Enquete ouderenorganisaties legt verbeterpunten Wmo bloot
21/07/2009 17:16
PCOB
Een gebrekkige informatievoorziening en trage procedures vormen belangrijke verbeterpunten in de Wmo. Dat blijkt uit twee enquetes die de ouderenorganisaties ANBO, PCOB en Unie KBO afgelopen voorjaar onder hun achterban hielden. De enquetes hadden betrekking op participatie van ouderen in de Wmo en de ervaringen van 50-plussers met het aanvragen en toegekend krijgen van Wmo-voorzieningen.
De knelpunten van de Wmo concentreren zich met name op de aanvraag(-procedure) en de informatievoorziening. Uit de enqueteresultaten blijkt dat vaak hulp gewenst is bij de aanvraag van een voorziening. 41% vindt de afhandeling van de aanvraag te lang duren. Bovendien moeten veel respondenten na een positief besluit minimaal vier weken wachten op de toegekende voorziening. 60% vindt de informatie door de gemeente over de bezwaarprocedures niet voldoende. Teveel respondenten hebben geen keuzemogelijkheid gekregen tussen een persoonsgebonden budget en zorg in natura (43%). Het toegewezen aantal uren huishoudelijke hulp blijft krap. Wel zijn veel respondenten positief over hun huishoudelijke hulp. Tenslotte moet de deskundigheid van medewerkers van de Wmo-loketten verbeteren: 36% van de respondenten beoordeelt de deskundigheid als matig tot slecht.
Wmo-raden
In veel Wmo-raden zijn ouderen goed vertegenwoordigd. Deze vertegenwoordiging komt slechts gedeeltelijk vanuit de ouderenorganisaties. Wel is er een grote betrokkenheid van afdelingen van de drie ouderenorganisaties met het lokale Wmo beleid en met de thema's wonen, zorg en welzijn. De samenwerking van plaatselijke afdelingen en Wmo-raden moet verbeteren, onder andere om beter van elkaars kennis gebruik te maken. De tevredenheid over het lokale Wmo-beleid is tamelijk laag. De oorzaak daarvan verdient nader onderzoek.
Op de vraag op welke terreinen de positieve invloed van de Wmo-raad op het Wmo-beleid zichtbaar werd, noemden een aantal respondenten de verbetering van de kwaliteit en de klantvriendelijkheid van lokale zorgloketten en het feit dat Wmo-gelden werden geoormerkt. Adviezen van de Wmo-raad hadden weinig invloed op plaatsen waar veel zaken in regioverband worden bepaald en waar het College van B? geheel de dienst uitmaakt. Ook het functioneren van de Wmo-raad werd kritisch bekeken. Te weinig deskundigheid van leden van de Wmo-raad, te late betrokkenheid bij het adviseringstraject, het gevoel als Wmo-raad niet serieus te worden genomen door de gemeente en het gebrek aan ondersteuning vanuit de gemeente, maar ook punten als te weinig communicatie met de achterban en onvoldoende deskundigheidsbevordering werden in de enquete genoemd.
De ouderenorganisaties gebruiken dit onderzoek om met hun achterban te bekijken hoe de band met de Wmo-raden verder kan worden aangehaald. Daardoor wordt een win-win-situatie bereikt: een sterkere positie van de Wmo-raad én een sterke betrokkenheid van ouderenorganisaties bij het lokale Wmo-beleid.
http://www.pcob.nl