1 1
> Retouradres: Postbus 20901, 2500 EX Den Haag
De voorzitter van de Tweede Kamer Plesmanweg 1-6
der Staten-Generaal 2597 JG Den Haag
Binnenhof 4 Postbus 20901
2500 EX Den Haag
2513 AA DEN HAAG T 070 351 61 71
F 070 351 78 95
Contactpersoon
---
T -
Ons kenmerk
RWS SDG
prod2009/744/79224
Datum 1 juli 2009 Uw kenmerk
---
Onderwerp Commissievragen
Bijlage(n)
---
Geachte voorzitter,
Hiermee beantwoord ik, mede namens de minister van Onderwijs, Cultuur en
Wetenschap, de vragen die uw vaste commissie van Verkeer en Waterstaat heeft
gesteld over VGR15 Zandmaas en Grensmaas.
1. Zijn er al ramingen beschikbaar voor de, ten gevolge van de invoering van
het Nieuwe Besluit Rijksrivieren te verwachten, planschadeclaims bij de
projecten Zandmaas en Grensmaas? Zo ja, kunt u de Kamer die ramingen
doen toekomen?
1. Nee, er zijn nog geen ramingen beschikbaar, aangezien er op dit moment
niets bekend is over eventuele planschadeclaims bij de projecten Zandmaas
en Grensmaas, ten gevolge van de herziening van het Besluit rijksrivieren.
2. Welk bedrag is gereserveerd voor eventuele compensatie van schadelijdende
partijen bij het project Peilopzet stuwpand Sambeek? Wat is de huidige
raming op basis van het feit dat er zich slechts vijf partijen hebben gemeld?
2. Binnen de scope Zandmaas is een bedrag van circa 5 mln opgenomen voor
vergoeding van schade als gevolg van de peilopzet in het stuwpand Sambeek.
De raming van circa 5 mln is onveranderd en is gebaseerd op de omvang
van de mogelijke schade. Deze raming is dus niet louter gerelateerd aan het
aantal partijen dat zich meldt. De vijf partijen hebben zich overigens gemeld
in kader van de zogenaamde proactieve benadering door Rijkswaterstaat
Maaswerken. Het is niet uitgesloten dat zich nog andere partijen melden met
schade.
3. Kunnen de 25 partijen die mogelijk schade lijden van de peilopzet stuwpand
Sambeek, maar die zich nog niet gemeld hebben, geen aanspraak meer
maken op eventuele regelingen?
3. Iedere belanghebbende, dus ook de overige 25 partijen, kan in een latere
fase nog een beroep doen op de Regeling nadeelcompensatie Verkeer en
Waterstaat 1999.
a
Pagina 1 van 9
3. Iedere belanghebbende, dus ook de overige 25 partijen, kan in een latere
Ons kenmerk
fase nog een beroep doen op de Regeling nadeelcompensatie Verkeer en RWS SDG
Waterstaat 1999. prod2009/744/79224
4. Was Kampergeul B.V., voordat ze haar schriftelijke verklaring afgaf over de
zelfrealisatie van de hoogwatergeul Well-Aijen, ingelicht over het voornemen
van de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (OCW) om het gebied
van de hoogwatergeul als archeologisch monument aan te wijzen? Zo ja,
wanneer dan? Zo nee, waarom niet?
4. Kampergeul B.V. is reeds sinds geruime tijd op de hoogte van het feit dat de
betrokken overheden (Rijk en provincie) de hoogwatergeul Well-Aijen zien als
archeologisch waardevol gebied.
Het beschermingsvoornemen van de minister van OCW is op 4 februari 2009
schriftelijk aan Kampergeul B.V. kenbaar gemaakt. Een eerdere aankondiging
van dit voornemen heeft niet plaatsgevonden. De te volgen procedure
voorziet in de nodige waarborgen voor Kampergeul BV om zijn zienswijze
kenbaar te maken.
5. Hoe heeft Kampergeul B.V. gereageerd op het voornemen om het gebied van
de hoogwatergeul als archeologisch monument aan te wijzen?
5. Kampergeul B.V. heeft richting Rijkswaterstaat Maaswerken aangegeven "niet
gelukkig" te zijn met de voorgenomen aanwijzing tot archeologisch
monument. Kampergeul B.V. vreest vertraging van het project te zullen
ondervinden.
6. Kan het aanwijzen van de hoogwatergeul Well-Aijen als archeologisch
monument consequenties hebben voor de uitvoering van het project of voor
de uitvoerder van het project? Zo ja, kunt u deze in kaart brengen en daarbij
aangeven in hoeverre deze consequenties voor de zelfrealisator positief dan
wel negatief kunnen uitwerken?
6. Ja, die consequenties zijn er. Een rechtsgevolg van de start van de
aanwijzingsprocedure is dat voor werkzaamheden in het terrein van de
hoogwatergeul een monumentvergunning moet worden aangevraagd bij de
minister van OCW. Aan een dergelijke vergunning kan het voorschrift van het
uitvoeren van een opgraving worden verbonden.
De Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed heeft de ervaring en de verwachting
dat een dergelijke vergunning binnen enkele maanden na aanvraag kan
worden verleend. In mijn brief van 7 april 2009 heb ik al aangegeven dat
volgens de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed de aanwijzing geen
belemmering en/of vertraging van de realisatie van de hoogwatergeul hoeft
op te leveren. Of een en ander daadwerkelijk zal leiden tot vertraging of
belemmering van de werkzaamheden zal vooral afhangen van de te bereiken
overeenstemming tussen de betrokken overheden (Rijksdienst voor het
Cultureel Erfgoed, Provincie Limburg) en Kampergeul B.V. over onder andere
de financiering, de planning, de duur en volgorde van de werkzaamheden.
Pagina 2 van 9
6. Ja, die consequenties zijn er. Een rechtsgevolg van de start van de
Ons kenmerk
aanwijzingsprocedure is dat voor werkzaamheden in het terrein van de RWS SDG
hoogwatergeul een monumentvergunning moet worden aangevraagd bij de prod2009/744/79224
minister van OCW. Aan een dergelijke vergunning kan het voorschrift van het
uitvoeren van een opgraving worden verbonden.
De Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed heeft de ervaring en de verwachting
dat een dergelijke vergunning binnen enkele maanden na aanvraag kan
worden verleend. In mijn brief van 7 april 2009 heb ik al aangegeven dat
volgens de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed de aanwijzing geen
belemmering en/of vertraging van de realisatie van de hoogwatergeul hoeft
op te leveren. Of een en ander daadwerkelijk zal leiden tot vertraging of
belemmering van de werkzaamheden zal vooral afhangen van de te bereiken
overeenstemming tussen de betrokken overheden (Rijksdienst voor het
Cultureel Erfgoed, Provincie Limburg) en Kampergeul B.V. over onder andere
de financiering, de planning, de duur en volgorde van de werkzaamheden.
7. Welke uitgaven zijn tot nu toe, vanwege het Europees Verdrag inzake de
Bescherming van het Archeologisch Erfgoed (Verdrag van Malta), in het kader
van waterbouwkundige werken in Nederland gedaan voor archeologisch
onderzoek en welke uitgaven voorziet u in dit kader in de komende jaren?
7. Op basis van het Verdrag van Malta is de zogenaamde `bodemverstoorder'
verplicht tot het dragen van alle noodzakelijke kosten. In het tussen RWS en
Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed gesloten convenant met betrekking tot
de uitvoeringspraktijk van Rijkswaterstaat is afgesproken dat RWS bij
aanlegprojecten 1% van de totale bouwkosten voor archeologische onderzoek
reserveert en bij beheer- en onderhoudprojecten 1% van de projectkosten.
Ik kan op dit moment niet aangeven wat tot nu toe exact is uitgegeven aan
archeologie in het kader van waterbouwkundige werken als gevolg van het
Verdrag van Malta of hoe die uitgaven zich de komende jaren zullen
ontwikkelen. In het kader van Maaswerken is tot nu toe overigens circa 9
mln aan archeologie uitgegeven. Overall komt RWS met de reservering van
1% tot nu toe uit. Ik heb geen reden te veronderstellen dat dit in de toekomst
anders zal zijn.
8. Wie maakt de afweging inzake de noodzaak en/of wenselijkheid van
archeologisch onderzoek in het kader van waterbouwkundige werken? Is in
het ons omringende buitenland een gelijke aanpak aan de orde?
8. Dat hangt af van de vraag welke overheid de rol van bevoegd gezag heeft ten
aanzien van de uitvoering van het werk. Bij wettelijk beschermde
archeologische monumenten is de Minister van OCW het bevoegd gezag en
vergunningverlener. In andere gevallen is de gemeente of de provincie het
bevoegd gezag inzake archeologie. In het geval van de hoogwatergeul Well-
Aijen heeft naast het Rijk ook de provincie een positie. Via de
ontgrondingvergunning heeft de provincie noodzaak van een opgraving
Pagina 3 van 9
8. Dat hangt af van de vraag welke overheid de rol van bevoegd gezag heeft ten
Ons kenmerk
aanzien van de uitvoering van het werk. Bij wettelijk beschermde RWS SDG
archeologische monumenten is de Minister van OCW het bevoegd gezag en prod2009/744/79224
vergunningverlener. In andere gevallen is de gemeente of de provincie het
bevoegd gezag inzake archeologie. In het geval van de hoogwatergeul Well-
Aijen heeft naast het Rijk ook de provincie een positie. Via de
ontgrondingvergunning heeft de provincie noodzaak van een opgraving
vastgelegd
Net als de meeste landen in Europa zijn ook de ons omringende landen
toegetreden tot het Verdrag van Malta. Er zijn uiteraard verschillen in de
wijze van implementatie van het verdrag, maar in alle gevallen is voorzien in
een regeling om bij grote infrastructurele projecten noodzakelijke
opgravingen te kunnen uitvoeren.
9. Hoe vaak moet in het kader van het Verdrag van Malta hetzelfde onderzocht
worden?
9. In het kader van het Verdrag van Malta hoeft niet steeds hetzelfde onderzocht
te worden. Het verdrag kent een dergelijke verplichting niet. Wanneer er
bijvoorbeeld als gevolg van eerder bureau- of veldonderzoek- van een
bepaald gebied al archeologische gegevens bekend zijn dan mogen deze
gegevens uiteraard opnieuw worden gebruikt
Door middel van een opgraving wordt bodemarchief (gecontroleerd)
vernietigd. In dat geval is het niet mogelijk een vindplaats nogmaals te
onderzoeken.
10. Kunnen de kosten van het archeologisch onderzoek bij waterbouwkundige
werken worden beperkt? Zo ja, welke oplossingsrichtingen ziet u voor het
waarborgen van de uitvoerbaarheid van deze projecten in relatie tot kosten
die noodzakelijk zijn, maar onevenredig zwaar op het exploitatiebudget van
projecten drukken?
10. Door het inzetten van slimme methoden en technieken en door het efficiënt
gebruiken van bestaande data, is het wellicht mogelijk te besparen op de
kosten van bureau- en inventariserend vooronderzoek. Voorts kunnen de
kosten worden beperkt door vindplaatsen in de planvorming zoveel mogelijk
te ontzien (behoud in situ) en door selectie van vindplaatsen (niet alles is het
waard om opgegraven te worden).
Bij de implementatie van het Verdrag van Malta is voorzien in een
bijdrageregeling voor mogelijk excessieve kosten (Besluit op de
archeologische monumentenzorg). Tot slot wijs ik op de mogelijkheid voor
een schadevergoeding in verband met de een beslissing op een aanvraag
voor een monumentenvergunning (artikel 22 Monumentenwet 1988).
11. Heeft u contact met de minister van OCW over de problematiek van
archeologisch onderzoek bij waterbouwkundige werken?
Pagina 4 van 9
11. Heeft u contact met de minister van OCW over de problematiek van
Ons kenmerk
archeologisch onderzoek bij waterbouwkundige werken? RWS SDG
prod2009/744/79224
11. Rijkswaterstaat en de Rijksdienst voor Cultureel Erfgoed hebben al meer dan
twintig jaar een samenwerkingsovereenkomst ten aanzien van de omgang
met het archeologisch erfgoed. Bij voorbereiding en uitvoering van projecten
wordt intensief tussen deze diensten samengewerkt. Ook buiten concrete
projecten om, zijn er regelmatig contacten tussen RWS en de Rijksdienst voor
Cultureel Erfgoed.
12. Hoeveel bedragen de inkomsten die Kampergeul B.V. tegemoet kan zien bij
de realisatie van de hoogwatergeul Well-Aijen (die uiteindelijk hebben geleid
tot een positieve business case)?
12. De hoogwatergeul Well-Aijen wordt uitgevoerd op basis van zelfrealisatie. Dit
betekent dat Kampergeul B.V. als grondeigenaar dit project hoogwatergeul
Well-Aijen volledig voor eigen rekening en risico realiseert. Ik heb geen
inzicht in de business case van Kampergeul BV en de daaruit voor
Kampergeul BV voortvloeiende inkomsten en uitgaven.
13. Waarom wilt u een eenmalige bijdrage van 15 miljoen toekennen aan de
provincie Limburg voor gebiedsgerichte ontwikkeling, in plaats van dat geld te
gebruiken voor mogelijke tegenvallers elders in het project Zandmaas?
13. Bij de vaststelling van het Tracébesluit in 2002 had ik voorzien dat er een
risico bestond dat het project hoogwatergeul Well-Aijen niet op basis van
zelfrealisatie door de grondeigenaar zou worden gerealiseerd. Om in dat geval
de realisatie van dat project zelf ter hand te kunnen nemen, is in het
projectbudget Zandmaas een risicoreservering opgenomen. Nu de
zelfrealisator heeft verklaard de realisatie van de hoogwatergeul ter hand te
nemen en af te ronden binnen de in de overeenkomst van 7 juni 2006
bepaalde termijnen, valt deze voorziening vrij en heb ik er voor gekozen het
bedrag te bestemmen voor gebiedsgerichte ontwikkeling. Gelet op de actuele
ramingen en het risicoprofiel is het resterende budget van de post onvoorzien
toereikend voor deze fase van het project.
14. Indien er niet was gekozen voor een zelfrealisator bij het project
hoogwatergeul Well-Aijen, had de uitvoerende overheid dan dezelfde
opbrengsten tegemoet kunnen zien als nu het geval is voor de zelfrealisator?
Zo nee, is het toewijzen van een eenmalige bijdrage van 15 miljoen aan de
provincie Limburg als gevolg van de besparing door de zelfrealisatie van de
hoogwatergeul dan wel te onderbouwen en hoe dan?
14. Er is geen sprake geweest van een keuze voor zelfrealisatie. Het was immers
bekend dat Kampergeul B.V., als eigenaar van een aanzienlijk deel van de
gronden in het gebied van de hoogwatergeul, mogelijk een succesvol beroep
zou kunnen doen op het beginsel van zelfrealisatie.
Het recht van zelfrealisatie volgt uit jurisprudentie over onteigeningen en
houdt in dat een grondeigenaar in beginsel onteigening van zijn gronden kan
afwenden indien hij bereid en in staat is om het project (waarvoor de
Pagina 5 van 9
14. Er is geen sprake geweest van een keuze voor zelfrealisatie. Het was immers
Ons kenmerk
bekend dat Kampergeul B.V., als eigenaar van een aanzienlijk deel van de RWS SDG
gronden in het gebied van de hoogwatergeul, mogelijk een succesvol beroep prod2009/744/79224
zou kunnen doen op het beginsel van zelfrealisatie.
Het recht van zelfrealisatie volgt uit jurisprudentie over onteigeningen en
houdt in dat een grondeigenaar in beginsel onteigening van zijn gronden kan
afwenden indien hij bereid en in staat is om het project (waarvoor de
onteigening wordt ingezet) zelf te realiseren. Omdat destijds de inschatting is
gemaakt dat Kampergeul B.V. een succesvol beroep op zelfrealisatie zou
kunnen doen en daarmee dus onteigening door de overheid af zou kunnen
wenden- is besloten Kampergeul de gelegenheid te bieden om het project zelf
uit te voeren. Dit heeft uiteindelijk geleid tot een overeenkomst tussen de
Staat en Kampergeul BV en de schriftelijke verklaring van Kampergeul d.d.
29 januari 2009.
De zelfrealisator realiseert de hoogwatergeul als onderdeel van het bredere
gebiedplan Maaspark Well. De delfstoffenwinning dient ter financiering van dit
bredere gebiedsplan. Ik weet niet van welke opbrengsten als gevolg van
delfstoffenwinning de zelfrealisator daarbij is uitgegaan (zie ook het antwoord
op vraag 12).
Indien ik de hoogwatergeul Well-Aijen in eigen beheer had moeten realiseren
zou dit circa 15 mln aan uitgaven met zich mee hebben gebracht voor het
Rijk en zou er vermoedelijk geen gecombineerde uitvoering met Maaspark
Well hebben plaatsgevonden. Het maximaliseren van de opbrengsten van de
delfstoffenwinning zou immers voor mij geen prioriteit zijn. De uitgaven voor
grondverzet ten behoeve van enkel de realisatie van de hoogwatergeul waren
in dat geval niet of slechts in zeer beperkte mate gecompenseerd door
inkomsten uit het vermarkten van delfstoffen.
15. In hoeverre kan gesproken worden van een besparing door zelfrealisatie van
de hoogwatergeul Well-Aijen nu de 15 miljoen, die daardoor bespaard
wordt, alsnog bij de provincie Limburg terechtkomt als bijdrage voor
gebiedsgerichte ontwikkeling?
15. Doordat de hoogwatergeul op basis van zelfrealisatie gerealiseerd wordt, kan
zonder dat hiervoor vanuit het Rijk extra middelen vrijgemaakt hoeven te
worden, per saldo extra ruimtelijke meerwaarde worden gecreëerd.
16. Mag de provincie Limburg de 15 miljoen voor gebiedsgerichte ontwikkeling
naar eigen goeddunken besteden of worden daar voorwaarden aan
verbonden?
16. Er is in zoverre sprake van een voorwaarde dat Kampergeul B.V. richting mij
zou verklaren de realisatie van het project hoogwatergeul Well-Aijen ter hand
te nemen en af te ronden binnen de, in de met Kampergeul gesloten
overeenkomst van 7 juni 2006, bepaalde termijnen.
17. Hoe denkt u te kunnen garanderen dat het project hoogwatergeul Well-Aijen
eind 2015 daadwerkelijk gerealiseerd zal zijn, op een voor de overheid
budgettair neutrale wijze?
Pagina 6 van 9
17. Hoe denkt u te kunnen garanderen dat het project hoogwatergeul Well-Aijen
Ons kenmerk
eind 2015 daadwerkelijk gerealiseerd zal zijn, op een voor de overheid RWS SDG
budgettair neutrale wijze? prod2009/744/79224
17. De tijdige realisatie (uiterlijk eind 2015) is een afspraak die juridisch
verankerd is in de overeenkomst tussen de Staat en Kampergeul B.V. d.d.
7 juni 2006 in zake de zelfrealisatie (op een voor de overheid budgettair
neutrale wijze) van het project. Kampergeul B.V. heeft daarnaast bij brief van
29 januari 2009 nogmaals bevestigd "er voor in te staan dat de realisatie van
de Hoogwatergeul Well-Aijen conform de tussen ons gesloten overeenkomst
zal worden gerealiseerd".
18. Kunt u het toegenomen risico dat de natuurdoelstellingen voor het project
Zandmaas (in het gebied Heukelomse beek en de nevengeulen) niet worden
gehaald, kwantificeren?
18. Voor het behalen van de natuurdoelstelling in de Zandmaas dienen 556
hectares natuur (waarvan 156 ha voor de Heukelomse beek en 129 ha voor
de nevengeulen), aangevuld met 60 hectares natuurcompensatie,
gerealiseerd te worden. Zoals bekend is er bij het opstellen van het
Provinciaal Omgevingsplan Limburg (POL) Aanvulling Zandmaas in 2002, door
de Provinciale Staten van Limburg voor gekozen om de natuurdoelstelling in
de nevengeulen op basis van vrijwillige verwerving te realiseren. Onteigening
van deze gronden is zonder aanpassing van de planologische kaders derhalve
niet mogelijk. Op basis van de huidige inzichten is de verwachting dat
ongeveer de helft van het aantal te realiseren hectares in het gebied van de
Heukelomse beek en de nevengeulen mogelijk niet tijdig zal kunnen worden
aangekocht.
Momenteel bezie ik samen met het ministerie van Landbouw, Natuur en
Voedselkwaliteit, de provincie Limburg en de landbouwsector de omvang van
het probleem en waar de oplossingsmogelijkheden liggen.
19. Wat zijn de resultaten van het overleg met de landbouwsector, het ministerie
van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit en de provincie Limburg over de
realisatie van de natuurdoelstellingen voor het project Zandmaas?
19. Er wordt door alle betrokken partijen onderkend dat op basis van het huidige
kader voor de verwerving de realisatie van de natuurdoelstelling Zandmaas
lastig is. Er worden op dit moment concrete voorstellen uitgewerkt om de
doelstelling geheel te kunnen realiseren. Ik zal op korte termijn hierover in
samenspraak met het ministerie van LNV en de provincie Limburg een besluit
nemen. Ik verwacht hierover uiterlijk in VGR 17 te kunnen rapporteren.
20. Wie is er verantwoordelijk voor de vertraging in de realisatie van de
natuurdoelstellingen voor het project Zandmaas en voor eventuele extra
benodigde uitgaven om deze doelstellingen toch te realiseren?
20. De oorzaak van de vertraging ligt vooral in het feit dat de grondverwerving in
de nevengeulen is gebaseerd op vrijwillig verkoop door de eigenaren. Dit is
vastgelegd in het Provinciaal Omgevingsplan Limburg (POL). Het POL is
vastgesteld door de Provinciale Staten van Limburg.
Pagina 7 van 9
20. De oorzaak van de vertraging ligt vooral in het feit dat de grondverwerving in
Ons kenmerk
de nevengeulen is gebaseerd op vrijwillig verkoop door de eigenaren. Dit is RWS SDG
vastgelegd in het Provinciaal Omgevingsplan Limburg (POL). Het POL is prod2009/744/79224
vastgesteld door de Provinciale Staten van Limburg.
Over de financiering en kostenverdeling van de grondverwerving zijn in het
verleden afspraken gemaakt tussen V&W, LNV en provincie Limburg. Indien
er overhoopt extra uitgaven voor grondverwerving nodig zijn om de
natuurdoelstelling in de Zandmaas te realiseren dan komen deze kosten in lijn
met de gemaakte afspraken voor wat betreft de nevengeulen voor rekening
van LNV. Voor wat betreft de Heukelomse beek geldt dat 75% van de (extra)
kosten voor rekening komt van LNV en 25% van de (extra) kosten gedragen
zal worden door V&W.
21. Welke versnellingsmogelijkheden hebben de betrokken partijen van het
Consortium Grensmaas voor ogen om de opgelopen vertraging in het project
Grensmaas in te lopen en zijn daar extra kosten aan verbonden? Zo ja, hoe
hoog zijn deze extra kosten en wie is daar financieel verantwoordelijk voor?
21. Het project Grensmaas wordt uitgevoerd op basis van zelfrealisatie. Dit
betekent dat het Consortium Grensmaas B.V. het project voor eigen rekening
en risico realiseert. De einddata van het project zijn onderdeel van de
contractuele afspraken tussen de Overheid en het Consortium Grensmaas BV.
Het Consortium Grensmaas is dus gehouden het project Grensmaas uiterlijk
af te ronden op de overeengekomen data. Behoudens die gevallen waarbij
eventuele vertraging rechtstreeks is te wijten aan doen of nalaten van de
overheid, is het Consortium Grensmaas (financieel) dus ook steeds
verantwoordelijk voor de te nemen versnellingsmaatregelen.
Op dit moment worden door het Consortium Grensmaas verschillende
versnellingsmogelijkheden verkend en beoordeeld op hun effectiviteit binnen
de randvoorwaarden van het contract. Deze versnellingsmogelijkheden
hebben grotendeels betrekking op de werkzaamheden die op de locatie
Koeweide uitgevoerd gaan worden. De start van de uitvoering op de locatie
Koeweide staat overigens pas gepland na 2012. Welke
versnellingsmaatregelen het Consortium Grensmaas exact voor ogen staan is
mij evenals de daarmee gemoeide kosten- op dit moment onbekend.
Overigens heeft het Consortium mij inmiddels medegedeeld reeds een deel
van de vertraging te hebben ingelopen.
22. Wat is de huidige stand van zaken met betrekking tot het overleg met het
Consortium Grensmaas over de `tegenvallende invloeden' bij het project
Grensmaas en over de eventuele aanpassing van de organisatiestructuur van
het Consortium?
22. De convenantpartners (de provincie Limburg, het ministerie van LNV en het
ministerie van VenW) zijn op dit moment nog op directieniveau- in overleg
met het Consortium Grensmaas. Inzet van dit overleg is te komen tot
afspraken over de definitie van `tegenvallende invloeden', of te wel aan welke
voorwaarden wordt een melding van het Consortium Grensmaas getoetst op
zijn ontvankelijkheid.
Pagina 8 van 9
22. De convenantpartners (de provincie Limburg, het ministerie van LNV en het
Ons kenmerk
ministerie van VenW) zijn op dit moment nog op directieniveau- in overleg RWS SDG
met het Consortium Grensmaas. Inzet van dit overleg is te komen tot prod2009/744/79224
afspraken over de definitie van `tegenvallende invloeden', of te wel aan welke
voorwaarden wordt een melding van het Consortium Grensmaas getoetst op
zijn ontvankelijkheid.
Met betrekking tot de voorgenomen aanpassing van de organisatiestructuur
van het Consortium Grensmaas wordt een aantal opties bekeken die de
contractuele verhaalspositie van de overheid kunnen zekerstellen. De optie
om de partijen verbonden aan de nieuwe organisatiestructuur mede het
contract te laten ondertekenen is door het Consortium in principe positief
ontvangen. Het Consortium Grensmaas zal dit voorleggen aan haar
achterban.
23. Wat bedoelt u met `scope sluitstukkaden' en wanneer verwacht u daar meer
duidelijkheid over te kunnen geven en de Kamer daarover te informeren?
23. De sluitstukkaden zijn de kaden die naar afronding van de stedelijke kaden en
rivierverruimende maatregelen nog aangelegd c.q. verhoogd moeten worden
om de toegezegde hoogwaterbescherming in het plangebied van de
Maaswerken te realiseren.
Op basis van een gezamenlijk met de regionale partijen uitgevoerd onderzoek
blijkt dat op grond van actuele inzichten en regelgeving meer kaden versterkt
en aangelegd moeten worden om de doelstelling te realiseren dan nu is
opgenomen in de scope van het project Maaswerken.
Momenteel ben ik met regionale partijen volop in overleg over de wijze
waarop zo snel mogelijk voorzien kan worden in de toegezegde
hoogwaterbescherming. Naar verwachting kan ik u in de aanbiedingsbrief bij
de volgende VGR (VGR 16) hierover meer duidelijkheid geven.
24. Hoe groot is deel van de kaden in het Maasdal dat naar uw verwachting zal
worden afgekeurd in het kader van de derde ronde toetsing primaire
waterkeringen, en betreft het hier vooral kaden waarvoor bij de tweede ronde
niet vast te stellen was of ze aan de norm voldeden?
24. Op basis van de informatie die gebruikt is bij het gezamenlijk met de
regionale partijen uitgevoerd onderzoek Sluitstukkaden, ga ik ervan uit dat
een aanzienlijk deel van de medio jaren '90 aangelegde kaden in het Maasdal
zal worden afgekeurd.
In de tweede toetsronde zijn de Limburgse Maaskaden niet getoetst. De reden
hiervoor is dat de Wet op de Waterkering pas sinds 2005 van toepassing is op
de Limburgse Maaskaden. Dit betekent dat bij de derde (landelijke) ronde
toetsing primaire waterkeringen de Limburgse Maaskaden voor het eerst
formeel worden getoetst.
Pagina 9 van 9
25. Welke aanpassingen zijn er vereist om tot een andere aanpak van de
Ons kenmerk
financiering van de projecten Zandmaas en Grensmaas te komen, zoals de RWS SDG
proactieve programmatische aanpak voorgesteld door de Deltacommissie? prod2009/744/79224
Welke stappen zijn daartoe al ondernomen?
25. Naar mijn mening is een andere aanpak van de financiering van de
projecten Zandmaas en Grensmaas niet nodig, aangezien reeds in de
financiering is voorzien.
Hoogachtend,
DE STAATSSECRETARIS VAN VERKEER EN WATERSTAAT,
J.C. Huizinga-Heringa
Pagina 10 van 9
Ministerie van Verkeer en Waterstaat