PB09-049
Inflatie daalt licht in juni 2009
9 juli 2009
· Inflatie 1,4 procent
· Voedingsmiddelen verlagen inflatie · Verschil met eurozone blijft 1,5 procentpunt De inflatie in juni 2009 is op 1,4 procent uitgekomen. Dat is 0,2 procentpunt lager dan in mei. Dit blijkt uit cijfers van het CBS. De inflatie in de eurozone is gedaald met 0,1 procentpunt en kwam uit op -0,1 procent. De prijsontwikkeling van voedingsmiddelen had in Nederland een verlagend effect op de inflatie. Dit gold ook voor vliegreizen en kleding. Autobrandstoffen en bloemen en planten hadden daarentegen een verhogende werking. Ook de Nederlandse inflatie volgens de Europees geharmoniseerde methode (HICP) kwam in juni uit op 1,4 procent. Zonder de accijnsverhoging van afgelopen jaar op autobrandstoffen, tabak en bier zou dit 1,0 procent zijn geweest.
De inflatie in de eurozone was in juni -0,1 procent. Het verschil met Nederland wordt naast de genoemde accijnsverhoging ook veroorzaakt door de prijsontwikkeling van energie. Door de lagere olieprijzen zijn gas en elektriciteit in de meeste eurolanden de afgelopen maanden flink goedkoper geworden. In Nederland worden de tarieven van de meeste gebruikers in juli weer aangepast. Ook de prijsontwikkeling van voedingsmiddelen draagt bij aan het verschil tussen Nederland en de eurozone.
Inflatie Nederland (HICP) en eurozone 4,5
4,0
3,5
ln.... 3,0
2,5
Nederland sbc.... 2,0 Eurozone 1,5
1,0
0,5
w 0,0
-0,5
w Bron: CBS.
2005 2006 2007 2008 2009 w
CBS Persbericht PB09-049 pagina 1 van 5
Technische toelichting
Inflatie
De inflatie in Nederland wordt gemeten als de stijging van de consumentenprijsindex (CPI) ten opzichte van de overeenkomstige periode in het voorgaande jaar. De consumentenprijsindex geeft het prijsverloop weer van een pakket goederen en diensten zoals dit gemiddeld wordt aangeschaft door de Nederlandse huishoudens.
Europees geharmoniseerde consumentenprijsindex
Naast de nationale consumentenprijsindex is er ook een Europees geharmoniseerde consumentenprijsindex (Harmonized Index of Consumer Prices, HICP). Met de HICP is het mogelijk de inflatie tussen de lidstaten van de Europese Unie te vergelijken. Definities, indelingen en methoden zijn daartoe zo goed mogelijk gecoördineerd en in Europese regelgeving vastgelegd. Er wordt een HICP berekend voor de afzonderlijke lidstaten, voor de groep landen die de euro hebben ingevoerd (eurozone) en voor de Europese Unie als geheel.
Voorlopige uitkomsten
De uitkomsten over de consumentenprijsindex zijn in de regel één maand voorlopig. Cijfers kunnen worden aangepast op grond van nagekomen gegevens.
Meer informatie
Voor meer informatie kunt u de website van het CBS bezoeken (www.cbs.nl). Op de website vindt u ook het conjunctuurbericht van het CBS, waarin een samenhangend beeld wordt gegeven van de conjuncturele ontwikkeling. U kunt zich op het conjunctuurbericht abonneren via de website (Informatie voor/Publiek/Abonnementen).
CBS Persbericht PB09-049 pagina 2 van 5
1. Inflatie, historische reeks
Jan. Febr. Maart April Mei Juni Juli Aug. Sept. Okt. Nov. Dec. Jaar In procenten
1989 0,8 0,9 0,8 1,1 1,0 1,0 1,1 1,1 1,3 1,4 1,2 1,3 1,1 1990 2,2 2,3 2,3 2,2 2,3 2,3 2,4 2,4 2,7 2,9 2,8 2,6 2,5 1991 3,2 2,9 3,2 3,1 3,2 3,4 4,5 4,6 4,4 4,5 4,8 4,9 3,9 1992 4,1 4,4 4,2 4,4 4,2 4,0 3,1 3,5 3,4 3,0 2,9 2,6 3,7 1993 2,5 2,4 2,3 2,3 2,3 2,1 2,2 2,0 1,8 1,9 1,7 1,7 2,1 1994 2,4 3,0 2,9 2,8 2,9 3,0 2,7 2,6 2,7 2,8 2,5 2,6 2,7 1995 2,4 2,4 2,3 2,3 2,1 2,1 1,8 1,5 1,5 1,3 1,6 1,7 2,0 1996 1,9 1,8 2,0 2,0 2,0 1,8 2,2 1,9 2,0 2,4 2,3 2,5 2,1 1997 2,3 2,2 2,0 1,8 2,2 2,2 2,3 2,6 2,6 2,3 2,5 2,3 2,2 1998 1,8 2,2 2,3 2,4 2,0 2,2 2,0 1,7 1,7 1,9 1,7 1,7 2,0 1999 2,2 2,1 2,2 2,2 2,3 2,3 2,1 2,6 2,2 2,1 2,2 2,2 2,2 2000 2,0 2,0 1,9 2,1 2,4 2,7 2,8 2,5 2,9 3,1 3,0 2,9 2,6 2001 4,2 4,5 4,6 4,9 4,9 4,5 4,6 4,7 4,7 4,3 4,2 4,4 4,5 2002 4,0 3,8 3,6 3,6 3,3 3,4 3,4 3,3 3,3 3,2 3,1 3,1 3,4 2003 2,4 2,4 2,4 2,1 2,0 2,0 2,1 2,1 2,0 2,0 2,0 1,7 2,1 2004 1,3 1,2 1,1 1,4 1,5 1,4 1,1 1,1 1,0 1,4 1,3 1,2 1,2 2005 1,5 1,6 1,8 1,5 1,3 1,6 1,6 1,8 1,8 1,6 1,8 2,0 1,7 2006 1,3 1,1 1,0 1,2 1,2 1,3 1,3 1,4 1,1 0,9 1,0 1,1 1,1 2007 1,4 1,5 1,8 1,8 1,8 1,7 1,5 1,1 1,3 1,6 1,9 1,9 1,6 2008 2,0 2,2 2,2 2,0 2,3 2,6 3,2 3,2 3,1 2,8 2,3 1,9 2,5 2009 1,9 2,0 2,0 1,8 1,6 1,4 *)
*) Voorlopige cijfers.
NB. Van jan. 1989 jan. 1994: reeks werknemers met een laag inkomen 1985=100 Van febr. 1994 sep. 1997: reeks alle huishoudens 1990=100 Van okt. 1997 dec. 2002: reeks alle huishoudens 1995=100 Van jan. 2003 dec. 2006: reeks alle huishoudens 2000=100 Vanaf jan. 2007: reeks alle huishoudens 2006=100 Bron: CBS
2. Prijsstijging en bijdrage aan inflatie van enkele artikelgroepen 2009 gewicht 2007 2008 Jan. Feb. Mrt Apr Mei Jun* Prijsstijging ten opzichte van een jaar eerder % 0 Totaal bestedingen 100,0 1,6 2,5 1,9 2,0 2,0 1,8 1,6 1,4 1 Voedingsmiddelen en alcoholvrije dranken 11,0 1,0 5,6 4,2 4,3 3,6 3,0 2,0 1,3 2 Alcoholhoudende dranken en tabak 2,9 1,9 4,8 10,3 9,8 9,4 9,7 9,8 9,3 3 Kleding en schoeisel 5,1 1,2 0,3 -3,4 -2,4 0,9 0,7 0,6 0,2 4 Huisvesting, water en energie 24,4 2,6 2,1 4,3 4,1 4,0 3,6 3,8 3,6 5 Stoffering, huishoudelijke apparaten 6,4 1,2 2,1 2,2 2,4 2,7 2,8 2,6 2,8 6 Gezondheid 1,3 1,2 0,3 0,0 -0,1 0,1 0,1 0,5 0,5 7 Vervoer 10,8 1,8 3,9 -4,0 -2,8 -3,0 -3,3 -4,2 -4,2 8 Communicatie 3,9 -2,8 -4,1 -2,2 -2,0 -1,5 -0,9 -0,9 -0,8 9 Recreatie en cultuur 10,8 -0,7 -1,3 0,8 -0,2 -0,3 0,2 0,0 0,3 10 Onderwijs 0,1 -1,4 2,2 1,6 1,3 1,3 1,6 1,6 1,3 11 Hotels, cafés en restaurants 4,8 3,5 4,2 3,7 4,1 3,5 4,3 4,0 4,0 12 Diverse goederen en diensten 10,9 2,9 3,8 2,6 2,9 2,5 2,8 2,6 2,6 13 Consumptiegebonden belastingen en overheidsd. 3,3 2,9 4,2 6,2 4,2 4,2 3,7 3,7 3,7 14 Consumptie in het buitenland 4,4 2,3 4,8 -0,3 -1,0 -0,6 -2,4 -1,5 -2,7 Bijdrage aan de inflatie procentpunt 0 Totaal bestedingen 100,0 1,6 2,5 1,9 2,0 2,0 1,8 1,6 1,4 1 Voedingsmiddelen en alcoholvrije dranken 11,0 0,1 0,6 0,5 0,5 0,4 0,3 0,2 0,1 2 Alcoholhoudende dranken en tabak 2,9 0,1 0,1 0,3 0,3 0,3 0,3 0,3 0,3 3 Kleding en schoeisel 5,1 0,1 0,0 -0,2 -0,1 0,1 0,1 0,0 0,0 4 Huisvesting, water en energie 24,4 0,6 0,5 1,0 1,0 0,9 0,9 0,9 0,9 5 Stoffering, huishoudelijke apparaten 6,4 0,1 0,1 0,1 0,2 0,2 0,2 0,2 0,2 6 Gezondheid 1,3 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 7 Vervoer 10,8 0,2 0,4 -0,5 -0,3 -0,3 -0,4 -0,5 -0,5 8 Communicatie 3,9 -0,1 -0,2 -0,1 -0,1 -0,1 0,0 0,0 0,0 9 Recreatie en cultuur 10,8 -0,1 -0,1 0,1 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 10 Onderwijs 0,1 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 11 Hotels, cafés en restaurants 4,8 0,2 0,2 0,2 0,2 0,2 0,2 0,2 0,2 12 Diverse goederen en diensten 10,9 0,3 0,4 0,3 0,3 0,3 0,3 0,3 0,3 13 Consumptiegebonden belastingen en overheidsd. 3,3 0,1 0,1 0,2 0,1 0,1 0,1 0,1 0,1 14 Consumptie in het buitenland 4,4 0,1 0,2 0,0 0,0 0,0 -0,1 -0,1 -0,1
*) Voorlopige cijfers.
Bron: CBS
CBS Persbericht PB09-049 pagina 3 van 5
3. Procentuele veranderingen t.o.v. de overeenkomstige periode uit het voorgaande jaar
Nationale CPI Nederland Geharmoniseerde index (HICP)
Alle Alle Nederland Eurozone Europese huishoudens huishoudens Unie afgeleid 1) jaargemiddelden
1997 2,2 2,0 1,9 1,6 1,7 1998 2,0 1,7 1,8 1,1 1,3 1999 2,2 1,7 2,0 1,1 1,2 2000 2,6 2,2 2,3 2,1 1,9 2001 4,5 3,6 5,1 2,3 2,2 2002 3,4 3,4 3,9 2,2 2,1 2003 2,1 1,9 2,2 2,1 2,0 2004 1,2 0,9 1,4 2,1 2,0 2005 1,7 1,4 1,5 2,2 2,2 2006 1,1 1,5 1,7 2,2 2,2 2007 1,6 1,5 1,6 2,1 2,3 2008 2,5 2,2 2,2 3,3 3,7 maanden
2007 januari 1,4 1,2 1,2 1,8 2,1 februari 1,5 1,3 1,4 1,8 2,1 maart 1,8 1,6 1,9 1,9 2,3 april 1,8 1,6 1,9 1,9 2,2 mei 1,8 1,6 2,0 1,9 2,1 juni 1,7 1,6 1,8 1,9 2,1 juli 1,5 1,3 1,4 1,8 2,0 augustus 1,1 1,0 1,1 1,7 1,9 september 1,3 1,2 1,3 2,1 2,2 oktober 1,6 1,5 1,6 2,6 2,7 november 1,9 1,8 1,8 3,1 3,1 december 1,9 1,7 1,6 3,1 3,2 2008 januari 2,0 1,9 1,8 3,2 3,4 februari 2,2 2,1 2,0 3,3 3,5 maart 2,2 2,0 1,9 3,6 3,8 april 2,0 1,9 1,7 3,3 3,6 mei 2,3 2,1 2,1 3,7 4,0 juni 2,6 2,4 2,3 4,0 4,3 juli 3,2 2,9 3,0 4,0 4,4 augustus 3,2 3,0 3,0 3,8 4,3 september 3,1 2,8 2,8 3,6 4,2 oktober 2,8 2,5 2,5 3,2 3,7 november 2,3 1,8 1,9 2,1 2,8 december 1,9 1,5 1,7 1,6 2,2 2009 januari 1,9 1,4 1,7 1,1 1,8 februari 2,0 1,5 1,9 1,2 1,8 maart 2,0 1,5 1,8 0,6 1,3 april 1,8 1,4 1,8 0,6 1,3 mei 1,6 1,2 1,5 0,0 *) 0,7 *) juni 1,4 *) 1,1 *) 1,4 *) -0,1 *) 1) In de afgeleide consumentenprijsindices van het CBS is het effect van veranderingen in de tarieven van de consumptie- gebonden belastingen en subsidies uit de prijsontwikkeling geëlimineerd. Enkele voorbeelden zijn BTW en accijns, motorrijtuigenbelasting, hondenbelasting, maar ook subsidies op milieuvriendelijke producten.
*) Voorlopige cijfers.
Bron: CBS/Eurostat
CBS Persbericht PB09-049 pagina 4 van 5
4. Verandering consumentenprijsindex alle huishoudens (2006 = 100) naar artikelgroep Artikelgroep Weging Mutatie in % juni '09 *) t.o.v. Bijdrage aan inflatie in %-punt % mei '09 jun '08 mei '09 jun '09 *) 0 Totaal bestedingen 100,0 -0,3 1,4 1,6 1,4 1 Voedingsmiddelen en alcoholvrije dranken 11,0 -0,3 1,3 0,2 0,1 Voedingsmiddelen 10,1 -0,2 1,4 0,2 0,1 Brood en graanproducten 2,1 0,0 2,3 0,1 0,0 Vlees 2,2 0,0 3,5 0,1 0,1 Vis, schaal- en schelpdieren 0,4 0,4 2,1 0,0 0,0 Melk, kaas en eieren 1,4 -0,7 -0,9 0,0 0,0 Oliën en vetten 0,2 -1,5 0,3 0,0 0,0 Fruit 0,8 1,6 -0,1 0,0 0,0 Groenten en aardappelen 1,2 -0,9 -1,4 0,0 0,0 Suiker, zoetwaren en ijs 0,8 -0,5 3,1 0,0 0,0 Overige voedingsmiddelen 1,1 -0,8 1,4 0,0 0,0 Alcoholvrije dranken 0,9 -0,9 0,8 0,0 0,0 Koffie, thee en cacao 0,3 0,1 0,7 0,0 0,0 Mineraalwater, frisdranken en sappen 0,6 -1,5 1,0 0,0 0,0 2 Alcoholhoudende dranken en tabak 2,9 -0,4 9,3 0,3 0,3 Alcoholhoudende dranken 1,1 -1,0 3,7 0,1 0,0 Tabak 1,8 0,0 13,1 0,2 0,2 3 Kleding en schoeisel 5,1 -7,6 0,2 0,0 0,0 Kleding en kledingstoffen 4,2 -7,9 0,4 0,1 0,0 Schoeisel en schoenreparaties 0,8 -6,1 -0,4 0,0 0,0 4 Huisvesting, water en energie 24,4 -0,1 3,6 0,9 0,9 Werkelijke huur 6,2 0,0 1,9 0,1 0,1 Toegerekende huur eigen woning 10,0 0,0 1,9 0,2 0,2 Onderhoud en reparatie van de woning 1,6 -1,4 -1,8 0,0 0,0 Watervoorziening en overige diensten i.v.m. de woning 1,3 0,0 2,0 0,0 0,0 Energie 5,3 0,0 11,2 0,6 0,5 5 Stoffering, huishoudelijke apparaten 6,4 -0,1 2,8 0,2 0,2 Meubelen en vloerbedekking 2,7 0,3 2,4 0,1 0,1 Huishoudtextiel 0,5 -0,4 0,8 0,0 0,0 Huishoudelijke apparatuur incl. reparatie 0,8 -0,5 4,0 0,0 0,0 Vaat- en glaswerk en huishoudelijke artikelen 0,6 -0,1 5,4 0,0 0,0 Gereedschappen en werktuigen voor huis en tuin 0,4 -0,4 -0,3 0,0 0,0 Dagelijks woningonderhoud 1,5 -0,4 3,2 0,1 0,0 6 Gezondheid 1,3 0,1 0,5 0,0 0,0 7 Vervoer 10,8 1,4 -4,2 -0,5 -0,5 Aankoop voertuigen 3,0 -0,1 0,2 0,0 0,0 Gebruik van privé-voertuigen, w.o. autobrandstoffen 6,0 2,5 -7,6 -0,5 -0,5 Vervoersdiensten 1,8 -0,1 1,2 0,0 0,0 8 Communicatie 3,9 0,0 -0,8 0,0 0,0 9 Recreatie en cultuur 10,8 -0,2 0,3 0,0 0,0 Audio en video, computers en software 2,0 -0,2 -9,9 -0,2 -0,2 Duurzame goederen voor recreatie en cultuur 0,5 -0,3 2,2 0,0 0,0 Spelartikelen, bloemen, planten en huisdieren 2,0 -1,2 0,7 0,0 0,0 Recreatieve en culturele dienstverlening 2,8 0,0 3,7 0,1 0,1 Boeken, kranten, tijdschriften en schrijfwaren 1,7 0,2 1,8 0,0 0,0 Pakketreizen 1,7 0,0 4,5 0,1 0,1 10 Onderwijs 0,1 0,0 1,3 0,0 0,0 11 Hotels, cafés en restaurants 4,8 0,3 4,0 0,2 0,2 Restaurants, cafés en kantines 4,3 0,2 3,7 0,2 0,2 Accommodatie 0,4 1,4 7,5 0,0 0,0 12 Diverse goederen en diensten 10,9 0,0 2,6 0,3 0,3 Lichaamsverzorging 2,3 -0,1 1,7 0,0 0,0 Artikelen voor persoonlijk gebruik, n.e.g. 0,8 -0,1 2,6 0,0 0,0 Sociale bescherming (w.o. kinderopvang, thuiszorg) 1,4 0,0 1,2 0,0 0,0 Verzekering 3,3 0,1 3,6 0,1 0,1 Financiële diensten 1,1 0,0 0,8 0,0 0,0 Andere diensten n.e.g. 2,0 0,0 3,8 0,1 0,1 13 Consumptiegebonden belastingen en overheidsd. 3,3 0,0 3,7 0,1 0,1 Consumptiegebonden belastingen 2,6 0,0 4,1 0,1 0,1 Overheidsdiensten, w.o. college- en lesgeld VO 0,7 0,0 2,3 0,0 0,0 14 Consumptie in het buitenland 4,4 0,1 -2,7 -0,1 -0,1
*) Voorlopige cijfers.
Bron: CBS
CBS Persbericht PB09-049 pagina 5 van 5
---- --