1 1
> Retouradres: Postbus 20901, 2500 EX Den Haag
De voorzitter van de Tweede Kamer Plesmanweg 1-6
der Staten-Generaal 2597 JG Den Haag
Binnenhof 4 Postbus 20901
2500 EX Den Haag
2513 AA DEN HAAG T 070 351 61 71
F 070 351 78 95
Contactpersoon
---
T -
Ons kenmerk
VENW/DGMO-2009/2579
Uw kenmerk
Datum 10 juli 2009 -
Onderwerp Kilometerprijs, Natura 2000 en Gezondheid in planstudies Bijlage(n)
---
Geachte voorzitter,
Met deze brief informeert het Kabinet uw Kamer over de wijze waarop een tweetal
beleidsontwikkelingen zal doorwerken in onderzoek en besluitvorming in het
kader van planstudies voor hoofdinfrastructuurprojecten. De brief gaat
achtereenvolgens in op de beleidsontwikkelingen rond Natura 2000 en
gezondheid.
1. Natura2000
Bij de begrotingsbehandeling VenW 2009 heb ik toegezegd uw Kamer te
informeren over de invloed van Natura 2000 op besluitvorming met betrekking tot
Rijksinfrastructuur en mogelijke risico's in beeld te brengen. Inmiddels zijn in de
besluitvormingstrajecten van wegenprojecten vragen opgeworpen over
stikstofdepositie door verkeer.
Middels deze brief informeer ik u hierover mede namens mijn collega van LNV.
Hiernavolgend ga ik eerst in op de relatie tussen Natura 2000 en de
besluitvorming van Rijksinfrastructuur. Vervolgens ga ik in op het huidig inzicht in
de risico's voor Rijksinfrastructurele projecten en de beheersing van de risico's.
Tenslotte ga ik in het bijzonder in op de toetsing van de stikstofdepositie als
gevolg van de uitstoot door het gemotoriseerde verkeer.
1.1 Relatie Natura 2000 en besluitvorming Rijksinfrastructuur op
hoofdlijnen
Natura 2000 is een Europees netwerk van natuurgebieden. Aan de basis van het
initiatief staan de Europese Vogelrichtlijn en de Habitatrichtlijn1. De Europese
richtlijnen zijn m.b.t. gebiedsbescherming in Nederland geïmplementeerd in de
Natuurbeschermingswet 1998. In Nederland zijn in het kader van Natura 2000
162 gebieden aangemeld bij de Europese Commissie als Natura 2000-gebied. Het
proces om deze gebieden formeel aan te wijzen door de Minister van LNV loopt
nog. Bij deze aanwijzing worden ook de instandhoudingsdoelen voor het
betreffende gebied vastgesteld. Hoewel het proces van aanwijzing nog loopt, stelt
1 Richtlijn 79/409/EEG en Richtlijn 92/43/EEG
a
Pagina 1 van 11
dit nu al eisen aan het onderhoud, het gebruik en de wijziging of aanleg van
Datum
rijksinfrastructuur, voor zover dit effect kan hebben voor de habitats en soorten 10 juli 2009
waarvoor de Natura 2000 gebieden zijn aangewezen. Rijksinfrastructuur maakt Ons kenmerk
zelf geen deel uit van N2000-gebieden, maar beheer en onderhoud dan wel VENW/DGMO-2009/2579
projecten op Rijksinfrastructuur kunnen wel effecten hebben op N2000-gebieden
(de zo genoemde externe werking). Een voorbeeld van deze externe werking is
het verkeersgeluid vanaf een verbrede snelweg.
Voor ieder Natura 2000 gebied moet op grond van de Natuurbeschermingswet
1998 een beheerplan worden opgesteld waarin wordt aangegeven hoe de
instandhoudingdoelen voor het onderhavige gebied zullen worden gehaald. In
beheerplannen zullen zowel effecten van bestaand gebruik, als de projecten
worden opgenomen. Voor activiteiten die zijn opgenomen in het beheerplan is
geen vergunning vereist. Het beheerplan bevat maatregelen om ervoor te zorgen
dat het bereiken van de instandhoudingsdoelen te niet in gevaar komt.
Voor de uitvoering van Rijksinfrastructuurprojecten die, gelet op de
instandhoudinsdoelstellingen, een verslechterend of significant verstorend effect
op een Natura 2000-gebied kunnen hebben, is een
Natuurbeschermingsvergunning (verder: Nb-wet vergunning) vereist2. Wanneer
op voorhand significant negatieve effecten niet kunnen worden uitgesloten moet
een zogenaamde passende beoordeling worden uitgevoerd. In deze beoordeling
wordt aandacht besteed aan alle mogelijk relevante effecten. In de praktijk zijn
het bij de VenW projecten vooral de negatieve effecten van stikstofdepositie (NOx
en NHy), geluid en licht die een rol kunnen spelen. Het is mogelijk in de passende
beoordeling mitigerende maatregelen, zoals bijvoorbeeld geluidmaatregelen, te
betrekken die de significante negatieve effecten tenietdoen. Als het project in een
Natura 2000 beheerplan is opgenomen, hoeft er geen (aparte) Nb-wet vergunning
te worden aangevraagd.
In gevallen waar na de passende beoordeling blijkt dat negatieve significante
effecten niet kunnen worden uitgesloten is vergunningverlening alleen mogelijk
wanneer de zogenaamde ADC toets met succes doorlopen kan worden. Dit houdt
in dat er geen alternatieven zijn voor het project (A), dat er dwingende redenen
van groot openbaar belang zijn voor het project (D) en dat compenserende
maatregelen moeten worden getroffen om te waarborgen dat natuurlijke
kenmerken van het gebied niet zullen worden aangetast (C)3.
1.2 Huidig inzicht in de risico's voor Rijksinfrastructurele projecten
De wetgeving rond Natura 2000 brengt een grote onderzoekslast voor
infrastructurele projecten met zich en kan daarmee ook effecten hebben op de
planning. Omdat ik zoals u weet zeer sterk hecht aan het op tempo houden
van de projecten, doe ik er met mijn collega van LNV alles aan om de risico's in
dat opzicht te minimaliseren. Ik moet daarbij opmerken dat de onzekerheid
daarmee niet geheel kan worden weggenomen, omdat de jurisprudentie nog in
beweging is.
2 Natuurbeschermingswet 1998, art. 19d
3 Artikel 19g en 19h Natuurbeschermingswet 1998.
Pagina 2 van 11
In de eerste plaats bevatten de Habitatrichtlijn en de Natuurbeschermingswet
Datum
1998 het vage begrip "significante effecten". Wordt er door de uitvoering van het 10 juli 2009
project een mogelijk significant effect verwacht, dan moet een passende Ons kenmerk
beoordeling worden gemaakt. Daarnaast blijkt uit jurisprudentie en de leidraad VENW/DGMO-2009/2579
van de Europese Commissie dat aan de hand van de best beschikbare
wetenschappelijke kennis moet worden aangetoond dat de natuurlijke kenmerken
van een gebied door een project niet duurzaam worden aangetast4. In combinatie
met een nog sterk in beweging zijnde jurisprudentie is niet duidelijk wanneer
gesteld kan worden dat effecten niet significant zijn. Het gevolg voor de
besluitvorming van projecten is de onzekerheid over de vraag of het uitgevoerde
onderzoek uiteindelijk adequaat genoeg aantoont dat er geen verslechtering
optreedt.
Op dit moment speelt er vooral een risico en een toename van de onderzoekslast
bij wegenprojecten waarbij een mogelijke toename is van stikstofdepositie op een
daarvoor gevoelig Natura2000-gebied. Op dit moment is dat relevant bij de N18,
de A2 Leenderheide- Valkenswaard en de A74.
Een volledig overzicht van mogelijke gevolgen van Natura 2000 voor
rijksinfrastructuur komt in alle gevallen beschikbaar wanneer in het kader van de
planstudie de habitattoets wordt uitgevoerd bij een project of bij het opnemen
van de effecten van projecten in de beheerplannen.
1.3 Beheersing risico's
Het kabinet wil genoemde risico's op de navolgende wijze beheersen:
1. Bronbeleid
In Nederland is de uitstoot door verkeer de afgelopen jaren door generieke
voertuigbronmaatregelen sterk gedaald en deze trend zal zich de komende jaren
naar verwachting doorzetten. De exacte afname door reeds vastgestelde
bronmaatregelen voor voertuigen is afhankelijk van de samenstelling van het
verkeer en het verkeersbeeld, maar een conservatieve inschatting is een reductie
van ongeveer 30% in 20205. Op plaatsen waar relatief meer vrachtverkeer rijdt
zal deze daling sterker zijn. Deze afname overtreft de verwachte gemiddelde
verkeersgroei (+/- 2% per jaar).
Ik zie hierin een bevestiging dat bronbeleid voor voertuigen ook bij de hier
beschreven problematiek, net als bij luchtkwaliteit de meest doelmatige en
4 Bij aantasting van de natuurlijke kenmerken gaat het om de (onomkeerbare) aantasting
van de coherentie van de ecologische structuur en functies van een gebied, ten aanzien van
de habitats, systemen van habitats en/of populaties van de soorten ter bescherming
waarvan het gebied werd of wordt aangewezen. Het gaat dan ook om aantasting van het
herstellend vermogen van het betrokken ecosysteem [Zie de leidraad van de Europese
Commissie voor de interpretatie van artikel 6 van de Habitatrichtlijn van april 2000]. Een en
ander op zodanige wijze dat de mogelijkheid van behoud of herstel van de habitat in gevaar
komt [Kamerstukken II 2008/09, bijlage bij 31700 XIV, nr. 142; Juridische aspecten
Invulling stikstofparagraaf Natura 2000 in relatie tot het beheerplan De Peel ].
5 Bij 85.000 lichte voertuigen, 5000 middelzware voertuigen en 10.000 zware voertuigen, bij
een doorstroomsnelheid van 100km/u voor lichte voertuigen en 90km/u voor overige
verkeer.
Pagina 3 van 11
kosteneffectieve maatregel is. Het beleid van het kabinet is er dan ook op gericht
Datum
om in beginsel langs deze weg de aanwezige problemen aan te pakken. 10 juli 2009
Ons kenmerk
2. Vereenvoudiging en verheldering regelgeving VENW/DGMO-2009/2579
Er kan winst worden behaald door de vage begrippen te verhelderen en de
wetgeving zo eenvoudig mogelijk te maken. Hiermee neemt het juridisch
afbreukrisico af en daalt de onderzoekslast. In vervolg op de kabinetsevaluatie
van de natuurwetgeving6 is mijn collega, Minister Verburg van LNV, inmiddels
bezig met een project om te komen tot integratie van drie natuurwetten
(Natuurbeschermingswet 1998, Flora- en faunawet en Boswet), waarover zij u
nader zal informeren. Hierbij staat het streven naar verduidelijking,
vereenvoudiging en verlaging van onderzoekslasten centraal. Ik ben hierbij actief
betrokken. Dit is nadrukkelijk een kans om de natuurwetgeving beter hanteerbaar
en uitvoerbaar te maken.
De minister van LNV is in de zogenoemde `Rek- en ruimtebrief' die u onlangs
ontving reeds nader ingegaan op concrete punten voor de vereenvoudiging en
verheldering van regelgeving in de Natuurbeschermingswet 1998. Daarbij is zij
tevens ingegaan op de mogelijkheden om bij de Europese Commissie en bij
overige lidstaten steun te verkrijgen voor verheldering van het juridisch kader op
dat niveau, in het bijzonder de Habitatrichtlijn.
3. Integratie `natuurtoets' in tracé- en wegaanpassingsbesluit
Ik zal samen met de minister van LNV een voorstel voorbereiden om de plicht om
een passende beoordeling of een verslechteringtoets uit te voeren, te integreren
in de besluitvorming voor een tracébesluit of een wegaanpassingsbesluit, en de
vergunningplicht van de Natuurbeschermingswet 1998 niet meer van toepassing
te laten zijn.
Deze voorstellen zullen tot gevolg hebben dat voor een project waarop een
tracébesluit of een wegaanpassingsbesluit betrekking heeft een kortere procedure
kan worden doorlopen, voordat het project kan worden uitgevoerd, zonder dat
afbreuk wordt gedaan aan de natuurbelangen.
4. Ontwikkelen methoden zinvolle effectbepaling
Het kabinet wil de risico's beheersen door vuistregels te ontwikkelen waarmee het
effect van projecten eenvoudiger kan worden bepaald en de onderzoekslast kan
dalen. Eerder heeft de Commissie Elverding (Commissie Versnelling
Besluitvorming Infrastructurele Projecten) aanbevelingen gedaan om de
besluitvorming van infrastructuurprojecten te versnellen7 en heeft de Commissie
Verheijen8 geadviseerd over zinvolle methoden van effectbepaling. Zoals ik u
vorig jaar in het kader van het actieplan Sneller en Beter heb bericht werkt het
kabinet aan eenvoudiger wijzen om de effecten van infrastructuurprojecten te
bepalen. Daarbij wordt ook gekeken naar wet- en regelgeving op het gebied van
natuur en landschap en met name de Vogelrichtlijn en de Habitatrichtlijn en de
Natuurbeschermingswet 19989. Naar verwachting zal ik u later dit jaar kunnen
6 Kamerstukken II 2007/08, 31 536, nr.1
7 Advies Commissie Versnelling Besluitvorming Infrastructurele Projecten, April 2008
8 De luchtkwaliteit centraal, advies van de commissie meten en berekenen luchtkwaliteit
(advies `commissie Verheijen'), september 2008, p8
9 Kamerstukken II 2007/08, 29 385, nr. 19, Actieplan Sneller en Beter, 2 oktober 2008.
Pagina 4 van 11
informeren over eenvoudiger methoden tot berekening van effecten op
Datum
natuurwaarden in planstudies. 10 juli 2009
Ons kenmerk
5. Beheerplannen VENW/DGMO-2009/2579
Met de beheerplannen wordt uitgegaan van een gebiedsgerichte aanpak,
waardoor er op efficiëntere wijze met de natuur omgegaan kan worden. Risico's
en de onderzoekslast worden beperkt door projecten in beheerplannen op te
nemen. Rijkswaterstaat, ProRail en andere partijen zitten bij de totstandkoming
van deze beheerplannen met elkaar aan tafel. Zoals gezegd is voor activiteiten die
opgenomen zijn in beheerplannen geen Natuurbeschermingswet vergunning
vereist. Dit bevordert ook de voortgang van projecten. Deze aanpak biedt de
effectiefste wijze om zowel natuurdoelstellingen als de voortgang van projecten te
borgen. Voorwaarde is vanzelfsprekend dat de beheerplannen binnen afzienbare
tijd vastgesteld moeten zijn. Dat is niet voor alle Natura 2000 gebieden het geval.
Deze aanpak biedt daarom vooral voor de iets langere termijn een goede
oplossing voor projecten omdat de geplande besluitvorming voor die projecten
aansluit bij de planning van het vaststellen van de beheerplannen.
6. Verduidelijking wijze van toetsing stikstofdepositie wegenprojecten
Bovengenoemde beheersmaatregelen hebben vooral betrekking op de korte en
iets langere termijn. Maar er moet ook helderheid zijn voor projecten waarvoor op
dit moment de milieueffectrapportage wordt gemaakt en besluiten in
voorbereiding zijn. Om deze reden wordt in deze brief (in onderstaande
paragraaf) de wijze van toetsing beschreven van de effecten van verkeer op
stikstofgevoelige habitattypen. Hiermee zet ik een heldere koers uit voor de
lopende projecten. Overigens is het zo dat de stikstofdepositie door wegprojecten
ten opzichte van de kritische depositiewaarde en de algemene achtergrondwaarde
in Nederland zeer klein is.
1.4 Werkwijze toetsing stikstofdepositie door verkeer
Uitgangspunten
Bij de beoordeling van stikstofdepositie op afzonderlijke Natura 2000 gebieden
door infrastructurele projecten hanteert het Rijk de volgende algemene
uitgangspunten.
In de eerste plaats moet het onderzoek, conform adviezen van de Commissies
Verheijen10 en Elverding11 zijn toegesneden op de informatiebehoefte die speelt
in de fase waarin de besluitvorming zich bevindt (globaal waar het kan
gedetailleerd waar het moet). In het algemeen betekent dit dat onderzoek `van
grof naar fijn' en van `kwalitatief naar kwantitatief' verloopt.
In de tweede plaats moet in het geval van de toetsing van een besluit op grond
van objectieve gegevens worden uitgesloten dat een project tot significante
negatieve effecten kan leiden12. Dit onderzoek wordt conform kabinetsbeleid
uitgevoerd op grond van een zinvolle effectbepaling. Dit betekent onder andere
10 De luchtkwaliteit centraal, advies van de commissie meten en berekenen luchtkwaliteit
(advies `commissie Verheijen'), september 2008, p8
11 Sneller en beter, advies Commissie Versnelling Besluitvorming Infrastructurele Projecten,
April 2008
12 HvJ-EG 7 september 2004, C-127/02 (Kokkelvisserij-arrest)
Pagina 5 van 11
dat onderzoek plaatsvindt op een zo transparante en eenvoudig mogelijke wijze.
Datum
Zoals ik hierboven al aangaf, zal de onderstaande werkwijze worden aangepast 10 juli 2009
indien aanpassingen in de wet, of het beschikbaar komen van vuistregels een Ons kenmerk
eenvoudiger werkwijze mogelijk maken. VENW/DGMO-2009/2579
Dit betekent het volgende voor de toetsing.
Toetsing bij tracé/merfase
In de fasen van de besluitvorming waarin nog geen selectie van een alternatief
heeft plaatsgevonden wordt zo veel mogelijk op kwalitatieve wijze de effecten op
de Natura 2000 gebieden in beeld gebracht die in het onderzoek een rol moeten
spelen. In de tracé/merfase staat de onderlinge vergelijking van alternatieven
centraal13 .
Toetsing bij (Ontwerp)-Tracébesluit en ontwerp- wegaanpassingsbesluit
Bij de voorbereiding van een besluit moet worden nagegaan of ten gevolge van
het project significante negatieve gevolgen kunnen optreden. Of de
geconstateerde gevolgen van een plan als significant zijn aan te merken is
afhankelijk van de mate waarin ten tijde van de planvaststelling aan de
instandhoudingsdoelstellingen wordt voldaan en van de verhouding tussen de
reeds aanwezige belasting van het gebied en de bijdrage van het plan daaraan.14.
Concreet betekent dit:
A. Dat de situatie ten tijde van planvaststelling moet worden vergeleken met de
situatie met project. Daartoe wordt op basis van verkeerscijfers en
emissiekentallen bekeken of een project leidt tot toe- of afname van uitstoot. De
uitstoot wordt berekend op het moment van planvaststelling en vergeleken met
de uitstoot die ontstaat met het project op moment van grootste impact. Indien
een afname of gelijkblijvende uitstoot wordt vastgesteld is aannemelijk gemaakt
dat het project niet kan leiden tot een toename van de depositie. Bij het
vaststellen hiervan wordt de cumulatie met effecten van andere projecten in
beschouwing genomen.
B. Dat met het oog op een zinvolle effectbepaling alleen onderzoek wordt
uitgevoerd waar een project een mogelijke impact op een Natura 2000 gebied kan
hebben. In gebieden waar grond van effecten op objectieve gegevens kunnen
worden uitgesloten kan een passende beoordeling worden overgeslagen15. Op
basis hiervan kan de volgende afbakening worden gehanteerd. Het
onderzoeksgebied aan weerszijden van de weg is begrensd tot in beginsel 1 km.
In situaties waarbij een project mogelijk effect kan hebben op stikstofgevoelige
habitats, wordt per project gekeken naar effecten in een zone tot 3 km. Dit omdat
13 Artikel 7.10 van de Wet milieubeheer
14 Zie AABRvS 23 augustus 2006, 200507002/1
15 Een passende beoordeling mag ook in het licht van het hier toepasselijke
voorzorgsbeginsel
alleen worden overgeslagen, als op voorhand op basis van objectieve wetenschappelijke
gegevens kan worden uitgesloten, dat het project afzonderlijk of in combinatie met andere
projecten significante gevolgen heeft voor het gebied, Hof van Justitie, arrest van 7
september 2004, C-127/02, Kokkelvisserijarrest, r.o. 44 e.v.
Pagina 6 van 11
op basis van meest recent onderzoek buiten dit gebied geen projecteffecten zijn
Datum
waar te nemen. 10 juli 2009
Ons kenmerk
C. Dat bij wegverbreding/realisatie spitsstroken het onderzoeksgebied VENW/DGMO-2009/2579
vergelijkbaar met de werkwijze voor luchtkwaliteit onder de Wet versnelling
besluitvorming wegaanlegprojecten - in de lengte afgebakend wordt.
D. Dat bij de aanleg van nieuwe wegen, in verband met de potentieel grotere
omvang van de hierbij optredende effecten, het onderzoeksgebied per project in
de lengte wordt afgebakend tot het gebied waar de omvang van de
verkeersaantrekkende werking (netwerkeffecten) van het project in alle gevallen
door de afname van uitstoot van voertuigen aan de bron wordt overtroffen.
Samen met mijn collega van LNV oriënteer ik mij op de vraag of door het
vastleggen van (aspecten van) de werkwijze in regelgeving risico's verder kunnen
worden gereduceerd. Nadrukkelijk wil ik opmerken dat de in ontwikkeling zijnde
methoden voor zinvolle effectbepaling waar ik samen met mijn collega van LNV
aan werk later dit jaar een verdere invulling van de werkwijze kunnen geven.
Vanzelfsprekend wordt de werkwijze aangepast op het moment dat de wetgeving
verandert.
2. Gezondheid
Verschillende beleidsdocumenten16 en een recent advies van de Algemene
Rekenkamer17 benadrukken het belang van gezondheid bij de besluitvorming over
infrastructurele projecten aan hoofdwegen. Hierbij geef ik mede namens de
minister van VROM aan hoe het gezondheidsbelang wordt geborgd. Daarbij is
relevant het kabinetsbeleid voor een reële onderzoekslast en zinvolle
effectbepaling, het voorkomen van mogelijke nieuwe (nationale) normen en het
tegengaan van vertraging voor lopende projecten.
2.1 Verkenningen
Bij de besluitvorming over alternatieven zoals verschillende tracés voor een
wegvak, geldt dat de keuze een bestuurlijke afweging is waarbij diverse aspecten,
waaronder gezondheid, een rol spelen. Juist in het verkenningsproces wil ik nader
inzicht geven in de gezondheidseffecten van de verschillende alternatieven
vanwege het vroegtijdig signaleren van knelpunten en het meewegen van
gezondheidsbelangen. De Gezondheidseffectscreening (GES) methode biedt
daarvoor het instrument. Ik ben voornemens deze methode toe te gaan passen in
de plan-m.e.r. zoals deze bij verkenningen zal worden gemaakt. Overigens wordt
de gezondheid niet alleen via de m.e.r. inzichtelijk gemaakt op het niveau van
individuele projecten. De belangen van de burger worden ook geborgd met de
nationale programma's voor luchtkwaliteit (NSL), geluid (SWUNG) en externe
veiligheid (basisnet). Deze programma's voorzien in regelmatige monitoring, in
verplichte naleving van de vigerende normen en in de realisatie van maatregelen
voor lucht en geluid.
16 Brief aan de Tweede Kamer: Nationale aanpak milieu en gezondheid 2008-2012, 9 april
2008, kenmerk SAS/wjk2008030789 en Nota van antwoord NSL.
17 Kamerstukken 2008-2009, 31 895, nrs 1 - 2.
Pagina 7 van 11
Datum
10 juli 2009
2.2 Toepassing van GES Ons kenmerk
VENW/DGMO-2009/2579
De GES methodiek wordt toegepast in de plan-m.e.r. in de verkennende fase in
het planproces indien er sprake is van een vergelijking tussen verschillende tracé
alternatieven, voor zover die in dichtbevolkte gebieden liggen. Met GES wordt de
informatie over bijvoorbeeld luchtkwaliteit, geluidsbelasting en externe veiligheid
op kaart weergegeven in kleur van groen naar rood (zie bijlage 1). De GES
methode kan het draagvlak voor een besluit vergroten door het
gezondheidsaspect inzichtelijk maken. Door gebruik te maken van informatie die
reeds wordt ingewonnen voor het MER leidt de toepassing van GES tot een
acceptabel niveau van onderzoekslast. Hiermee wordt tevens aangesloten op het
kabinetsbeleid voor een reële onderzoekslast en zinvolle effectbepaling, conform
de adviezen van de Commissie Versnelling Besluitvorming Infrastructuur (VBI)
(Commissie Elverding)18 en de Commissie Meten en Berekenen Luchtkwaliteit19
(Commissie Verheijen). Het kabinet gaat er vanuit dat ook de toepassing van GES
in de plan-m.e.r. zich verhoudt tot de uitwerking van de adviezen van deze
commissies. GES wordt toegepast op basis van bestaand beleid en bestaande
normstelling.
2.3 Overgangsfase voor lopende projecten in 2009
De wettelijke besluitvormingsprocedures voorzien op dit moment nog niet in een
verkenningsfase met plan-m.e.r.. De wetgeving daarvoor is in ontwikkeling. Tot
het moment waarop het besluitvormingsproces over hoofdwegen in wetgeving is
herzien en de toepassing van de plan-m.e.r. is opgenomen bij verkenningen, is
voor lopende projecten sprake van een overgangsregime. De toepassing van GES
daarin vindt plaats in lijn met de beoogde werkwijze in de plan-m.e.r., dus bij een
vergelijking tussen verschillende alternatieven voor zover die in dichtbevolkte
gebieden liggen in de verkennende fase in het planproces. In de huidige
werkwijze is dit veelal onderdeel van de (eerste fase) MER tijdens de
planstudiefase. Per project zal worden nagegaan wat de consequenties zijn voor
de planning. In 2009 wordt op beperkte schaal ervaring opgedaan met de
toepassing van GES. Voor de projecten waarvan het MER verschijnt in 2009 wordt
GES in ieder geval toegepast wanneer op het moment van vaststelling van deze
brief door de Commissie voor de m.e.r. bij het richtlijnen advies expliciet is
geadviseerd om inzicht in gezondheidseffecten te geven. Waar niet expliciet bij de
richtlijnen om dit inzicht is gevraagd kan worden besloten tot afzien van de
toepassing van GES, ook om vertragingen te voorkomen. De projecten die deel
uitmaken van de dertig spoedaanpak projecten waarvan de uitvoering in deze
kabinetsperiode start, worden uitgezonderd20 van de toepassing van GES.
18 Kamerstukken II 2007-2008, 29 385, nr. 19.
19 Kamerstukken 2008-2009, 30 175, nr. 32.
20 Kamerstukken 20082009, 31 721, nr. 16.
Pagina 8 van 11
Tot slot
Datum
In deze brief heeft het kabinet beleidskaders neergezet voor de werkwijze rond de 10 juli 2009
effecten van Natura2000 en gezondheid in onderzoek en besluitvorming over Ons kenmerk
hoofdinfrastructuur. VENW/DGMO-2009/2579
Hoogachtend,
DE MINISTER VAN VERKEER EN WATERSTAAT,
ir. Camiel Eurlings
Pagina 9 van 11
Bijlage 1. Toelichting Gezondheidseffectscreening Stad & Milieu.
Datum
10 juli 2009
De Gezondheidseffectscreening Stad & Milieu (GES) is een instrument waarmee Ons kenmerk
initiatiefnemer of bevoegd gezag vooraf inzicht krijgt bij de uitvoering van een VENW/DGMO-2009/2579
project in de verschillende factoren die van invloed zijn op de gezondheid van de
(toekomstige) bewoners. Het geeft een goed beeld van de gezondheidskundige
knelpunten en kansen bij ruimtelijke, herstructurerings- of infrastructuurplannen.
Een GES biedt inzicht in:
- welke bronnen van milieuverontreiniging er zijn
- hoe hoog de milieubelasting voor bewoners ter plaatse is
- hoeveel mensen hieraan zijn blootgesteld en of daar kwetsbare groepen
bij zijn
- tot welke gezondheidseffecten dit mogelijk kan leiden
- hoe je tot een gezonde inrichting van een gebied kan komen
De verschillende GES-scores worden per milieufactor in grafieken en in gekleurde
contourvlakken op kaarten aangegeven. Een GES kan zo de effecten van
ruimtelijke ontwikkelingen transparant maken. Ter illustratie is een kaart uit het
gezondheidsonderzoek over de A4 bijgevoegd. De GES is ontwikkeld in opdracht
van de ministeries van VWS en VROM.
Afbeelding 1. Uitsnede uit onderdeel `Gezondheidsonderzoek' voor alternatief A4
Delft-Schiedam en alternatief A13 + A13/16 (uit bijlage 5. Wegverkeer en geluid,
AO 2020, p.48), mei 2009.
Pagina 10 van 11
Datum
10 juli 2009
Ons kenmerk
VENW/DGMO-2009/2579
Pagina 11 van 11
Ministerie van Verkeer en Waterstaat