Ingezonden persbericht
23 juli 2009
De 100 meter sprint kan in 9,51
Econometristen berekenen ultieme wereldrecords
Dit weekend wordt in Londen de Aviva Grand Prix gehouden, het Britse pronkstuk op atletiekgebied, en volgende maand de wereldkampioenschappen in Berlijn. Het huidige wereldrecord 100 meter sprint is in handen van de Jamaicaan Usain Bolt (9,69). Hoever zou dat record nog verbeterd kunnen worden?Twee econometristen van de Universiteit van Tilburg, hoogleraar John Einmahl en ex-student Sander Smeets hebben berekend wat de ultieme records kunnen zijn op de 100 meter hardlopen. Zowel bij de mannen als de vrouwen is er in de nabije toekomst nog winst te behalen. In hun artikel Ultimate 100m world records through extreme-value theory passen zij de extreme-waardentheorie toe.
Om een uitspraak te kunnen doen over hoeveel de huidige records op de 100m nog verbeterd kunnen worden, werden de beste persoonlijke records van 762 mannelijke en 479 vrouwelijke atleten geanalyseerd. In de lijst komt elke atleet maar één keer voor en zijn de tijden tussen januari 1991 en juni 2008 opgenomen. Tijden van voor 1991 zijn niet opgenomen vanwege de toen nog gebrekkige dopingcontroles. De tijden van de mannen variëren van 9,72 tot 10,30 seconden; die van de vrouwen van 10,65 tot 11,38.
De heren sprinters kunnen volgens Smeets en Einmahl hooguit 9,51 seconden lopen, dat is 0,18 sneller dan het huidige wereldrecord van Usain Bolt. In een soortgelijk onderzoek uit 2006 werden de tijden van voor 1991 nog wel meegenomen. Onder andere daardoor is er een verschil in uitkomst: in 2006 werd berekend dat de ultieme 100m tijd 9,29 kon zijn. Voor de vrouwelijke 100m lopers kan er nog 0,16 seconden af van de 10,49 van Florence Griffith-Joyner, d.w.z. 10,33. Indien wat grotere voorzichtigheid (95% betrouwbaarheid) bij het voorspellen in acht wordt genomen, wordt 9,21 gevonden bij de mannen en 9,88 bij de vrouwen.
Extreme-waardentheorie is een deelgebied van de statistiek dat tracht vragen over extreme gebeurtenissen (die per definitie niet veel voorkomen) te beantwoorden aan de hand van informatie over minder extreme gebeurtenissen. Normaliter wordt de theorie toegepast binnen de financiële en verzekeringswereld, om risico's van extreme schades als gevolg van o.a. stormen, aardbevingen, dijkdoorbraken, in te kunnen schatten. Bijvoorbeeld om premies te kunnen berekenen.
Sander Smeets studeerde financiering en actuariaat aan de UvT en werkt nu als junior actuaris bij AZL, te Heerlen. John Einmahl is hoogleraar Statistiek aan de UvT.