Uitspraak in kort geding Delta Energy en Essent
Arnhem, 10 juli 2009 â Op vrijdag 26 juni heeft bij de rechtbank
Arnhem een kort geding plaatsgevonden tussen Delta Energy en Essent.
De voorzieningenrechter is van oordeel dat bij de verkoop van het 50%
belang in EPZ aan RWE niet aan de kwaliteitseis wordt voldaan, waarbij
aandelen alleen in handen mogen zijn van een vennootschap, waarvan de
aandelen rechtstreeks of indirect in overheidshanden zijn.
Essent moet zich onthouden van (medewerking aan) elke handeling
waardoor niet meer wordt voldaan aan de kwaliteitseis (dwangsom van â¬
500.000.000,-).
De kerncentrale Borssele wordt geëxploiteerd in een joint venture
(EPZ) tussen Delta en Essent. In de voorgenomen verkoop van Essent aan
RWE is ook het 50% belang in Borssele begrepen. Delta verzet zich
ertegen dat zij op deze manier RWE als partner in de joint venture
krijgt.
De voorzieningenrechter is van oordeel dat bij de verkoop van het 50%
belang in EPZ aan RWE niet meer aan de kwaliteitseis wordt voldaan.
Ook niet door middel van de door Essent ontworpen constructie waarbij
de aandelen gesplitst worden in juridische en economische eigendom en
de juridische eigendom wordt ondergebracht in een vennootschap waarvan
de aandelen in overheidshanden zijn. Die constructie holt de aan het
aandeelhouderschap verbonden bevoegdheden zo uit dat niet meer aan de
kwaliteitseis wordt voldaan. Het standpunt van Essent dat aan de
kwaliteitseis alleen fiscale en pensioenmotieven ten grondslag liggen,
wordt verworpen.
Aangenomen moet worden dat de kwaliteitseis die tot voorkort in de
statuten van alle overheidsenergiebedrijven stond, de uitdrukking
vormt van een gedurende lange tijd bestaande maatschappelijke
opvatting dat met het in stand houden van nutsvoorzieningen een
algemeen belang is gemoeid dat door overheidsbedrijven moet worden
behartigd. Als die kwaliteitseis niet meer spoort met de veranderde
opvattingen daarover, is het aan de aandeelhouders de statuten op dat
punt te wijzigen. Met inachtneming van de daarvoor geldende vereisten.
Niet onaannemelijk is dat de (overheids)aandeelhouders in EPZ bij het
ontstaan van de huidige joint venture de eis hebben gehandhaafd dat de
aandelen in overheidshanden moesten blijven. Mede met het oog op de
politieke en maatschappelijke beladenheid in Nederland van kernenergie
en het openhouden van kerncentrales. Dat Delta zich op die
kwaliteitseis beroept, mede wellicht met het oog op
bedrijfseconomische belangen, is vooralsnog geen misbruik van recht en
niet onaanvaardbaar.
Welke bedoelingen de joint venture partners destijds precies hebben
gehad, zal in de bodemprocedure moeten worden vastgesteld. In
afwachting van de uitslag daarvan is er, in aanmerking genomen dat de
verkoop van het 50% belang in EPZ aan RWE, waarschijnlijk niet meer of
moeilijk ongedaan kan worden gemaakt, aanleiding voor een voorlopige
voorziening.
LJ Nummer
BJ2214
Bron: Rechtbank Arnhem
Datum actualiteit: 10 juli 2009 Naar boven
Gerechtelijke organisatie