Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
1
Rijnstraat 50
Den Haag
Postbus 16375
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal 2500 BJ Den Haag
Postbus 20018 www.minocw.nl
2500 EA DEN HAAG
Onze referentie
FEZ/ART/133096
Datum 2 juli 2009
Betreft Toezegging inzake het mobiliteitsbeleid van schoolbesturen in relatie tot
de rechtspositieregeling
In het algemeen overleg over de kwaliteit van het onderwijs in regionaal en stedelijk
gebied d.d. 3 juni 2009 heeft staatssecretaris Dijksma, naar aanleiding van een vraag
van het lid Pechtold (D66), toegezegd dat de Kamer door mij schriftelijk wordt
geïnformeerd over de mogelijkheden van schoolbesturen voor het voeren van een
effectief mobiliteitsbeleid in relatie tot de rechtspositieregeling. Met deze brief geef
ik invulling aan deze toezegging.
De secundaire arbeidsvoorwaarden, waaronder de regelingen omtrent aanstelling,
overplaatsing en ontslag, zijn in het voortgezet onderwijs reeds per 1 augustus 1996
gedecentraliseerd en in het primair onderwijs per 1 augustus 2006. De betreffende
regelingen zijn derhalve een zaak van de sociale partners in de betreffende sectoren
en zijn te vinden in de decentrale cao's. De werkgeversorganisaties in de genoemde
sectoren sluiten deze cao's af met de werknemersorganisaties namens de individuele
onderwijswerkgevers. Indien deze werkgevers belemmeringen ervaren in de
onderwijscao's, kunnen zij dit inbrengen bij hun werkgeversorganisatie. De
afspraken in de decentrale cao's zijn van toepassing op zowel werknemers in het
bijzonder als openbaar onderwijs. Voor laatstgenoemde werknemers worden de
afspraken in de cao als rechtspositiereglement vastgesteld en van toepassing
verklaard.
Wat betreft de inhoud van de decentrale onderwijscao's merk ik nog het volgende op.
De decentrale afspraken moeten passen binnen het wettelijk kader. Op basis van de
Wet op het primair onderwijs, de Wet op de expertisecentra en de Wet op het
voortgezet onderwijs wordt onderwijspersoneel benoemd dan wel aangesteld bij het
bevoegd gezag, de zogeheten bestuursbenoeming. Deze bestuursbenoeming geldt
voor alle scholen van een bepaalde onderwijssoort onder één bevoegd gezag. De
bestuursbenoeming en daarbinnen de mogelijkheid van verplaatsing naar een andere
school binnen die bestuursbenoeming, biedt gelegenheid een flexibel
personeelsbeleid te voeren, vergroot de mobiliteit en kan leiden tot minder frictie in
het personeelsbestand. Materieel bestaat hierbij geen onderscheid tussen het
openbaar en bijzonder onderwijs.
a
na 1 van 3
Pagi
Evenals in cao's in andere arbeidsmarktsectoren bevatten de onderwijscao's rechten Datum
en plichten voor zowel de werkgever als de werknemer. De meeste bepalingen in
deze cao's gelden voor zowel de werknemer met een arbeidsovereenkomst
Onze referentie
(bijzondere scholen) als voor een werknemer met een aanstelling (openbare
scholen). Wat betreft de bepalingen rond benoeming c.q. aanstelling en ontslag
kunnen er verschillen optreden, bijvoorbeeld ten aanzien van de beroepsgang voor
het personeel. Voor beide categorieën van personeel bieden de onderwijscao's ruimte
voor een benoeming c.q. aanstelling voor bepaalde tijd. Dit biedt de werkgever de
mogelijkheid om goed zicht te krijgen op het functioneren van een werknemer. In het
kader van goed werkgeverschap dienen uiteraard vroegtijdig
functioneringsgesprekken en beoordelingen plaats te vinden. In dit verband wijs ik op
de algemene taken die in de onderwijscao's aan de werkgever zijn opgedragen ten
aanzien van het voeren van goed personeelsbeleid.
Ook kennen de onderwijscao's voor beide categorieën personeel mogelijkheden voor
het treffen van disciplinaire maatregelen. Verder bevatten de cao's voor het primair
en voortgezet onderwijs bepalingen omtrent overplaatsing van een werknemer naar
een andere instelling van de werkgever, ook in bepaalde situaties zonder zijn
instemming, bijvoorbeeld in geval van disfunctioneren.
Ook de bevoegdheid tot het geven van ontslag is geregeld in de toepasselijke
(decentrale) cao's. Bij een benoeming c.q. aanstelling voor onbepaalde tijd (een "vast
dienstverband") kan de dienstbetrekking zonodig eenzijdig worden beëindigd op een
van de in de cao genoemde ontslaggronden, zoals plichtsverzuim en onbekwaamheid
of ongeschiktheid van de werknemer voor de door hem uitgeoefende functie.
Er zijn verschillen aanwezig als het gaat om de beroepsgang van personeel van
openbare en bijzondere scholen. Zo kan een werknemer in het bijzonder onderwijs
tegen een ontslagbesluit in beroep bij de Commissie van Beroep waarbij de
betreffende school is aangesloten of het ontslagbesluit aanvechten bij de
Kantonrechter. In het openbaar onderwijs is de beroepsgang anders. In dat geval
geldt de in de Algemene wet bestuursrecht opgenomen bezwaarprocedure. Tegen de
beslissing op bezwaar kan beroep worden ingesteld bij de rechtbank sector
bestuursrecht. In beide situaties (bijzonder en openbaar onderwijs) geldt dat het bij
onvoldoende functioneren van groot belang is dat de werkgever het disfunctioneren
van een medewerker tijdig signaleert zodat er tijdig en correct bijgestuurd dan wel
ingegrepen kan worden. Bij nalatig of gebrekkig handelen door de werkgever, kunnen
de gevolgen voor de werknemer, zoals gedwongen overplaatsing of ontslag, door de
werknemer met succes worden aangevochten voor de rechter of Commissie van
Beroep.
Het punt van de ambtelijke status is een zaak die in de eerste plaats de Minister van
Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties aangaat. In dat kader verwijs ik naar de
brief van 14 mei jl. (Kamerstuk 31 701 Nr. 15) van de Minister van Binnenlandse
Zaken en Koninkrijksrelaties aan de Tweede Kamer naar aanleiding van het bij die
gelegenheid aan de Tweede Kamer gezonden "Onderzoek gevolgen eigenrisicodragen
Werkloosheidswet en ambtelijk ontslagrecht voor arbeidsorganisaties bij overheid en
onderwijs". De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties concludeert
in genoemde brief dat het onderzoek geen aanleiding geeft om het systeem van
eigenrisicodragen Werkloosheidswet en het ambtelijk ontslagrecht ter discussie te
stellen. Zij onderneemt dan ook geen initiatieven in die richting. De Minister van
Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties sluit echter niet uit dat in een of meer
andere sectoren, zoals bij het onderwijs, om sectorspecifieke redenen wel een
discussie over de ambtelijke status of het ontslagrecht zal worden gestart tussen de
sociale partners in die sectoren.
Pagina 2 van 3
Concluderend kan gesteld worden dat in de betreffende cao's een aantal goede Datum
instrumenten zijn opgenomen voor het voeren van een flexibel personeels- en
mobiliteitsbeleid. Uiteraard kunnen de werkgevers zich altijd tot hun
Onze referentie
werkgeversorganisatie wenden als zij van mening zijn dat deze regelingen - in overleg
met de werknemersvertegenwoordigers - anders zouden moeten worden
vormgegeven of worden uitgebreid.
Met betrekking tot de ambtelijke status en het ambtelijk ontslagrecht neemt de
minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties vooralsnog geen initiatief tot
wijziging. Zij sluit niet uit dat in één of meer sectoren, zoals de onderwijssectoren, in
de komende jaren op grond van sectorspecifieke overwegingen een andere afweging
gemaakt zal worden. Ik onderschrijf de opvatting van de minister van Binnenlandse
zaken en Koninkrijksrelaties dat deze discussie in eerste instantie op sectorniveau
dient te worden gevoerd. Het zijn de sociale partners in de sectoren zelf die moeten
beoordelen en afwegen of en in hoeverre aanpassing van de ambtelijke status in hun
sector wenselijk wordt geacht.
de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,
dr. Ronald H.A. Plasterk
Pagina 3 van 3