4. Rapport "Regionale patronen van dwangopnamen"
Rapport "Regionale patronen van dwangopnamen"
Kamerstuk, 6 juli 2009
De Voorzitter van de Eerste Kamer
der Staten-Generaal
Postbus 20017
2500 EA DEN HAAG
CZ/CGGZ-2928511
6 juli 2009
Betreft Rapport "Regionale patronen van dwangopnamen"
Geachte voorzitter,
In reactie op uw brief van 22 april jl., met kenmerk 143688.01u, over
het rapport "Regionale patronen van dwangopnamen" bericht ik u als
volgt.
De commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport/Jeugd en Gezin
(verder: de commissie) stelt dat de conclusie in het rapport dat
regionale verschillen meer zouden samenhangen met patiëntgerelateerde
factoren dan met de organisatie van de zorg, onvoldoende recht doet
aan de resultaten van het onderzoek. Daarbij wordt in het bijzonder
gewezen op de invloed van het zorgaanbod op de toepassing van
Bopz-maatregelen en de gevonden regionale verschillen naar diagnose en
soort gevaar. Naar het oordeel van de commissie kunnen
patiëntkenmerken de belangrijkste verklarende factor zijn, maar zullen
zeker ook andere factoren zoals het zorgaanbod en de verschillende
referentiekaders en tradities van de behandelaars een rol spelen.
In het rapport "Regionale patronen van dwangopnamen" (verder: het
rapport) wordt aangegeven dat er historisch gegroeide regionale
verschillen zijn in het zorgaanbod, die tot uitdrukking komen in het
totale GGZ-gebruik en in de ontwikkeling van de extramuralisering in
de onderscheiden regio's. Er is weinig onderzoek gedaan naar de
effecten van verschillen in de organisatie van de zorg en de kwaliteit
van de samenwerking tussen betrokken partijen op de toepassing van
dwangopnamen. Voor zover bekend zijn dergelijke effecten van beperkte
omvang, maar dit vergt nader onderzoek. Het rapport is dan ook
onderdeel van een uitgebreidere studie "Dwang en drang" van de
psychiatrische casusregisters waarin onder andere wordt ingegaan op
regionale verschillen in de voor- en nazorg rond dwangopnamen.
In het rapport wordt duidelijk gemaakt dat regionale verschillen in de
toepassing van dwangopnamen worden veroorzaakt door een combinatie van
factoren, onder andere bevolkingssamenstelling, stedelijke
problematiek, de ketenzorg en de visies van behandelaars. De commissie
merkt terecht op dat niet zonder meer duidelijk is wanneer welke
factoren het zwaarste wegen. De onderzoeksresultaten laten zien dat
ook wanneer rekening wordt gehouden met de samenstelling van de
bevolking, de regionale verschillen in de aantallen dwangopnamen groot
zijn met name tussen kleinere en grote steden. Verder wordt in het
rapport beschreven dat de regionale verschillen naar diagnose en soort
gevaar statistisch gezien niet erg sterk zijn en vooral de
inbewaringstellingen betreffen.
De inhoudelijke beoordeling laat veel overeenstemming zien en roept
het beeld op dat het bij spoedopnamen vooral gaat om suicidegevaar,
met in de grootstedelijke omgeving bovendien het gevaar voor anderen.
Op grond daarvan wordt aan de verschillen in de organisatie van de
zorg en de visies van behandelaars minder gewicht toegekend dan aan
andere factoren, zoals de omvang en ernst van de psychiatrische
problematiek in de grote steden. In het onderzoekprogramma "Dwang en
drang" van de psychiatrische casusregisters zal eveneens worden
ingegaan op regionale verschillen in organisatie en patronen van zorg
rond dwangopnamen.
In het licht van de totstandkoming van de nieuwe "Wet verplichte
geestelijke gezondheidszorg" vestigt de commissie de aandacht op de
gebrekkige informatievoorziening rond de toepassing van dwangopnamen
en acht het van belang hieraan aandacht te besteden in de nieuwe wet
verplichte ggz. In reactie hierop: de nieuwe wet verplichte ggz is een
gezamenlijke verantwoordelijkheid van mijn ambtgenoot van Justitie en
mijzelf, maar mijn ambtgenoot van Justitie zal de primaire
verantwoordelijkheid dragen voor de totstandkoming daarvan. Uw
opmerking zal ik dan ook doorgeleiden ten behoeve van de verdere
gedachtenvorming voor de formulering van het uiteindelijke
wetsvoorstel. De tekst van het wetsvoorstel ligt nog niet definitief
vast. Er worden voor de parlementaire behandeling in het najaar van
2009 geen onomkeerbare beslissingen genomen.
Hoogachtend,
de Minister van Volksgezondheid,
Welzijn en Sport,
dr. A. Klink
Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport