Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap


1

> Retouradres Postbus 16375 2500 BJ Den Haag
Rijnstraat 50 Aan de voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Den Haag Postbus 16375 Postbus 20018 2500 BJ Den Haag 2500 EA Den Haag www.minocw.nl

Onze referentie BVE/IenI/133415

Datum 1 juli 2009
Betreft Werking van de beroepspraktijkvorming (bpv), kwaliteitsborging en beschikbaarheid bpv-plaatsen

Tijdens een algemeen overleg op 4 maart 2009 heb ik toegezegd op basis van de tweede Colo Barometer in 2009 uw Kamer te berichten of en in welke mate zich tekorten voor bpv-plaatsen gaan voordoen voor het volgende schooljaar, met inbegrip van een analyse over hoe structureel de eventuele tekorten zullen zijn. Met deze brief geef ik invulling aan die toezegging. Daarbij zal ik ook ingaan op de vraag van de leden van de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap van 14 mei jl. omtrent de uitkomsten van het gesprek met Colo en de MBO Raad over het mogelijk tekort aan bpv-plaatsen (kenmerk 2009Z09036/2009D23380).

Verder wil ik u ook informeren over de stand van zaken van het onderzoek naar de tijdbesteding van studenten aan de bpv in bol- en bbl-trajecten. Dit onderzoek hangt samen met de toezegging die ik tijdens het algemeen overleg over de onderwijstijd heb gedaan. Ik heb toen beloofd om te bezien of er een andere urennorm voor de bbl nodig is, gelet op de mate van (kwantitatieve en kwalitatieve) betrokkenheid van scholen bij de vormgeving van de bbl (TK 31048, pg. 3590). Ook ga ik in deze brief in op mijn toezegging aan de Tweede Kamer van 19 mei 2008 over het onderzoek van de inspectie naar het aantal bbl- opleidingen dat voor 100% in de praktijk plaatsvindt en de kwaliteit van de begeleiding van deze opleidingen (TK 27451, nr. 14).

Als laatste wil ik in deze brief een aantal recentelijk verschenen onderzoeken noemen over de kwaliteit van de bpv en beschrijven welke vervolgacties daaraan zullen worden verbonden. Daarbij gaat het om het thema-onderzoek van de Inspectie `Aan het werk, borging van de kwaliteit van de beroepspraktijkvorming mbo door onderwijsinstellingen en kenniscentra' én het onderzoek `Beroepspraktijkvorming in het MBO, ervaringen van leerbedrijven' van MKB Nederland en VNO-NCW. Hierbij zal ik betrekken de stand van zaken met betrekking tot het toezicht op de bpv.

I Beschikbaarheid van bpv-plaatsen
De Colo Barometer (bijlage) laat zien welke tekorten aan bpv-plaatsen de kenniscentra voor beroepsonderwijs en het bedrijfsleven het komend schooljaar a
na 1 van 8 Pagi





verwachten. Het betreft hier de stand van zaken met betrekking tot de Onze referentie beschikbaarheid van bpv-plaatsen zoals die in mei 2009 door de 17 kenniscentra BVE/IenI/133415 is waargenomen.

Belangrijkste bevindingen Colo Barometer juni 2009 Mede door de vergrijzing en het gebrek aan belangstelling bij jongeren blijven er in een groot aantal sectoren structurele tekorten aan personeel bestaan. In deze sectoren is momenteel nog steeds sprake van een groot aanbod aan bpv- plaatsen. De feitelijke terugval aan beschikbare bpv-plaatsen zou zich tot op heden hebben beperkt tot de leerbedrijven die door de economische crisis direct in hun voortbestaan worden bedreigd. Deze knelpunten die daardoor ontstaan, zouden de kenniscentra tot op heden samen met de sectorale werkgevers goed kunnen oplossen.

Voor het komend schooljaar verwachten de kenniscentra bij een ongewijzigde situatie, een sterkere afname van bpv-plaatsen. Op basis van de beschikbare gegevens in mei 2009 omtrent bpv-plaatsen ramen de kenniscentra een tekort van 55.000 bpv-plaatsen voor de reguliere studenten het komend schooljaar. Bij deze raming is door de kenniscentra nog geen rekening gehouden met de verwachte effecten van de crisismaatregelen uit het Actieplan Jeugdwerkloosheid en de crisisplannen die de sectoren treffen.

De kenniscentra geven aan in de Colo Barometer dat het exacte tekort aan bpv- plaatsen nog niet valt aan te geven. Allereerst is nog niet bekend voor welke opleidingen de studenten het komend schooljaar zullen kiezen. Voor een groot aantal opleidingen in de zorg, handel, techniek, horeca en voeding zijn er nog genoeg bpv-plaatsen. Als veel jongeren voor deze opleidingen kiezen dan zal het totale tekort minder hoog zijn. Hoewel het grootste volume bpv-plaatsen beschikbaar is voor mbo-studenten op niveau drie en vier, zien de kenniscentra ook kansen voor mbo-studenten die een bpv-plaats op niveau een en twee zoeken. Bovendien valt dus het effect van de maatregelen uit het Actieplan Jeugdwerkloosheid door de kenniscentra nog niet in te schatten. Ook de uitkomsten van de maatregelen die de sectorale werkgevers in samenwerking met de kenniscentra nemen, zijn nog niet te voorzien. Vooralsnog verwachten de kenniscentra wel dat deze maatregelen tezamen de dreigende tekorten aan bpv- plaatsen effectief zullen bestrijden.

Conclusie naar aanleiding van de Colo Barometer juni 2009 Hoewel zich voor sommige opleidingen gedurende dit schooljaar wel al een substantiële afname aan bpv-plaatsen voordoet, is nog steeds sprake van een evenwichtige situatie waar het gaat om de vraag naar en het aanbod van bpv- plaatsen.

Gelet op de verwachte tekorten voor het nieuwe schooljaar is het een goede zaak dat de sociale partners in samenwerking met de kenniscentra maatregelen nemen ter behoud van bpv-plaatsen voor die sectoren waarin tekorten dreigen voor sommige opleidingen. Deze maatregelen worden veelal mede op basis van de Opleidings- en Ontwikkelingsfondsen (O&O-fondsen) bekostigd.
Voor de duurzaamheid van bedrijfssectoren is het van belang dat er structureel geïnvesteerd blijft worden in (jonge) aanwas om de sterke vergrijzing van het personeelsbestand van de afgelopen en komende jaren voldoende op te vangen.

Pagina 2 van 8





Ik neem de concrete signalen uit de Colo Barometer omtrent de dreigende Onze referentie tekorten zeer serieus. Ik vind dat juist in deze tijden van economische recessie BVE/IenI/133415 jongeren moeten kunnen rekenen op steun. Het mag niet zo zijn dat jongeren bij het betreden van de arbeidsmarkt al op achterstand raken.

Wel verwacht ik evenals Colo dat de crisismaatregelen uit het Actieplan Jeugdwerkloosheid de dreigende tekorten voor sommige opleidingen effectief zullen bestrijden, door:

· Extra wervingsactiviteiten door de kenniscentra ter realisatie van voldoende bpv-plaatsen voor sectoren waarin tekorten dreigen. Hierbij wordt nauw samengewerkt met de sectorale werkgevers.
· De herlancering van stagemarkt.nl op 10 juni 2009. Via deze website kunnen de beschikbaar gekomen bpv-plaatsen zo snel mogelijk worden ingevuld en kan een betere match worden gemaakt tussen (de leerwensen en het ontwikkelingspotentieel van) de mbo-student en (de ontwikkelingsmogelijkheden en taken bij) het leerbedrijf.
· Een goede samenwerking van de kenniscentra met het UWV Werkbedrijf bij opkomende sectorale en regionale knelpunten omtrent de bpv. Hierdoor zullen knelpunten rondom de beschikbaarheid van bpv-plaatsen snel opgelost kunnen worden.

In het Actieplan Jeugdwerkloosheid staat een regionale aanpak van de jeugdwerkloosheid centraal. Alle relevante partijen die in de regio bijdragen aan het creëren van participatiemogelijkheden voor jongeren ­ waaronder de bpv- plaatsen voor mbo-studenten ­ kunnen een beroep kunnen doen op (financiële) ondersteuning. Voor deze regionale aanpak stelt het kabinet in totaal 153 miljoen voor de periode 2009-2011 beschikbaar. De dertig grote regionale werkpleinen voeren deze regionale aanpak uit. Het is de bedoeling dat specifiek aandacht wordt besteed aan de positie van kwetsbare jongeren, bijvoorbeeld jongeren op de mbo-niveaus 1 en 2. Zij komen in deze tijd extra moeilijk aan een bpv-plaats. Bij de activiteiten op de regionale werkpleinen zullen de kenniscentra en mbo-instellingen actief worden betrokken waardoor knelpunten voor jongeren op mbo-niveau een en twee gesignaleerd kunnen worden.

Verder komt er een tussentijdse evaluatie van de uitvoering van het Actieplan Jeugdwerkloosheid, op basis waarvan acties en de aanwending van middelen kan worden bijgesteld. Hierdoor kan het kabinet tijdig bijsturen als de gewenste ambities uit het Actieplan Jeugdwerkloosheid niet in voldoende mate worden behaald.

II Omvang bpv in BOL en BBL-trajecten
Voortgang ITS- onderzoek

Naar aanleiding van mijn toezegging tijdens het algemeen overleg over de onderwijstijd om te zullen bezien of een nadere urennorm voor de BBL nodig is, (TK 31048, pg. 3590), kan ik u als volgt berichten.

Ik verwacht in september uw Kamer hierover te kunnen berichten.

Deze maand wordt het eindrapport van het onderzoeksinstituut ITS verbonden aan de Radboud Universiteit Nijmegen opgeleverd. In dit rapport wordt beschreven hoeveel tijd bbl- en bol-studenten besteden aan de bpv. De

Pagina 3 van 8





uitkomsten van dit onderzoek worden de komende maanden met de MBO Raad, Onze referentie AOC Raad en Colo besproken. Dit betekent dat ik ook BVE/IenI/133415 in september zal terugkomen op mijn belofte om te bekijken hoe de verhouding school en bpv bij bol en bbl in de praktijk wordt ingevuld en om eventueel te

komen met voorstellen voor verbetering (TK 31 524, nr. 16).

Onderzoek 100% praktijk bbl-opleidingen
In het jaarwerkplan 2009 van de inspectie staat het onderzoek `Omvang praktijkdeel bbl-variant' gepland. Dit is een onderzoek naar de kwaliteit van het onderwijs bij bbl-opleidingen met een 100% bpv-component.(TK 27451, nr. 14). Dit onderzoek wordt niet uitgevoerd. Dit komt omdat de inspectie geen bbl- opleidingen met 100% bpv heeft aangetroffen tijdens de voorbereidingsfase van het onderzoek.

III Borging kwaliteit beroepspraktijkvorming
In het huidige beroepsonderwijs is de bpv dé voorbereiding om later als volwaardig en goed gekwalificeerd vakman of vakvrouw te kunnen participeren op de arbeidsmarkt. Het bedrijfsleven biedt dan ook mede bpv-plaatsen aan vanwege het belang van een goede personeelsvoorziening op korte en middellange termijn.

Voor een optimaal rendement van de bpv is het cruciaal dat mbo-instellingen, kenniscentra en bedrijfsleven gezamenlijk de begeleiding van de student rondom de bpv goed vormgeven. Uit onderzoek is gebleken dat het kwaliteitsniveau van deze begeleiding onvoldoende is. Weliswaar blijft sinds de invoering van de Web het kwaliteitsniveau van de bpv toenemen, uit de praktijk blijkt dat er nog te vaak knelpunten optreden.

Hieronder vindt u de belangrijkste conclusies uit twee rapporten over de kwaliteit van de bpv. Vervolgens schetst ik het vervolgtraject dat ik inmiddels al samen met de Mbo Raad, Colo, MKB Nederland en VNO-NCW heb ingezet.

Belangrijkste bevindingen inspectierapport
Volgens de inspectie blijkt uit de respons van de bevraagde mbo-instellingen, leerbedrijven en studenten dat de meeste studenten hun bpv van voldoende kwaliteit vinden. De kwaliteit van de bpv laat sinds de introductie van de nieuwe verantwoordelijkheidsverdeling in de Wet educatie en beroepsonderwijs (Web) een positieve ontwikkeling zien. Dit beeld komt volgens de inspectie overeen met de `toezichtbevindingen' van de afgelopen jaren. Desalniettemin neemt de inspectie ook hier en daar nog knelpunten waar met betrekking tot de inrichting en uitvoering van de bpv. Tevens komt het leer- en ontwikkelingspotentieel van de bpv volgens de inspectie nog niet volledig tot zijn recht.

In het rapport besteedt de inspectie verder specifieke aandacht aan het thema ongelijke behandeling. Het onderzoek signaleert mogelijke vormen van ongelijke behandeling van allochtone studenten door leerbedrijven. Volgens de inspectie zou hieraan in de erkenningsregelingen van de kenniscentra aandacht moeten worden besteed.

Het rapport van de inspectie vindt u als bijlage bij deze brief.

Pagina 4 van 8





Belangrijkste bevindingen MKB Nederland en VNO-NCW Onze referentie Door 54% van de bevraagde leerbedrijven wordt de samenwerking met de BVE/IenI/133415 desbetreffende mbo-instellingen als goed beoordeeld. Wel zijn er enkele knelpunten. Zo vinden de leerbedrijven dat het ontbreekt aan duidelijkheid over

de taakverdeling tussen leerbedrijven en mbo-scholen. Verder geven de leerbedrijven aan behoefte te hebben aan beter op de bpv voorbereide studenten en een intensievere begeleiding tijdens de bpv door de onderwijsinstelling. Daarnaast zouden de verschillen tussen de roc's de situatie voor leerbedrijven die met meer dan een leerbedrijf van doen hebben, niet goed werkbaar maken.

Meer informatie over het onderzoek van het MKB en VNO-NCW vindt u op www. mkb.nl.

De balans naar aanleiding van beide onderzoeken
De kwaliteit van de bpv is sinds de introductie van de nieuwe verantwoordelijkheidsverdeling in de Web verbeterd. Deze ontwikkeling wordt bevestigd door de toenemende tevredenheid van studenten over de bpv. Uit ODIN V (2008), het tevredenheidsonderzoek onder studenten, blijkt dat de tevredenheid over de bpv in het algemeen met 11% is toegenomen. Dit neemt echter niet weg dat zowel uit het onderzoek van de inspectie als dat van MKB Nederland en VNO-NCW blijkt dat op specifieke onderdelen van de bpv de kwaliteit verbeterd kan worden. Dit beeld sluit aan bij de resultaten uit het onderzoek `Beroepspraktijkvorming in het mbo' van de Algemene Rekenkamer1 en bij de JOB-klachtenanalyse bpv dat liep van1 september 2007 tot en met 1 september 2008.

Vervolgtraject
Op 12 mei jl. heb ik een bestuurlijk overleg gevoerd met de MBO Raad, Colo, MKB Nederland en VNO-NCW om te bezien op welke wijze de nog bestaande knelpunten rondom de bpv doeltreffend kunnen worden aangepakt. Mijn gevoel van urgentie om de nodige verbeteringen in de organisatie en communicatie aan te brengen, werd gedeeld door alle partijen.

De bestuurlijke afspraken die ik met voornoemde partijen heb gemaakt, zijn bevredigend. Ik heb met voornoemde partijen afgesproken dat de eindopbrengst van het vervolgtraject goede harde gedragsregels voor alle bij de bpv betrokken partijen op de werkvloer moeten zijn. Om dat laatste te realiseren heb ik de volgende bestuurlijke afspraken, tezamen de `BPV Kwaliteitsagenda', gemaakt: :
· Er komt een bpv-protocol met bindende afspraken voor alle betrokken partijen. Deze afspraken gaan over de voorbereiding- en matching, begeleiding en samenwerking tijdens de bpv en de beoordeling van de bpv.

· De bedrijfstakgroepen van de MBO Raad en branches gaan het bpv- protocol omzetten naar een sectorale aanpak van de bpv. Dit doen ze met ondersteuning van de kenniscentra.

· Voor een goede regionale `vertaalslag' van het bpv-protocol en de sectorale afspraken gaan de branches beter samenwerken met het


1 TK 31 368, nr. 1-2.

Pagina 5 van 8





regionale bedrijfsleven. Hiermee komen er ook in de regio duidelijke Onze referentie aanspreekpunten op het gebied van de bpv voor de onderwijsinstellingen BVE/IenI/133415 de student het leerbedrijf en de onderwijsinstelling.
· De MBO raad, MKB Nederland, VNO-NCW, Colo en het ministerie van OCW

kijken of deze aanpak tot de gewenste effecten op regionaal niveau leidt. Zij doen dit door middel van een (tweejaarlijkse) bpv-monitor onder leerbedrijven.

De betrokken partijen hebben het bpv-protocol ook met hun achterban afgestemd (mbo-instellingen, branches en de 17 kenniscentra). Ik ga er de komende tijd scherp op letten dat het bpv-protocol omgezet wordt in goed werkende, uniformerende sectorale afspraken. Het is van belang dat partijen daarbij zorgen voor voldoende ruimte voor maatwerk, zodat de onderwijsinstellingen goed kunnen inspelen op de behoeften aan begeleiding van individuele leerbedrijven en studenten in hun regio.

Inmiddels is de eerste fase van de `BPV Kwaliteitsagenda' voortvarend afgerond. Meer informatie over de concrete afspraken vindt u in het bpv-protocol dat als bijlage bij deze brief zit.

Ik heb er samen met betrokken partijen alle vertrouwen in dat het bpv-protocol de gewenste kwaliteitsverbetering zal opleveren. Dit vertrouwen wordt nog eens versterkt doordat partijen zich hebben gecommitteerd aan een vervolgtraject dat met de nodige garanties is omkleed. Alle betrokken partijen gaan zorgen dat hun achterban goed wordt geïnformeerd over het bpv-protocool. Samen met betrokken partijen ga ik de ontwikkelingen op de werkvloer goed volgen, om tijdig bij te kunnen sturen als dat nodig is. Zo zal op initiatief van de door mij aangestelde programmamanager `ondersteuning leerbedrijven' één keer per half jaar overleg plaatsvinden tussen MBO Raad, Colo, MKB Nederland, VNO-NCW en mijn ministerie over de voortgang van de `Kwaliteitsagenda BPV' Tijdens dat overleg wordt ook gekeken of de kwaliteit inderdaad verbeterd is. Ook in het kader van voornoemde monitor houd ik nauwlettend in de gaten of onze aanpak werkt.

Ongeoorloofde ongelijke behandeling van allochtone studenten Voor wat betreft de bevindingen van de inspectie met betrekking tot de mogelijke ongeoorloofde ongelijke behandeling van allochtone mbo- studenten, begrijp ik dat de kenniscentra de erkenning intrekken van een bedrijf waarbij dit in rechte wordt aangetoond. In de erkenningscriteria van de kenniscentra is namelijk al opgenomen dat sprake moet zijn van een veilige (leer)omgeving in het leerbedrijf.

Ik vind dit zo'n serieuze kwestie dat ik in mijn bestuurlijke overleggen met Colo hiervoor nog eens specifiek de aandacht zal vragen. De kenniscentra moeten hierop in de dagelijkse praktijk alert zijn. Ook zal ik hiervoor in mijn contacten met het bedrijfsleven de nodige aandacht vragen. Ten slotte ga ik in overleg met JOB en de MBO Raad bekijken of in de voorlichting aan de mbo-studenten uitgebreider aandacht kan worden besteed aan ongelijke behandeling. En dan vooral aan de (juridische) mogelijkheden die een student heeft als hij of zij te maken krijgt met ongelijke behandeling.

Pagina 6 van 8





Maatregelen om de kwaliteit van de bpv te verbeteren Onze referentie In het bpv-protocol is door betrokken partijen afgesproken dat een nog nader op BVE/IenI/133415 te richten werkgroep een goed handzaam model als bijlage bij de bpv- overeenkomst gaat ontwikkelen. Het is de bedoeling dat dit model zoveel mogelijk

wordt geënt op de afspraken uit het bpv-protocol. Voor elk bpv-traject moeten namelijk voortaan goede afspraken worden gemaakt tussen de onderwijsinstelling, het leerbedrijf en de student. Deze afspraken dienen in ieder geval te gaan over de leerdoelen, de vorm en frequentie van de begeleiding en de beoordeling van de bpv.

Op 10 juni 2009 wordt de website www.stagemarkt.nl gelanceerd. Deze website van de kenniscentra is gevuld met de bedrijfsprofielen van alle erkende leerbedrijven (ca. 200.000 leerbedrijven die gezamenlijk ruim 400.000 bpv- plaatsen aanbieden) waardoor een student veel bewuster kan kiezen voor een bepaald leerbedrijf. Ook kan de mbo-instelling voortaan alle stadia van de matching tussen student en leerbedrijf intensief volgen en tijdig ingrijpen als de matching niet naar behoren verloopt. Verder komt er een meldpunt bij de onderwijsinstelling waar het leerbedrijf en de student terecht kunnen voor klachten over de bpv.

Ook loopt het programma Ondersteuning Leerbedrijven tot en met 2010 door. Dit programma levert een belangrijke bijdrage aan het beter samenwerken tussen onderwijsinstellingen en leerbedrijven op diverse niveaus. Het programma richt zich onder andere op de verbetering van de ondersteuning van de leerbedrijven door de kenniscentra. Ook worden bestaande best practices van samenwerking tussen het regionaal bedrijfsleven, de onderwijsinstellingen en kenniscentra breder verspreid. Meer informatie over dit programma vindt u in de `Strategische agenda voor beroepsonderwijs en volwasseneducatie 2008 ­ 2011'.

Toezicht op de bpv
Ik acht een goed toezicht komt op naleving van de wettelijke taken van de onderwijsinstellingen en kenniscentra op het gebied van de bpv onontbeerlijk. In het geïntegreerde toezichtkader voor het onderwijs- en het examentoezicht voor 2009 is de bpv opgenomen als een afzonderlijke kwaliteitsindicator bij de beoordeling van het leerproces. Hierdoor weegt de kwaliteit van de bpv zwaarder mee in de beoordeling van het onderwijsproces dan het afgelopen jaar het geval was. Ook is voorzien in toezicht op de kwaliteit van de examinering van dat deel van het kwalificatiedossier dat tijdens de bpv geleerd wordt. Voor een vollediger beeld over de inhoud van dit toezichtkader verwijs ik nu naar mijn brief van 12 februari 2009 (TK 27 451, 105).

Daarnaast wil ik u laten weten dat Colo en de inspectie een set met indicatoren ontwikkelen voor de beoordeling van de kwaliteit van de wettelijke taakuitoefening van de kenniscentra op het gebied van de bpv. In de toekomst gaan de kenniscentra aan de hand van deze indicatoren in hun jaarverslagen ­ als onderdeel van het toekomstig geïntegreerd jaardocument ­ rapporteren over de ondersteuning die zij bieden aan de leerbedrijven. Momenteel wordt er een wetsvoorstel voorbereid om dit regelen.

Pagina 7 van 8





Ik heb er alle vertrouwen in dat onze gezamenlijke aanpak rondom de bpv ervoor Onze referentie zorgt dat alle partijen op de werkvloer zich maximaal zullen inzetten om de bpv te BVE/IenI/133415 laten slagen.

de staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

Marja van Bijsterveldt-Vliegenthart

Pagina 8 van 8