Gerechtelijke organisatie

Bovengronds mest uitrijden mag niet

Zutphen, 22 juli 2009 â De rechtbank oordeelt dat een Larense rundveehouder in strijd met de wet heeft gehandeld door het niet emissie-arm uitrijden van mest, maar legt hem geen straf op.

Minder ammoniak
De maatschap van een Larense rundveehouder en zijn echtgenote is ten laste gelegd dat zij in strijd met artikel 5 van het âBesluit gebruik dierlijke meststoffenâ, meststoffen heeft uitgereden. Bij het gebruik van dierlijke meststoffen komt ammoniak vrij. De regeling beoogt het vrij komen van ammoniak zoveel mogelijk te beperken. Dit heet emissie-arm aanwenden.

Het besluit en de bijlagen bepalen de voorwaarden waaronder emissie-arm gewerkt moet worden. In grote lijnen komt het erop neer dat de dierlijke meststoffen in de bodem geïnjecteerd moeten worden. De maatschap voldoet niet aan deze voorwaarden. De mest wordt uitgereden met behulp van een giertank.

Alternatieve methode
De maatschap heeft betoogd dat emissie-arm aanwenden op velerlei manieren bereikt kan worden en dat injecteren niet alleen zalig makend is. De maatschap werkt met de FIR-methode (Fysische Ionen Regulatie). In deze methode wordt in alle stadia van de totstandkoming van de meststof getracht een zo laag mogelijke hoeveelheid ammoniak te laten ontstaan. Het diervoer wordt bijvoorbeeld vermengd met koolstof, wat verminderde ammoniak aanmaak tot gevolg zou hebben. De rechtbank is op het bedrijf van de maatschap gaan kijken en heeft zich laten voorlichten door deskundigen.

De officier van justitie en de maatschap verschillen grondig van opvatting over wat âemissie-armâ is. De maatschap kijkt, naar haar zeggen naar de daadwerkelijk behaalde resultaten, die âvolgens deskundigen - beter zouden zijn dan de resultaten die behaald worden met de voorgeschreven methode. De officier van justitie heeft erop gewezen dat âemissie-armâ in de regeling omschreven is met uitsluiting van elke andere methode. De daadwerkelijk behaalde resultaten (ook wanneer ze beter zijn dan die behaald worden met de voorgeschreven methode) doen, naar zijn opvatting niet ter zake.

Uitrijden alleen op voorgeschreven manier
De rechtbank heeft moeten vaststellen dat de officier van justitie het gelijk aan zijn kant heeft. Uit de jurisprudentie blijkt dat van âemissie-armâ uitrijden uitsluitend sprake is indien het uitrijden gebeurd is op de voorgeschreven wijze. Nu dat niet het geval is geweest heeft de rechtbank het niet-emissie-arm aanwenden bewezen verklaard.

Experimenten
Vanuit de praktijk en de politiek wordt er bij het ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit op aangedrongen meer ruimte te laten voor alternatieve methoden van het gebruik van meststoffen. De minister wil gelegenheid bieden voor experimenten. In verband hiermee heeft de rechtbank ambtshalve onderzocht of de officier van justitie door te vervolgen terwijl experimenten gaande zijn het onderzoek niet voor de voeten rijdt.

Geen verandering mestbeleid
Wat de verdachte aangaat betrekt de rechtbank in haar overwegingen dat verdachte geen door het ministerie gegeven ontheffing van de regeling heeft en dus niet kan bogen op een door het ministerie verleende onderzoekstatus. Verder maakt de rechtbank uit de door de getuige-deskundige Soons overgelegde schriftelijke stukken en uit wat hij bij de behandeling ter zitting heeft verklaard dat niet te verwachten valt dat het mestbeleid in de toekomst zodanig zal veranderen dat de FIR-methode een erkende methode zal zijn. In het licht van deze omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat de officier van justitie verdachte kan en mag vervolgen en daarom ontvankelijk is in zijn vervolging.

De raadsman van verdachte heeft nog een beroep gedaan op het ontbreken van de materiële wederrechtelijkheid. Dit verweer komt er kort gezegd op neer, dat de maatschap niet strafbaar is, omdat ze met haar handelen dezelfde doelstelling beoogde te dienen als de regeling, waarvan overtreding haar tegen geworpen wordt. De rechtbank heeft het verweer verworpen. Om een geslaagd beroep op de afwezigheid van de materiële wederrechtelijkheid te kunnen doen moet de alternatieve methode wijd en zijd erkend zijn als de juiste of betere methode. Gebleken echter is dat over de FIR-methode de opvattingen ver uiteen lopen. Om die reden kan het verweer niet slagen.

Straf
Verdachte heeft niet gehandeld uit persoonlijk gewin, maar uit de overtuiging dat haar manier van uitrijden van mest beter was in de geest van de wet. Verdachte heeft steeds alle medewerking verleend bij de behandeling van de zaak. Met het opleggen van straf worden in dit geval geen strafdoelen gediend. De rechtbank heeft om die redenen verdachte wel schuldig verklaard, maar heeft de maatschap van de rundveehouder geen straf opgelegd.

LJ Nummer

BJ3219

Bron: Rechtbank Zutphen
Datum actualiteit: 22 juli 2009 Naar boven