4. Aanpassing standpunt advies Commissie kinderhartinterventies
Aanpassing standpunt advies Commissie kinderhartinterventies
Kamerstuk, 6 juli 2009
De Voorzitter van de Tweede Kamer
der Staten-Generaal
Postbus 20018
2500 EA DEN HAAG
CZ/TSZ-2942120
6 juli 2009
Betreft aanpassing standpunt advies Commissie kinderhartinterventies
Geachte voorzitter,
In vervolg op mijn antwoorden op het schriftelijk overleg over de
Commissie kinderhartinterventies, de Commissie Lie, bericht ik u het
volgende.
Sinds het uitbrengen van het advies en mijn standpunt hierop hebben
zich een aantal wijzigingen voorgedaan die aanleiding geven voor
aanpassing van mijn standpunt. Vorige week heeft het UMC St. Radboud
besloten alle activiteiten op het gebied van aangeboren
hartafwijkingen (AHA) over te hevelen naar het UMCU, waarbij tevens de
specialisten vanuit het UMC St. Radboud betrokken worden. Daarnaast
zal het UMCU ook een groter aantal volwassen patiënten met AHA te
behandelen krijgen aangezien de omringende niet-universitaire
ziekenhuizen alle verrichtingen op dit terrein moeten staken en
overdragen aan de beoogde centra voor AHA. Het is zeer waarschijnlijk
dat het UMCU door beide veranderingen in patiëntenstromen dichter bij
de kwaliteitseisen komt die de Commissie kinderhartinterventies heeft
geformuleerd. Hierdoor is de positie van het UMCU zodanig veranderd,
dat ik naast het UMCG, Erasmus MC en het LUMC, ook het UMCU een
tijdelijke vergunning zal verlenen voor AHA. Daarbij wordt aan het
UMCU evenals aan de andere centra de opdracht verleend om na twee jaar
te voldoen aan alle kwaliteitseisen, en niet zoals oorspronkelijk de
bedoeling was de activiteiten zo snel als verantwoord is af te bouwen.
Ik kom hiermee tevens tegemoet aan de wens van de Patiëntenvereniging
voor Aangeboren Hartafwijkingen.
Echter, ik houd strikt vast aan de door de Commissie voorgestelde
herstructurering van het zorgaanbod tot maximaal drie centra. De
Commissie baseert zich daarbij op de berekening dat in de komende
periode tot 2020 het huidige aantal van 11 gespecialiseerd congenitaal
cardiochirurgen en 13 interventiecardiologen toereikend is om
landelijke gezien aan de vraag te voldoen. De Commissie heeft geraamd
dat het aantal chirurgische ingrepen bij patiënten met AHA stabiel zal
blijven op ongeveer 1400 per jaar. Zou er sprake zijn van vier centra,
dan voldoet één centrum op termijn niet aan het vereiste minimale
aantal van drie cardiochirurgen. Uitbreiding van het aantal
cardiochirurgen zou andersom kunnen betekenen dat het vereiste minimum
aantal verrichtingen van 125 per chirurg per jaar niet in alle centra
gehaald zal worden. Hetzelfde geldt mutatis mutandis voor de
interventiecardiologie.
Daarom zal ik na twee jaar, eind 2011, op basis van de
kwaliteitscriteria en prestatiegegevens bepalen welke drie van de vier
centra structureel in aanmerking komen voor een vergunning voor AHA.
Over het samenwerkingsverband CAHAL heb ik aangegeven dat alle
verrichtingen overgedragen moeten worden naar het LUMC. Dit in de
overweging dat de patiëntenzorg gebaat is bij een concentratie van
alle verrichtingen op één locatie. Ik benadruk nogmaals dat de nazorg
vooral gedeconcentreerd, dat wil zeggen zo dicht mogelijk bij de
patiënten dient plaats te vinden.
Gelet op de brief die mij hierover is geschreven vanuit het CAHAL, zal
ik het aan de begeleidingcommissie overlaten om mij te adviseren of
deze concentratie van verrichtingen de kwaliteit ten goede komt. Als
daar geen duidelijke indicatie voor is, dan zal de vergunning voor AHA
worden verleend aan het LUMC, AMC en VuMC als één functionerend
geheel.
Conform uw verzoek zal ik tot het Algemeen Overleg op 3 september
aanstaande geen onomkeerbare beslissingen nemen. Het leek mij echter
correct uw Kamer, alsmede de betrokken partijen op de hoogte te
stellen van de aanpassing van mijn standpunt.
Hoogachtend,
de Minister van Volksgezondheid,
Welzijn en Sport,
dr. A. Klink
Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport