4. Antwoorden op kamervragen van Van Gerven en De Wit over het
stilzwijgen van medische fouten door de Inspectie voor de
Gezondheidszorg (IGZ) en het handelen van het Openbaar Ministerie
(OM)
Antwoorden op kamervragen van Van Gerven en De Wit over het stilzwijgen van
medische fouten door de Inspectie voor de Gezondheidszorg (IGZ) en het
handelen van het Openbaar Ministerie (OM)
Kamerstuk, 6 juli 2009
De Voorzitter van de Tweede Kamer
der Staten-Generaal
Postbus 20018
2500 EA DEN HAAG
CZ-K-U-2927885
6 juli 2009
Antwoorden op kamervragen aan minister Klink van de Kamerleden Van
Gerven en De Wit over het stilzwijgen van medische fouten door de
Inspectie voor de Gezondheidszorg (IGZ) en het handelen van het
Openbaar Ministerie (OM).
(20 april 2009)
Vraag 1
Wat is uw reactie op de uitzending van Zembla waarbij de rol van de
Inspectie voor de Gezondheidszorg (IGZ) zwaar wordt bekritiseerd? 1)
Antwoord 1
Patiëntveiligheid is niet vrijblijvend. De geschetste gang van zaken
valt dan ook zeer te betreuren. Overigens is in de uitzending een
eenzijdig beeld opgeroepen met betrekking tot het handelen van de IGZ.
De verantwoordelijkheden van zorgaanbieders en de IGZ dienen duidelijk
onderscheiden te worden.
Zorgaanbieders en zorgprofessionals zijn primair zelf verantwoordelijk
voor kwaliteit en dus ook voor de veiligheid van de geleverde zorg.
Zij worden op die verantwoordelijkheid aangesproken als zij daaraan
onvoldoende invulling geven. Ze zijn ook de eerste die aangesproken
moeten worden op het goed en tijdig informeren van patiënten over
risico's bij (medische) interventies, alsmede ook en vooral aan de
patiënt en/of diens nabestaanden, wanneer een patiënt als gevolg van
de zorg schade heeft opgelopen. De cultuur bij de zorgaanbieders moet
veranderen. Een cultuur waar die verantwoordelijkheid steeds wordt
beleefd is de beste garantie voor kwalitatief goede en veilige zorg.
Veiligheidsprogramma's in de diverse sectoren dragen hieraan bij.
Vraag 2
Herkent u het beeld dat de IGZ zich eerder achter de directie en
specialisten opstelt, in plaats van achter de patiënt en zijn familie
of nabestaanden? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 2
Nee, dit beeld herken ik niet. Cliënten die een klacht hebben over hun
behandeling of over hun behandelaar, hebben recht op een zorgvuldige
en oplossingsgerichte behandeling van die klacht. Op grond van de Wet
klachtrecht cliënten zorgsector moeten de zorgaanbieders een
klachtencommissie hebben en moeten zorgaanbieders verslag doen over de
door de commissie behandelde klachten.
De IGZ is een onafhankelijke toezichthouder. De IGZ onderzoekt
meldingen conform de Leidraad meldingen IGZ. Bij dat onderzoek gaat
het erom de feiten die hebben geleid tot de calamiteit te onderzoeken
en op grond daarvan conclusies te trekken. In de leidraad meldingen
IGZ geeft de IGZ aan welke meldingen zij wel en niet nader onderzoekt.
Nader onderzoek van meldingen kan geschieden door de IGZ, maar er kan
ook aan de zorgverlener zelf gevraagd worden de melding te
onderzoeken, onder supervisie van de IGZ.
Als de IGZ een melding krijgt, die zij vervolgens gelet op de criteria
in de leidraad niet nader onderzoekt en waarvan zij van mening is dat
zij bij de zorgaanbieder als klacht thuis hoort, verwijst de IGZ de
melder door naar de klachtencommissie van de zorgaanbieder.
Individuele klachten over zorgverlening die bij de IGZ binnenkomen
behandelt de IGZ namelijk niet; burgers kunnen terecht bij daarvoor
ingestelde klachtencommissies in de instellingen. De IGZ bekijkt
ingekomen individuele klachten wel (net zoals meldingen) op eventuele
structurele tekortkomingen in relatie tot de kwaliteit van zorg.
Vraag 3
Hoe beoordeelt u de brief die de IGZ naar de advocaat van de
echtgenoot van de overleden mevrouw T. heeft gestuurd op 7 december
2007 om een kort geding, aangespannen tegen het ziekenhuis om gegevens
boven tafel te krijgen over de toedracht van het overlijden van zijn
vrouw, te voorkomen? 2) Is dit niet een buitengewoon ongelukkige en
ongewenste handelwijze? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 3
In de brief van de IGZ wordt beschreven op welke wijze ziekenhuizen
met de afhandeling van incidenten om zouden moeten gaan. Enerzijds om
volstrekt duidelijk te krijgen over wat er precies gebeurd is en om te
voorkomen dat het nog eens kan gebeuren en anderzijds om te
bewerkstelligen dat ziekenhuismedewerkers alles wat misgaat blijven
melden. In de brief staat niet dat de IGZ het kort geding wil
voorkomen, de brief is informatief bedoeld en verwijst daarom ook naar
het standpunt van de inspectie zoals dat is gepubliceerd is in Medisch
Contact van 2 februari 2007.
Vraag 4
Wat vindt u van de handelwijze van de betrokken specialisten en het
ziekenhuis? Had naar de nabestaanden niet zo spoedig mogelijk om
menselijke redenen volstrekte openheid van zaken moeten worden
gegeven, onafhankelijk van de vraag of hier sprake is van verwijtbaar
handelen ja dan nee? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 4
Indien er sprake is van overlijden van de patiënt blijft het medisch
beroepsgeheim in beginsel van kracht. Dit betekent niet dat de
zorgaanbieder geen openheid van zaken mag geven. Ik meen dat de
zorgaanbieder er juist verstandig aan doet om dit in bepaalde gevallen
wel te doen. Ook in de jurisprudentie is aangenomen dat medische
gegevens aan nabestaanden verstrekt kunnen worden, indien zij in hun
rechtmatige belangen worden geschaad. Dit is onder andere het geval
indien nabestaanden menen dat er - mogelijk - een medische fout is
begaan.
Ik ben voornemens om in de Wet cliëntenrechten zorg (Wcz) nabestaanden
onder bepaalde omstandigheden een inzagerecht in het medische dossier
te geven. Daarbij zal ik aansluiten bij de in de jurisprudentie
ontwikkelde omstandigheden. Op grond van de Wcz moeten zorgaanbieders
zich aansluiten bij een onafhankelijke geschilleninstantie. Deze
geschilleninstantie is bevoegd om over een verzoek tot inzage van het
medische dossier te oordelen en daar een bindende uitspraak over te
doen.
Vraag 5
Vindt u niet dat het systeem van Veilig Incidenten Melden geen excuus
mag vormen om nabestaanden volledig in te lichten over de toedracht
van het noodlottige incident? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 5
Het systeem van Veilig Incident Melden (VIM) mag inderdaad geen excuus
vormen om nabestaanden niet volledig in te lichten over de toedracht
van een noodlottig incident. Desondanks wordt voor deze inlichting
geen informatie uit het VIM-systeem gebruikt.
Vanuit het veiligheidsprogramma `voorkom schade, werk veilig', zijn
ziekenhuizen verplicht een veiligheidsmanagementsysteem (VMS) te
implementeren. De kern van het VMS is het veilig melden van
incidenten, zodat fouten gedeeld kunnen worden en hiervan geleerd
wordt. Het is belangrijk dat binnen het VIM-systeem medewerkers fouten
100% veilig kunnen melden. Om deze reden maakt ook de IGZ geen gebruik
van informatie uit het VIM-systeem. Het respecteren van deze
veiligheid is niet bedoeld om beroepsbeoefenaars die calamiteiten
veroorzaken te beschermen of de belangen van de zorgaanbieder boven
die van de patiënt te stellen. Een calamiteit dient op grond van de
Kwaliteitswet zorginstellingen in alle gevallen bij de IGZ gemeld te
worden. Wanneer sprake is van een calamiteit zal naast een VIM melding
(voor intern gebruik) ook een melding aan de inspectie gedaan moeten
worden. Deze melding staat dus los van de VIM-melding, zoals ook de
communicatie naar de patiënt of nabestaande hier los van staat.
Vraag 6
Vindt u niet dat de inspectie in deze casus initiatiefrijker, alerter
en minder afwachtend had moeten zijn? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 6
Ik wil nogmaals benadrukken dat de eerste verantwoordelijkheid in deze
casus bij de zorgaanbieder ligt. Zoals ik onder 2) beschrijf bekijkt
de IGZ alleen individuele meldingen wanneer er sprake is van
structurele tekortkomingen in de zorg. In zo'n geval besluit de IGZ
zelf een onderzoek in te stellen, dan wel de zorgaanbieder te vragen
dit onderzoek onder supervisie van de IGZ uit te voeren.
In de bedoelde casus heeft de IGZ naar aanleiding van de melding van
de ziekenhuizen en het OM een calamiteitenonderzoek laten doen conform
de Leidraad meldingen IGZ. Op initiatief van de IGZ is er een
deskundige ingeschakeld om het medisch professioneel handelen van de
betrokken specialist te beoordelen. Eveneens heeft de IGZ met de
nabestaande en zijn advocaat gesproken om de procedure uit te leggen
en de stand van zaken toe te lichten. Over de procedurele stappen is
de advocaat van de nabestaande ook geïnformeerd. De IGZ heeft het
sectierapport van Justitie afgewacht omdat zij het voor haar
oordeelsvorming noodzakelijk achtte de doodsoorzaak en het verband met
de uitgevoerde operatie te kennen. De IGZ heeft gemeend een tweede
deskundigenrapport af te moeten wachten om een definitieve beslissing
te nemen over het in te zetten handhavingsinstrument.
Vraag 7
Is het voor de effectiviteit van het toezicht niet nadelig dat dit op
zodanige afstand wordt uitgeoefend dat slachtoffers van vermeende
medische fouten feitelijk geheel afhankelijk zijn van
niet-onafhankelijk onderzoek van de instelling waarbinnen de vermeende
medische fout is gemaakt?
Antwoord 7
Bij een calamiteit die een instelling bij de IGZ meldt, doet in het
algemeen de zorgaanbieder zelf onderzoek met supervisie van de IGZ.
Aangezien de zorgaanbieder verantwoordelijk is voor de geleverde zorg
is het belangrijk dat zij zelf een goed en zo onafhankelijk mogelijk
onderzoek laat uitvoeren. Het feit dat een instelling intern onderzoek
uitvoert naar een calamiteit betekent overigens niet dat de IGZ hier
geen toezicht op houdt. De IGZ werkt via een procedure
calamiteitenmelding met een aantal aandachtspunten die de
zorgaanbieder in het eigen onderzoek moet meenemen en waarover zij aan
de IGZ moet rapporteren. Indien nodig doet de IGZ ook zelf nader
onderzoek.
Het feit dat het onderzoek aan bepaalde maatstaven moet voldoen, die
worden getoetst door de IGZ, en het gegeven dat de IGZ te allen tijde
een eigen onderzoek kan doen (eventueel naar aanleiding van het
onderzoek van de instelling) geeft waarborgen voor een onafhankelijke
oordeelsvorming door de IGZ.
Vraag 8
Hoe beoordeelt u het feit dat de nabestaanden nu al ruim 20.000 euro
aan kosten hebben moeten maken om tot waarheidsvinding te komen?
Antwoord 8
Dat betreur ik. Er moet echter wel worden beseft dat in ons
rechtsstelsel niet zo is dat men bij een vermoeden van een fout door
de wederpartij ogenblikkelijk voor schadevergoeding in aanmerking komt
(tenzij de wederpartij instemt met de aansprakelijkheid voor de
schade). Een rechter moet hierover oordelen en dat gaat met kosten
gepaard.
Een van de belangrijkste doelstellingen van de Wet cliëntenrechten
zorg (Wcz) is dat cliënten en nabestaanden via een eenvoudige,
goedkope procedure hun recht kunnen halen. In dit wetsvoorstel zal ik
opnemen dat iedere instelling een regeling treft die voorziet in een
snelle afwikkeling van ingediende klachten van cliënten op een
klantvriendelijke wijze. De zorgaanbieder blijft zelf verantwoordelijk
voor de afhandeling van klachten. In aanvulling op die interne
procedure zullen zorgaanbieders worden verplicht zich aan te sluiten
bij een onafhankelijke, snelle en goedkope geschilleninstantie. Indien
een cliënt niet tevreden is over de afwikkeling van de klacht, dan kan
het geschil vervolgens worden voorgelegd aan deze instantie. De
uitspraken van deze geschilleninstantie zullen bindend zijn. Onder
omstandigheden kan een cliënt zich ook direct tot de
geschilleninstantie wenden. Schadeclaims kunnen rechtstreeks aan de
geschilleninstantie worden voorgelegd. De geschilleninstantie moet in
elk geval bevoegd zijn schadevergoedingen tot 10.000 euro toe te
wijzen (later te verhogen tot 25.000 euro).
Vraag 9
Is het niet redelijk dat bij medisch handelen met een dergelijke
afloop nabestaanden tegemoet worden gekomen in de kosten om -
onafhankelijk van de schuldvraag - tot een fatsoenlijke rechtsgang en
waarheidsvinding te komen? Betekent de huidige situatie niet dat, als
je onvoldoende middelen hebt, de mogelijkheden om je recht te halen te
zeer worden belemmerd? Dient hiervoor niet een regeling te worden
getroffen? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 9
Zoals bij de beantwoording van vraag 8 naar voren is gekomen, moet de
introductie van de wettelijke verplichte geschillenprocedure ervoor
zorgen dat cliënten en nabestaanden op eenvoudige en betaalbare wijze
hun recht moeten kunnen halen.
Vraag 10
Is het waar dat slachtoffers van vermeende medische fouten
advocaatkosten die zij in het kader van een medische tuchtklacht
moeten maken niet van de aangesproken arts vergoed kunnen krijgen,
zelfs niet als de klacht gegrond wordt bevonden, terwijl de
aangesproken arts op grond van de verzekering van het ziekenhuis
kosteloze rechtshulp ontvangt? Zo ja, vormt dit dan niet een reden
waarom er relatief weinig medische tuchtklachten met succes worden
ingediend en vormt dit voor u aanleiding om met voorstellen te komen
om deze ongelijkheid in het proces op te heffen?
Antwoord 10
Er is geen rechtsgrondslag op grond waarvan het medisch tuchtcollege
een kostenveroordeling kan uitspreken. Uit de jurisprudentie blijkt
dat klagers van wie de klacht door het medisch tuchtcollege gegrond is
verklaard, hun kosten vergoed kunnen krijgen via de burgerlijke
rechter. De kosten van rechtsbijstand gemaakt bij het medisch
tuchtcollege worden dan niet toegekend als proceskosten, maar als
kosten die noodzakelijk waren om de schade en aansprakelijkheid vast
te stellen (zie art. 6: 96 BW). Klagers kunnen noodzakelijk gemaakte
kosten dus wel vergoed krijgen.
Dat beroepsbeoefenaren die zich van rechtskundige hulp voorzien geen
juridische kosten hebben vanwege een verzekering van het ziekenhuis,
is niet juist. De beroepsbeoefenaren zullen, linksom of rechtsom een
bijdrage in die kosten moeten leveren. Zo is het mogelijk dat in de
contractuele verhoudingen tussen het ziekenhuis en de
beroepsbeoefenaar afspraken zijn gemaakt over rechtskundige bijstand
in geval van klachten. Het kan ook zijn dat beroepsbeoefenaren zelf
een rechtsbijstandverzekering hebben afgesloten. In ieder geval komt
die bijstand niet vanzelf.
De situatie is wat dat betreft vergelijkbaar met iedere werknemer in
Nederland. Ook zij kunnen zich voor dit soort kosten verzekeren. Dat
kan door zelf een rechtsbijstandverzekering af te sluiten. Daarnaast
zie je in de arbeidsrechtelijke sfeer vaker dat werknemers van
juridische bijstand worden voorzien vanuit de vakorganisaties. Daar
betalen ze op het moment dat bijstand wordt gegeven ook niets voor.
Indirect draagt ieder lid echter bij via de contributies.
Vraag 11
Wat vindt u van de handelwijze van het Openbaar Ministerie (OM) in
deze kwestie, dat erg lang heeft gewacht voordat het een besluit nam?
Is het niet vreemd dat de Officier van Justitie de zaak uiteindelijk
seponeert, omdat de Inspectie een tuchtklacht heeft ingediend? Vindt u
niet dat beide overheidsorganen een eigen verantwoordelijkheid hebben
en het niet op "een akkoordje" dienen te gooien?
Antwoord 11
Op 24 november 2008 heeft de officier van justitie besloten de zaak te
seponeren. Tegen deze beslissing is een klacht ingediend op grond van
artikel 12 van het Wetboek van Strafvordering. Het Gerechtshof heeft
nog geen beslissing genomen op deze klacht. Omdat de zaak nog onder de
rechter is kan ik u verder geen mededelingen doen over de zaak en de
beslissing van het openbaar ministerie om de zaak te seponeren.
Vraag 12
Is het OM en de politie wel voldoende toegerust bij dergelijke
medische incidenten waarbij mogelijk sprake is van "dood door schuld"?
Antwoord 12
Over de deskundigheid van het Openbaar Ministerie in medische zaken
heb ik u uitvoerig geïnformeerd in antwoord op uw vragen over de
alternatieve geneeswijzen en de positie van de IGZ en het OM daarbij
(TK, vergaderjaar 2007-2008, nr. 478).
Ten aanzien van de politie kan ik u mededelen dat aangiftes naar
aanleiding van medische incidenten die ter kennis komen van de politie
komen, in principe worden behandeld door politiemedewerkers met een
rechercheachtergrond. Deze rechercheurs ontvangen in hun opleiding
onder meer kennis over het optreden in gevallen van niet-natuurlijke
dood. Gelet op het geringe aantal aangiften van strafbare feiten naar
aanleiding van medische incidenten is het behandelen van deze cases
niet standaard opgenomen in de politieopleiding.
Voor specifieke forensische kennis doen rechercheurs in voorkomende
gevallen een beroep op onafhankelijke (forensische) medici. Deze
medici zijn eventueel ook behulpzaam bij het voorbereiden of uitvoeren
van onderzoeken en/of verhoren. Ook zijn er korpsen die een beperkt
aantal medewerkers een forensische opleiding laten volgen.
Vraag 13
Welke verplichtingen vloeien voort uit artikel 2 van het Europees
Verdrag voor de Rechten van de Mens, indien sprake is van overlijden
of levensgevaar als gevolg van mogelijk medische fout?
Antwoord 13
Op grond van artikel 2 EVRM is Nederland gehouden wettelijke
bepalingen, die het recht op leven beschermen, vast te stellen en te
handhaven. Met diverse regelgeving op het terrein van het
gezondheidsrecht en op terrein van justitie is daar invulling aan
gegeven. Uit artikel 2 EVRM kunnen verder geen concrete verplichtingen
afgeleid worden.
In gevallen waarin een medische fout heeft geleid tot letsel of zelfs
tot de dood van de cliënt, kan op basis van de geldende wetgeving in
Nederland de verantwoordelijke arts aansprakelijk worden gesteld.
Hiertoe kan zowel een tuchtrechtelijke, een strafrechtelijke als een
civielrechtelijke procedure gevolgd worden.
Vraag 14
Bent u bereid de uitkomsten van het door u gevraagde onderzoek naar
het handelen van de IGZ in deze kwestie - uiteraard met toestemming
van betrokkenen - zodra het gereed is aan de Kamer ter beschikking te
stellen? 3) Zo nee, waarom niet?
Antwoord 14
Vanuit privacy-overwegingen zal na overleg met alle betrokkenen worden
besloten of het gevraagde onderzoek, zodra het gereed is, aan uw Kamer
verzonden kan worden.
1) Zembla, 5 april 2009: "Operatie stilzwijgen"
2) Brief IGZ d.d. 7 december 2007 aan advocaat B van de heer T.
(onderhands verstrekt)
3) Brief minister van VWS aan de heer T. d.d. 6 maart 2009
Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport