4. Voortgangsrapportage Zwangerschap en Geboorte II
Voortgangsrapportage Zwangerschap en Geboorte II
Kamerstuk, 9 juli 2009
De Voorzitter van de Tweede Kamer
der Staten-Generaal
Postbus 20018
2500 EA DEN HAAG
CZ-EKZ-2938618
9 juli 2009
Geachte voorzitter,
Bijgaand stuur ik u de tweede voortgangsrapportage Zwangerschap en
Geboorte. Net als bij de vorige rapportage volgt de brief de indeling
van de verloskundige keten.
Inleiding
Sinds de vorige rapportage van februari 2009 zijn er de nodige
vervolgstappen gemaakt binnen het beleidsdomein Zwangerschap en
Geboorte. In deze rapportage, vindt u de voornaamste ontwikkelingen.
Preconceptiezorg
Met mijn brieven van 24 april 2009 (31700-XVI, nr. 134) en van 12 mei
2009
(31700-XVI, nr. 144) heb ik voor het jaar 2009 subsidie verstrekt aan
het Erfocentrum voor een bedrag van EUR 250.000 en daarmee uitvoering
gegeven aan het amendement van uw lid-Van Gerven terzake (31 700 XVI,
nr. 33).
Deze subsidie beoogt de structurele informatievoorziening van het
Erfocentrum te ondersteunen. Het Erfocentrum richt zich ondermeer op
voorlichting op het terrein van erfelijkheid, aangeboren en erfelijke
aandoeningen vóór, tijdens en na de zwangerschap aan het brede publiek
en aan betrokken zorgaanbieders.
Uw Kamer heeft op 15 mei 2009 (31 700 XVI, nr. XXX) nadere vragen
gesteld en opmerkingen gemaakt naar aanleiding van bovengenoemde
brieven. Ik heb aangegeven dat ik deze vragen rond eind juni zal
beantwoorden. Dat betekent dat u deze reactie kort voor dan wel snel
na de onderhavige voortgangsrapportage hebt c.q. zult ontvangen.
In mijn voorgaande voortgangsbrief heb ik melding gemaakt van mijn
voornemen om de invoering van een preconceptieconsult nader te
verkennen. Omdat de Stuurgroep Zwangerschap en Geboorte zich ook zal
uitspreken over de inhoud en het bereik van preconceptiezorg, heb ik
met haar voorzitter afgesproken om eerst zijn advisering af te wachten
alvorens een nader besluit te nemen. Ik vind het namelijk essentieel
dat mijn besluit wordt genomen op basis van een breed gedragen visie
op de gewenste aard en omvang van preconceptiezorg.
TNO Kwaliteit van Leven heeft in december 2008 het rapport "Effect van
stimuleringsbeleid preconceptioneel foliumzuurgebruik op kennis en
gebruik van foliumzuur door allochtone vrouwen" uitgebracht.
Dit rapport vormt de weerslag van een onderzoek naar het effect van de
vier door mij gefinancierde projecten naar de kennis over en het
gebruik van foliumzuur. In deze projecten lag de nadruk op het
bereiken van vrouwen in een lage sociaal-economische positie en van
vrouwen uit migrantenpopulaties.
Uit de vergelijking tussen de voor- en nameting blijkt onder meer dat
de kennis over, en het gebruik van, foliumzuur is toegenomen.
Foliumzuurgebruik is tijdens de onderzoeksperiode binnen de populatie
van migranten toegenomen van 9% naar 17%.
De Taskforce Foliumzuur, een werkverband dat is samengesteld uit de
initiatiefnemers en uitvoerenden van eerdergenoemde projecten, is een
goed platform gebleken voor het uitwisselen van ervaringen met de
verschillende projecten. Goede voorlichting gericht op met name de
hierboven genoemde doelgroepen en ontwikkeling van meerdere wijzen van
benaderingen verdienen mijns inziens dan ook voortzetting.
Voorlichting over het belang van het gebruik van foliumzuur wil ik
vooral zien in een breder perspectief van preconceptievoorlichting.
Samen met de minister voor Jeugd en Gezin draag ik via het het
digitale voorlichtingsprogramma voor opgroei- en
opvoedingsondersteuning 'Hallo Wereld' (www.hallowereld.nl) al bij aan
het aanbieden van informatie over het gebruik van foliumzuur.
Verschillende partners van `Hallo Wereld', waaronder het
Voedingscentrum, KNOV en het Erfocentrum, hebben voorlichting over het
gebruik van foliumzuur in hun preconceptievoorlichting opgenomen.
Gelet op mijn streven om het bevorderen van foliumzuurgebruik in
samenhang te zien met preconceptievoorlichting in den brede, ben ik
niet voornemens om projecten te ondersteunen die zich enkel op
foliumzuur richten.
Verloskundige zorg
Ingevolge mijn toezegging tijdens het debat van 9 oktober 2008 is in
maart vanuit mijn ministerie samen met de Koninklijke Nederlandse
Organisatie van Verloskundigen (KNOV) overleg gevoerd met het
ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK) over
aansluiting bij het programma Veilige Publieke Taak. Dit programma
richt zich op het faciliteren van interventies die gericht zijn op het
terugdringen van geweld en agressie tegen werkers in de openbare
sector. De KNOV heeft de intentie uitgesproken om op grond van de door
BZK aangereikte informatie na te gaan op welke wijze de veiligheid van
verloskundigen verder kan worden verbeterd. Overigens meldt de KNOV
dat zij in de afgelopen periode geen signalen meer heeft ontvangen
over geweld en agressie jegens verloskundigen.
Met betrekking tot de uitvoering van de motie-Schermers c.s over de
klinisch verloskundige, waarover ik u in mijn eerste voortgangsbrief
berichtte, verwijs ik u naar de brieven van 7 april 2009 (29 323, Nr.
63) en 27 mei 2009 (29 323, Nr. 65).
Het College voor de Beroepen en Opleidingen in de Gezondheidszorg
(CBOG) heeft in gesprekken met de besturen van de betrokken
beroepsverenigingen van verloskundigen en gynaecologen
(respectievelijk KNOV en NVOG) het draagvlak getoetst voor een actieve
rol bij het ontwerpen van een voorstel voor een beroepsprofiel voor de
tweedelijns verloskundige. Het CBOG heeft mij gemeld dat daarvoor op
dit moment geen draagvlak bestaat. Wel hebben beide
beroepsverenigingen op aandringen van het CBOG inmiddels het overleg
hervat om tot een gedragen beroepsprofiel te komen. Ik heb de KNOV en
de NVOG gevraagd concreet aan te geven op welk moment zij naar
verwachting overeenstemming zullen hebben bereikt over het beoogde
eindresultaat. Zij hebben mij gemeld dat het hun bedoeling is binnen
afzienbare termijn het ingezette traject af te ronden, maar willen
zich op dit moment niet vastleggen op een concrete einddatum.
Over de perinatale audit kan ik u mededelen dat het RIVM inmiddels is
gestart met het oprichten van de Stichting Perinatale Audit Nederland
(PAN). De concept-statuten zijn gereed en worden binnenkort met mij
besproken en voorts zijn eerste besprekingen gevoerd over de
definitieve huisvesting. Naar verwachting, en volgens planning, zal de
organisatiestructuur voor de perinatale audit aan het eind van 2009
gereed kunnen zijn.
Vanaf begin volgend jaar zal PAN ondersteuning gaan bieden aan de
landelijke invoering van de perinatale audit en de regionale
auditteams die op dit moment in oprichting zijn. Vanaf dat moment
neemt PAN de werkzaamheden van het RIVM op het gebied van de audit
over, welke organisatie als kwartiermaker heeft gefungeerd. PAN wordt
samengesteld vanuit de beroepsverenigingen van huisartsen,
gynaecologen, verloskundigen en pathologen.
Kraamzorg
In mijn vorige voortgangsbrief heb ik u geïnformeerd over de aanpak
van de tekorten in de kraamzorg. Ik heb u gemeld dat de
kraamzorgpartijen zich inspannen om via een versneld opleidingstraject
de bestaande tekorten terug te dringen. Voor dit doel heb ik een
bedrag van maximaal 20 miljoen euro uitgetrokken. In de afgelopen
periode heb ik mij voortdurend op de hoogte laten houden over de
voortgang in de capaciteitsopbouw. Laatstelijk op 12 mei 2009 tijdens
een overleg met de kraamzorgpartijen naar aanleiding van de
eindrapportage over de opbouw van de arbeidscapaciteit. Uit deze
rapportage blijkt dat inmiddels 1372 kraamverzorgenden via het
versnelde traject in opleiding zijn. De kraamzorgaanbieders en
zorgverzekeraars, hebben aan mij gemeld voor de komende zomer geen
onoverkomelijke tekorten te verwachten, zoals deze zich in de zomer
van 2008 hebben voorgedaan. Daar waar zich alsnog tekorten voordoen,
kunnen deze door een evenwichtige spreiding van capaciteit worden
ondervangen.
Naast de capaciteit werkt de sector hard aan een verdere verbetering
van de kwaliteit van de kraamzorg. Op 2 april 2009 hebben de diverse
kraamzorgaanbieders, de zorgverzekeraars, de Consumentenbond en de
Inspectie voor de Gezondheidszorg in het kader van het programma
Zichtbare Zorg samenwerkingsafspraken ondertekend om
kwaliteitsindicatoren voor de kraamzorg te ontwikkelen. Bij brief van
17 april 2009 (29323, nr. 64) heb ik u op de hoogte gesteld van de
bevindingen van de Inspectie voor de Gezondheidszorg ten aanzien van
de kwaliteitsontwikkeling in de kraamzorg. De Inspectie constateert
dat in de afgelopen vijf jaar op het gebied van de kwaliteit een
belangrijke inhaalslag is geboekt. De eveneens gesignaleerde
verbeterpunten (onder andere medicatieveiligheid, samenwerking binnen
de keten) worden door de Inspectie samen met de sector opgepakt. Voor
de precieze inhoud verwijs ik naar voornoemde brief.
Voor het overige meld ik u dat ik op 25 februari 2009 van de
Nederlandse Zorgautoriteit het rapport Monitor Kraamzorgveiling heb
ontvangen. In antwoord op de schriftelijke vragen van uw lid Leijten
(SP), heb ik u bij brief van 20 april 2009 (2009Z04609) over mijn
visie op dit rapport geïnformeerd.
Tot slot
Alles overziend overheerst bij mij de overtuiging dat we met het
verbetertraject van de zorg voor zwangerschap en geboorte goed op weg
zijn. Dat neemt niet weg dat er nog veel te doen valt. Mede om die
reden zie ik met belangstelling uit naar de aanbevelingen van de
Stuurgroep zwangerschap en geboorte, die ik uiterlijk 1 januari 2010
verwacht.
Hoogachtend,
de Minister van Volksgezondheid,
Welzijn en Sport,
dr. A. Klink
Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport