PvdA Rotterdam


In de media

Gynaecoloog moet ook vragen hoe aanstaande ouders wonen

Di 14 Jul 2009 - Jantine Kriens en Eric Steegers (Volkskrant) Gynaecoloog moet ook vragen hoe aanstaande ouders wonen

Onlangs bleek dat Nederland nog steeds een hoge babysterfte (perinatale sterfte) kent ten opzichte van veel andere Europese landen. De sterfte onder pasgeboren babys vormt het topje van de ijsberg. Daaronder gaat een veel breder probleem schuil. Daarbij gaat het ook om vroeggeboorte, te laag geboortegewicht, aangeboren afwijkingen en een minder goede conditie direct na de geboorte.

Omdat ziekte van het kind bij de geboorte een duidelijke relatie heeft met groei en ontwikkeling van het kind en met zijn of haar psychische en lichamelijke gezondheid op latere leeftijd, is een gezonde start bij de geboorte dus ook van directe betekenis voor de kansen op optimale groei en ontwikkeling van toekomstige generaties.

In Nederland bestaan er grote verschillen per regio en etnische herkomst in de cijfers voor pasgeborenen. Zwangere vrouwen die wonen in Rotterdam, Amsterdam, Den Haag of Utrecht hebben een grotere kans op een ongunstige afloop dan degenen die elders wonen.

Drie factoren zijn daarbij doorslaggevend: niet-westerse achtergrond (goed voor 30 procent extra risico), een laag opleidings- of werkniveau (goed voor 10 procent extra risico) en het wonen in een achterstandswijk (goed voor 20 procent extra risico).

Vaak is er sprake van een cumulatie van risicos. In Rotterdam zien we, vergeleken met de rest van Nederland, met name ook minder goede uitkomsten onder autochtone inwoners. In Rotterdam wonen naar verhouding ook de meeste zwangere vrouwen in achterstandswijken.

Het is overigens niet zo dat wanneer je een zwangere allochtone vrouw in een achterstandswijk bent, je automatisch met problemen rondom de geboorte te maken krijgt. De achterliggende oorzaken zijn nog onvoldoende in beeld; daar is aanvullend onderzoek voor nodig.

In Rotterdam worden ongeveer negenduizend kinderen per jaar geboren. Vijfduizend daarvan zijn van autochtone- en vierduizend van allochtone ouders. Honderd kinderen worden per jaar doodgeboren en een veelvoud is ziek bij de geboorte; 230 worden geboren met een aangeboren afwijking, 630 met een te laag geboortegewicht, 720 te vroeg geboren en 130 kwamen minder goed op gang direct na de geboorte (cijfers van de Stichting Perinatale Registratie Nederland). Kinderen kunnen ook een combinatie van problemen vertonen.

Samengevat heeft een op de zes kinderen in Rotterdam een ongezonde start. In de prachtwijken wordt 40 procent van de kinderen geboren, waarvan 75 procent van allochtone herkomst. De exacte oorzaken zullen moeten blijken uit nader onderzoek.

In Rotterdam blijken er wat betreft het vóórkomen van sterfte en ziekte van babys ook grote verschillen te bestaan tussen deelgemeenten.

In delen van Rotterdam is het met de gezondheid van aanstaande moeders, ongeboren kinderen en babys dus niet goed gesteld. Dit heeft mogelijk negatieve gevolgen voor de groei en ontwikkeling en dus (economische) kansen van toekomstige generaties in deze stad, ook omdat we sinds kort weten dat een deel van dit nadeel weer aan de volgende generatie wordt doorgegeven. Veel risicos hebben te maken met de leefstijl, zoals roken, drinken van alcohol, gebruik van drugs, een slechte samenstelling van de voeding en seksueel overdraagbare aandoeningen zoals chlamydia.

Deze factoren hangen samen met de sociaal-economische status van mensen en daarmee met armoede, lage opleiding, slechte huisvesting, en waarschijnlijk slechte integratie en onveiligheid in wijken. Al eerder bleek dat in sommige achterstandswijken grote aantallen mensen last hebben van huisvestingsproblemen, taalbarrière, depressie, psychiatrische klachten en mishandeling. Juist de cumulatie van risicos in achterstandswijken is een Rotterdams probleem. Aan veel risicos kun je echter wat doen.

De gemeente Rotterdam en het Erasmus Medisch Centrum, gesteund door andere zorgverleners, hebben daarom het initiatief genomen tot de ontwikkeling van het stedelijk Aanvalsplan Perinatale Sterfte. Dit programma genaamd Klaar voor een kind heeft als primaire doelstelling de perinatale sterfte in alle deelgemeenten terug te brengen naar tenminste het landelijke gemiddelde, in tien jaar tijd. Dat betekent dus ook, en misschien wel vooral, het terugbrengen van de perinatale ziekten die tot die sterfte aanleiding geven.

Aan de basis van dit programma staat een aantal belangrijke inzichten en uitgangspunten. Op de eerste plaats moet de zorg al vóór de zwangerschap beginnen, en bij iedereen. Dat noemt men preconceptiezorg. Sinds kort weten we dat optimale groei en ontwikkeling vooral in de eerste weken van de zwangerschap in belangrijke mate de conditie van het kind bij de geboorte bepalen, en daarmee de hele ontwikkeling van dat kind. Dat is dus op een moment dat de meesten nog niet weten dat ze zwanger zijn. Iets doen aan risicos bij het eerste bezoek tijdens de zwangerschap aan huisarts of verloskundige is dus vaak te laat.

Het is daarom belangrijk mensen te informeren dat een goede zorg rondom een zwangerschap al begint vóór de conceptie en dat ouders daar ook een eigen verantwoordelijkheid in hebben. Dat kan door doelgroepen via buurthuizen, sportverenigingen, geloofsbijeenkomsten en migrantenorganisaties, op het bestaan van zogenaamde kinderwensspreekuren te attenderen. Huisartsen en verloskundigen kunnen in zon spreekuur voorlichting geven over veilig zwanger worden en nagaan of er sprake is van een verhoogd risico door chronische of erfelijke aandoeningen en medicijngebruik. Als dat het geval is, kunnen zij doorverwijzen naar een gynaecoloog die met de toekomstige ouders bespreekt hoe mogelijke risicos te beperken.

Het tweede uitgangspunt van het programma is dat zowel signalen van verloskundige als sociaal-maatschappelijke problemen beter worden opgevangen. De zorg moet meer op maat worden gegeven, mede gelet op de specifieke risicos van een bepaalde wijk.

Vrouwen die bijvoorbeeld door ongeschikte huisvesting niet thuis kunnen bevallen, moeten dat kunnen doen in geboortecentra onder leiding van hun eigen verloskundige in een huiselijke sfeer, en waar zij ook meerdere dagen in het kraambed kunnen doorbrengen.

Dat is nodig omdat bleek dat meer dan 80 procent van de mensen in achterstandswijken geen of onvoldoende kraamzorg krijgt. Eerstelijns geboortecentra worden in Rotterdam aanpalend gebouwd aan een ziekenhuis, zodat bij verwijzing tijdens de bevalling specialistische hulp direct voorhanden is. Het Geboortecentrum Sophia bij het Erasmus MC opent in oktober zijn deuren. Bij het Maasstad Ziekenhuis is een geboortecentrum in voorbereiding.

Grootstedelijke perinatale gezondheid moet naast een nieuw onderzoeksthema ook een speerpunt worden in de gezondheidszorg. Het is daarbij essentieel om zowel medische als maatschappelijke oorzaken van perinatale problemen beter te leren kennen en vervolgens te verbeteren.

Nu gaat verloskundige zorg vooral over preventie, denk bijvoorbeeld aan het advies niet te roken tijdens de zwangerschap. Maar als blijkt dat in de grote steden ook armoede en huisvesting een risico opleveren, is het goed als verloskundigen en gynaecologen ook kijken of toekomstige ouders problemen op dat vlak hebben. En dat cliënten van de sociale dienst of de schuldhulpverlening toekomstige ouders adviseren het kinderwensspreekuur te bezoeken.

Deze actieve benadering moet ook worden voortgezet na de geboorte in de zorg voor het opgroeiende kind, met gelijke nadruk op het voorkómen van zowel lichamelijke als psychosociale problemen.

In Rotterdam worden kennis en kunde van de diverse gemeentelijke diensten en de Erasmus Universiteit aangewend voor risicoanalyses op wijkniveau, het ontwerpen en uitvoeren van interventies en het maken van een monitoringssysteem, vergelijkbaar met dergelijke systemen voor de economische en sociale kwaliteit van de stad. Een dergelijke brede aanpak dient ook landelijke aandacht en steun te krijgen.

Dit artikel verscheen op de opiniepagina van de Volkskrant van 14 juli 2009