Vrijspraak in brandstichtingzaak Leesten
Zutphen, 17 juli 2009 - De rechtbank spreekt een 37-jarige Zutphenaar
vrij van het in brand steken van zijn bedrijfsauto en het doen van een
valse aangifte omdat de feiten niet wettig en overtuigend kunnen
worden bewezen.
De man zou volgens het Openbaar Ministerie in de wijk Leesten,
gemeente Zutphen, in de nacht van 12 januari 2009 zijn bedrijfsauto in
de brand hebben gestoken. Daarna zou hij een valse aangifte van die
brandstichting hebben gedaan.
Verdachte heeft niet altijd consistente verklaringen afgelegd over het
ten laste gelegde feit. Gelet op de beschikbare gegevens en
aanwijzingen is niet onbegrijpelijk dat in het kader van het
opsporingsonderzoek een verdenking van brandstichting op verdachte is
komen te rusten. Echter, verdachte heeft steeds stellig ontkend brand
gesticht te hebben in de door hem gebruikte bedrijfsauto.
Videobeelden
Tijdens de nacht van 12 januari 2009 zijn er video-opnames gemaakt.
De rechtbank oordeelt dat de man op videobeelden te zien is. De man
zelf erkende dat hij zich op de beelden herkent en dat hij een fles
brandgel in zijn handen had. De rechtbank stelt vast dat op de
gemaakte videobeelden niet is te zien dat verdachte de bedrijfsauto in
brand steekt.
Schakel in bewijsvoering
Bij een eerdere autobrand is een brandmonster genomen dat door het NFI
is onderzocht. In deze zaak is dat niet gebeurd. De rechtbank kan dus
niet vaststellen of de auto in brand is gestoken met een
brandversnellend middel, dat voorkomt in brandgel, zoals verdachte dat
in zijn bezit had. Daardoor is niet vast komen te staan op welke wijze
de brand ontstaan is en ontbreekt een belangrijke schakel in de
bewijsvoering.
Handelswijze
Volgens het Openbaar Ministerie zijn in de periode vanaf eind november
2008 in dezelfde wijk meerdere branden gesticht, waarbij de
handelswijze overeenkomt. De rechtbank stelt echter vast dat deze
feiten kennelijk wel in een opsporingsonderzoek zijn betrokken, maar
niet aan verdachte zijn ten laste gelegd, omdat volgens de officier
van justitie niet bewezen kan worden dat verdachte daarvan de dader
is. Daarom kan de rechtbank deze handelswijze niet in verband brengen
met de verdachte.
LJ Nummer
BJ2948
Bron: Rechtbank Zutphen
Datum actualiteit: 17 juli 2009 Naar boven
Gerechtelijke organisatie