1 1
> Retouradres: Postbus 20901, 2500 EX Den Haag
De voorzitter van de Tweede Kamer Plesmanweg 1-6
der Staten-Generaal 2594 JG Den Haag
Binnenhof 4 Postbus 20901
2500 EX Den Haag
2513 AA DEN HAAG T 070 351 61 71
F 070 351 78 95
Contactpersoon
---
T -
Ons kenmerk
VenW/DGMo-2009/4167
Uw kenmerk
Datum 13 juli 2009 -
Onderwerp Commissievragen Bijlage(n)
---
Geachte voorzitter,
Hiermee beantwoord ik de vragen die uw vaste commissie van Verkeer en
Waterstaat samen met de commissie voor de Rijksuitgaven heeft gesteld over het
rapport `Sturen op prestaties' van de Algemene Rekenkamer.
1. Krijgt het ministerie van Verkeer en Waterstaat voldoende gegevens (op het
juiste abstractieniveau) om te kunnen beoordelen of ProRail de afgesproken
prestaties levert?
1. ProRail rapporteert mij over de realisatie van de prestaties via de
kwartaalrapportages. De opzet daarvan sluit aan bij de opzet van het beheerplan.
De informatie in de kwartaalrapportages over de gerealiseerde prestaties sluit
derhalve aan bij de in het beheerplan opgenomen geplande prestaties. De opzet
van de rapportages is aangepast aan de situatie van outputsturing. Voortgang en
realisatie van de prestaties staan daarin dus centraal. Deze opzet is afgestemd
met het ministerie van Verkeer en Waterstaat. Over die opzet vindt in het kader
van continue verbetering regelmatig overleg plaats. De opzet is daarmee in lijn
met de informatiebehoefte vanuit het ministerie. Die informatiebehoefte is
bovendien formeel vastgelegd in een bijlage bij de subsidiebeschikking. Naast de
informatie in beheerplan en kwartaalrapportages word ik, op grond van artikel 15
uit de beheerconcessie, over de prestaties van ProRail ook geïnformeerd via de
benchmark.
2. Heeft het ministerie van Verkeer en Waterstaat voldoende expertise in huis om
te kunnen beoordelen of de door ProRail geleverde prestatiegegevens kloppen, en
daarmee de prestaties geleverd worden die vooraf zijn afgesproken? Zo nee, hoe
gaat het kabinet dit oplossen? Zo ja, kan het kabinet uiteenzetten hoe deze
expertise vorm krijgt?
2. Ja. De beoordeling van de door ProRail geleverde prestatiegegevens wordt
binnen mijn ministerie primair uitgevoerd door de directie spoorvervoer. Het
toezicht op ProRail is daarbij vastgelegd in een toezichtvisie. Daarin is ook
beschreven op welke wijze de prestaties worden beoordeeld. Zo worden de
a
agina 1 van 4
---
prestaties getoetst aan de beleidsdoelstellingen, de uitkomsten van de
Datum
benchmark, de uitkomsten van audits, de uitkomsten van de consultatie en het
principe van continue verbetering. Naast deze interne beoordeling wordt gebruik Ons kenmerk
gemaakt van de bevindingen uit onderzoeken, zoals de audit van de Holland VenW/DGMo-2009/4167
Consulting Group, die is uitgevoerd bij de overgang naar outputsturing. Daarbij is
ook gekeken naar de betrouwbaarheid van de informatie. Ook McKinsey heeft in
haar audit positief geoordeeld over de wijze waarop prestatiemanagement vorm
heeft gekregen. De aanbevelingen uit deze onderzoeken zijn opgepakt. Verder
doet de externe accountant van ProRail jaarlijks onderzoek naar de
betrouwbaarheid van de prestatiegegevens. Die eis is vastgelegd in het
controleprotocol bij de jaarlijkse subsidiebeschikking aan ProRail. Het onderzoek
van de Algemene Rekenkamer leidt ook niet tot de conclusie, dat er sprake zou
zijn van onvoldoende expertise.
3. Op welke wijze stuurt het kabinet op dit moment als blijkt dat
spoorwerkzaamheden zijn vertraagd waardoor bijvoorbeeld benutting, of groei op
het spoor achterblijft? Wat is daarmee de ervaring?
3. Gelet op de samenhang, heb ik het antwoord op deze vraag meegenomen bij
de beantwoording van vraag 5. Ik wil u derhalve verwijzen naar dat antwoord.
4. Is het kabinet van mening dat ProRail niet verder verzelfstandigd mag worden
of moet zij juist op meer afstand komen te staan? Waarom wel of niet?
4. Voor het antwoord op deze vraag wil ik u verwijzen naar het
kabinetsstandpunt evaluatie spoorwetgeving dat ik op 19 juni 2009 naar uw
Kamer heb gestuurd1.
5. Kan het kabinet uiteenzetten welke prestaties van ProRail bijdragen aan het
beleidsdoel van 5% reizigersgroei?
5. Wat bij de beantwoording van deze vraag allereerst van belang is, is dat in de
relatie met ProRail op 2 manieren wordt gestuurd op de 5%-doelstelling. Voor wat
betreft het actieplan 5% groei is er sprake van projectsturing. Dit betekent
concreet dat over de uitvoering van deze maatregelen projectmatige afspraken
zijn gemaakt, omdat het specifieke maatregelen zijn voor deze kabinetsperiode.
Er worden dus separate opdrachten verstrekt aan ProRail voor die delen van het
actieplan die door ProRail worden uitgevoerd. Het overleg hierover tussen V&W en
ProRail is ingericht als projectsturing. Hiermee bestaat er een expliciete en
herkenbare relatie tussen de aansturing door VenW en de beleidsdoelstelling.
Ten tweede vindt sturing op de 5%-doelstelling in relatie met ProRail plaats op
basis van de bestaande sturingsfilosofie. Conform deze sturingsfilosofie is er voor
wat betreft de 5%-doelstelling een rechtstreekse relatie met de prestaties die de
reizigersvervoerders leveren, waaronder NS. Hierop wordt in relatie met NS
gestuurd via de vervoerconcessie en het vervoerplan. Zo wordt in artikel 6 van de
vervoerconcessie aangegeven dat het aangeboden vervoer van NS gericht dient
1 TK 2008-2009, 31987, nr. 1
Pagina 2 van 4
te zijn op reizigersgroei. De keuze om in de sturingsrelatie met NS de focus op
Datum
reizigersgroei te leggen vloeit voort uit het feit dat het hier het primaire proces
van NS en andere vervoerders betreft. Ook NS moet vervolgens deze zorgplicht Ons kenmerk
nader uitwerken in het vervoerplan. VenW/DGMo-2009/4167
De door ProRail te leveren -en in de relatie met V&W afgesproken- prestaties op
het gebied van vooral beschikbaarheid en betrouwbaarheid, maar bijvoorbeeld
ook op het gebied van informatievoorziening, reinheid, sociale veiligheid en
toegankelijkheid, zijn hiervoor vervolgens belangrijke randvoorwaarden. Dit
aangezien ProRail de infrastructurele toeleverancier is voor vervoerders die
vervolgens het primaire product leveren aan de reizigers en verladers. In de
toegangsovereenkomst dienen ProRail en NS dan ook afspraken te maken over de
te leveren producten (artikelen 56 t/m 63 van de Spoorwegwet en de AmvB
Capaciteitsverdeling).
Om er voor te zorgen en te kunnen toetsen dat de juiste afstemming plaatsvindt
dienen ProRail en NS respectievelijk het beheer- en vervoerplan over en weer te
consulteren en aan de minister te motiveren als wordt afgeweken van de inbreng
in het consultatieproces. Vervolgens wordt door het ministerie de voortgang
bewaakt op basis van de kwartaalrapportages van ProRail en de rapportages van
NS. Hierdoor wordt de sturingscyclus van aansturing, bijsturing en zelfsturing
gesloten.
Indien afgesproken prestaties niet worden gehaald spreek ik ProRail daarop aan.
Dat geldt ook indien bijvoorbeeld sprake is van onderbesteding. Ik wil u in dat
kader verwijzen naar mijn brief van 9 april 2009 (kenmerk VenW/DGMo-
2009/837). Indien de prestaties (grenswaarden) uit het beheerplan niet worden
gerealiseerd, kan ik gebruik maken van het mij ter beschikking staande
handhavingsinstrumentarium. In 2008 zijn niet alle grenswaarden gehaald. Bij
outputsturing hoort ook handhaving. Daarbij moet sprake zijn van een zorgvuldig
proces. Ik ben bezig met de uitwerking daarvan.
6. Op welke wijze geeft het kabinet sturing aan ProRail, zodat beleidsdoelen
gehaald worden?
6. Allereerst wil u graag verwijzen naar het antwoord op vraag 5, waarin ik voor
wat betreft de 5%-doelstelling de wijze van aansturing van ProRail heb toegelicht.
Sturing op beschikbaarheid en betrouwbaarheid en de andere zorgtaken uit de
beheerconcessie vindt plaats via outputsturing. De zorgtaken zijn vertaald in
indicatoren. De prestaties worden jaarlijks in het beheerplan opgenomen en
behoeven de instemming van de minister van Verkeer en Waterstaat. De wijze
van beoordeling van de prestaties heb ik reeds toegelicht in de antwoorden op
vragen 1 en 2. Zoals gemeld speelt het consultatieproces daarbij een belangrijke
rol. Via de kwartaalrapportages word ik vervolgens geïnformeerd over de
voortgang en de realisatie. Indien nodig vindt bijsturing plaats en bij het niet
halen van de afgesproken prestaties vindt handhaving plaats.
7. Kan het kabinet uitleggen waarom zij de aanbevelingen van de Algemene
Rekenkamer rond het scheiden van beleid en toezicht niet deelt?
Pagina 3 van 4
7. Allereerst wil ik benadrukken, dat ik de aanbeveling van de Algemene
Datum
Rekenkamer om het toezicht vanuit mijn rol als aandeelhouder te scheiden van
het beleid deel. Ik heb het voornemen het aandeelhouderschap te positioneren Ons kenmerk
buiten de directie spoorvervoer in een separate toezichteenheid binnen mijn VenW/DGMo-2009/4167
ministerie. De aanbeveling van de Algemene Rekenkamer om het
aandeelhouderschap onder te brengen bij de minister van Financiën deel ik echter
niet, evenmin als de minister van Financiën. Voor een nadere toelichting daarop
wil ik u verwijzen naar het kabinetsstandpunt evaluatie spoorwetgeving, dat ik u
op 19 juni 2009 heb toegestuurd2. De aanbeveling van de Algemene Rekenkamer
om ook het toezicht op de naleving van de concessie te scheiden van het beleid
deel ik niet. Het toezicht op de naleving van de concessie is naar mijn mening
nauw verweven met de beleidsfunctie. Er is sprake van een opdrachtgever -
opdrachtnemer relatie waarbij het toezicht wordt uitgevoerd door de
opdrachtgever. Ik vind het daarom niet wenselijk deze rollen op de door de
Algemene Rekenkamer voorgestelde wijze te scheiden. Ook hier ik wil u verwijzen
naar het kabinetsstandpunt waarin ik mijn visie op de positionering en aansturing
van ProRail heb uiteengezet.
Hoogachtend,
DE MINISTER VAN VERKEER EN WATERSTAAT,
ir. Camiel Eurlings
2 TK 2008-2009, 31987, nr. 1
Pagina 4 van 4
Ministerie van Verkeer en Waterstaat