4. Antwoorden op kamervragen van het Kamerlid Langkamp over slechte
kindergebitten
Antwoorden op kamervragen van het Kamerlid Langkamp over slechte
kindergebitten
Kamerstuk, 10 juli 2009
De Voorzitter van de Tweede Kamer
der Staten-Generaal
Postbus 20018
2500 EA DEN HAAG
PG-K-U-2924766
10 juli 2009
Geachte voorzitter,
Hierbij zend ik u mede namens de Minister voor Jeugd en Gezin de
antwoorden op de vragen van het Kamerlid Langkamp (SP) over slechte
kindergebitten (2009Z06062).
Hoogachtend,
de Minister van Volksgezondheid,
Welzijn en Sport,
dr. A. Klink
Vraag 1
Wat is uw reactie op het bericht dat bijna 70 procent van de
gemeentelijke gezondheidsdiensten (GGD's) bezuinigt op
kindertandheelkunde? 1)
Antwoord 1
Ik heb kennisgenomen van het onderzoek. GGD Nederland bevestigt het
beeld van de afname van inzet van GGD'en op dit onderwerp over de
afgelopen jaren.
Ik vind het echter niet terecht om uit dit onderzoek te concluderen
dat deze bezuiniging de (belangrijkste) oorzaak is van de toename van
het aantal slechte kindergebitten. Het College voor Zorgverzekeringen
(Signalement Mondzorg 2007) komt met belangrijke andere oorzaken. De
tendens tot verslechtering van de gebitten bij jeugdige verzekerden
tot de leeftijd 15 jaar wordt geweten aan de daling in de frequentie
van het tandartsbezoek door jeugdigen in de afgelopen jaren. Dit wordt
voornamelijk geweten aan onbekendheid bij ouders met het feit dat met
de invoering van de Zorgverzekeringswet voor alle jeugdigen en
kinderen tot 22 jaar in Nederland de mondzorg gratis beschikbaar is
gekomen. Bij kinderen met een melkgebit blijkt dat een belangrijke
oorzaak is gelegen in de kwaliteit van de (curatieve) zorg voor de
kindergebitten. Ik juich het toe dat de beroepsgroep beide knelpunten
zelf oppakt in het door de Nederlandse Maatschappij tot bevordering
der Tandheelkunde (NMT) geïnitieerde project `Kies voor Gaaf'.
Vraag 2
Deelt u de mening dat jeugdtandzorg via de GGD'en beschikbaar moet
blijven voor alle kinderen in alle gemeenten? Zo nee, waarom niet? Zo
ja, wat gaat u doen om dit bewerkstelligen?
Antwoord 2
Ik ben van mening dat het niet strookt met de Wet publieke gezondheid
om collectieve middelen te oormerken voor dergelijke doelen. Het sluit
niet aan bij de lokale autonomie die de gemeenten hebben. Gemeenten
moeten zelf op basis van hun lokale prioriteiten kunnen bepalen waar
zij hun middelen aan besteden.
Vraag 3
Deelt u de mening dat de GGD'en een belangrijke functie hebben als het
gaat om de tandzorg voor kinderen die niet met hun ouders bij de
tandarts komen, bijvoorbeeld omdat ouders niet verzekerd zijn voor
tandzorg? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 3
Als het aankomt op het verlenen van mondzorg dan is in mijn ogen de
tandarts de primaire zorgaanbieder. Ook voor ouders die niet verzekerd
zijn voor mondzorg geldt dat hun kinderen tot 22 jaar op basis van de
Zorgverzekeringswet recht hebben op gratis mondzorg. Ik kan mij echter
voorstellen dat veel ouders onwetend zijn over de dekking. Het
stimuleren van tandartsbezoek vereist een gezamenlijke inspanning van
alle bij de zorg betrokkenen. Om die reden is als onderdeel van het
NMT-project `Kies voor Gaaf' een campagne in voorbereiding. Daarnaast
kent `Kies voor Gaaf' een deelproject dat als doelstelling heeft
ervoor te zorgen dat ook kinderen die om wat voor reden dan ook níet
in de stoel van de tandarts belanden, via de scholen de
tandheelkundige zorg krijgen die zij nodig hebben.
Ook besteedt dit project extra aandacht aan kinderen in risicogroepen,
bijvoorbeeld kinderen van ouders met een lage SES (sociaal economisch
status), die te laat of te weinig naar de tandarts gaan en die te
weinig poetsen.
Uiteraard staat het een gemeente altijd vrij om als de lokale situatie
daartoe aanleiding geeft een GGD de opdracht te geven hierop extra
activiteiten te ondernemen.
Vraag 4
Hoe gaat u ervoor zorgen dat er voldoende voorlichting en
voorlichtingsmateriaal over de verzorging van kindergebitjes op de
scholen beschikbaar komt?
Antwoord 4
Eén van de doelstellingen van `Kies voor Gaaf' is om in samenwerking
met o.a. de scholen, tandartsen, GGD'en en zorgverzekeraars hier
verandering in aan te brengen. Op dit moment zie ik voor mij hier geen
rol weggelegd.
Vraag 5
Deelt u de mening dat de schooltandarts weer terug moet komen in alle
gemeenten? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 5
Nee, ik ben van mening dat het een verantwoordelijkheid is van lokale
overheden om in overleg met tandartsen en mondhygiënisten te bekijken
wat in de betreffende gemeenten de behoefte is en hoe deze wordt
vervuld.
Vraag 6
Hoe gaat u ervoor zorgen dat ook de consultatiebureaus voldoende tijd
en middelen hebben om goede voorlichting te bieden aan ouders en
kinderen over de verzorging van kindergebitjes?
Antwoord 6
De jeugdgezondheidszorg voert een groot aantal activiteiten uit. Het
rapport "Activiteiten Basistakenpakket Jeugdgezondheidszorg 0-19 jaar
per Contactmoment" geeft hier een overzicht van en is leidraad voor de
uitvoering. Het rapport laat zien dat de jeugdgezondheidszorg aandacht
geeft aan de zorg voor goede kindergebitjes. Zij doen dit door
voorlichting te geven over goede voeding, poetsinstructie en mondzorg.
Vraag 7
Bent u bereid naast het programma `Kies voor Gaaf' extra inzet te
plegen om ervoor te zorgen dat de jeugdtandzorg beter wordt
georganiseerd? Zo nee, waarom niet? Zo ja, hoe?
Antwoord 7
Neen, dat voornemen heb ik niet. In de afgelopen jaren is vanuit de
overheid een flinke impuls gegeven aan het verbeteren van de
randvoorwaarden waaronder goede jeugdmondzorg kan worden geleverd. Met
de invoering van de Zorgverzekeringswet is voor alle jeugdigen en
kinderen in Nederland de mondzorg gratis beschikbaar gekomen. De
aanspraak betreft nagenoeg het gehele pakket van zowel curatieve als
preventieve mondzorg.
Om ervoor te zorgen dat jongvolwassenen vanwege hun leefsituatie
(beperkte budget, studeren, andere levensprioriteiten) de aansluiting
met de (aanvullende verzekerde) volwassenenzorg missen, heb ik in 2008
de leeftijdsgrens waarop de aanspraak voor mondzorg geldt nog eens
verhoogd van 18 naar 22 jaar.
Voorts is de opleiding Mondhygiëne met een extra jaar tot een
vierjarige HBO-opleiding uitgebreid. De mondhygiënisten-nieuwe stijl,
waarvan de eerste recentelijk zijn uitgestroomd, zijn naast hun
preventieve taken opgeleid om ook curatieve verrichtingen
(`boren/vullen') uit te voeren. De bevoegdheid om deze verrichtingen
(in opdracht van een tandarts) uit te voeren is inmiddels versleuteld
via de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg. Met de
mondhygiënist-nieuwe stijl wordt een nieuwe professional in de
mondzorg geïntroduceerd die bij uitstek geschikt is om gebitten van
kinderen en jeugdigen te behandelen.
Ik ben van mening dat met deze maatregelen een goede basis is gelegd
voor een adequate jeugdmondzorg. De manier waarop vervolgens de
jeugdmondzorg wordt georganiseerd, is primair een lokale
aangelegenheid, omdat hier het best een keuze kan worden gemaakt voor
een organisatievorm die is toegesneden op de lokale
gezondheidsrisico's, behandelbehoefte en behandelmogelijkheden.
1) RTL Nieuws, 28 maart 2009: "Slecht gesteld met kindergebitjes"
Toelichting:
Deze vragen dienen ter aanvulling op eerdere vragen ter zake van het
lid Arib (PvdA), ingezonden 31 maart 2009 (vraagnummer 2009Z05918)
Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport