Rechtbank Middelburg
Nederland mag asielzoekers niet zonder nader onderzoek aan Griekenland
overdragen
De vreemdelingenkamer van de rechtbank Zwolle heeft op 13 juli 2009
een uitspraak gedaan waarin zij oordeelt dat er ten minste grond voor
twijfel is over het antwoord op de vraag of ten aanzien van
Griekenland aan het interstatelijk vertrouwensbeginsel kan worden
vastgehouden. Lees verder
Op grond van een Europese regelgeving (Verordening 343/2003) kunnen
Europese lidstaten asielzoekers aan elkaar overdragen. Het idee is dat
een vreemdeling in Europa slechts bij één land asiel kan aanvragen
en dat slechts één land verantwoordelijk is voor het behandelen van
die aanvraag. Komt een vreemdeling bijvoorbeeld in Spanje Europa
binnen en reist hij door naar Nederland om daar asiel aan te vragen,
dan kan de Nederlandse overheid aan de Spaanse overheid vragen of zij
de vreemdeling willen overnemen. Spanje is, evenals alle andere
Europese lidstaten, gebonden aan het vluchtelingenverdrag en het
Europese Verdrag ter bescherming van de rechten van de mens. Nederland
gaat er vanuit dat Spanje, op basis van diverse verdragen waaraan zij
gebonden is, zorgvuldig zal onderzoeken of de vreemdeling gevaar loopt
in zijn land van herkomst. Dit heet het interstatelijk
vertrouwensbeginsel.
De vreemdelingenkamer van de rechtbank Zwolle heeft vandaag een
uitspraak gedaan in een zaak van een vreemdeling die, volgens de
staatssecretaris van Justitie, overgedragen zou moeten worden aan
Griekenland. De rechtbank is van oordeel dat er ten minste grond voor
twijfel is over het antwoord op de vraag of ten aanzien van
Griekenland aan het interstatelijk vertrouwensbeginsel kan worden
vastgehouden. De staatssecretaris heeft dan ook niet zonder nader
onderzoek kunnen volstaan met de enkele verwijzing naar dit beginsel.
De rechtbank is tot haar oordeel gekomen op grond van het volgende:
- de interim measures die door de president van het Europese
Hof van de Rechten van de Mens (EHRM) zijn getroffen tegen zowel
Nederland als Griekenland, op grond waarvan overdracht van een
vreemdeling wordt gestaakt. De president heeft in een aantal interim
measures een aantal feitelijke vragen gesteld aan Griekenland over
(onder meer) de asielprocedure, de detentieomstandigheden en de
mogelijkheid voor de vreemdeling om vrijelijk te communiceren met het
EHRM.
- het arrest van het EHRM van 11 juni 2009 in de zaak S.D.
tegen Griekenland, waarin is geoordeeld dat sprake is geweest van
schending van artikel 3 EVRM door de Griekse autoriteiten wegens de
detentieomstandigheden van de betrokken (Turkse) asielzoeker.
De Minister kan tegen deze uitspraak binnen vier weken hoger beroep
instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
LJ Nummer
BJ2413
Bron: Rechtbank Zwolle-Lelystad
Datum actualiteit: 13 juli 2009 Naar boven