Vlaamse Overheid
Besluit van de Vlaamse Regering tot bepaling van de bevoegdheden van de
leden van de Vlaamse Regering
DE VLAAMSE REGERING,
Gelet op de het bijzonder decreet van 7 juli 2006 over de Vlaamse instellingen,
artikel 21 en 22;
Gelet op het besluit van de Vlaamse Regering van 27 juli 2004 tot bepaling van de
bevoegdheden van de leden van de Vlaamse Regering;
Gelet op de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, artikel 3,
§ 1;
Gelet op de dringende noodzakelijkheid;
Overwegende dat de bevoegdheden van de leden van de Vlaamse Regering
onmiddellijk na de beëdiging moeten worden verdeeld om een normale werking van de
regering mogelijk te maken;
Op het gezamenlijke voorstel van de leden van de Vlaamse Regering;
Na beraadslaging,
BESLUIT:
Hoofdstuk 1. Verdeling van de bevoegdheden tussen de leden van de Vlaamse
Regering
Artikel 1. Dit hoofdstuk verdeelt de bevoegdheden binnen de Vlaamse Regering, met
het oog op de voorbereiding en de uitvoering van haar beslissingen.
Art. 2. §1. De heer Kris Peeters, voorzitter van de Vlaamse Regering, is bevoegd voor
het beleidsdomein diensten voor het algemeen regeringsbeleid, vermeld in artikel 3 van
het besluit van de Vlaamse Regering van 3 juni 2005 met betrekking tot de organisatie
van de Vlaamse administratie, hierna het organisatiebesluit te noemen, met
uitzondering van het gelijkekansenbeleid en de coördinatie van het beleid met
betrekking tot Brussel-Hoofdstad en de Vlaamse Rand rond Brussel.
Hij draagt de titel "minister-president van de Vlaamse Regering".
2
§2. De heer Kris Peeters, lid van de Vlaamse Regering, is bevoegd voor:
1° het beleidsdomein landbouw en visserij, vermeld in artikel 12 van het
organisatiebesluit;
2° het beleidsdomein internationaal Vlaanderen, vermeld in artikel 6 van het
organisatiebesluit, met uitzondering van het beleidsveld toerisme;
3° het beleidsveld plattelandsbeleid;
4° het beleidsveld economie met uitzondering van het economisch
overheidsinstrumentarium.
Hij draagt de titel "Vlaams minister van Economie, Buitenlands Beleid, Landbouw en
Plattelandsbeleid".
§3. Mevrouw Ingrid Lieten, viceminister-president van de Vlaamse Regering, is
bevoegd voor:
1° de beleidsvelden fundamenteel onderzoek, strategisch en beleidsgericht onderzoek,
technologische innovatie en popularisering van de wetenschap;
2° het beleidsveld media;
3° het economisch overheidsinstrumentarium;
4° de coördinatie van het armoedebeleid.
Zij draagt de titel "Vlaams minister van Innovatie, Overheidsinvesteringen, Media en
Armoedebestrijding".
§4. De heer Geert Bourgeois, viceminister-president van de Vlaamse Regering, is
bevoegd voor:
1° het beleidsdomein bestuurszaken, vermeld in artikel 4 van het organisatiebesluit,
met uitzondering van het stedenbeleid;
2° het beleidsveld toerisme;
3° het beleid met betrekking tot de Vlaamse Rand rond Brussel.
Hij draagt de titel "Vlaams minister van Bestuurszaken, Binnenlands Bestuur,
Inburgering, Toerisme en Vlaamse Rand".
§5. De heer Jo Vandeurzen is bevoegd voor het beleidsdomein welzijn,
volksgezondheid en gezin, vermeld in artikel 9 van het organisatiebesluit.
Hij draagt de titel "Vlaams minister van Welzijn, Volksgezondheid en Gezin".
§6. Mevrouw Hilde Crevits is bevoegd voor het beleidsdomein mobiliteit en openbare
werken, vermeld in artikel 14 van het organisatiebesluit.
Zij draagt de titel "Vlaams minister van Mobiliteit en Openbare Werken".
§7. Mevrouw Freya Van den Bossche is bevoegd voor:
1° het beleidsveld woonbeleid;
2° het beleidsveld sociale economie;
3° het beleidsveld energie;
4° het stedenbeleid.
Zij draagt de titel "Vlaams minister van Energie, Wonen, Steden en Sociale Economie".
3
§8. De heer Philippe Muyters is bevoegd voor:
1° het beleidsdomein financiën en begroting, vermeld in artikel 5 van het
organisatiebesluit;
2° het beleidsveld ruimtelijke ordening;
3° het beleidsveld beheer en bescherming onroerend erfgoed;
4° het beleidsveld werkgelegenheid, met inbegrip van het gebruik van de talen voor de
sociale betrekkingen tussen de werkgevers en hun personeel, alsmede de door de wet
en de verordeningen voorgeschreven akten en bescheiden van ondernemingen,
vermeld in artikel 129, § 1, 3°, van de Grondwet;
5° het beleidsveld professionele vorming;
6° het beleidsveld sport.
Hij draagt de titel "Vlaams minister van Financiën, Begroting, Werk, Ruimtelijke
Ordening en Sport".
§9. Mevrouw Joke Schauvliege is bevoegd voor:
1° de beleidsvelden leefmilieu, waterbeheer, landinrichting en nutriëntenbeheer, natuur
en natuurlijke rijkdommen;
2° de beleidsvelden cultureel erfgoed, professionele kunsten en sociaal cultureel
volwassenenwerk.
Zij draagt de titel "Vlaams minister van Leefmilieu, Natuur en Cultuur".
§10. De heer Pascal Smet is bevoegd voor:
1° het beleidsdomein onderwijs en vorming, vermeld in artikel 8 van het
organisatiebesluit;
2° het beleidsveld jeugdwerk, met inbegrip van de coördinatie van het
kinderrechtenbeleid;
3° het gelijkekansenbeleid;
4° de coördinatie van het beleid met betrekking tot Brussel-Hoofdstad.
Hij wordt aangewezen om als Brussels lid van de Vlaamse Regering de
vergaderingen van het College van de Vlaamse Gemeenschapscommissie en van
het Verenigd College van de Gemeenschappelijk Gemeenschapscommissie met
raadgevende stem bij te wonen, zoals bepaald in artikel 76 van de bijzondere wet
van 12 januari 1989 met betrekking tot de Brusselse instellingen.
Hij draagt de titel "Vlaams minister van Onderwijs, Jeugd, Gelijke Kansen en Brussel".
Art. 3. Het bestuur van of het toezicht op de hieronder vermelde diensten, instellingen
of rechtspersonen wordt als volgt verdeeld:
1° de minister-president van de Vlaamse Regering is bevoegd voor:
a) de Studiedienst van de Vlaamse Regering;
b) de Interne Audit van de Vlaamse Administratie;
c) het Agentschap voor Geografische Informatie Vlaanderen;
d) de Sociaal-Economische Raad van Vlaanderen;
4
2° de Vlaamse minister van Economie, Buitenlands Beleid, Landbouw en
Plattelandsbeleid is bevoegd voor:
a) het Vlaams Agentschap voor Internationale Samenwerking;
b) het Vlaams Agentschap voor Internationaal Ondernemen;
c) de Strategische Adviesraad Internationaal Vlaanderen, met dien verstande dat die
bevoegdheid wordt gedeeld met de Vlaamse minister bevoegd voor toerisme;
d) het Vlaams Landbouwinvesteringsfonds;
e) het Financieringsinstrument voor Vlaamse visserij- en aquicultuursector;
f) het Eigen Vermogen van het Instituut voor Landbouw- en Visserijonderzoek;
g) het Agentschap voor Landbouw en Visserij;
h) het Instituut voor Landbouw- en Visserijonderzoek;
i) het Vlaams Centrum voor Agro- en Visserijmarketing;
j) de Strategische Adviesraad voor Landbouw en Visserij;
k) het Fonds voor het Flankerend Economisch Beleid ("Hermesfonds");
l) het Agentschap Ondernemen;
3° de Vlaamse minister van Innovatie, Overheidsinvesteringen, Media en
Armoedebestrijding is bevoegd voor:
a) de Vlaamse Instelling voor Technologisch onderzoek;
b) het Agentschap voor Innovatie door Wetenschap en Technogie ("IWT");
c) het Fonds voor Wetenschappelijk Onderzoek-Vlaanderen ("FWO");
d) de Herculesstichting;
e) de Vlaamse Raad voor Wetenschap en Innovatie ("VRWI");
f) de Vlaamse Radio- en Televisieomroep;
g) de Vlaamse Regulator voor de Media;
h) Gimvindus;
i) de Participatiemaatschappij Vlaanderen, inclusief het Vlaams Energiebedrijf;
j) de Limburgse Reconversiemaatschappij;
k) de Vlaamse Participatiemaatschappij;
l) de Raad voor Cultuur, Jeugd, Sport en Media, met dien verstande dat die
bevoegdheid wordt gedeeld met de Vlaamse ministers bevoegd voor de cultuur, de
jeugd en de sport;
4° de Vlaamse minister van Bestuurszaken, Binnenlands Bestuur, Inburgering,
Toerisme en Vlaamse Rand is bevoegd voor:
a) het Agentschap voor Overheidspersoneel;
b) het Agentschap voor Facilitair Management;
c) het Agentschap voor Binnenlands Bestuur, met uitzondering voor wat betreft het
stedenbeleid;
d) Jobpunt Vlaanderen;
e) de Vlaamse Adviesraad voor Bestuurszaken;
f) de Rand;
g) Toerisme Vlaanderen;
h) de Strategische Adviesraad Internationaal Vlaanderen, met dien verstande dat die
bevoegdheid wordt gedeeld met de Vlaamse minister bevoegd voor bestuurszaken;
5° de Vlaamse minister van Welzijn, Volksgezondheid en Gezin is bevoegd voor:
a) Zorg en Gezondheid;
b) Jongerenwelzijn;
5
c) Inspectie Welzijn, Volksgezondheid en Gezin;
d) het Openbaar Psychiatrisch Zorgcentrum Geel;
e) het Openbaar Psychiatrisch Zorgcentrum Rekem;
f) Kind en Gezin;
g) het Vlaams Agentschap voor Personen met een Handicap;
h) het Vlaams Zorgfonds;
i) Fonds Jongerenwelzijn;
j) het Vlaams Infrastructuurfonds voor Persoonsgebonden Aangelegenheden;
k) de Strategische Adviesraad voor het Vlaamse Welzijns-, Gezondheids- en
Gezinsbeleid;
6° de Vlaamse minister van Mobiliteit en Openbare Werken is bevoegd voor:
a) het Pendelfonds;
b) het Eigen Vermogen Flanders Hydraulics;
c) het Agentschap Wegen en Verkeer;
d) het Agentschap voor Maritieme Dienstverlening en Kust;
e) de Vlaamse Vervoermaatschappij - De Lijn;
f) De Scheepvaart;
g) Waterwegen en Zeekanaal;
h) het Fonds Stationsomgevingen;
i) de Luchthavenontwikkelingsmaatschappij Oostende-Brugge;
j) de Luchthavenontwikkelingsmaatschappij Kortrijk-Wevelgem;
k) de Luchthavenontwikkelingsmaatschappij Antwerpen;
l) NV Vlaamse Havens;
m) de Mobiliteitsraad van Vlaanderen;
7° de Vlaamse minister van Energie, Wonen, Steden en Sociale Economie is bevoegd
voor:
a) het Investeringsfonds voor grond- en woonbeleid voor Vlaams-Brabant
("Vlabinvest");
b) het Garantiefonds voor de Huisvesting;
c) Wonen-Vlaanderen;
d) Inspectie RWO, met dien verstande dat die bevoegdheid wordt gedeeld met de
Vlaamse minister bevoegd voor de ruimtelijke ordening en het onroerend erfgoed;
e) de Vlaamse Maatschappij voor Sociaal Wonen;
f) de Vlaamse Woonraad;
g) het Agentschap voor Binnenlands Bestuur, voor wat betreft het stedenbeleid;
h) het Vlaams Subsidieagentschap voor Werk en Sociale Economie, met dien
verstande dat die bevoegdheid wordt gedeeld met de Vlaamse minister bevoegd
voor de werkgelegenheid en de professionele vorming;
i) ESF-Agentschap, met dien verstande dat die bevoegdheid wordt gedeeld met de
Vlaamse minister bevoegd voor de werkgelegenheid en de professionele vorming;
j) het Vlaams Energieagentschap;
k) de Vlaamse Reguleringsinstantie voor de Elektriciteits- en Gasmarkt;
8° de Vlaamse minister van Financiën, Begroting, Werk, Ruimtelijke Ordening en Sport
is bevoegd voor:
a) het Vlaams Fonds voor de Lastendelging;
b) het Financieringsfonds voor Schuldafbouw en Eenmalige Investeringsuitgaven;
6
c) de Vlaamse Belastingdienst;
d) Centrale Accounting;
e) het Vlaams Toekomstfonds;
f) het Rubiconfonds;
g) het Eigen Vermogen van het Vlaams Instituut voor het Onroerend Erfgoed;
h) RO-Vlaanderen;
i) het Vlaams Instituut voor het Onroerend Erfgoed;
j) Inspectie RWO, met dien verstande dat die bevoegdheid wordt gedeeld met de
Vlaamse minister bevoegd voor het woonbeleid;
k) Strategische Adviesraad Ruimtelijke Ordening - Onroerend Erfgoed;
l) het Vlaams Subsidieagentschap voor Werk en Sociale Economie, met dien
verstande dat die bevoegdheid wordt gedeeld met de Vlaamse minister bevoegd
voor de sociale economie;
m) de Vlaamse Dienst voor Arbeidsbemiddeling en Beroepsopleiding;
n) het Vlaams Agentschap voor Ondernemersvorming - Syntra Vlaanderen;
o) het ESF-Agentschap, met dien verstande dat die bevoegdheid wordt gedeeld met
de Vlaamse minister bevoegd voor de sociale economie;
p) Bloso;
q) de Raad voor Cultuur, Jeugd, Sport en Media, met dien verstande dat die
bevoegdheid wordt gedeeld met de Vlaamse ministers bevoegd voor de cultuur, de
jeugd en de media;
9° de Vlaamse minister van Leefmilieu, Natuur en Cultuur is bevoegd voor:
a) de Vlaamse Milieuholding;
b) de Vlaamse Maatschappij voor Watervoorziening;
c) het Ondersteunend Centrum van het Agentschap voor Natuur en Bos;
d) het Eigen Vermogen van het Instituut voor Natuur- en Bosonderzoek;
e) het Grindfonds;
f) het Agentschap voor Natuur en Bos;
g) het Instituut voor Natuur- en Bosonderzoek;
h) de Vlaamse Milieumaatschappij;
i) de Openbare Vlaamse Afvalstoffenmaatschappij;
j) de Vlaamse Landmaatschappij;
k) de Milieu- en Natuurraad van Vlaanderen;
l) het Fonds Culturele Infrastructuur;
m) het Vlaams Fonds voor de Letteren;
n) het Topstukkenfonds;
o) Kunsten en Erfgoed;
p) Sociaal-Cultureel Werk voor Jeugd en Volwassenen met dien verstande dat de
bevoegdheid wordt gedeeld met de Vlaamse minister bevoegd voor de jeugd;
q) het Koninklijk Museum voor Schone Kunsten Antwerpen;
r) de Raad voor Cultuur, Jeugd, Sport en Media, met dien verstande dat die
bevoegdheid wordt gedeeld met de Vlaamse ministers bevoegd voor de jeugd, de
sport en de media;
10° de Vlaamse minister van Onderwijs, Jeugd, Gelijke Kansen en Brussel is bevoegd
voor:
a) het Gemeenschapsonderwijs;
b) het Universitair Ziekenhuis Gent;
7
c) het Agentschap voor Onderwijscommunicatie;
d) het Agentschap voor Onderwijsdiensten;
e) het Agentschap Hoger Onderwijs, Volwassenenonderwijs en Studietoelagen;
f) het Agentschap voor Kwaliteitszorg in Onderwijs en Vorming;
g) het Agentschap voor Infrastructuur in het Onderwijs;
h) de Vlaamse Onderwijsraad;
i) Sociaal-Cultureel Werk voor Jeugd en Volwassenen met dien verstande dat de
bevoegdheid wordt gedeeld met de Vlaamse minister bevoegd voor de cultuur;
j) het Vlaams-Brusselfonds;
k) de Raad voor Cultuur, Jeugd, Sport en Media, met dien verstande dat die
bevoegdheid wordt gedeeld met de Vlaamse ministers, bevoegd voor de cultuur, de
sport en de media.
De Vlaamse minister, bevoegd voor de financiën en de begrotingen, oefent het
budgettair, financieel en boekhoudkundig toezicht uit op de in dit artikel vermelde
instanties.
Art. 4. De aangelegenheden die bij artikel 2 tot zijn toegewezen aan de leden van de
Vlaamse Regering, omvatten eveneens de middelen en instrumenten waarmee deze
aangelegenheden effectief gerealiseerd kunnen worden, ondermeer wat betreft:
1° de relaties en de samenwerking met derden;
2° internationale en Europese initiatieven;
3° de wetenschappelijke onderzoeksprojecten en wetenschappelijke studies;
4° het specifiek administratief toezicht;
5° de oprichting van diensten, instellingen en rechtspersonen;
6° het bestuur van of het toezicht op de diensten, instellingen en rechtspersonen die
afhangen van de Vlaamse Gemeenschap of het Vlaamse Gewest;
7° het specifiek beleid inzake personeel, organisatieontwikkeling, facilitaire
dienstverlening, middelenbeheer, vastgoedbeheer en informatie- en
communicatietechnologie;
8° de interne en externe communicatie.
Hoofdstuk 2. Delegatie van beslissingsbevoegdheden aan de leden van de Vlaamse
Regering
Art. 5. Elk lid van de Vlaamse Regering oefent de in dit hoofdstuk gedelegeerde
beslissingsbevoegdheden uit in de aangelegenheden die hem of haar zijn
toegewezen in hoofdstuk 1 van dit besluit.
De delegaties, toegestaan in dit hoofdstuk, gelden ook voor beslissingen die
betrekking hebben op aangelegenheden die tot de bevoegdheid behoren van
meerdere leden van de Vlaamse Regering, en dus gezamenlijk moeten worden
genomen.
De bij dit hoofdstuk gedelegeerde beslissingsbevoegdheden worden uitgeoefend
binnen de perken en met inachtneming van de voorwaarden en modaliteiten die zijn
vastgelegd in wetten, decreten, besluiten en omzendbrieven.
8
De in dit hoofdstuk vermelde bedragen zijn exclusief belasting op de toegevoegde
waarde.
Art. 6. De leden van de Vlaamse Regering hebben delegatie voor:
1° het nemen van beslissingen voor de toepassing van de verdragen, EGverordeningen,
samenwerkingsakkoorden, wetten, decreten, verordeningen,
koninklijke besluiten, besluiten van de Vlaamse Regering en ministeriële besluiten;
2° de aanwending van de begrotingskredieten;
3° de samenwerking tussen de federale staat en de andere gemeenschappen en
gewesten, met uitzondering van het verlenen van akkoorden die voorgeschreven zijn
door de Grondwet of de institutionele wetten;
4° de uitoefening van het administratief toezicht op de regionale en lokale besturen;
5° de uitoefening van het bestuur van of het toezicht op de diensten, instellingen en
rechtspersonen die afhangen van de Vlaamse Gemeenschap of het Vlaamse
Gewest, met uitzondering van het sluiten van beheersovereenkomsten of
samenwerkingsovereenkomsten met agentschappen;
6° de aanwijzing van personen in adviesorganen en commissies op voorwaarde dat
het voornemen tot aanwijzing vooraf door het bevoegde lid aan de Vlaamse
Regering wordt meegedeeld;
7° de verwerving, kosteloos of onder bezwarende titel, van onroerende
domeingoederen ten bate van de Vlaamse Gemeenschap of het Vlaamse Gewest;
8° het beheer van de onroerende goederen die behoren tot het openbare of het
private domein van de Vlaamse Gemeenschap of het Vlaamse Gewest,
overeenkomstig de bestemming die met toepassing van de regels vastgesteld door
de Vlaamse Regering aan die goederen werd gegeven. Deze delegatie geldt ook
voor:
a) de beslissing tot wijziging van de bestemming, of tot het onttrekken van een
onroerend goed aan zijn bestemming, voor zover deze beslissing onverwijld ter
kennis wordt gebracht van het lid van de Vlaamse Regering dat bevoegd is voor het
algemeen beleid inzake vastgoedbeheer;
b) het verlenen van vergunningen voor private ingebruikneming en van concessies
op openbare domeingoederen;
c) de vestiging van zakelijke rechten op private domeingoederen of de verhuring of
verpachting ervan;
9° het verwerven, vervreemden en beheren van roerende domeingoederen;
10° het aanvaarden en weigeren van schenkingen en legaten;
11° de vaststelling van de personeelsformatie van de instellingen en rechtspersonen
die afhangen van de Vlaamse Gemeenschap of het Vlaamse Gewest ;
12° de oprichting van basis- en tussenoverlegcomités;
13° de erkenning van vorderingen als lasten van het verleden, vermeld in artikel 53,
§ 2, tweede lid, 1°, van het decreet van 21 december 1994 houdende bepalingen tot
begeleiding van de begroting 1995 na voorafgaand akkoord van de Vlaamse
minister, bevoegd voor de financiën en de begrotingen;
14° het sluiten van dadingen, minnelijke schikkingen en schulderkenningen als het
bedrag van de uitgaven die eruit voortvloeien 150.000 euro niet overschrijdt,
onverminderd artikel 8, § 4;
15° het sluiten van overeenkomsten tot arbitrage;
16° het sluiten, wijzigen of beëindigen van overeenkomsten met een maximale
looptijd van 9 jaar voor de huur van onroerende goederen, met uitzondering van de
9
in artikel 10, § 2, bedoelde onroerende goederen; deze delegatie geldt slechts voor
de onroerende goederen waarvan de totale gerelateerde jaarlijkse uitgaven (huur,
fiscale lasten, huurlasten, aflossing geprefinancierde investeringsuitgaven,...) niet
meer bedragen dan 150.000 euro.
Art. 7. De delegatie, toegestaan bij artikel 6, omvat niet:
1° het nemen van reglementaire besluiten;
2° het verlenen van facultatieve subsidies die niet nominatim in de begroting zijn
opgenomen en die meer dan 150.000 euro bedragen, ongeacht of deze subsidies al
dan niet zijn opgenomen in een budgettair implementatieplan;
3° de beslissingen ter uitvoering van de regelgeving inzake economische expansie,
waarbij voordelen worden verleend die betrekking hebben op investeringen van meer
dan 12,5 miljoen euro;
4° de beslissingen waarbij de gewestwaarborg of de gemeenschapswaarborg wordt
verleend voor een gecumuleerd bedrag, per natuurlijke persoon of per rechtspersoon
van meer dan 5 miljoen euro;
5° het sluiten van samenwerkingsakkoorden of verdragen;
6° de oprichting en de wijze van samenstelling van raden, commissies, diensten,
instellingen of rechtspersonen;
7° de indienstnemingen, aanwijzingen of benoemingen van:
a) managers die aan het hoofd staan van een departement, instelling of
rechtspersoon die afhangt van de Vlaamse Gemeenschap of het Vlaamse Gewest
en van managers en projectleiders die behoren tot hetzelfde niveau;
b) algemeen directeur;
8° de aanwijzing van personen in administratieve rechtscolleges of in
bestuursorganen en de aanwijzing van regeringsafgevaardigden of
regeringscommissarissen.
Art. 8. § 1. Inzake de gunning van overheidsopdrachten voor aanneming van
werken, leveringen en diensten hebben de leden van de Vlaamse Regering, ieder
wat hem of haar betreft, delegatie voor het gunnen van opdrachten waarvan het
goed te keuren offertebedrag lager is dan de hierna vermelde bedragen:
Bedragen in
EUR
Aanbesteding of
offerteaanvraag
Onderhandelingsprocedure
met
voorafgaande
bekendmaking
Onderhandelingsprocedure
zonder
voorafgaande
bekendmaking
Werken 20.000.000 10.000.000 2.000.000
Leveringen 10.000.000 5.000.000 1.000.000
Diensten 5.000.000 2.500.000 500.000
Voor concessies voor openbare werken geldt de delegatie beneden een bedrag van
20 miljoen euro.
Voor prijsvragen voor ontwerpen, met inbegrip van de gunning van de erop volgende
dienstenopdracht bij onderhandelingsprocedure met toepassing van artikel 17, §2,
4°, of artikel 39, §2, 5°, van de wet van 24 december 1993 betreffende de
overheidsopdrachten en sommige opdrachten voor aanneming van werken,
10
leveringen en diensten, geldt de delegatie beneden een bedrag van 5 miljoen euro.
De delegatie geldt eveneens voor investeringssubsidies wanneer het bedrag van de
opdracht of de raming ervan lager is dan de in het eerste lid vermelde bedragen.
De delegatie geldt, ongeacht het bedrag, voor:
1° de keuze van de gunningswijze, de goedkeuring van het bestek en de andere
gunningsdocumenten;
2° de selectie van de deelnemers aan beperkte procedures en
onderhandelingsprocedures;
3° het gunnen van een opdracht bij onderhandelingsprocedure in de gevallen van
dringende noodzakelijkheid, bedoeld in artikel 17, §2, 1°, c, en 39, § 2, 1°, c, van de
wet van 24 december 1993 betreffende de overheidsopdrachten en sommige
opdrachten voor aanneming van werken, leveringen en diensten;
4° het gunnen van een opdracht aan één of meer derden, voor rekening van een in
gebreke gebleven aannemer waartegen ambtshalve wordt opgetreden.
§ 2. Inzake de uitvoering van overheidsopdrachten hebben de leden van de Vlaamse
Regering, ieder wat hem of haar betreft, delegatie voor het nemen van alle
beslissingen.
Deze delegatie geldt enkel binnen het voorwerp van de opdracht en tot een
gezamenlijke maximale financiële weerslag van respectievelijk:
1° 2,5 miljoen euro voor werken;
2° 625.000 euro voor leveringen;
3° 150.000 euro voor diensten.
§ 3. De leden van de Vlaamse Regering hebben, ieder wat hem of haar betreft,
delegatie om bestellingen te doen op grond van een bestellingsopdracht, binnen het
voorwerp en de bepalingen van die bestellingsopdracht.
Behalve als de bestelling bestaat uit continue prestaties, zoals exploitatie en
recurrent onderhoud, is het voorafgaande akkoord vereist van de Vlaamse minister,
bevoegd voor de financiën en de begroting, als de bestelling de volgende
drempelbedragen overschrijdt :
1° 1.500.000 euro voor werken;
2° 900.000 euro voor leveringen;
3° 500.000 euro voor diensten.
§ 4. In afwijking van artikel 6, 13°, geldt de delegatie voor het sluiten van dadingen,
minnelijke schikkingen en schulderkenningen die betrekking hebben op
overheidsopdrachten, binnen de volgende grenzen :
1° 2,5 miljoen euro voor werken;
2° 625.000 euro voor leveringen;
3° 150.000 euro voor diensten.
11
Art. 9. In de rechtsgedingen van de Vlaamse Gemeenschap of het Vlaamse Gewest
met betrekking tot een aangelegenheid die tot de uitsluitende bevoegdheid behoort
van één Vlaamse minister, treedt die minister op namens de Vlaamse Regering.
Als de rechtsgedingen betrekking hebben op een aangelegenheid die tot de
bevoegdheid behoort van meer dan één Vlaamse minister, spreken die ministers
onderling af wie van hen namens de Vlaamse Regering zal optreden. Als een
dergelijke afspraak ontbreekt, treedt de minister op die eerst komt in de orde van
voorrang.
Art. 10. §1. De Vlaamse minister, bevoegd voor het algemeen beleid inzake
vastgoedbeheer, heeft, met betrekking tot de niet-bestemde onroerende goederen
die behoren tot het domein van de Vlaamse Gemeenschap of het Vlaamse Gewest,
delegatie voor :
1° het beheer ervan;
2° de vervreemding ervan, voor zover de budgettaire weerslag niet meer dan
1.250.000 euro bedraagt.
In afwijking van het eerste lid heeft de minister, bevoegd voor de landinrichting en het
natuurbehoud, delegatie voor de vervreemding van bossen, groengebieden,
natuurgebieden, viswaters en gronden voor de aanleg van openbare groene ruimten,
die aan hun bestemming onttrokken zijn.
§2. De Vlaamse minister, bevoegd voor het algemeen beleid inzake facilitaire
dienstverlening, heeft delegatie voor het sluiten, wijzigen of beëindigen van
overeenkomsten met een maximale looptijd van 12 jaar voor de huur van onroerende
goederen die hoofdzakelijk bestemd zijn voor de huisvesting van de kantoren voor de
Vlaamse ministeries, en waarvan :
- de ingehuurde bruto-oppervlakte maximaal 3.000 m2 bedraagt;
- de totale gerelateerde jaarlijkse uitgaven (huur, fiscale lasten, huurlasten, aflossing
geprefinancierde investeringsuitgaven) niet meer bedragen dan 450.000 euro.
Art. 11. In afwijking van artikel 6, 2°, heeft de Vlaamse minister, bevoegd voor de
financiën en de begrotingen, delegatie om :
1° in geval van uitvoerend beslag op de goederen opgenomen in de verklaring,
bedoeld in artikel 1412bis van het Gerechtelijk Wetboek voor het bedrag van de
vordering een blokkerende vastlegging en de eventueel hiervoor noodzakelijke
herschikking binnen een begrotingsprogramma door te voeren, al dan niet over de
kredietsoorten heen, op de beschikbare begrotingskredieten van de minister die
bevoegd is voor de aangelegenheid die aanleiding heeft gegeven tot het beslag;
2° in geval van uitvoerend beslag op andere tegoeden van de Vlaamse
Gemeenschap of het Vlaamse Gewest voor het bedrag van de vordering, voor
maximaal 5 miljoen euro, een blokkerende vastlegging en de eventueel hiervoor
noodzakelijke herschikking binnen een begrotingsprogramma door te voeren, al dan
niet over de kredietsoorten heen, op de beschikbare begrotingskredieten van de
minister die bevoegd is voor de aangelegenheid die aanleiding heeft gegeven tot het
beslag.
12
De Vlaamse minister, bevoegd voor de financiën en de begrotingen, kan als
ordonnateur optreden om het uitgevoerde beslag aan te rekenen op de genomen
blokkerende vastlegging.
Art. 12. §1. De Vlaamse minister, bevoegd voor de financiën en de begrotingen,
heeft delegatie om vorderingen waarvan de hoofdsom niet meer dan 25.000 euro
bedraagt, te erkennen als last als vermeld in artikel 53, § 2, tweede lid, 2°, van het
decreet van 21 december 1994 houdende bepalingen tot begeleiding van de
begroting 1995.
§2. De Vlaamse minister, bevoegd voor de financiën en de begroting, heeft met
betrekking tot het Financieringsfonds voor Schuldafbouw en Eenmalige
Investeringsuitgaven delegatie om:
1° de saldi die voor de berekening van de dotatie aan het Fonds in aanmerking
komen te beperken;
2° de kredieten vast te stellen die worden overgeschreven naar de basisallocatie
"Dotatie aan het Financieringsfonds voor Schuldafbouw en Eenmalige
Investeringsuitgaven".
Art. 13. De Vlaamse minister, bevoegd voor de binnenlandse aangelegenheden,
heeft delegatie om onteigeningsmachtigingen te verlenen ten algemenen nutte,
behoudens in de gevallen bepaald in de wet, aan de gemeenten, de provincies, de
intergemeentelijke samenwerkingsverbanden en de erkende provinciale
ontwikkelingsmaatschappijen, overeenkomstig het besluit van de Vlaamse Regering
van 19 december 1991 inzake onteigeningen ten algemenen nutte ten behoeve van
de gemeenten, de provincies, de intercommunale verenigingen en de gewestelijke
ontwikkelingsmaatschappijen.
De leden van de Vlaamse Regering hebben delegatie om onteigeningsmachtigingen
te verlenen aan instellingen of rechtspersonen die onder hun bevoegdheid vallen.
Wanneer de aangelegenheid waarvoor de onteigening zich opdringt behoort tot de
bevoegdheid van een ander lid van de Vlaamse Regering, wordt de machtiging
verleend met instemming van dit lid.
Hoofdstuk 3. Algemene bepalingen
Art. 14. De leden van de Vlaamse Regering kunnen hun bevoegdheden,
gedelegeerd overeenkomstig hoofdstuk 2, delegeren aan personeelsleden van de
diensten van de Vlaamse Regering en de instellingen en rechtspersonen die
afhangen van de Vlaamse Gemeenschap of het Vlaamse Gewest. Zij kunnen die
personeelsleden machtigen om, mits zij hiervan kennis geven, die bevoegdheden
verder te delegeren en te laten subdelegeren aan personeelsleden die onderworpen
zijn aan hun hiërarchisch gezag.
De Vlaamse minister, bevoegd voor de binnenlandse aangelegenheden, kan aan de
provinciegouverneurs en aan de adjunct van de gouverneur van de provincie
Vlaams-Brabant bevoegdheden delegeren inzake uitvoering van de begroting en
gunning van overheidsopdrachten wat de begrotingskredieten voor algemene
13
werkingskosten of investeringsgoederen ten behoeve van de gouverneurs betreft. Hij
kan aan de provinciegouverneurs diezelfde bevoegdheden delegeren wat de
begrotingskredieten voor algemene werkingskosten of investeringsgoederen ten
behoeve van de arrondissementscommissarissen en de gewestelijke ontvangers
betreft. Hij kan die gouverneurs machtigen om, mits zij daarvan kennisgeven, die
bevoegdheden verder te delegeren aan de arrondissementscommissarissen.
De delegaties die aan personeelsleden werden verleend in aangelegenheden welke
aan de Vlaamse Gemeenschap of het Vlaamse Gewest zijn overgedragen, blijven
gelden tot hun wijziging of opheffing, evenwel binnen de grenzen bepaald door dit
hoofdstuk.
Art. 15. De besluiten van de Vlaamse Regering en de samenwerkingsakkoorden van
de Vlaamse Gemeenschap of het Vlaamse Gewest met de Staat of met andere
gewesten of gemeenschappen worden namens de Vlaamse Regering ondertekend
door de minister-president en het lid aan wie de aangelegenheid in kwestie
toegewezen is.
Art. 16. Als de minister-president of een lid van de Vlaamse Regering afwezig of
verhinderd is, wordt een regeling voor plaatsvervanging getroffen.
Hoofdstuk 4. Overgangs- en slotbepalingen
Art. 17. Het besluit van de Vlaamse Regering van 27 juli 2004 tot bepaling van de
bevoegdheden van de leden van de Vlaamse Regering wordt opgeheven.
Art. 18. Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 13 juli 2009.
Art. 19. De leden van de Vlaamse Regering zijn, ieder wat hem of haar betreft, belast
met de uitvoering van dit besluit.
Brussel,
De minister-president van de Vlaamse Regering en Vlaams minister van Economie,
Buitenlands Beleid, Landbouw en Plattelandsbeleid
Kris PEETERS
14
De Vlaamse minister van Innovatie, Overheidsinvesteringen, Media en
Armoedebestrijding,
Ingrid LIETEN
De Vlaamse minister van Bestuurszaken, Binnenlands Bestuur, Inburgering, Toerisme
en Vlaamse Rand,
Geert BOURGEOIS
De Vlaamse minister van Welzijn, Volksgezondheid en Gezin,
Jo VANDEURZEN
De Vlaamse minister van Mobiliteit en Openbare Werken,
Hilde CREVITS
15
De Vlaamse minister van Energie, Wonen, Steden en Sociale Economie,
Freya VAN DEN BOSSCHE
De Vlaamse minister van Financiën, Begroting, Werk, Ruimtelijke Ordening en Sport,
Philippe MUYTERS
De Vlaamse minister van Leefmilieu, Natuur en Cultuur,
Joke SCHAUVLIEGE
De Vlaamse minister van Onderwijs, Jeugd, Gelijke Kansen en Brussel,
Pascal SMET