Persbericht, 22 juli 2009
Zomervraat watervogels benadeelt kwetsbare trekvogel in herfst
NIEUWERSLUIS (Utr.) / LAUWERSMEER - Knobbelzwanen, eenden en meerkoeten doen zich nu, in de zomermaanden, te goed aan waterplanten. Ook in het Lauwersmeer, een schedefonteinkruidparadijs waar de gevoelige trekvogel de kleine zwaan in de herfst komt bijtanken. "De zomervraat vermindert sterk het beschikbare voedsel voor de trekvogel een paar maanden later. Dit is een eye-opener voor het natuurbeheer," zeggen onderzoekers van het Nederlands Instituut voor Ecologie (NIOO-KNAW) in het julinummer van het tijdschrift Ecology. En het aantal knobbelzwanen is ook nog eens flink toegenomen.
Kleine zwanen zijn niet alleen kleiner en 'knobbelloos', maar leiden ook een heel ander leven dan hun familieleden de knobbelzwanen. Kleine zwanen (Cygnus columbianus bewickii) trekken jaarlijks duizenden kilometers tussen West-Europa en Noord-Rusland. Tijdens en vlak na de trek zijn ze afhankelijk van de knolletjes van de waterplant schedefonteinkruid. Deze zitten van herfst tot voorjaar als een soort wateraardappeltjes verstopt in de bodem van ondiepe meren. Als de kleine zwanen in de herfst terugkomen uit Rusland, strijken zij massaal neer in het Lauwersmeer. Tot wel 4000 kleine zwanen aan toe doen zich tegelijkertijd tegoed aan de energierijke knolletjes.
Maar NIOO-onderzoekers ontdekten dat knobbelzwanen, meerkoeten en eenden die in de zomer tijdens hun rui van het groen van het schedefonteinkruid snoepen het aantal knolletjes in de herfst drastisch verminderen, en zo dus de kleine zwanen benadelen. "Maar omgekeerd blijkt het opeten van grote hoeveelheden knolletjes door kleine zwanen onschadelijk," zegt bioloog Bert Hidding. Dat komt door het moment in het jaar waarop van de plant gegeten wordt. Van de knolletjes hoeven er maar een paar de winter te overleven om het jaar erop weer een groen tapijt in het water te toveren. De overgebleven knolletjes ondervinden minder concurrentie en groeien daardoor sneller. Daarentegen remt vraat aan zomergroen de groei juist en blijft er minder energie over voor het produceren van knolletjes in de herfst. De onderzoekers bestudeerden dit door verschillende 'kooien' te plaatsen - in De Babbelaar, een deel van het Lauwersmeer - die de waterplanten beschermden tegen de zomervogels en/of de herfstgasten.
Concurrenten strijden veelal op of rond hetzelfde moment om voedsel. In dit bijzondere geval zitten er maanden tussen. De kleine zwanen komen pas vanaf oktober aan in ons land. "In totaal leven er zo'n 20.000 van deze dieren, waarvan een onbekend maar vermoedelijk groot deel direct na de herfsttrek gebruik maakt van het Lauwersmeer," weet collega-onderzoeker en begeleider Bart Nolet. Het deel van de populatie dat gebruik maakt van het Lauwersmeer is in ieder geval groter dan de piekaantallen van een paar duizend, omdat de vogels elkaar snel opvolgen. Nolet: "Deze trekvogelsoort is ook kwetsbaar omdat er zo weinig van zijn en ze heel lokaal voorkomen: daarom staat de soort op de zogenaamde 'blauwe lijst'." Aan de andere kant is het aantal knobbelzwanen juist explosief gestegen. "De afgelopen 25 jaar is het aantal ruiende knobbelzwanen verdubbeld in Nederland."
De 'asymmetrische' concurrentie, kleine zwanen benadelen andere watervogels niet maar omgekeerd wel, is volgens de onderzoekers een eye-opener voor het natuurbeheer. De soorten waar het natuurbeheer zich op richt, zoals de kleine zwaan, kunnen door gebeurtenissen in heel andere delen van het jaar onverwacht sterk beïnvloed worden. En zoals Hidding het verwoordt: "Knobbelzwanen gedijen erg goed op onze voedsel- en slotenrijke weilanden. De gevolgen voor de natuur kunnen we niet los zien van ons landgebruik." De knobbelzwanen treft geen 'schuld', maar de veranderingen door de mens hebben verderstrekkende gevolgen dan gedacht. "Verder zijn er ook gevolgen voor het management van natuurlijke hulpbronnen: het oogsten van populaties heeft in bepaalde delen van het jaar enorme effecten, maar in andere delen van het jaar kan dat probleemloos."
Het NIOO is met ongeveer 250 medewerkers het grootste onderzoeksinstituut van de Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen (KNAW). Het bestaat uit drie centra: voor ecologie van kust en zee, van het zoete water en van het land. Op het NIOO-Centrum voor Limnologie in Nieuwersluis richten de onderzoekers zich op het leven in en rond het zoete water, met bijzondere aandacht voor wetlands.
Voor meer informatie:
* onderzoeker drs. Bert Hidding, 0294-239 340 / 06-55133908,
* onderzoeker dr. Bart Nolet, 0294-239 318,
* wetenschapsvoorlichter ir. Froukje Rienks, NIOO-KNAW, Nieuwersluis, tel. 06-10487481 / 0294-239 303,
Artikel: Compensatory growth in an aquatic plant mediates exploitative competition between seasonally tied herbivores. Bert Hidding, Bart A. Nolet, Thijs de Boer, Peter P. de Vries & Marcel Klaassen, Ecology, juli 2009. Zie
Website NIOO: