Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit

Een manier: de duurzame manier

Toespraak | 03-07-2009

"Als we niets doen, dan heeft de stedelijke burger over 10 jaar waarschijnlijk geen idee meer hoe het platteland eruit ziet, en waar zijn voedsel nu eigenlijk vandaan komt. Dat zien we nu al bij kinderen en jongeren."

Speech van de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, G. Verburg, afsluiten symposium 'Foodprint', 26 juni 2009

Dames en heren

Kunstenaars hebben iets met voedsel. Of het nu gaat om fotografie, de schilderkunst, muziek of de beeldende kunst; door de eeuwen en door allerlei stromingen heen hebben kunstenaars, voedsel afgebeeld, bezongen, beschreven of in marmer gehouwen. Vaak op een eigenzinnige, totaal onverwachte, en soms op een onbegrijpelijke manier vormgegeven, waardoor het resultaat, zo anders - zo spannend ook - wordt.

Na mijn verhaal - zo heeft Tom Bade mij beloofd - krijg ik te horen wat u hier vandaag heeft bedacht aan 'haalbare utopieën', 'uitgangspunten voor praktische ontwikkelingen' en vruchtbare schetsen voor de omgang met voedselproductie in een stedelijke omgeving'.

Ik moet u bekennen, ik ben er zeer benieuwd naar. Ik wil u dan ook op voorhand zeer hartelijk danken voor uw denkkracht en ik hoop dat ik uw en Tom Bade's woorden op de één of andere manier in daden, in beleid kan omzetten.

Want, dames en heren, daden zijn broodnodig. Over 10 jaar, zo voorspellen planologen, leeft de helft van de wereldbevolking in steden. De helft van de wereldbevolking leeft in en tussen glas, staal en beton. Ver weg van het platteland. En afgescheiden van het wereldwijde netwerk van boeren, voedselproducenten, de verwerkende industrie, de retail die er intussen wel voor zorgt dat de stedelijke burger voldoende eten krijgt van een goede kwaliteit.

Als we niets doen, dan heeft die stedelijke burger over 10 jaar waarschijnlijk ook geen idee meer hoe dat platteland eruit ziet, en waar zijn voedsel nu eigenlijk vandaan komt, laat staan hoe het geproduceerd is. Dat zien we nu al bij kinderen en jongeren. Hoogstens zijn er nog wat fantasieën over de boerenkiel en de rode zakdoek om de nek. Of slingeren er nog wat boeken rond met de belevenissen van Ot en Sien die elkaar met klepperende klompjes achterna zitten. En op televisie is het niet veel beter, daar zien we gezellige omaatjes in grote ketels met spaghettisaus roeren. Alsof dat in Italië dagelijkse gang van zaken is. Of, dichter bij huis, vrouwen die een boer zoeken, voor een romantisch leven op een idyllische boerderij.

Wat ik hiermee zeggen wil, is dat de afstand tussen werkelijkheid en fantasie steeds groter lijkt te worden. Voedsel wordt voor veel mensen een anoniem product. En dat tij moeten we keren. Want willen we dat mensen hun voedsel en de productie van voedsel serieus nemen, dan is het zaak dat de consument weet en begrijpt hoe we ons voedsel produceren. Zodat zij bepaalde aspecten van die productie kunnen meenemen in hun overweging bij het kopen van bepaalde producten. Bijvoorbeeld het aspect van duurzaamheid.

Want ook dat - dames en heren - wordt een van de grote vraagstukken van de komende tijd. Hoe krijgen we ons voedsel duurzaam? Want als we doorgaan op de manier waarop we nu voedsel produceren en consumeren, dan bestaat de kans dat er over dik 40 jaar - in 2050 - te weinig voedsel is om de wereldbevolking - die dan 9 miljard mensen telt - te voeden.

De opgave is dan ook om onze voedselproductie gelijk op laten lopen met de groei van de wereldbevolking. En dat kan maar op één manier: de duurzame manier.

Kunnen wij - in Nederland - daar een bijdrage aan leveren? Jazeker! En wel op twee manieren. Allereerst door onze industrie. Op land- en tuinbouwgebied zijn wij één van de grote spelers in de wereld. Niet alleen qua volumes, maar ook als het gaat om innovaties, om intelligente oplossingen, staan we vooraan. En die intelligente oplossingen zijn nu juist nodig om dat duurzaamheidvraagstuk op te lossen. U kunt daar overigens alles over lezen in de kabinetsnota 'duurzaam voedsel' die vandaag in de ministerraad is vastgesteld en die ik maandag presenteer.

In die nota staat echter ook te lezen hoe we ook op kleinere schaal onze bijdrage kunnen leveren. En dat is waar onze paden elkaar kruisen. Hoe kan ik burgers verleiden om voedsel te kopen dat geproduceerd is met respect voor mens, milieu en dier? Hoe kan ik burgers bewegen om voedsel te kopen waarbij met de productie rekening is gehouden met bijvoorbeeld energiegebruik, of watergebruik of dierenwelzijn? Want het is vandaag ongetwijfeld al eerder gezegd: Het gedrag van de consument is niet altijd rationeel. Er is een kloof tussen de opvattingen over dierenwelzijn voordat de consument de supermarkt ingaat en het moment dat hij ín de supermarkt staat. Aan de ene kant zegt hij begaan te zijn met het lot van de dieren, maar in de winkel is de verleiding om voor de kiloknaller te gaan, toch groot.

Ik wil de bewustwording voeden. Dat kan op een aantal manieren. Door informatie te geven. Door met keurmerken te werken, zodat de consument precies weet wat hij binnenkrijgt, en hoe duurzaam dat stukje vlees, vis of brood is. Maar ook door die voedselproductie naar de stad te halen. Zo zit de consument er met z'n neus bovenop en ziet hij met eigen ogen de hele keten - van boom tot buik, van zaadje tot karbonaadje - aan zich voorbijtrekken. Zo kweek je bewustzijn, zo krijg je meer oog voor kwaliteit en voel je je meer verbonden met het voedsel.

Ik ben er vast van overtuigd dat je dan als burger eerder geneigd bent een steentje bij te willen dragen aan een meer duurzame, aan een meer respectvolle manier van produceren.

U begrijpt, dat binnenhalen van die voedselproductie in de stad, vind ik dit een spannende en uitdagende gedachte. En ik voel er wel wat voor. We gaan het doen, en we gaan het sámen doen. Maar zoals Willem Elsschot als zei: 'tussen droom en daad staan wetten in de weg en praktische bezwaren'.

Ik reken op u.