Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap


1

> Retouradres Postbus 16375 2500 BJ Den Haag
De voorzitter van de Tweede Kamer Rijnstraat 50 Den Haag Postbus 16375 der Staten-Generaal 2500 BJ Den Haag Postbus 20018 www.minocw.nl


2500 EA 'S GRAVENHAGE

Onze referentie
135640

Datum 2 juli 2009
Betreft Impuls Kinderen doen mee! en het Jeugdcultuurfonds

Inleiding
Tijdens het algemeen overleg met uw Kamer van 10 juni 2009 over het kunstvakonderwijs en het rapport van het Nibud over de financiële toegankelijkheid van de kunsteducatie in Nederland, is aan uw Kamer de toezegging gedaan dat in kaart gebracht zal worden wat er bij de minister van OCW en de staatssecretaris van SZW bekend is over signalen dat de middelen uit de armoede-impuls Kinderen doen mee! de doelgroepen niet bereiken.

Wij zullen eerst inzicht bieden in de opzet van de impuls Kinderen doen mee! Vervolgens zullen we ingaan op de vraag of de middelen de doelgroepen bereiken en hoe het Jeugdcultuurfonds, voor wat betreft de kunstbeoefening, hieraan zou kunnen bijdragen.

Impuls Kinderen doen mee!
Het kabinet is, evenals uw Kamer, zeer begaan met het lot van kinderen in arme gezinnen en heeft zich tot doel gesteld om de niet-deelname aan de samenleving van kinderen uit arme gezinnen, bijvoorbeeld op het gebied van sport of cultuur, fors terug te dringen. Vanuit het cultuurbeleid wordt dit doel van harte ondersteund, blijkens de in de nota Kunst van leven uitgesproken ambitie dat iedere jongere tot 18 jaar in aanraking moet komen met één of meer kunst- en cultuurvormen. Uiteraard geldt dit ook voor kinderen in arme gezinnen.

Met in totaal 211 gemeenten zijn door de staatssecretaris van SZW convenanten gesloten waarin gemeenten deze doelstelling onderschrijven. In het kader van de impuls Kinderen doen mee! is een bedrag van 40 miljoen in zowel 2008 als 2009 beschikbaar. Dit bedrag wordt via het gemeentefonds beschikbaar gesteld en komt bovenop de algemene middelen voor schuldhulpverlening en armoedebestrijding. In overeenstemming met de kabinetsdoelstelling om de ruimte voor gemeenten tot het voeren van een gericht armoedebeleid te vergroten zijn de middelen van de impuls Kinderen doen mee! niet geoormerkt. De verantwoording over de besteding van de middelen en het gevoerde beleid verloopt via de gemeenteraden. Dit doet recht aan het gegeven dat de middelen die gemeenten aanwenden om de doelstelling om de niet-deelname van kinderen uit arme gezinnen fors terug te dringen te behalen, veel verder reiken dan de 40 miljoen uit de impuls Kinderen doen mee! Hierbij valt te denken aan middelen a
na 1 van 3 Pagi





voor brede scholen, kortingsregelingen voor sport en cultuur en andere bestaande Datum vormen van bijzondere bijstand.

Onze referentie In de met gemeenten afgesloten convenanten is opgenomen dat zij aan de

staatssecretaris van SZW inzicht verschaffen in de maatregelen die zij nemen. Omdat de impulsmiddelen niet geoormerkt zijn, is het echter niet mogelijk om de besteding ervan afzonderlijk hieruit af te lezen. Hierdoor is het ook niet mogelijk om uitspraken te doen over de vraag hoeveel van het totaal van de armoedemiddelen wordt besteed aan het vergroten van de participatie van kinderen en ook niet hoeveel hiervan aan sport of aan cultuur wordt besteed.

Om het bereiken van de kabinetsdoelstelling om de niet-deelname aan de samenleving van kinderen uit arme gezinnen met de helft terug te dringen te monitoren is door het Sociaal en Cultureel Planbureau in 2008 een nulmeting verricht. De nulmeting is uw Kamer aangeboden op 12 mei 2009. Begin 2010 volgt hierop een tweede meting (met als peildatum 31 december 2009), die inzicht moet geven in de tot dan toe bereikte resultaten. Deze metingen zijn onderdeel van de informatievoorziening aan uw Kamer. Daarnaast wordt in opdracht van de staatssecretaris van SZW onderzoek gedaan naar de omvang en achtergronden van armoede en sociale uitsluiting bij kinderen en naar de lange termijn effecten van armoede. Dit alles om meer inzicht te krijgen in deze problematiek.

Worden de doelgroepen bereikt?
Er zijn veel voorbeelden te geven van gemeenten die een heel actief beleid voeren om de maatschappelijke participatie van kinderen uit arme gezinnen te vergroten. Desalniettemin zijn er ook voorbeelden dat specifiek op het terrein van de kunstbeoefening niet alles vanzelf gaat. Deze signalen geven aan dat de contacten tussen de diensten cultuur en sociale zaken binnen gemeenten nog maar mondjesmaat op gang komen. En dat er met name bij de cultuurambtenaren grote onbekendheid heerst met de mogelijkheden die de impuls biedt. Het lijkt erop dat niet in alle gemeenten het armoedebeleid collegebreed en dus portefeuilleoverstijgend opgepakt wordt. Ook toont het Nibud-onderzoek naar de financiële toegankelijkheid van de kunsteducatie aan dat er verschillen bestaan tussen gemeenten in de hoogte van financiële tegemoetkomingen. Dit zou erop kunnen wijzen dat niet alle arme gezinnen even goed bereikt worden.
Tot slot is in algemene zin bekend dat mensen met een inkomen rond het sociaal minimum soms, uit schaamte of uit onbekendheid met de mogelijkheden, geen beroep doen op vormen van bijzondere bijstand.

Jeugdcultuurfonds
Het Jeugdcultuurfonds is vorig jaar, met een startsubsidie van het ministerie van OCW, begonnen met het opzetten van een landelijke "paraplu" voor lokale met particulier of gemeentelijk geld opgezette Jeugdcultuurfondsen. Op dit moment zijn er in Venlo, Eindhoven en Soest operationele vestigingen. In de provincies Friesland, Drenthe, Utrecht, Noord-Holland en Zuid-Holland en in de steden Alkmaar, Haarlem en `s-Hertogenbosch zijn Jeugdcultuurfondsen in voorbereiding. Een aantal steden en provincies heeft interesse getoond, maar heeft nog geen besluit genomen.
Het bijzondere aan zowel het Jeugdcultuurfonds als het Jeugdsportfonds is dat zij werken via professionals in de directe omgeving van het kind, zoals

Pagina 2 van 3





maatschappelijk werkers, docenten en huisartsen. Op voorspraak van deze Datum professionals worden de kosten van bijvoorbeeld muziekles direct, dus zonder

tussenkomst van ouders, vergoed. Hierdoor worden ook kinderen bereikt van wie Onze referentie de ouders niet zelf naar een gemeentelijk loket stappen.

Het opzetten van de Jeugdcultuurfondsen is een zaak van de lange adem. Het Jeugdsportfonds, waarnaar het Jeugdcultuurfonds is gemodelleerd, heeft na tien jaar bijna een landelijke dekking, en bereikt op dit moment 10.000 kinderen.

Wij zijn van mening dat het werk van het Jeugdcultuurfonds van grote waarde is. Niet alleen omdat het Jeugdcultuurfonds kinderen helpt, maar ook omdat het fonds een agenderende, informerende en verbindende werking richting particuliere fondsen en gemeenten kan hebben. Het ministerie van OCW is daarom in gesprek gegaan met het landelijke Jeugdcultuurfonds om te bezien hoe dit fonds in de komende jaren zo effectief mogelijk kan opereren en welke steun daarbij nodig is. Het Jeugdcultuurfonds heeft aangegeven dat zij in de komende vier jaar hetzelfde zou willen bereiken als het Jeugdsportfonds in tien jaar.

Tot slot
Of het nu gaat om sport, cultuur of andere vormen van participatie, dit kabinet stelt zich ten doel om de kansen voor kinderen uit arme gezinnen even groot te laten zijn als voor hun leeftijdsgenoten in niet arme gezinnen. Dit doen wij met als uitgangspunt dat de gemeente de eerstverantwoordelijke is voor de uitvoering van dit beleid. Wij zullen zorgen dat het onderwerp hoog op de agenda blijft staan.

de staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

drs. J. Klijnsma

de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

dr. Ronald H.A. Plasterk

Pagina 3 van 3