Nadere reactie op verzoekschrift van Infor Global Solutions B.V.
22 juli 2009 | kamerstuk | PDF document, 26 Kb
Naar aanleiding van mijn reactie op het verzoekschrift van Infor Global Solutions (d.d. 26 maart 2009) heeft deze hierop commentaar gegeven.
Retouradres Postbus 20101 2500 EC Den Haag De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 4 2513 AA 's-GRAVENHAGE Datum 22 juli 2009 Betreft Nadere reactie op verzoekschrift van Infor Global Solutions B.V. Pagina 1 van 3 Directoraat-Generaal Ondernemen & Innovatie Directie Innovatie Bezuidenhoutseweg 20 Postbus 20101 2500 EC Den Haag T 070-3798911 (algemeen) www.ez.nl Behandeld door mr. U. van der Vliet T 070 379 66 82 u.vandervliet@minez.nl Ons kenmerk OI/I / 9116234 Uw kenmerk CV 149.086/HH (21 april 2009) Naar aanleiding van mijn reactie op het verzoekschrift van Infor Global Solutions (d.d. 26 maart 2009) heeft deze hierop commentaar gegeven. 1. Verzoekster geeft aan dat ik vóór 2006 omzettingsverzoeken in concrete gevallen wel heb toegestaan. Te meer daar de aangehaalde jurisprudentie is ontstaan onder andere feiten en omstandigheden dan die van verzoekster dringt zij er nogmaals op aan de omzetting toe te staan. 2. Tevens geeft verzoekster aan dat het flexibele aanvraagregime voor haar geen soulaas biedt en dat daarom haar situatie nog steeds onbillijkheden van overwegende aard doet ontstaan, waarvoor juist de hardheidsclausule is bedoeld. 3. Voorts stelt verzoekster dat, anders dan ik verondersteld heb, de fusie juist wel van de ene op de andere dag is ontstaan, en daarom geen lange voorbereidingstijd kende waarin voorzieningen konden worden getroffen om de S&O-vermindering te realiseren. 4. Als laatste voert verzoekster aan dat in de Handleiding WBSO te weinig informatie omtrent deze problematiek wordt gegeven, en dat die informatie eerst op 15 mei 2006 beschikbaar is gekomen, nadat de fusie reeds had plaatsgevonden. Onderstaand treft u mijn reactie daarop aan: Ten aanzien van 1) Verzoekster heeft in die zin gelijk dat ik voor 2006 in bepaalde gevallen een verzoek om omzetting - dat wil zeggen een verzoek tot wijziging van de Pagina 2 van 3 Directoraat-Generaal Ondernemen & Innovatie Directie Innovatie Ons Kenmerk OI/I / 9116234 tenaamstelling van een afgegeven S&O-verklaring - heb gehonoreerd1. Onder andere betrof het daar gevallen onder de omstandigheden als door verzoekster genoemd. Het College van Beroep voor het bedrijfsleven heeft echter in meerdere uitspraken aangegeven dat binnen het systeem van de wet geen plaats is voor het op een andere naam stellen van reeds afgegeven S&O-verklaringen; deze verklaringen zijn niet overdraagbaar. Onlangs, op 28 april 2009, heeft het College dit standpunt nog bevestigd (zaaknummer AWB 07/638). Daarmee blijf ik van oordeel dat er thans geen plaats meer is verzoeken om omzetting te honoreren. Ten aanzien van 2) Naar aanleiding van de aanbevelingen van de commissie onder leiding van prof. Geppaart zijn in 2006 enkele wijzigingen in de wet doorgevoerd, die het indieningsregime flexibeler en daarmee de wet gebruiksvriendelijker moesten maken. Verzoekster stelt dat deze wijzigingen haar geen soulaas bieden. Mijns inziens is echter een keuze gemaakt voor een systeem dat in bijna alle gevallen een afdoende oplossing biedt, er rekening mee houdend dat onder sommige omstandigheden geen oplossing wordt geboden. Het is niet mijn beleid om in gevallen als deze de hardheidsclausule toe te passen. Toepassing van de hardheidsclausule kan slechts plaatsvinden indien sprake is van gevallen van hardheid, die bij het opstellen van een wettelijke bepaling niet voorzien waren. Daarvan is hier geen sprake. Het vereiste om vooraf een S&Overklaring aan te vragen, is een bewuste keuze van de wetgever, waarbij de wetgever zich heeft gerealiseerd dat dit in sommige gevallen, bijvoorbeeld door organisatorische wijzigingen, tot nadelige situaties kan leiden. Bij de door verzoekster aangehaalde kamerstukken gaat het om een uitspraak van uw commissie voor de Verzoekschriften en Burgerinitiatieven, waarbij gesproken wordt over een aanbeveling van de werkgroep "Stroomlijning uitvoering WBSO". Nadat het rapport van deze werkgroep is verschenen, zijn de WVA - de Wet vermindering afdracht loonbelasting en premie voor de volksverzekering, waar de WBSO in is ondergebracht - en de Uitvoeringsregeling S&O-afdrachtvermindering (hierna: Uitvoeringsregeling) gewijzigd. Daarbij is de indieningssystematiek gewijzigd. Men kan aanvragen om afdrachtvermindering nu 1 Binnen de groep van bedrijven waar verzoekster toe behoort heeft een wijziging van de juridische structuur plaatsgevonden. Onder meer is daar sprake van wat wordt aangeduid met de term 'uitzakken', hetgeen inhoudt dat een BV (of andere rechtspersoon) een dochterrechtspersoon opricht en alle of bijna alle activa en passiva van de oprichtende rechtspersoon daarin onderbrengt. Veelal gaat dit gepaard met naamswijzigingen, waardoor de onderneming die onder een bepaalde naam werd gedreven, daarna, onder dezelfde naam, door een andere rechtspersoon wordt gedreven. In het kader van de WVA en de Wet op de loonbelasting is hier sprake van een andere inhoudingsplichtige. Als de oude rechtspersoon - thans de moeder - als inhoudingsplichtige de S&Overklaring heeft aangevraagd, omdat zij van plan was binnen haar onderneming het S&O te gaan organiseren, is er nu sprake van een andere rechtspersoon dan die de verklaring heeft gevraagd, het S&O gaat uitvoeren. Dat is hier aan de hand, en dat is ook de situatie die het College van Beroep voor het bedrijfsleven expliciet verboden heeft (zie daarvoor o.a. de Uitspraken Teamwork Technology, waarin omzetting onder bepaalde omstandigheden wel mocht AWB 98/783, d.d. 18 april 2000, en NTP Infra, AWB 01/736, d.d. 9 oktober 2002 en Tesselaar/Horti Partners, AWB 99/674 en AWB 01/113, d.d. 9 oktober 2002, waarin het niet meer in overeenstemming met de wet werd geoordeeld dat een S&O-verklaring in beginsel overdraagbaar zou zijn). Pagina 3 van 3 Directoraat-Generaal Ondernemen & Innovatie Directie Innovatie Ons Kenmerk OI/I / 9116234 het hele jaar door flexibel indienen met een maximum van drie keer. De toelichting op de Uitvoeringsregeling bevat hierover de volgende passage: "Voor wat betreft de mogelijkheden om de tenaamstelling van S&O-verklaringen te wijzigen in bijvoorbeeld het geval van verkoop van een onderneming bevat deze regeling geen bepalingen omdat met de wijziging van de WVA een groot deel van de in de praktijk bestaande problemen is opgelost. Omdat een S&O-verklaring gedurende het jaar kan worden aangevraagd en er tussen aanvraag en start van het voorgenomen ontwikkelingswerk slechts één kalendermaand behoeft te zitten, is te verwachten dat een nieuwe eigenaar van een onderneming gemakkelijk in staat zal zijn een eigen S&O-verklaring aan te vragen." Door meerdere indieningtijdstippen per jaar mogelijk te maken, is derhalve rekening gehouden met het feit dat organisatorische wijzigingen kunnen plaatsvinden. Volgens vaste jurisprudentie van het College van Beroep voor het bedrijfsleven is er in de WVA geen plaats voor wijziging van de tenaamstelling van de S&Overklaring en daarmee van de inhoudingsplichtige na de wettelijke indieningstermijn. In de uitspraak van 28 april 2009 (zaaknummer AWB 07/638) is dit nog eens bevestigd. Bovendien heeft de Hoge Raad in een eerdere uitspraak aangegeven dat een dergelijke uitspraak van het College van Beroep voor het bedrijfsleven geen blijk geeft van een onjuiste uitleg van het begrip "inhoudingsplichtige" en heeft het beroep ongegrond verklaard. Ten aanzien van 3) Met betrekking tot de korte tijdspanne waarin de structuurwijziging en fusie bij verzoekster zijn beslag heeft gekregen merk ik op dat dit omstandigheden zijn die liggen binnen de risicosfeer van verzoekster. Ten aanzien van 4) Ten slotte vermeldt verzoekster dat het beleid met betrekking tot omzettingen haar niet bekend was, en dat het voorlichtingsmateriaal geen of weinig informatie hierover bevatte. In december 2005 is een brief naar alle aanvragers uitgegaan waarin het nieuwe indieningregime is aangekondigd en in januari 2006 heeft elke aanvrager tevens een leaflet ontvangen waarin de wijzigingen in de wet opnieuw zijn besproken. Hierin stond echter geen passage over het omzetten van S&O-verklaringen (dus de tenaamstelling wijzigen) en onder welke omstandigheden dat mogelijk zou zijn. Dit is bewust gedaan omdat het omzetten ook niet tot de juridisch juiste mogelijkheden behoort. Het College van Beroep voor het bedrijfsleven had immers geoordeeld dat hiervoor binnen het systeem van de wet geen plaats is. Sindsdien zijn er geen S&O-verklaringen meer omgezet. (w.g.) Maria J.A. van der Hoeven Minister van Economische Zaken