| | | |
|RAAD VAN | |NL | |DE EUROPESE UNIE | | | |10850/09 (Presse 169) | |(OR. en) | | | |Betreft: | |PERSMEDEDELING | |2949e zitting van de Raad | |Vervoer, Telecommunicatie en Energie | |Luxemburg, 11-12 juni 2009 | |Voorzitter de heer Gustáv Slame?ka | |Minister van Verkeer | |de heer Vladimír To?ovský | |Minister van Industrie en Handel | | |
|Voornaamste resultaten van de Raadszitting | |De Raad heeft de Commissie een mandaat verleend om met Georgië | |onderhandelingen te openen over een uitgebreide luchtvervoersovereenkomst. | |De Raad heeft een politiek akkoord bereikt over een ontwerp-verordening | |inzake een Europees spoorwegnet voor een concurrerend goederenvervoer. | |Hij heeft tevens conclusies aangenomen betreffende het Groenboek van de | |Commissie getiteld: TEN-V: een beleidsevaluatie. | |De Raad heeft een politiek akkoord bereikt over een richtlijn die de | |lidstaten ertoe verplicht minimumvoorraden aardolie en/of aardolieproducten| |in opslag te houden. De Raad zal de tekst tijdens een komende Raadszitting | |formeel, zonder debat, in de door de juristen/vertalers bijgewerkte versie | |aannemen. | |Voorts heeft de Raad zonder bespreking een herziene verordening over het | |Europees fonds voor aanpassing aan de globalisering aangenomen na hierover | |in eerste lezing een akkoord met het Europees Parlement te hebben bereikt. |INHOUD1
DEELNEMERS 5
BESPROKEN PUNTEN
VERVOER 7
Luchtvaartovereenkomst met Georgië 7
Europees spoorwegnet voor een concurrerend goederenvervoer 8
Rechten van passagiers die per touringcar of autobus reizen 10
Europese programma's voor radionavigatie per satelliet 12
Intelligente vervoersystemen 13
Groenboek: TEN-V: een beleidsevaluatie - Conclusies van de Raad 14
TELECOMMUNICATIE 20
Europees beleid inzake netwerk- en gegevensbeveiliging 20
ENERGIE 21
Olievoorraden 21
Energie-efficiëntiepakket 23
Internationale betrekkingen op energiegebied 25
DIVERSEN 26
ACTIVITEITEN IN DE MARGE VAN DE RAAD 29
ANDERE GOEDGEKEURDE PUNTEN
VERVOER
Rijbewijzen - Regelgevingsprocedure met toetsing 30
EUROPEES VEILIGHEIDS- EN DEFENSIEBELEID
Irak - Geïntegreerde rechtsstaatmissie van de EU 30
HANDELSPOLITIEK
Antidumping 31
Bescherming tegen invoer met subsidiëring uit landen die geen lid zijn van de EG 31
SOCIALE ZAKEN
Raad versterkt Europees fonds voor aanpassing aan de globalisering om crisis te bestrijden 32
DEELNEMERS
De regeringen van de lidstaten en de Europese Commissie waren als volgt vertegenwoordigd:
België:
de heer Paul MAGNETTE minister van Klimaat en Energie de heer Etienne SCHOUPPE staatssecretaris voor Mobiliteit, toegevoegd aan de eerste minister
Bulgarije:
de heer Valentin IVANOV viceminister van Economie en Energie
mevrouw Krasimira MARTINOVA viceminister van Verkeer
Tsjechië:
de heer Gustáv SLAME?KA minister van Verkeer de heer Vladimír TO?OVSKÝ minister van Industrie en Handel mevrouw Lenka PTÁ?KOVÁ MELICHAROVÁ viceminister van Binnenlandse Zaken, belast met Europese Zaken de heer Pavel ?KVÁRA viceminister van Verkeer de heer Tomá? HÜNER viceminister van Industrie en Handel, sectie Energie
Denemarken:
mevrouw Connie HEDEGAARD minister van Klimaat en Energie de heer Lars BARFOED minister van Verkeer
Duitsland:
de heer Jochen HOMANN staatssecretaris, ministerie van Economische Zaken en Technologie de heer Engelbert LÜTKE DALDRUP staatssecretaris, ministerie van Verkeer, Bouwbeleid en Stedelijke Ontwikkeling Estland: de heer Juhan PARTS minister van Economische Zaken en Verkeer
Ierland:
de heer Eamon RYAN minister van Communicatie, Energie en Natuurlijke Hulpbronnen
Griekenland:
de heer Kostis HATZIDAKIS minister van Ontwikkeling
Spanje:
mevrouw Concepción GUTIÉRREZ DEL CASTILLO staatssecretaris van Vervoer de heer Pedro Luis MARÍN URIBE Staatssecretaris van Energie
Frankrijk:
de heer Jean-Louis BORLOO minister van staat, minister van Ecologie en van Duurzame Ontwikkeling en Landinrichting mevrouw Nathalie KOSCIUSKO- MORIZET staatssecretaris, belast met Prospectief beleid en Ontwikkeling van de digitale economie
Italië:
de heer Claudio SCAJOLA minister van Economische Ontwikkeling de heer Altero MATTEOLI minister van Infrastructuur en Vervoer
Cyprus:
de heer Antonis PASCHALIDES minister van Handel, Industrie en Toerisme
Letland:
de heer Art?rs BERGHOLCS staatssecretaris, ministerie van Verkeer
Litouwen:
de heer Arvydas SEKMOKAS minister van Energie de heer Arunas STARAS viceminister van Verkeer
Luxemburg:
de heer Jeannot KRECKÉ minister van Economische Zaken en Buitenlandse Handel, minister van Sport
de heer Lucien LUX minister van Milieubeheer, minister van Vervoer
Hongarije:
de heer Lajos CSEPI vakstaatssecretaris, ministerie van Verkeer, Telecommunicatie en Energie
Malta:
de heer Austin GATT minister van Infrastructuur, Vervoer en Communicatie de heer George PULLICINO minister van Hulpbronnen en Plattelandszaken
Nederland:
de heer Camiel EURLINGS minister van Verkeer en Waterstaat mevrouw Maria van der HOEVEN minister van Economische Zaken
Oostenrijk:
mevrouw Doris BURES minister van Verkeer, Innovatie en Technologie de heer Reinhold MITTERLEHNER minister van Economische Zaken, Gezin en Jeugd
Polen:
de heer Maciej JANKOWSKI onderstaatssecretaris, ministerie van Infrastructuur de heer Marcin KOROLEC onderstaatssecretaris, ministerie van Economische Zaken
Portugal:
mevrouw Ana Paula ZACARIAS plaatsvervangend permanent vertegenwoordiger
Roemenië:
de heer Adriean VIDEANU minister van Economische Zaken de heer Eusebiu PISTRU POPA staatssecretaris, ministerie van Vervoer en Infrastructuur de heer Marius FECIORU staatssecretaris, ministerie van Communicatie en Informatietechnologie
Slovenië:
de heer Matej LAHOVNIK minister van Economie de heer Patrik VLA?I? minister van Verkeer de heer Jozsef GYÖRKÖS staatssecretaris, ministerie van Hoger Onderwijs, Wetenschappen en Technologie
Slowakije:
de heer ?ubomír JAHNÁTEK minister van Economie de heer Milan MOJ? staatssecretaris, ministerie van Vervoer, Post en Telecommunicatie
Finland:
mevrouw Anu VEHVILÄINEN minister van Verkeer mevrouw Suvi LINDÉN minister van Communicatie
Zweden:
mevrouw Maud OLOFSSON minister van Ondernemingen en Energie, viceminister-president mevrouw Åsa TORSTENSSON minister van Infrastructuur
Verenigd Koninkrijk:
de heer Sadiq KHAN staatssecretaris, ministerie van Gemeenschappen en Plaatselijk Bestuur
Commissie:
de heer Antonio TAJANI vicevoorzitter mevrouw Viviane REDING lid de heer Andris PIEBALGS lid
BESPROKEN PUNTEN
VERVOER
Luchtvaartovereenkomst met Georgië
De Raad heeft een besluit aangenomen waarbij hij de Commissie machtigt om met Georgië onderhandelingen te openen over een uitgebreide luchtvaartovereenkomst.
De Commissie had in januari 2009 om die machtiging verzocht. De overeenkomst beoogt de wederzijdse openstelling van de betrokken markten, waarop luchtvaartmaatschappijen op basis van commerciële beginselen vrij hun diensten kunnen aanbieden en eerlijk en op gelijke voet met elkaar kunnen concurreren.
De overeenkomst is in overeenstemming met de conclusies die de Raad in 2005 heeft aangenomen betreffende de "Ontwikkeling van de agenda voor het externe luchtvaartbeleid van de Gemeenschap" (PB C 173 van 13.7.2005, blz. 1), waarin de Raad zich verheugde over de vooruitgang bij de ontwikkeling van een bredere Europese gemeenschappelijke luchtvaartruimte (streefdatum: 2010) waarin buurlanden van de Europese Unie worden opgenomen. Het vandaag aangenomen mandaat stemt ook overeen met de partnerschaps- en samenwerkingsovereenkomst tussen de EU en Georgië, en sluit aan bij de conclusies van de buitengewone Europese Raad van september 2008 (12594/2/08), waarin ervoor gepleit werd de betrekkingen met Georgië aan te halen, onder meer door de instelling van een vrijhandelszone zodra de voorwaarden daartoe zijn vervuld.
Europees spoorwegnet voor een concurrerend goederenvervoer
De Raad heeft tijdens een openbare beraadslaging een politiek akkoord bereikt over een ontwerp-verordening waarbij regels worden gesteld voor de oprichting en de organisatie van internationale corridors voor een concurrerend goederenvervoer (10678/09, zoals gewijzigd door de ministers).
Op basis van het politiek akkoord zal de Raad zijn gemeenschappelijk standpunt vaststellen, dat vervolgens voor tweede lezing in het kader van de medebeslissingsprocedure aan het Europees Parlement zal worden toegestuurd.
Doel van het voorstel is het tot stand brengen van een Europees spoorwegnet voor een door concurrentie gekenmerkt goederenvervoer dat bestaat uit internationale corridors, zodat de exploitanten beschikken over een efficiënte, hoogwaardige infrastructuur voor goederenvervoer. Als gevolg daarvan zouden de spoorwegexploitanten een efficiënte, hoogwaardige dienst moeten kunnen bieden en competitiever moeten worden op de markt voor goederenvervoer. Daartoe voorziet het voorstel in regels voor de totstandbrenging en wijziging van goederencorridors en voor de organisatie en het beheer ervan, alsook in maatregelen voor de invoering van goederencorridors, de planning van de investeringen en het beheer van de capaciteit en het verkeer.
De door de ministers overeengekomen tekst is gebaseerd op het compromisvoorstel van het voorzitterschap. De lidstaten zullen ten laatste drie jaar na de inwerkintreding van de verordening - vijf jaar in uitzonderlijke gevallen - in eerste instantie goederencorridors tot stand brengen volgens de lijst van hoofdtrajecten in de bijlage bij de ontwerp- verordening. Daarnaast dienen niet op de lijst vermelde lidstaten deel te nemen aan de totstandbrenging van ten minste één corridor en tot slot zullen de lidstaten op verzoek van een lidstaat verplicht zijn aan de oprichting van een corridor of aan de verlenging van een bestaande corridor deel te nemen, opdat een buurlidstaat kan voldoen aan de verplichting om ten minste één corridor tot stand te brengen.
Om tegemoet te komen aan de bedenkingen van sommige lidstaten over de mogelijke negatieve gevolgen die de reservering van capaciteit voor goederentreinen zal hebben voor het normale personenvervoer, en om tegelijk te waarborgen dat goederentreinen op goederencorridors voorrang hebben, worden in de overeengekomen tekst de specifieke maatregelen inzake capaciteitstoewijzing gehandhaafd en wordt er tegelijkertijd voor gezorgd dat de capaciteitsbehoefte van andere soorten vervoer, waaronder het personenvervoer, wordt erkend.
In vergelijking met het oorspronkelijke Commissievoorstel, waarin was bepaald dat andere aanvragers dan spoorwegondernemingen het recht kregen treinpaden aan te vragen voor goederenvervoer wanneer die betrekking hebben op een of meer segmenten van de goederencorridor, bevat de door de ministers overeengekomen tekst deze bepaling niet. Andere aanvragers dan spoorwegondernemingen kunnen nog steeds infrastructuur voor bepaalde segmenten van treinpaden aanvragen, indien deze treinpaden zich bevinden in lidstaten die dergelijke aanvragen op grond van hun nationaal recht aanvaarden.
De verordening zal in werking treden op de twintigste dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de EU. Zij zal niet van toepassing zijn op Cyprus en Malta.
De Commissie heeft haar voorstel in december 2008 ingediend (17324/08). Het Europees Parlement heeft in april 2009 zijn advies in eerste lezing aangenomen (8901/09).
Rechten van passagiers die per touringcar of autobus reizen
De Raad heeft tijdens een openbare beraadslaging kennis genomen van het voortgangsverslag van het voorzitterschap (10301/09) over een ontwerp- verordening betreffende de rechten van passagiers die per touringcar of autobus reizen. Hij heeft tevens - op basis van drie door het voorzitterschap voorgestelde vragen - een oriënterend debat gehouden over de werkingssfeer van dit voorstel.
Tijdens het debat hebben alle lidstaten opnieuw toegezegd de rechten van passagiers die per touringcar of autobus reizen in het algemeen te zullen versterken, en in het bijzonder het reizen van gehandicapten en personen met een beperkte mobiliteit te zullen vergemakkelijken.
Een grote meerderheid van de lidstaten heeft er evenwel op gewezen dat huns inziens het toepassingsgebied onvoldoende toegesneden is op de bijzondere kenmerken van de sector van de bus- en touringcardiensten, en dat dit punt moet worden verduidelijkt en aangepast.
De eerste optie (beperkt toepassingsgebied zonder verdere vrijstelling) werd door een duidelijke meerderheid van de delegaties gesteund; zij zijn van oordeel dat het toepassingsgebied van de voorgestelde verordening moet worden beperkt tot nationale en internationale geregelde langeafstandsvervoersdiensten, omdat de rechten van de passagiers beschermd moeten worden en er bepalingen moeten worden vastgesteld die voor bus- en touringcarbedrijven proportioneel en haalbaar zijn.
Over het tweede punt (open toepassingsgebied met eventueel vrijstellingen) zijn sommige delegaties van oordeel dat die optie nader moet worden onderzocht; een en ander zou betekenen dat op geselecteerde gebieden een aantal basisrechten voor alle passagiers worden gewaarborgd, terwijl er ruimte wordt gelaten voor eventuele nationale aanpassingen en vrijstellingen, en voor lokaal vervoer het subsidiariteitsbeginsel in acht wordt genomen.
De derde mogelijkheid (ruim toepassingsgebied met gedifferentieerde bepalingen) kreeg slechts steun van twee of drie delegaties. Die optie lijkt te prescriptief en mist de nodige flexibiliteit om doeltreffend op de volledige sector van bus- en touringcarvervoersdiensten te worden toegepast.
De Raad heeft de bevoegde instanties verzocht het voorstel verder te bespreken, zodat tijdens het komende Zweedse voorzitterschap aanzienlijke vooruitgang kan worden geboekt.
De voorgestelde verordening maakt deel uit van het algemene beleid van de EU ten behoeve van een gelijke behandeling van passagiers, ongeacht het gekozen vervoersmiddel. Soortgelijke wetgeving is reeds vastgesteld op het vlak van lucht- en spoorvervoer, en is ook voorgesteld voor diensten over zee en de binnenwateren.
Dit voorstel zal in het algemeen voor alle passagiers extra rechtsbescherming bieden bij overlijden of letsel en bij verlies van of schade aan hun bagage. Voorts legt het bus- en touringcarbedrijven verplichtingen op bij annulering of vertraging van een reis, stelt het regels voor de invoering van doeltreffende klachtenbehandelingsprocedures en bevat het bepalingen over informatie aan passagiers en ander initiatieven ter versterking van de passagiersrechten. Daarnaast stelt de ontwerp-verordening regels vast inzake informatie en bijstand aan gehandicapten en personen met beperkte mobiliteit.
De Commissie heeft haar voorstel in december 2008 ingediend (16933/08). Het Europees Parlement heeft in mei 2009 zijn advies in eerste lezing aangenomen (8897/09).
Europese programma's voor radionavigatie per satelliet
De Raad heeft nota genomen van het voortgangsverslag van het voorzitterschap (10312/09) over de ontwerp-verordening tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1321/2004 inzake de beheersstructuren van de Europese programma's voor radionavigatie per satelliet.
Doel van het voorstel is de bepalingen van Verordening (EG) nr. 1321/2004 (PB L 246, van 20.7.2004, blz. 1) in overeenstemming te brengen met de bepalingen van Verordening (EG) nr. 683/2008 (PB L 194 van 24.7.2008, blz. 1), met name met het oog op de verdere uitvoering van die programma's, aangezien laatstgenoemde verordening ingrijpende wijzigingen heeft aangebracht in de procedures op het gebied van financiën, bestuur en aanbesteding van de Galileo-programma's.
Bij Verordening (EG) nr. 1321/2004, gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1942/2006, is een communautair bureau opgericht, genaamd Toezichtautoriteit voor het Europees wereldwijd satellietnavigatiesystem ("de Autoriteit"). De oorspronkelijke rol en opdracht van het bureau waren afgestemd op de behoeften van het stelsel dat destijds in het leven was geroepen voor de concessie van het beheer en de financiering van de stationerings- en de exploitatiefase van het Galileo-programma. In de loop van 2007 is dit stelsel stopgezet, en is besloten de verantwoordelijkheid voor het beheer en de financiering van de stationeringsfase van het programma niet langer in handen van de particuliere sector te laten.
In Verordening (EG) nr. 683/2008 is het nieuwe kader voor het publieke beheer en de financiering van de programma's Galileo en Egnos vastgesteld. Deze verordening voorziet in een strikte bevoegdheidsverdeling tussen de Europese Gemeenschap, vertegenwoordigd door de Commissie, de Autoriteit en het Europees Ruimteagentschap, belast de Commissie met de verantwoordelijkheid voor het beheer van de programma's en bevat een nauwkeurige opsomming van de taken die destijds aan de Autoriteit werden toevertrouwd.
Tijdens de bespreking van het voorstel door de groep, steunden alle delegaties het doel van het voorstel en zagen zij de noodzaak om de incoherenties tussen beide verordeningen zo snel mogelijk weg te werken. De ontwerp-verordening gaf op sommige punten echter aanleiding tot bezorgdheid, vooral in verband met veiligheidskwesties. De werkzaamheden inzake dit dossier zullen tijdens het Zweedse voorzitterschap worden voortgezet en voornamelijk worden toegespitst op de opdracht en taken van het comité voor de veiligheidaccreditatie, het stemrecht van de Commissie in de raad van bestuur en de betrokkenheid van het Europees Parlement.
De Commissie heeft haar voorstel in maart 2009 ingediend (6257/09).
Intelligente vervoersystemen
De Raad heeft tijdens een openbare beraadslaging kennis genomen van het voortgangsverslag van het voorzitterschap over een ontwerp-richtlijn tot vaststelling van het kader voor het toepassen van intelligente vervoerssystemen (ITS) op het gebied van het wegvervoer (10012/09).
De Raad heeft de bevoegde instanties verzocht dit voorstel verder te bespreken, zodat vóór eind 2009 een politiek akkoord kan worden bereikt.
Doel van dit voorstel is het scheppen van de voorwaarden en het voorzien in de mechanismen tot stimulering van het gebruik van ITS-diensten en
-toepassingen voor het wegvervoer en de interfaces daarvan met andere vervoerwijzen, zulks om in de EU de efficiëntie en milieuvriendelijkheid, de veiligheid en de betrouwbaarheid van de mobiliteit van vracht en passagiers te bevorderen. In het voorstel is daartoe bepaald dat voor de gemeenschappelijke en wettelijk bindende specificaties met nadere bepalingen en procedures voor het toepassen van ITS in de EU, de comitéprocedure zal gelden (regelgevingsprocedure met toetsing).
De Raadsgroep heeft het voorstel en het bijbehorende actieplan verschillende keren besproken. Alle delegaties steunen de doelstellingen van het voorstel, hoewel een meerderheid van de delegaties terughoudend was om de comitéprocedure op alle acties toe te passen, zoals in het Commissievoorstel wordt geopperd. De Raad TTE heeft in maart conclusies over het actieplan aangenomen (8005/09 + 8005/09 COR 1 ). ITS was ook aan de orde tijdens de informele bijeenkomst van de vervoersministers in Litom??ice, in april 2009, die heeft bijgedragen tot een duidelijker standpunt van de lidstaten (8177/09).
De Commissie heeft haar voorstel ingediend in december 2008 (17564/08). Het Europees Parlement heeft in april 2009 zijn advies in eerste lezing aangenomen (8899/09).
Groenboek: TEN-V: een beleidsevaluatie - Conclusies van de Raad
De Raad heeft de volgende conclusies aangenomen over het Groenboek van de Commissie getiteld: "Op weg naar een beter geïntegreerd trans-Europees vervoersnetwerk ten dienste van het gemeenschappelijke vervoersbeleid".
"DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
GELET OP:
1. Het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op de artikelen 154, 155 en 156,
2. Het Witboek vervoer van 12 september 2001 van de Commissie, getiteld "Het Europese vervoersbeleid tot het jaar 2010: tijd om te kiezen" en de tussentijdse evaluatie ervan d.d. 22 juni 2006,
3. Beschikking nr. 1692/96/EG van het Europees Parlement en de Raad van
23 juli 1996 betreffende communautaire richtsnoeren voor de ontwikkeling van een trans-Europees vervoersnet, herzien in 2004 en laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1791/2006/EG van de Raad van 20 november 2006 (hierna "TEN-richtsnoeren"),
4. De mededeling van de Commissie "Groenboek TEN-V: een beleidsevaluatie op weg naar een beter geïntegreerd trans-Europees vervoersnetwerk ten dienste van het gemeenschappelijke vervoersbeleid" van 4 februari
2009,
5. De resolutie van het Europees Parlement van 22 april 2009 over het Groenboek inzake het toekomstige TEN-V-beleid.
OVERWEGENDE HETGEEN VOLGT:
1. Het TEN-V-beleid is in 1996 voor een Europese Unie met 15 lidstaten ingesteld, met als belangrijkste doelstelling de nationale vervoersinfrastructuurnetwerken van de lidstaten met elkaar te verbinden en aldus de interne markt en de sociale en economische samenhang te vergemakkelijken, onder meer door verbindingen met eilanden en perifere regio's tot stand te brengen, te zorgen voor toegang tot deze netwerken, en het netwerk van de EU aan te sluiten op dat van derde landen;
2. Deze hoofddoelstellingen gelden weliswaar nog steeds, maar het nieuwe grondgebied van de EU, dat is ontstaan na de uitbreidingen van de Europese Unie in 2004 en 2007, vergt een aanpassing van, met name, het planningskader van TEN-V die verder gaat dan de herziening van de richtsnoeren in 2004;
3. Ook nieuwe politieke en economische omstandigheden (zoals klimaatveranderingsdoelstellingen, de groeiende internationale rol van Europa, de Lissabonagenda en de recente inspanningen voor economisch herstel en duurzame ontwikkeling) vergen een evaluatie van het TEN-V-beleid;
4. Het TEN-V-beleid en het gemeenschappelijk vervoersbeleid, in het bijzonder het concept "co-modaliteit", moeten beter worden geïntegreerd om van het TEN-V een solide basis te maken voor efficiënte, duurzame, veilige en hoogwaardige vervoersdiensten in de verschillende vervoerssectoren;
5. Met het toekomstige TEN-V-beleid moeten op basis van de positieve resultaten van beleidsmaatregelen uit het verleden verdere inspanningen worden geleverd om uitvoering te geven aan maatregelen waartoe reeds is besloten (met name de uitvoering van de prioritaire projecten);
6. Om tegemoet te komen aan toekomstige eisen moet de Europese dimensie van het TEN-V-beleid op het niveau van de netwerkplanning kracht worden bijgezet, en moeten de communautaire instrumenten voor de uitvoering van het TEN-V efficiënter worden;
7. Het communautaire optreden moet worden gecoördineerd en worden toegespitst op acties met een Europese meerwaarde en moet, op basis van transparante criteria, rekening houden met de voordelen voor de Europese Unie;
8. Het vervoer, thans een van de sectoren die het meest bijdragen tot de broeikasgasemissies van de Gemeenschap, behoeft tal van maatregelen om de uitstoot van CO2 terug te dringen; een optimaal geïntegreerd en geïnterconnecteerd Europees vervoersnetwerk is een essentiële voorwaarde om deze doelstellingen te verwezenlijken;
9. De planning van het TEN-V moet tot uiting komen in nationale vervoersinfrastructuurkaders, en er moet worden gestreefd naar samenhang tussen de planningsambities van het TEN-V en de uitvoeringscapaciteiten ervan. Zodra het besluit inzake het netwerk is genomen, moeten de lidstaten en andere initiatiefnemers van projecten, alsook de Commissie, hun inspanningen concentreren door op de best mogelijke manier gebruik te maken van de verschillende communautaire instrumenten om de uitvoering van projecten van gemeenschappelijk belang te faciliteren;
De RAAD:
(1) VERWELKOMT het Groenboek van de Commissie van 4 februari 2009 over het toekomstige TEN-V-beleid en een algemene evaluatie op basis van de tot dusver opgedane ervaring en bereikte resultaten, zonder daarbij vooruit te lopen op de toekomstige besprekingen over de financiële vooruitzichten;
(2) BEVESTIGT dat verder moet worden geïnvesteerd in vervoersinfrastructuur met het oog op de goede ontwikkeling van het TEN-V voor alle vervoerswijzen, als basis voor de interne markt, het concurrentievermogen en de economische, sociale en territoriale samenhang van de Unie en haar aansluiting op naburige landen, en dat bij het vormgeven van het toekomstige TEN-V-beleid de nadruk moet liggen op de "Europese meerwaarde" en, onder meer, milieudoelstellingen in acht moeten worden genomen;
(3) VERZOEKT de Commissie te zorgen voor continuïteit met het bestaande kader (hoofdzakelijk bij de voltooiing van prioritaire projecten) en daarbij open te staan voor nieuwe benaderingswijzen om in te spelen op toekomstige politieke, economische, ecologische en technologische uitdagingen en kansen;
(4) BENADRUKT dat grote transnationale verkeersstromen weliswaar een belangrijk criterium zijn voor de planning van het TEN-V, maar dat economische, maatschappelijke en territoriale samenhang, alsmede toegang tot het TEN-V, eveneens essentieel zijn en dat hieraan in ruime mate wordt tegemoetgekomen door het uitgebreide netwerk van het huidige TEN-V; om die reden, en vanwege het belang ervan als referentiebasis voor allerlei wetgeving in de vervoerssector, PLEIT de Raad voor het behoud van dit uitgebreide netwerk; onverminderd de toekomstige financiële vooruitzichten dient communautaire financiering, als bedoeld in punt 11, voor het uitgebreide TEN-T- netwerk beschikbaar te blijven;
(5) IS HET ER, onverminderd het eindresultaat van de evaluatie van de TEN-V-richtsnoeren, OVER EENS dat alle huidige prioritaire TEN-V- projecten een integrerend onderdeel moeten zijn van een samenhangend prioritair netwerk waarin reeds voltooide of in aanbouw zijnde infrastructuur en projecten van gemeenschappelijk belang worden samengebracht en dat multimodaal is, met de nodige aandacht voor knooppunten (havens, luchthavens) en intermodale verbindingen (zoals verbindingen tussen het spoor, de binnenwateren, de havens en de luchthavens);
(6) BEVESTIGT dat bij de methode voor de totstandbrenging van een dergelijk samenhangend prioritair netwerk rekening moet worden gehouden met criteria zoals gevolgen voor transnationale verkeersstromen, territoriale samenhang en economische ontwikkeling, ruimtelijke ordening, milieu/klimaatverandering, aansluiting op naburige landen, en VERZOEKT de Commissie om uiterlijk begin 2010 een dergelijke methode te ontwikkelen als basis voor de opstelling van haar voorstel voor de herziening van de richtsnoeren;
(7) BENADRUKT dat, met het oog op de optimale integratie van de vervoersinfrastructuurontwikkeling en het gemeenschappelijk vervoersbeleid, het samenhangend prioritaire netwerk moet worden aangevuld met maatregelen op het gebied van intelligente vervoers- en verkeersbeheersystemen, interoperabiliteit en technologische innovatie. Voorts moet er in het TEN-V plaats worden ingeruimd voor gemeenschappelijke maatregelen of doelstellingen op gebied van het vervoersbeleid, zoals corridors voor goederenvervoer per spoor, groene corridors of functionele luchtruimblokken. Tevens is een redelijke mate van flexibiliteit en openheid noodzakelijk, opdat vervoersinfrastructuur een geschikte basis kan vormen voor het inzetten van de huidige en toekomstige vervoersdiensten;
(8) IS HET EROVER EENS dat het TEN-V-beleid in aanzienlijke mate moet bijdragen tot de doelstellingen inzake klimaatverandering en milieu. De optimale integratie en interconnectie van alle vervoerswijzen (zowel fysieke als intelligente vervoerssystemen), waardoor efficiënte co-modale vervoersdiensten mogelijk worden, vormt een solide basis ter ondersteuning van de inspanningen van de vervoerssector om de emissies van CO2 en verontreinigende stoffen te verminderen;
(9) BENADRUKT dat de uitvoering van projecten van gemeenschappelijk belang in het kader van het TEN-V moet stoelen op krachtige verbintenissen van alle betrokkenen - de lidstaten en de Gemeenschap, openbare en particuliere partijen - overeenkomstig hun respectieve verantwoordelijkheden;
(10) BEVESTIGT ANDERMAAL de verantwoordelijkheden van de lidstaten met betrekking tot programmering, financiering en uitvoering van TEN- V-projecten die hun grondgebied aangaan, en BEKLEMTOONT dat de uitvoering van TEN-V-projecten moet worden gestimuleerd door de administratieve lasten tot een minimum te beperken en de criteria en aanvraagprocedures voor medefinanciering in het kader van TEN-V te vereenvoudigen;
(11) ONDERSTREEPT dat de Gemeenschap de nodige financiële middelen ter beschikking moet stellen om investeringen in TEN-V-projecten te stimuleren, en dat zij passende financiële ondersteuning uit de TEN-V- begroting voor de prioritaire projecten die relevante grensoverschrijdende gedeelten omvatten en waarvan de uitvoering doorloopt na 2013, moet verzoenen met de institutionele beperkingen van het financieel programmeringskader;
(12) ROEPT de Commissie OP de coördinatie en de effectiviteit van de bestaande communautaire financiële instrumenten te evalueren, en indien nodig nieuwe instrumenten voor te stellen; waar dienstig moeten in deze context benaderingswijzen op grond van publiek-private partnerschappen verder worden ontwikkeld en ondersteund;
(13) BEVESTIGT dat niet-financiële instrumenten moeten worden versterkt om de uitvoering van TEN-V-projecten te stimuleren, zoals coördinatie (bijv. via Europese coördinatoren, waar dienstig), nauwlettend toezicht en grotere transparantie door de open coördinatiemethode (bijvoorbeeld om inspanningen ter voltooiing van het uitgebreide netwerk aan te moedigen), het delen van beste praktijken enz., terwijl tegelijk onnodige administratieve lasten moeten worden vermeden;
(14) ROEPT de Commissie OP de resultaten van de openbare raadpleging over het Groenboek zo spoedig mogelijk na afronding mee te delen, de verdere technische werkzaamheden te ondernemen die noodzakelijk zijn voor de ontwikkeling van de methode voor de planning van het TEN-V, deskundigen van de lidstaten te betrekken bij deze technische werkzaamheden, en in deze context te zorgen voor een passende vertegenwoordiging van verschillende geografische gebieden en sociaaleconomische situaties; VERZOEKT de Commissie om de diverse elementen in de evaluatie van het TEN-V-beleid, waaronder de planningsmethode, verder te bespreken met het Comité voor de bewaking van de richtsnoeren en de uitwisseling van informatie en met het TEN- V-richtsnoerencomité alvorens een voorstel voor een herziene versie van de richtsnoeren uit te werken;
(15) VERZOEKT de Commissie vóór eind 2010 een voorstel voor herziene TEN-V-richtsnoeren aan de instellingen voor te leggen. Dat voorstel moet vergezeld gaan van een deugdelijke raming van de investeringsbehoeften die voortvloeien uit het voorstel. De beoordeling van investeringsbehoeften moet worden gebaseerd op informatie van de lidstaten en op naar behoren gerechtvaardigde gemiddelde kosten per eenheid voor infrastructuurwerken in typische situaties;
(16) VERZOEKT de Commissie om regelmatig (halfjaarlijks) bij de Raad verslag uit te brengen over haar activiteiten in verband met het TEN- V-herzieningsproces, totdat zij haar voorstel voor herziene richtsnoeren indient."
TELECOMMUNICATIE
Europees beleid inzake netwerk- en gegevensbeveiliging
De Raad heeft van gedachten gewisseld over het beleid voor netwerk- en informatiebeveiliging. De ministers hebben zich in hun besprekingen geconcentreerd op de bescherming van kritieke informatie-infrastructuur
- het voorwerp van een recente mededeling van de Commissie (8375/09) - op de toekomst van het Europees Agentschap voor Netwerk- en Informatiebeveiliging (Enisa) en de algemene richting van Europese maatregelen op dit gebied. Om meer lijn te brengen in het debat heeft het voorzitterschap als leidraad voor de gedachtewisseling drie oriënterende vragen opgesteld (10125/09).
Op 27 en 28 april 2009 is door Estland onder auspiciën van het Tsjechische EU-voorzitterschap in Tallinn een ministeriële conferentie inzake bescherming van kritieke informatie-infrastructuur georganiseerd. De conclusies van de conferentie staan op: conclusies CIIP-conferentie.
Het debat van vandaag vormde het begin van de besprekingen op het niveau van de Raad. Naar verwacht zal het Zweedse voorzitterschap de besprekingen voortzetten en ter zake conclusies of een resolutie aannemen.
Systemen, diensten en infrastructuur op het gebied van informatie- en communicatietechnologie met een vitale maatschappelijke rol, met name voor het bedrijfsleven en de overheid, dienen beter te worden beschermd en worden daarom beschouwd als "kritieke informatie-infrastructuur". Verstoringen ingevolge menselijke aanvallen, natuurrampen of technische storingen kunnen enorme economische schade veroorzaken. Recente gebeurtenissen zoals de cyberaanvallen tegen Estland in 2007 en de breuken in de transcontinentale kabels in 2008 tonen aan dat moderne informatienetwerken kwetsbaar zijn en dat er beschermingsmaatregelen moeten worden getroffen om de continuïteit van kritieke diensten te waarborgen.
Het Enisa is opgericht in 2004 om op zijn vakgebied een hoog niveau van veiligheid te waarborgen en de Commissie en de lidstaten bij te staan bij het oplossen van aanverwante problemen. Tot zijn taken behoren het verzamelen van informatie met het oog op risicoanalyse, het ontwikkelen van gemeenschappelijke methoden en het versterken van de samenwerking. Vorig jaar is het mandaat van Enisa ongewijzigd verlengd tot maart 2012. De rol van het agentschap wordt nu opnieuw bekeken om na te gaan hoe de kernproblemen van een degelijke netwerk- en informatiebeveiliging het beste kunnen worden aangepakt.
ENERGIE
Olievoorraden
De Raad heeft een politiek akkoord bereikt over een richtlijn houdende verplichting voor de lidstaten om minimumvoorraden ruwe aardolie en/of aardolieproducten in opslag te houden (11018/09).
De Raad zal de tekst tijdens een komende Raadszitting formeel, zonder debat, in de door de juristen/vertalers bijgewerkte versie aannemen.
Het richtlijnvoorstel, dat alle bestaande communautaire wetgeving op dit gebied (Richtlijn 2006/67/EG van de Raad, Richtlijn 73/238/EEG van de Raad en Beschikking 68/416/EEG van de Raad) moet vervangen, beoogt de werking van de huidige EU-olievoorradenmechanismen te verbeteren teneinde de beschikbaarheid van olie in geval van een crisis te waarborgen.
De door de ministers overeengekomen tekst is er derhalve op gericht het regelgevingskader te verbeteren en diverse elementen van de voorradenpraktijk in de EU te versterken, bijvoorbeeld door de instelling van een "centrale entiteit voor de voorraadvorming" door de lidstaten aan te moedigen. De centrale entiteiten hebben als doel om, voor de doeleinden van deze richtlijn of ter voldoening aan internationale overeenkomsten betreffende de instandhouding van de olievoorraden, zulke voorraden aan te kopen, in stand te houden en te verkopen.
Daarnaast zorgen de lidstaten ervoor dat uiterlijk 31 december 2012 op het grondgebied van de EU ten gunste van henzelf permanent een totale olievoorraad wordt aangehouden die ten minste gelijk is aan de grootste van de twee volgende hoeveelheden: 90 maal het daggemiddelde van de netto- invoer of 61 maal het daggemiddelde van het binnenlands verbruik. Voorts bepaalt de richtlijn dat de lidstaten verplicht zijn een voorraad voor ten minste dertig dagen of de verplichte voorraden ten belope van ten minste een derde aan te houden in de vorm van geraffineerde producten. Tevens wordt in de richtlijn het vrijwillig aanleggen van speciale voorraden voorgesteld. Hiermee worden productreserves bedoeld die specifiek met het oog op deze richtlijn tot stand worden gebracht.
De richtlijn beoogt tevens de intra-EU-voorschriften af te stemmen op onder leiding van het Internationaal Energieagentschap genomen maatregelen om olievoorraden in omloop te brengen.
Wat de frequentie van de rapportage over de olievoorraden betreft, wordt in de overeengekomen tekst bepaald dat de lidstaten Commissie maandelijks een statistisch overzicht verstrekken van de op hun grondgebied aangehouden handelsvoorraden. De Commissie publiceert maandelijks, op basis van de door de lidstaten verstrekte overzichten, een statistisch overzicht van de handelsvoorraden in de EU. De bepalingen inzake de rapportage, met inbegrip van de frequentie, kunnen via de comitologieprocedure worden gewijzigd.
De Commissie heeft haar voorstel in november 2008 ingediend (15910/1/08).
Energie-efficiëntiepakket
Tijdens een openbare beraadslaging nam de Raad nota van een voortgangsverslag (8989/09) waarin een samenvatting wordt gegeven van de tot dusverre verrichte werkzaamheden betreffende het energie- efficiëntiepakket, dat de volgende drie voorstellen omvat: een richtlijn inzake energie-etikettering (15906/1/08), richtlijn inzake etikettering van banden (15920/08) en een richtlijn betreffende de energieprestaties van gebouwen (15929/1/08).
In het verslag worden ook de uitvoeringsmaatregelen vermeld die door de Commissie, in het kader van de regelgevingsprocedure met toetsing, tijdens dit voorzitterschap aan de Raad en het Europees Parlement zijn voorgelegd, in de context van de kaderrichtlijnen betreffende eisen inzake ecologisch ontwerp en energie-etikettering.
De drie voorstellen moeten ertoe bijdragen het energieverbruik van de EU tussen nu en 2020 met 20% te verminderen, waartoe de Europese Raad in zijn conclusies van het voorjaar 2007 heeft opgeroepen.
De besprekingen over deze dossiers zullen worden voortgezet onder het Zweedse voorzitterschap, dat voornemens is om met het Europees Parlement overeenstemming over deze voorstellen te bereiken.
Richtlijn energie-etikettering
Dit voorstel vormt een herschikking van Richtlijn 92/75/EEG van de Raad van 22 september 1992 betreffende de vermelding van het energieverbruik en het verbruik van andere hulpbronnen op de etikettering en in de standaardproductinformatie van huishoudelijke apparaten en houdt de intrekking in van Richtlijn 79/530/EEG. Doel is een uitbreiding van het toepassingsgebied ervan, dat momenteel beperkt is tot huishoudelijke apparaten, om (na aanneming van uitvoeringsmaatregelen per productgroep) de etikettering mogelijk te maken van alle energiegerelateerde producten, bij voorbeeld producten die worden gebruikt in de huishoudelijke, de commerciële en de industriële sector alsook bepaalde niet- energieverbruikende producten zoals vensters, die over een significant energiebesparingspotentieel beschikken zodra ze in gebruik of geïnstalleerd zijn.
Richtlijn etikettering van banden
Het voorstel strekt tot invoering van een etiketteringsregeling voor bandenparameters, waaronder brandstofefficiëntie, grip op nat wegdek en rolgeluidemissies, voor de banden van personenauto's en lichte en zware bedrijfsvoertuigen. Op basis van deze regeling worden prestatiecriteria van banden ingedeeld in categorieën en vermeld op het etiket. Aldus wordt geharmoniseerde en begrijpelijke informatie gegeven aan consumenten, bedrijven en detailhandelaars. De regeling garandeert dat de informatie via diverse media (elektronisch, catalogi, stickers) aan de eindgebruikers wordt meegedeeld.
Energieprestaties van gebouwen
In het voorstel wordt het toepassingsgebied van de bepalingen van de huidige Richtlijn 2002/91/EG verduidelijkt, versterkt en uitgebreid door:
1. het toepassingsgebied van de bepaling waarbij lidstaten worden verplicht om minimumeisen inzake energieprestaties voor ingrijpende renovaties op te stellen, uit te breiden;
2. de bepalingen inzake energieprestatiecertificaten, de keuring van verwarmings- en airconditioningsystemen, informatie en onafhankelijke deskundigen te versterken, en een verplichting toe te voegen om de kostenoptimale niveaus van minimumeisen inzake energieprestatie te berekenen.
3. lidstaten aan te sporen een kader en streefcijfers te ontwikkelen voor verhoging van het percentage koolstofarme of -vrije en energiepositieve gebouwen;
4. de overheidssector aan te sporen een actievere rol te spelen en het voortouw te nemen.
De Commissie heeft het bovengenoemde voorstel in november 2008 ingediend. Het Europees Parlement heeft zijn advies in eerste lezing over het voorstel inzake de etikettering van banden (8876/1/09), alsook over het voorstel inzake de energieprestatie van gebouwen (8877/1/09) in april 2009 en over het voorstel inzake energie-etikettering (9322/09) in mei 2009 uitgebracht.
Internationale betrekkingen op energiegebied
De Raad heeft nota genomen van informatie van het voorzitterschap en de Commissie over bijeenkomsten en vergaderingen inzake internationale betrekkingen die tijdens het Tsjechische voorzitterschap hebben plaatsgevonden of binnenkort zullen plaatsvinden (9852/09 + 9852/09 COR 1).
De informatie had onder meer betrekking op de vierde zitting van de Partnerschapsraad EU-Rusland, de betrekkingen met Oekraïne, het punt van de levering van Russisch gas via Oekraïne, de top van landen van de zuidelijke corridor, de Energiegemeenschap en de energiedialoog EU-OPEC.
DIVERSEN
a) Heffingen voor de beveiliging van de luchtvaart
De Raad heeft nota genomen van de hoofdlijnen van het Commissievoorstel inzake heffingen voor de beveiliging van de luchtvaart; met dat voorstel doet de Commissie gestand aan de toezeggingen die zij het Europees Parlement in 2007 heeft gedaan tijdens de onderhandelingen die tot de aanneming van de verordening inzake beveiliging van de luchtvaart hebben geleid (9864/09).
b) Liberaliseringsproces van de spoorwegsector
De Raad heeft nota genomen van de informatie van de Commissie over de mate waarin de markt van de spoorwegsector in de lidstaten is opengesteld.
c) Informele bijeenkomst van de ministers van Vervoer
Het Tsjechische voorzitterschap heeft de delegaties geïnformeerd over de informele bijeenkomst van de ministers van Vervoer, op
29 april 2009 in Litom??ice (10768/09).
d) Eerste bijeenkomst van de ministers van Vervoer van de ASEM
De Raad heeft nota genomen van de informatie van de Litouwse delegatie over de voorbereiding van de eerste bijeenkomst van de ministers van Vervoer van de ASEM, die zal plaatsvinden op 19 en 20 oktober 2009 in Vilnius.
e) Huidige stand van zaken betreffende vervoersvraagstukken na de top tussen de EU en Rusland
De Raad heeft nota genomen van de informatie die Commissie op verzoek van de Poolse delegatie heeft verstrekt over de huidige stand van zaken betreffende vervoersvraagstukken; zulks naar aanleiding van de top tussen de EU en Rusland die op 22 mei 2009 in Khabarovsk is gehouden.
f) Ontwerp-besluit inzake containervervoer van de federale douanediensten van Rusland
De Raad heeft nota genomen van de informatie van de Finse delegatie over de mogelijke gevolgen van de inwerkingtreding van een Russisch besluit inzake containervervoer.
g) Tweede Europese Dag van de zeevaart
De Raad heeft nota genomen van de informatie van de Italiaanse delegatie over de belangrijkste resultaten van Tweede Europese Dag van de zeevaart; een evenement dat gezamenlijk door het Commissielid voor Maritieme Zaken en de Italiaanse regering is georganiseerd en dat van 18 tot en met 20 mei 2009 in Rome heeft plaatsgevonden (10618/09, 10619/09).
h) Het internet der dingen
De Raad heeft nota genomen van de informatie van de Commissie over de mededeling betreffende het internet der dingen, die de komende weken zal worden aangenomen (10524/09).
i) Een veiliger internet voor kinderen
De Raad heeft nota genomen van informatie van het voorzitterschap over de ministeriële conferentie "Een veiliger internet voor kinderen", die op 20 april 2009 in Praag heeft plaatsgevonden (10522/09).
j) Internetbeheer
De Raad heeft nota genomen van de informatie van de Commissie over de stand inzake internetbeheer en over de volgende stappen (10721/09).
k) Baltisch interconnectieplan
De Raad heeft nota genomen van de informatie van de Commissie over het "Baltic Energy Market Interconnection plan" (plan voor de interconnectie van de energiemarkten in het Oostzeegebied) (10703/09).
l) Bijeenkomst van ministers van Energie van de G8
De Raad heeft nota genomen van informatie van de Italiaanse delegatie over de bijeenkomst van ministers van Energie van de G8, die op 24-25 mei 2009 in Rome heeft plaatsgevonden (10705/09).
m) Internationaal Agentschap voor hernieuwbare energie
De Raad heeft nota genomen van de door de Duitse delegatie verstrekte informatie over de oprichting van het Internationaal Agentschap voor hernieuwbare energie (IRENA) (10941/09).
ACTIVITEITEN IN DE MARGE VAN DE RAAD
In de marge van de Raadszitting van 11 juni heeft de Raad een informele bespreking gehouden over de stand van zaken betreffende het telecommunicatiepakket. De conclusies van de conferentie staan hier.
ANDERE GOEDGEKEURDE PUNTEN
VERVOER
Rijbewijzen - Regelgevingsprocedure met toetsing
De Raad heeft besloten geen bezwaar te maken tegen de aanneming door de Commissie van een richtlijn tot wijziging van Richtlijn 2006/126/EG betreffende het rijbewijs (8558/09).
De wijzigingsrichtlijn is onderworpen aan de regelgevingsprocedure met toetsing, op grond waarvan de Raad bezwaar kan maken tegen de aanneming van wetgevingsbesluiten door de Commissie. Nu de Raad groen licht heeft gegeven, kan de Commissie de richtlijn aannemen, tenzij het Europees Parlement zich daartegen verzet.
EUROPEES VEILIGHEIDS- EN DEFENSIEBELEID
Irak - Geïntegreerde rechtsstaatmissie van de EU
De Raad heeft een gemeenschappelijk optreden vastgesteld inzake de geïntegreerde rechtsstaatmissie van de EU voor Irak (EUJUST LEX) (9579/09).
Bij dit gemeenschappelijk optreden wordt EUJUST LEX met een jaar verlengd, met name tot en met 30 juni 2010; de missie zal ook de eerste proefactiviteiten op Iraaks grondgebied voorbereiden voor het verstrekken van opleiding, strategisch advies en mentoraat aan hoge ambtenaren van de Iraakse strafrechtelijke sector, met inachtneming van de veiligheidssituatie ter plaatse. Tevens voorziet het gemeenschappelijke optreden in een nieuw financieel referentiebedrag van maximaal 10,8 miljoen EUR ter dekking van de uitgaven in verband met de missie voor de periode van 1 juli 2009 tot en met 30 juni 2010.
Sinds 2005 draagt de EU door middel van EUJUST LEX bij tot het versterken van de rechtsstaat in Irak en het bevorderen van de mensenrechten door opleidingen en stages in lidstaten van de EU aan te bieden aan hoge functionarissen van de Iraakse politie en justitie en het Iraakse gevangeniswezen.
EUJUST LEX is opgericht op grond van Gemeenschappelijk Optreden
2005/190/GBVB (zie PB L 62 van 9.3.2005, blz. 37).
Voor meer informatie en documenten, zie: MACROBUTTON HtmlResAnchor http://www.consilium.europa.eu/eujust-lex.
HANDELSPOLITIEK
Antidumping
Handpallettrucks
De Raad heeft een verordening aangenomen tot uitbreiding van het bij Verordening (EG) nr. 1174/2005 ingestelde definitieve antidumpingrecht op handpallettrucks en essentiële onderdelen daarvan van oorsprong uit China tot hetzelfde product verzonden vanuit Thailand, al dan niet aangegeven als van oorsprong uit Thailand (9903/09).
Gietstukken uit China
De Raad heeft een verordening aangenomen tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1212/2005 tot instelling van een definitief antidumpingrecht op de invoer van bepaalde gietstukken uit China (10062/09).
Bescherming tegen invoer met subsidiëring uit landen die geen lid zijn van de EG
De Raad heeft een verordening aangenomen ter codificering van Verordening (EG) nr. 2026/97 van de Raad betreffende bescherming tegen invoer met subsidiëring uit landen die geen lid van de Europese Gemeenschap zijn (9380/09), die inhoudelijk herhaaldelijk is gewijzigd.
In de nieuwe verordening wordt onder meer bepaald wanneer wordt geacht dat er subsidiëring is, volgens welke beginselen daartegen compenserende maatregelen kunnen worden genomen en volgens welke criteria de hoogte van de subsidie wordt berekend die tot compenserende maatregelen kan leiden. Voorts worden duidelijke nadere richtsnoeren geboden ten aanzien van de factoren die voor de vaststelling of de invoer met subsidiëring aanmerkelijke schade heeft veroorzaakt dan wel deze dreigt te veroorzaken, relevant kunnen zijn.
SOCIALE ZAKEN
Raad versterkt Europees fonds voor aanpassing aan de globalisering om crisis te bestrijden
De Raad heeft vandaag een herziene verordening over het Europees fonds voor aanpassing aan de globalisering (EGF) aangenomen, na hierover in eerste lezing een akkoord met het Europees Parlement te hebben bereikt (3654/09 + 10304/09 ADD 1).
Het hoofddoel van de nieuwe verordening is het EGF in de context van de huidige economische en financiële crisis in staat te stellen sneller in te grijpen ten gunste van werknemers die ten gevolge van de globalisering tot ontslag worden gedwongen, de aantrekkingskracht van het fonds te verbeteren en de solidariteit te versterken.
De nieuwe verordening bevat de volgende bepalingen:
1. de drempel voor steunverlening door het fonds wordt teruggebracht van
1000 naar 500 gedwongen ontslagen;
2. de periode tijdens welke financiële bijdragen van het fonds moeten worden gebruikt, wordt verlengd van twaalf tot vierentwintig maanden;
3. het toepassingsgebied van het EGF wordt tijdelijk uitgebreid tot steunverlening aan werknemers die hun baan zijn verloren als rechtstreeks gevolg van de huidige crisis; voorts wordt voor deze gevallen het medefinancieringspercentage opgetrokken tot 65%, terwijl het gebruikelijke medefinancieringspercentage op 50% gehandhaafd blijft; om voor deze afwijking in aanmerking te komen, moeten de aanvragen vóór 31 december 2011 worden ingediend.
De nieuwe regels, die onderdeel zijn van het Europees economisch herstelplan, zullen met terugwerkende kracht van toepassing zijn op alle aanvragen voor bijstand uit hoofde van het EFG die met ingang van
1 mei 2009 worden ingediend.
---
"Intelligente vervoerssystemen" @F"-^????ðò:
,01[\"?Ëä9
t
N
òîäîÝîÖÎîÇîÀî'îÀî±î©¡©¡©î±'î hZ khZ k
hh1{hZ k
h^wIhh1{
hh1{CJaJh;?hh1{5?hZ khh1{5?h^wIhh1{5?
hê-hh1{
(ITS) staat voor de toepassing van informatie- en communicatietechnologieën (ICT) op het vervoer. ICT-toepassingen worden ontwikkeld voor verschillende vervoerswijzen en de interacties daartussen.
Het besluit is zonder bespreking genomen tijdens de Raad Vervoer, Telecommunicatie en Energie.
Duitsland en het Verenigd Koninkrijk hebben tegengestemd; Letland heeft zich van stemming onthouden.