft aan de te volgen strategie?
Pagina 77 van 82
273. Zowel publieke als private aandeelhouders staat het vrij om naar eigen
Datum
inzicht gebruik te maken van hun aandeelhoudersbevoegdheden, die in beginsel
hetzelfde zijn. Als aandeelhouder op afstand blijven betekent bovendien niet dat Ons kenmerk
niet actief van aandeelhoudersbevoegdheden gebruik wordt gemaakt. Zie opnieuw VenW/DGLM-2009/2793
de Nota Deelnemingenbeleid Rijksoverheid. De strategie is een belangrijk aspect
bij de invulling van het actieve aandeelhouderschap door de Staat.
274. Kan het verlichte structuurregime van art. 2:155a BW worden ingevoerd, dat
de overheidsaandeelhouder het recht geeft om de raad van bestuur te benoemen
en te ontslaan en kan Aéroports de Paris daarbij ook als een overheidsorgaan
worden opgevat, omdat de Franse overheid daarin, wettelijk vastgelegd, een
meerderheidsaandeel heeft?
274. Het verlichte structuurregime kan worden ingevoerd wanneer alle aandelen
in handen zijn van een stichting, vereniging of een overheid of indien twee of
meer van deze rechtspersonen volgens een onderlinge regeling tot samenwerking
het gehele geplaatste kapitaal voor eigen rekening verschaffen of doen
verschaffen. Gezien de verschillen van inzicht omtrent de toekomst van de
luchthaven lag het in het verleden niet voor de hand dat de Staat samen met de
andere overheidsaandeelhouders een zogenoemde aandeelhoudersovereenkomst
zou sluiten. Inmiddels is een verlicht structuurregime niet meer mogelijk, nu niet
meer het volledige kapitaal is verschaft door overheden aangezien Aeroports de
Paris een belang van 8% in de onderneming bezit. AdP is een beursgenoteerde
vennootschap met de Franse staat als meerderheidsaandeelhouder en dus geen
overheidsorgaan.
275. Zijn de statuten van Schiphol en haar dochtervennootschappen al in
overeenstemming gebracht met het publieke belang?
275. De doelomschrijving die is opgenomen in de statuten van Schiphol Group is
ruwweg in lijn met de in paragraaf 7.6 genoemde maatschappelijke en publieke
belangen waar Schiphol in voorziet, dan wel bijdraagt.
276. Is de ondernemingsstrategie van Schiphol en haar dochtervennootschappen
al in overeenstemming gebracht met het publieke belang?
276. Schiphol heeft een nieuwe strategie gekozen, die is gebaseerd op twee
pijlers: haar maatschappelijke functie en een ondernemende bedrijfsvoering.
Daarbij ziet Schiphol `verbinden' als haar kernfunctie. Schiphol is een
onderneming met een maatschappelijke functie als het gaat om het ontwikkelen
en instandhouden van een unieke en cruciale infrastructuur. Schiphol beheert
deze en werkt voortdurend aan de verdere ontwikkeling van een betrouwbaar en
efficiënt multimodaal knooppunt dat Nederland en de Randstad verbindt met de
rest van de wereld. Schiphol wil dit op een duurzame en transparante wijze doen.
Alleen door een financieel gezonde en ondernemende bedrijfsvoering kan Schiphol
haar maatschappelijke functie duurzaam invulling geven.
Het kabinet is van mening dat deze strategie aansluit op de maatschappelijke
belangen die met Schiphol zijn verbonden.
Uiteraard blijft het kabinet met Schiphol in gesprek over deelaspecten en
uitwerkingen van de strategie en blijft het daarbij toetsen aan de publieke en
maatschappelijke belangen van Schiphol.
Pagina 78 van 82
277. Kunt u de Kamer het document met de nieuwe strategie van Schiphol doen
Datum
toekomen?
Ons kenmerk
277. Voor een toelichting op de nieuwe strategie kan worden verwezen naar het VenW/DGLM-2009/2793
jaarverslag Schiphol Group 2008. De herijkte strategie is op hoofdlijnen ook
extern gecommuniceerd tijdens de presentatie van de Jaarcijfers 2008. Met name
het tweede deel van de presentatie gaat over de nieuwe strategie. Deze
presentatie voeg ik bij.
278. In hoeverre heeft over de nieuwe strategie van Schiphol overleg
plaatsgevonden met de ministeries van Financiën en Verkeer en Waterstaat?
278. De directie en raad van commissarissen van Schiphol Group hebben de
nieuwe strategie van Schiphol met de ministeries van Verkeer en Waterstaat en
Financiën besproken.
279. Kunt u de Kamer informeren over de besluitvorming over het oordeel of de
nieuwe strategie van Schiphol en de publieke belangen voldoende met elkaar in
overeenstemming zijn?
279. In antwoord op vraag 276 is reeds aangegeven dat het kabinet van mening
is dat de nieuwe strategie van Schiphol momenteel voldoende in
overeenstemming is met de publieke en maatschappelijke belangen van Schiphol.
280. Kunt u de Kamer eveneens informeren over de besluitvorming over het
oordeel of beloningsbeleid en statuten enerzijds en publieke belangen anderzijds
voldoende met elkaar in overeenstemming zijn?
280. De statuten van Schiphol Group bepalen dat de algemene vergadering van
aandeelhouders het beloningsbeleid vaststelt. Ten aanzien van het
beloningsbeleid heeft de minister van Financiën de Tweede Kamer in oktober vorig
jaar een brief gestuurd, waarin hij een nieuw beoordelingskader voor het
beloningsbeleid bij staatsdeelnemingen presenteerde. Over dit kader heeft twee
keer overleg plaatsgevonden met uw Kamer. Daarbij is onder meer een motie
ingediend die de regering vraagt de indeling van Schiphol binnen dit kader te
heroverwegen. De minister van Financiën heeft daarop toegezegd uw Kamer een
nadere onderbouwing van de indeling van Schiphol binnen dit kader en een
heroverweging van de voorgenomen indeling te doen toekomen. De minister van
Financiën zal u deze toezegging naar verwachting na het reces doen toekomen.
281. Waarom wordt het parkeerbedrijf door Schiphol uitbesteed, terwijl het
parkeren winst oplevert, die bij uitbesteding dan weer op een andere manier moet
worden terugverdiend?
281. De directie van Schiphol Group heeft aangegeven dat het gaat naar een lean
en mean organisatie en zich daarbij richt op haar kernactiviteiten. Op dit moment
wordt door Schiphol Group onderzocht of de operationele activiteiten van
parkeren kunnen worden uitbesteed vanuit de verwachting dat externe partijen
dit efficiënter en effectiever kunnen. Het eigendom evenals de strategie blijft bij
Schiphol Group.
Pagina 79 van 82
282. Is het uitbesteden van het parkeerbedrijf te zien als een desinvestering van
Datum
Schiphol? Zo ja, vindt daarvan toetsing plaats door het Rijk als aandeelhouder?
Ons kenmerk
282. Uitbesteden is niet hetzelfde als desinvesteren of verkopen van activiteiten. VenW/DGLM-2009/2793
Alleen (des-)investeringen voor een bedrag van 10% of meer van het balanstotaal
vergen instemming van de aandeelhouders.
283. Overweegt Schiphol nog andere uitbestedingen? Zo ja, welke?
283. De directie van Schiphol Group heeft laten weten op dit moment de
mogelijkheden van andere uitbestedingen te onderzoeken.
284. Kan ervan uit worden gegaan dat er geen plannen zijn om de
Luchtverkeersleiding Nederland te verzelfstandigen of te privatiseren?
284. De Luchtverkeersleiding Nederland is een publiekrechtelijke rechtspersoon
met de status van ZBO (zelfstandig bestuursorgaan). Op dit moment is er geen
aanleiding om de Luchtverkeersleiding Nederland te privatiseren. Wel is de
ontwikkeling van de Functional Airspace Blocks relevant. Hierbij wordt beoogd om
tot één functioneel luchtruim te komen met luchtverkeersleiding over de grenzen
heen. Mogelijk dat de organisatievorm van de Luchtverkeersdienstverlening
Nederland in dit kader aangepast zal worden, maar dit is op voorhand niet te
zeggen.
285. Hoe moet de prestatiesturing van de Luchtverkeersleiding Nederland eruit
gaan zien; kan ervan uit worden gegaan dat er geen omzet- of winstgerelateerde
prestatiesturing komt, dat de hoeveelheid vliegtuigbewegingen geen prestatie-
indicator wordt en dat de prestatiesturing nooit in strijd zal mogen zijn met het
publieke belang van de vliegveiligheid, of zal met prestatiesturing juist gestuurd
worden op het publieke belang van de vliegveiligheid?
285. Per 2012 wordt een Europees systeem van prestatiesturing ingevoerd. Dit
Europese systeem gaat uit van sturing op prestaties op het gebied van capaciteit,
efficiency, duurzaamheid, kosteneffectiviteit, veiligheid, flexibiliteit,
voorspelbaarheid. Vooruitlopend daarop starten we per 2010 met een nationale
systeem van prestatiesturing van de Luchtverkeersleiding Nederland. Doel van dit
traject is om goed voorbereid te zijn op het Europese systeem. De systematiek
van de nationale prestatiesturing wordt zoveel mogelijk geënt op de systematiek
die per 2012 Europees breed zal worden ingevoerd. Daarbij gaat het voor de
prestaties op het gebied van capaciteit niet om de totale capaciteit, maar om de
werkelijke capaciteit ten opzichte van de vooraf bepaalde beschikbare capaciteit.
Binnen het nationale systeem van prestatiesturing zal bovendien niet gestuurd
worden op omzet en/of winst en juist wel op veiligheid.
286. Betreft de 5,9% van de Staat in KLM een prioriteitsaandeel, oftewel, heeft de
Staat in bepaalde zaken een beslissende stem? Zo ja, in welke zaken?
286. Het belang van de Staat in KLM van 5,9% betreft geen prioriteitsaandeel,
het gaat om gewone aandelen waaraan de Staat geen bijzondere zeggenschap
kan ontlenen.
Pagina 80 van 82
287. Welke voortgang heeft het kabinet geboekt in het omlaag brengen van de
Datum
vliegtarieven tussen Nederland en Suriname en is hiervoor het
aandeelhouderschap in KLM ingezet? Ons kenmerk
VenW/DGLM-2009/2793
287. Het staat de luchtvaartmaatschappijen vrij om hun vliegtarieven zelf vast te
stellen tussen Nederland en Suriname. De overheid kan helpen goede
omstandigheden te scheppen voor zoveel mogelijk concurrentie en een level
playing field. Met Suriname is in 2006 de luchtvaartovereenkomst verruimd,
waardoor het onder het verdrag aan elk land toegestaan is om drie
luchtvaartmaatschappijen aan te wijzen.
Voor wat betreft de tarieven is bepaald dat die niet langer aan goedkeuring
onderhevig zijn. Bij gevallen waarin er aanwijzingen zijn dat er sprake is van
bijvoorbeeld excessief hoge of lage tarieven regelt het verdrag dat eerst met
Suriname moet worden gesproken over maatregelen. Als er overeenstemming
over maatregelen bestaat, moet aan de hand van de geldende regelgeving
worden bekeken welke mogelijkheden er zijn die maatregelen te effectueren.
Het kabinet heeft verder verschillende malen bij de Surinaamse regering
aangedrongen op afschaffing van een nationaal Surinaams staatsbesluit dat aan
luchtvaartmaatschappijen die op Suriname de plicht oplegt om een commissie van
6% aan reisagenten in Suriname te betalen. Suriname heeft toegezegd om dit
besluit af te schaffen indien KLM met de reisagenten (ASRA) een overeenkomst
bereikt over een redelijke vergoeding voor de verkoop van tickets.
288. Welke contacten zijn er gelegd met de Surinaamse regering om meer
concurrentie te bevorderen?
288. In februari 2009 hebben informele besprekingen plaatsgevonden tussen
Suriname en Nederland om een eerste evaluatie te maken van de in 2006 tot
stand gekomen afspraken. Verder bestaat er regulier goed contact op werkniveau.
Met Suriname wordt gesproken over de verdere mogelijkheden van ontwikkeling
van de luchtverbindingen. Deze zomer laat ik een analyse maken van de markt
tussen Nederland en Suriname/Nederlandse Antillen. Dit om een duidelijker beeld
te krijgen van de eigenschappen van deze markten en hun ontwikkelperspectief.
Op basis hiervan zullen verdere gesprekken kunnen worden gevoerd met de
Surinaamse partners.
289. Waarom bent u voornemens pas na 2020 prikkels in te bouwen voor
milieueffecten zoals luchtkwaliteit?
289. Tot 2020 is het Aldersadvies voor Schiphol leidend. Na 2020 wordt ingezet
op het 50/50-principe voor geluid. Voor luchtkwaliteit is het Nationaal
Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit leidend. Uitgangspunt daarbij is dat de
luchtkwaliteit uiterlijk in 2015 aan de kwaliteitseisen zal voldoen. Voor de periode
Pagina 81 van 82
na het NSL zal blijvend aan de luchtkwaliteitsnormen voldaan moeten worden.
Datum
Voor de periode vanaf 2020, kan worden bezien op welke wijze het 50/50-
beginsel, binnen de bovenstaande randvoorwaarden, ook voor bijvoorbeeld Ons kenmerk
luchtkwaliteit kan worden ingevuld. VenW/DGLM-2009/2793
290. Aan welke maatregelen om de luchtkwaliteit te verbeteren denkt u, als
verdere groei van Schiphol leidt tot een verslechtering van de luchtkwaliteit?
290. Het gaat om emissiebeperkende maatregelen zoals de verdere aanleg van
vaste stroom op de vliegtuigopstelplaatsen en het elektrisch aandrijven van het
platformverkeer en een verdere vergroening van het landzijdige verkeer van en
naar Schiphol.
Hoogachtend,
DE MINISTER VAN VERKEER EN WATERSTAAT,
ir. Camiel Eurlings
Pagina 82 van 82
Ministerie van Verkeer en Waterstaat