4. Toezegging uit AO dwang en drang, d.d. 8 april 2009
Toezegging uit AO dwang en drang, d.d. 8 april 2009
Kamerstuk, 13 juli 2009
De Voorzitter van de Tweede Kamer
der Staten-Generaal
Postbus 20018
2500 EA DEN HAAG
DLZ/KZ-U-2942411
13 juli 2009
Geachte voorzitter,
Tijdens een Algemeen Overleg dat de minister van VWS met u voerde over
dwang en drang in de zorg op 8 april 2009, heeft mevrouw Joldersma van
het CDA vragen gesteld over het terugdringen van medicijngebruik. Door
de minister is toegezegd u hier schriftelijk over te informeren. Dat
doe ik graag.
Het gebruik van psychofarmaca, en vooral het terugdringen daarvan, is
een onderwerp dat steeds meer aandacht krijgt. Sinds het verschijnen
van het Inspectierapport `Zorgen voor vrijheid' in oktober 2008 is een
aantal zeer concrete acties ondernomen, te beginnen door de Inspectie
zelf. Allereerst maakt de Inspectie van het voorschrijven van
psychofarmaca een apart bespreekpunt bij álle tweede fasebezoeken.
Daarbij wordt niet alleen gekeken naar het medicijn¬gebruik sec, maar
wordt ook de relatie gelegd tussen medicijngebruik enerzijds en het
terugdringen van andere vrijheidsbeperkende maatregelen anderzijds. In
2009 zal de Inspectie een thematisch toezichtsonderzoek uitvoeren naar
medicatieveilig¬heid in de ouderenzorg, gehandicaptenzorg en
thuiszorg. Daarin wordt aandacht besteed aan het voorschrijfgedrag van
artsen bij psychofarmaca. Ook kijkt de Inspectie naar de wijze waarop
instellingen bewaken dat het voorschrijven van dergelijke medicatie
gepaard gaat met monitoring en afbouw.
Naar aanleiding van het rapport `Zorgen voor vrijheid' hebben alle
betrokken veldpartijen een intentieverklaring ondertekend om te komen
tot minder vrijheidsbeperkingen in 2011, waaronder het vrijwel
afschaffen van het gebruik van Zweedse banden. In het plan van aanpak
dat veldpartijen maken om de intentieverklaring uit te werken wordt
gedragsbeïnvloedende medicatie uiteraard meegenomen. Niet alleen om
het gebruik ervan terug te dringen, maar óók om erop te letten dat het
afbouwen van andere vrijheidsbeperkende maatregelen niet gepaard gaat
met een stijging van het gebruik van psychofarmaca.
De Nederlandse verpleeghuisartsen hebben als beroepsgroep hun
verantwoordelijk¬heid eveneens genomen door de richtlijn
`probleemgedrag' aan te passen. Uitgangspunt van die richtlijn is nu
dat bij probleemgedrag de psycho¬sociale interventies voorop staan.
Met andere woorden: eerst alle andere, minder ingrijpende
alternatieven. Pas wanneer dat niet, of niet voldoende mogelijk is,
kan de inzet van medicatie worden overwogen. Die inzet is gelimiteerd
tot de bijgehorende medicatieparagraaf. Nadrukkelijk wordt aandacht
besteed aan monitoring en afbouw. En ook dan geldt dat de aanpak
integraal is; alle factoren die met een probleem samenhangen worden
meegewogen. Daardoor vindt de behandeling van probleemgedrag en de
inzet van medicatie per definitie in multidisciplinair verband plaats.
Een dergelijke aanpak past goed binnen de toekomstige kaders van het
wetsvoorstel Zorg en dwang, dat ik op 30 juni bij u heb ingediend.
Daarin wil ik graag regelen dat de arts in het zorgplan transparant
maakt welke alternatieven hij (of zij) heeft overwogen voordat hij
medicatie voorschrijft. Ook moet de arts duidelijk maken welke ernstig
nadelige situatie hij wil voorkomen of stoppen door de inzet van
psychofarmaca. En toetsing aan het ernstig nadeel-criterium geldt niet
alleen voor cliënten die zich verzetten tegen de medicatie, maar voor
álle cliënten. Op die manier wil ik deze extra kwetsbare groep
cliënten, die vaak hun wil niet meer kunnen uiten, betere bescherming
bieden tegen een te vanzelfsprekende inzet van gedragsbeïnvloedende
medicatie.
Ik vertrouw erop u met het bovenstaande voldoende te hebben
geïnformeerd.
Hoogachtend,
de Staatssecretaris van Volksgezondheid,
Welzijn en Sport,
mw. dr. J. Bussemaker
Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport