De Nederlandse Bank
Liquiditeitsverstrekking door het Eurosysteem - 10 juli 2009
Nieuwsbericht
Datum 10 juli 2009
Op 25 juni 2009 heeft het Eurosysteem in een speciale
liquiditeitsoperatie 442 miljard euro aan liquiditeit toegewezen aan
Europese banken voor een looptijd van één jaar. Over de achtergrond en
effectiviteit van deze operatie is sindsdien enige onduidelijkheid
gerezen. In dit licht volgen hieronder vragen en antwoorden over de
liquiditeitsvoorziening van het Eurosysteem.
Waarom verstrekt het Eurosysteem liquiditeit aan banken?
Het verstrekken van liquiditeit aan het bankwezen is op zich niets
bijzonders: het Eurosysteem doet dit met grote regelmaat om het
monetaire beleid in Europa te implementeren. Op de Europese geldmarkt
bestaat een geldmarkttekort, primair vanwege de bankbiljetten die in
omloop zijn en doordat banken in het Eurosysteem onderworpen zijn aan
de verplichting om reserves aan te houden bij de centrale bank.
Hierdoor zijn Europese banken afhankelijk van het Eurosysteem voor
liquiditeit. Het Eurosysteem verstrekt deze liquiditeit via zogenaamde
herfinancieringsoperaties, vaak met een korte looptijd (één week of
enkele maanden). Zo bewerkstelligt het Eurosysteem dat er voldoende
liquiditeiten in het systeem aanwezig zijn en dat de daggeldrente
dichtbij de beleidsrente van het Eurosysteem blijft. Het verstrekken
van liquiditeit gebeurt altijd tegen adequaat onderpand, om het risico
voor het Eurosysteem te beperken.
Wat is er door de kredietcrisis veranderd in de liquiditeitsvoorziening?
Europese banken zorgen doorgaans via de interbancaire geldmarkt voor
de onderlinge distributie van de liquiditeiten. Door de kredietcrisis
is de werking van de interbancaire geldmarkt echter danig verstoord:
banken zijn terughoudend om liquiditeiten aan elkaar uit te lenen.
Mede hierdoor zijn de rente en risicopremie op de interbancaire
geldmarkt fors toegenomen. Daarom verstrekt het Eurosysteem sinds
oktober vorig jaar meer liquiditeit dan normaal. Dit wordt gedaan door
in de herfinancieringsoperaties alle biedingen toe te wijzen tegen een
vaste rente. Een deel van deze extra liquiditeit wordt bovendien tegen
een langere looptijd verstrekt. Zo zijn individuele banken er zeker
van dat ze voor langere tijd voldoende liquiditeiten tot hun
beschikking hebben. In feite neemt het Eurosysteem hiermee de
distributiefunctie van de interbancaire geldmarkt deels over. Het
betreft hier dus geen kapitaalsteun, maar tijdelijke
liquiditeitssteun. De speciale herfinancieringsoperatie met een
looptijd van één jaar past in het streven van het Eurosysteem om
banken voor langere tijd liquiditeitszekerheden te bieden en de
risicopremies op de interbancaire geldmarkt te drukken (Grafiek 1).
Hoe beïnvloedt de éénjaars operatie de kredietverlening?
De operatie kan een positief effect hebben op de kredietverlening. De
daling van de rente door de liquiditeitsoperatie moet uiteindelijk de
vraag naar kredieten in de reële economie ondersteunen. Het effect van
de liquiditeitsoperatie op de kredietverlening loopt dus niet zozeer
via de specifieke benutting van de toegewezen hoeveelheid liquiditeit
door de banken, maar via het effect op de rente. De rentes en
risicopremies worden bij langere looptijden gedrukt. Een deel van dit
effect op de rente werd na uitvoering van de 1-jaars operatie
zichtbaar in de markt: Euribor tarieven zijn gedaald (Grafiek 2).
Banken hebben op de éénjaars-operatie gereageerd met een relatief hoge
inschrijving, een teken dat de geldmarkt nog altijd niet optimaal
functioneert. Door de hoge toewijzing van 442 miljard aan liquiditeit
is overigens een tijdelijk liquiditeitsoverschot in de geldmarkt
ontstaan, waardoor de daggeldrente behoorlijk is gedaald. Banken
houden dus meer liquiditeit aan dan ze nodig hebben, deels als buffer
voor het geval ze geen liquiditeit van andere banken kunnen lenen.
Door dit liquiditeitsoverschot stallen banken een deel van de
verstrekte liquiditeiten op dagbasis bij het Eurosysteem via de
zogenaamde depositofaciliteit. Mochten de banken deze liquiditeit
onverhoopt toch nodig hebben, dan kunnen ze er vrijwel direct over
beschikken. De rentevergoeding op deze faciliteit bedraagt momenteel
0,25% en ligt daarmee duidelijk onder de rente die de banken voor de
liquiditeit betalen.
De banken storten een deel van de liquiditeit weer terug bij de centrale
bank. Betekent dit dat de speciale operatie niet werkt, en banken niet meer
krediet gaan verlenen?
Het feit dat de liquiditeit deels terugstroomt naar het Eurosysteem
wil niet zeggen dat de operatie geen positief effect heeft op de
kredietverlening. Als banken extra krediet gaan verlenen, heeft dit
namelijk slechts een kleine invloed op de vraag naar liquiditeit op de
interbancaire geldmarkt. Bedrijven en particulieren houden de
verstrekte kredieten namelijk in de regel weer aan in de vorm van
tegoeden (deposito´s) bij het bankwezen. Hierdoor krijgen banken wel
een grotere behoefte aan liquiditeit, via de verplichte reserves die
ze bij de Europese centrale banken moeten aanhouden, maar deze
bedraagt slechts twee procent van de extra deposito´s. Het effect op
de kredietverlening valt dus niet af te lezen aan het deel van de
liquiditeiten dat wordt teruggestort bij de centrale bank.
Dit blijkt uit een fictief voorbeeld op basis van een gesimplificeerde
samengestelde balans van de commerciële banken. Vóór de uitvoering van
de operatie ziet deze als volgt uit (uitgaande van gebalanceerde
liquiditeitscondities in de uitgangssituatie) (Tabel 1).
Na uitvoering van de operatie treedt een mutatie op in twee
balansposten. Aan de passivakant nemen de aangetrokken centrale bank
liquiditeiten toe met de omvang van de operatie (in dit voorbeeld
500). Dit is het bedrag dat de banken lenen van het Eurosysteem. Aan
de activazijde komt er een post ´afstortingen bij de centrale bank´
bij, omdat de hoeveelheid liquiditeiten groter is dan wat banken op
basis van hun reserveverplichting nodig hebben, en in die zin dus
'overvloedig' is (Tabel 2).
Laten we nu aannemen dat de kredietvraag in de economie toeneemt, als
gevolg van de gedaalde rentes na uitvoering van de operatie.
Commerciële banken zien hierdoor hun leningenboek met bijvoorbeeld
1500 groeien. Aan de activakant nemen dan de verstrekte leningen met
1500 toe. Deze additionele kredietverlening wordt in dit voorbeeld
uitsluitend giraal verrekend. De kredieten worden wel gebruikt om
betalingen mee te doen, en het geld verwisselt wel van eigenaar, maar
uiteindelijk komt het bedrag weer volledig terecht op bankrekeningen
bij Europese banken. Diezelfde leningen worden dus aan de passivakant
zichtbaar in de deposito´s van particulieren en bedrijven bij het
bankwezen. De enige invloed op de liquiditeitsvraag van het gehele
bancaire stelsel loopt dus via hogere reserveverplichtingen. Deze
nemen toe met slechts 2% van de extra kredietverlening, ofwel 30
(Tabel 3).